Moerasjaan
Het is nog moeilijk te ontlopen, dat lithium.
Maar vaderke Carolus, Wütmer dan, de nieuwe bakker, niet de ouwe, vader Pilchard, die alles liefst mechanisch doet, met de blote vuist, nee Wütmer, de geweldloze zoon, Wuut doet tegenwoordig alle drie Carolusbakkerijen laten voortdraaien zonder ook maar 1 gram van dat vermaledijde lithium te importeren.
Hij draait gewoon weer op de ouwe machines, de machines van Pepee.
“Voorlopig nog geen enkel probleem," zegt Wütmer.
“Dat gezeik over die Chinezen altijd..” durft hij er soms onhoorbaar achteraan te mompelen.
"De klanten moeten tegen mij niet zagen dat de Chinezen voor de deur staan. Ik doe mijn best. Ik ben tegen lithium. Ze weten dat van mij. Bij mij komen ze van zover niet chinezen."
Soms trekt hij de broek op. “Er is geen ceintuur die de beleefdheid heeft om mij deftig te willen passen,” peist hij treurig.
Wütmer is otaku, als een Japanse man met een Peter Pancomplex. Schouw van verantwoordelijheid. Bang om verkeerd te doen. Parano op negatieve pers op straat en in de winkels.
Eenzaam en verslaafd is hij geweest aan 4- en 8chan. Die maakten een andere Wütmer wakker. Plots stond hij pal achter onzinnige Amerikaanse events als 'The Storm' en 'The Great Awakening'. Hij werd op slag paranoïde en begon blind te geloven in de verzinsels van mistige weg- en weerkruipers als de anonieme Q, die later niks meer bleek dan een gemelijk en gallig bijproduct van imageboards, een hoax op wereldschaal, waar er mensen om gestorven zijn.
---
Soms zijn we uit eerbied verplicht om voor Nyarlathotep het hoofd te buigen. Hij vervult louter zijn rol en doet dat onherkenbaar en onverbiddelijk.
---
"Het is niet omdat je in Europa de vrijheid krijgt geschonken om alles te mogen geloven," spreekt Alix, een trouwe warme bakkerklant, "Dat je alles dan zomaar moet geloven."
Aan haar persoonlijkheid te peilen moet ze een ingewikkeld brein hebben, vol van verstand. Maar ze slaagt erin om met eenvoudige heldere zinnen te spreken. Ze kan er elke lucht mee klaren. Dat maakt haar leuk om in de buurt te hebben.
Ze maakt makkelijk ergens naam, Alix, is voortdurend met anderen begaan en oogst lof bij eenieder die haar velden kruist of in de arena met haar heeft moeten strijden.
Haar idool is Augustus. Augustus' fiere keizerlijke buste, in de mysterieuze nacht van negentien mei uit het Louvre ontvreemd, staat sinds de ochtend van negentien mei op de schouw te blinken bij de mama van Alix. Het is het enige in heel dat kot dat regelmatig keer wordt afgestoft.
Alix draagt Leven en laten leven als een leuze in het schild. Er staat veel op haar schild. Ook Adolescens laudandus, ornandus, tollendus.
En toch. Ik zou haar moeilijk nog kunnen missen. Ze verbetert al mijn schrijffouten, de speurhond, en laat sommige opzettelijk staan. "Pipo," lacht ze dan.
Want zij begrijpt de dingen zoals ze niet horen te zijn maar mogen.
Ook Alix gelooft natuurlijk volkomen aan Azathoth maar verkiest Yog-Sothoth om van te leren, hebberig naar wijsheid uit de Kristallen Sfeer geschapen door Yog, de Dame van de Poorten, Stichter van alle wetenschap en van de absurditeiten van tijd en ruimte.
Zij, Alix en Laïs, zij sporen me aan om verder te vertellen maar ook om rustig en behoedzaam te blijven, met alles in z'n tijd.
---
Carolus, daar zijn we gebleven.
Hij zegt voortdurend “voorlopig geen probleem”, Wuut, ook in dringende omstandigheden die om de alertheid en de doortastende reactie smeken van een bedrijfsleider met een gezond en dapper hart voor de zaak.
Maar Wütmer handelt onbeslist, bedeesd als een betaste koorknaap, de bakker, die nochtans een molen van een vent is, met klauwen groot als wieken. Ziet men het contour van Wütmer af komen kuieren op straat in het pekke schemerdonker dan weet men gelijk: “Ow. Dat daar is een echte echte Kerelbeeknaar. Een echte flinke Kerel. Onze Wütmer, onze Wuut." Wutie voor de maten van de voetbal waar hij keeper is.
Terwijl, in de realiteit, loopt Wuut soms bang nog van zijn schaduw weg. Rap verschieten doet Wütmer, die ondertussen eind de veertig is.
---
Wanneer Wiene hem in Kerelbeke over straat gebukt ziet gaan -ze kent Wütmer al jaren, ze weet van zijn gebroken jeugd, van zijn treurige leven- dan wordt ze getroffen door een diep medelijden, een haast moederlijke bekommernis om hem. Ze krijgt het niet bedwongen. Waar kwaad over hem wordt gesproken, daar treedt ze tussen.
In de winkel, wanneer zij de enige klant is, probeert ze hem steeds een paar eenvoudige marketingtrucjes aan te leren. Ze roemt zijn koffiekoeken, benadrukt welk een lieve mens hij is, stopt hem een hart onder de riem en vraagt oprecht geïnteresseerd naar kleine Carolus, Wütmers zoontje, een zorgenkind.
Hij luistert wel, Wütmer, maar krijgt geen lange antwoorden bijeengedacht. Hij zweet een beetje van onwennigheid. Hij durft de simpelweg prachtige vrouw die Wiene met de jaren is geworden niet zo goed meer aan te kijken, bang om de kluts te verliezen.
Ze aanvoelt het, vindt het zelf helemaal niet erg, maar begint om hem te denken en wil Wütmer na een poosje graag van zijn onwennigheid en ongemak verlossen. Ze raapt de boodschappen bijeen, wenst de bakker een prettig mooie dag, wuift de winkel rond en fladdert sierlijk uit de deur.
"Dju," denkt Wuut na een minuutje. "Spijtig dat ze weg is. Ik kan er soms vrolijk van worden."
---
Na het vele vele bakken ’s nachts en ’s ochtendsvroeg, terwijl de machines nog staan na te schudden, bolt Wütmer uit voor de verdere dag. Hij stopt dan hollend met rondlopen te bakken. Knipt de vele lampen uit.
Tl-lampen in overtal in Wütmers atelier: de bakker werkt niet graag in de donkerte, ze weegt op zijn gemoed, dat doet ze, ze weegt en ze weegt tot de nachtegaal weer toeslaat. De verzoeking van Ktulu. "Hij komt.." voelt Wütmer, "Dan komt hij weer uit de mist naar voor gestapt."
Tijdens de donkerte van nacht moet Wütmer wachten tot de tsjiftsjaf ’s morgens aan een riedeltje begint. Pas dan is hij gerust. Voor de rest leeft hij zeer op zijn gemak, Wütmer.
Het Carolusatelier staat tegenwoordig vol geurige vlinderbloemigen die hij inkoopt bij Majka, de moeder van vuile Sef. Voor de rest? Pff. Is Wütmer op zijn gemak.
Verkopen doen zijn heerlijke vitale biobroden vanuit hun eigen zelve. Ze rollen automatisch van de toonplank af, om zo te zeggen, als knapperige en vanbinnen nog kneedbare speltkeutels uit de natuur.
De Carolusbroden zijn flinterlicht gezoeten met een stipt decigrammenaantal speculozenhars en worden tijdens de Grote Mengseling bijbestoven met Indonesische citroengrasimplantaten uit ergens een Korea, plantaten die goedkoper zijn dan Taiwanees-Chinese.
Bestoven Carolusbroden: de klanten zijn er zot van.
---
De bedeesde bakker trekt ’s namiddags graag een pintje open, een kramuukske. “Ktchsss” klinkt "een kramuukske dat openkeert", of waarvan de kroonkurk er met de tanden wordt afgetrokken. Lokale pils Kramuuk vloeit volgens de legende voort uit de zeikend natte Telge, het lokaal vervuilde buchtriviertje dat door de vele locals met zin voor overdrijving de Stroom wordt genoemd.
Ook Wütmer Carolus is een trotse inwoner van de groene moerasjige Vlaamse Streek waarin zijn treurwilgstamfamilie opgroeide en opstond. Hij wil de Streek ooit op een prachtige bukolieke ochtend in de streekkrant fiermaken en blozendoen van trots op hem, de dromerige vikinghoofdman: Wuut de Verdienstelijke.
“Ondernemen is mijn doel om zelfstandig te verwezenlijken,” pompt hij zich soms verse dagmoed in.
Wütmer kijkt ‘s namiddags met een speciaal abonnement uren naar de live-televisie uit Taiwan, een Chinees ilydisch eiland waar ze technologisch uitblinken zegt Wütmer, om zelf ideeën op te doen.
Maar enkel de goeie ideeën welteverstaan, die de investering waard zullen zijn als het grote moment daarvoor gekomen is en zijn vrouwke Lucille, een bluesgitarist, ermee akkoord zal gaan.
(Over Lucille raakt men nooit helemaal uitgepraat. Een verhevenheid is zij, een brokje lokale mystiek, een Kerelbeekse edelsteen. Haar zwarte Gibsongitaar bepingelt de mensen tot zilte tranen toe.)