Zoeken

OUD IJZER, KOPER, LOODZWARE JOB

Voor de derde keer op rij passeert er vandaag al zo’n wagen door mijn straat die oud metaal ophaalt. Het zijn er telkens andere, want wat er uit hun goedkope luidsprekers ontsnapt is inhoudelijk dan wel gelijkaardig, er zitten nuances in die duidelijk onderscheid brengen in het landschap der schrootcollectionneurs. Het moet wel een lucratieve business zijn.Deze morgen was de eerste aan zet: ‘Oud metaal, oud koper, oude fietsen, oude stoven, oude batterijen’. Deze man hecht een waarde aan de oudheid van het materiaal dat hij ophaalt. Voor nieuwe fietsen of recent aangekochte kachels haalt hij zijn neus op. De cadans en de toon van zijn woorden werken als een mantra, haast hypnositerend. Waarschijnlijk lukt het hem om mensen die helemaal niet de intentie hadden hun oude fietsen buiten te zetten in een hypnose te brengen waardoor ze dat wel doen. En zodus zal opa zich in de haren krabben, wanneer hij die Gazelle die toch maar in de garage stond en die hij vorige week aan zijn kleinzoon had beloofd niet meer kan vinden. De tweede metaaljager daarentegen gooit het over een heel andere boeg. Hij onderbrak de stilte tijdens mijn lunch met de profetische woorden: ‘Oud aaazer, loewd, koper en zink. Platte batteries en wrakken van awtoos’. Deze man speelt meer in op de omgeving, door het eren van het plaatselijke dialect. Ook heeft hij meer aandacht voor het metrum, waarbij hij erg slim jambische versvoeten afwisselt met de anapeste variant. Persoonlijk vind ik die menging van hoge en lage cultuur erg tot de verbeelding spreken. Maar het is toch de laatste goudzoeker die me het meest doet mijmeren. Haar lokroep – een vrouw deze keer, die ook in deze sector moet opboksen tegen een masculien monopolie – klinkt nogal achteloos, maar het is niet alleen haar stem die scherp over de Ter Rivierenlaan schalt. Je kan ook duidelijk het geluid van een kleuter horen. Een klein meisje dat af en toe iets brabbelt of ‘mama’ zegt. Dat zet me aan het denken. Ik ga ervan uit dat het niet live wordt omgeroepen (dus niet zoals die grap met de aftelklok voor een bom in de respectievelijke Naked Gun-film) maar dat het een op voorhand opgenomen tape betreft. Dan kunnen er twee dingen aan de hand zijn. Ofwel heeft deze vrouw de tape opgenomen terwijl haar kind aan het tekenen was of riep om haar billen te komen afvegen en had zij het niet nodig gevonden om de opname eens te beluisteren alvorens te gebruiken. Ofwel was zij gewoonweg tevreden met het resultaat, wat ik toch minder geloofwaardig vind. Tussen ‘ijzer’ en ‘lood’ en ‘zink’ en ‘oude stoven’ hoor je telkens ‘mamaaa!’ Het kan ook nog een bewust statement zijn, waarmee ze met haar dagelijkse rondrit aanklaagt dat ze zelfs tijdens het opnemen van haar leuze niet even op haar man had kunnen rekenen omdat hij niet wist hoe hij op de kinderen moest passen. Tenzij het natuurlijk allemaal wél live gebeurt. In dat geval moeten we toch meer respect opbrengen voor dit harde werk. Vooral voor moeders die deze carrière kiezen.Stel je voor, je bent aan het rijden en je moet goed uit je ogen kijken voor zowel potentiële klanten als het reeds buitengezette ijzer. Je dient ook je snelheid aan te passen aan de bebouwde kom, en ook omdat je anders moeilijk kan stoppen voor wanneer iemand snel beslist oud ijzer uit zijn garage te toveren. En tijdens die intense focus moet je dezelfde leuze continu in je luidspreker herhalen (in de correcte volgorde, anders sla je een flater) en dat allemaal met een jengelende kleuter op de achterbank. Nou, niet simpel! Ik ben blij dat ik gewoon in het onderwijs sta.

Lennart Vanstaen
10 1

Maandpret

Het voelt alsof mijn baarmoeder elk moment uit mijn vagina, los in mijn met maandverband bedekte bomma-onderbroek gaat vallen. Misschien is wandelen aan een tempo van ongeveer vijf kilometer per uur op de eerste dag van je maandstonden toch niet zo'n fantastisch idee, maar ik zet door. De woorden van mijn mama, of 'Mutti' zoals ik haar noem, spoken door mijn hoofd. "Niet seuten, bewegen is het beste medicijn." Ik gaf het als zestienjarige niet graag toe, maar met de fiets naar de bushalte rijden bezorgde me destijds inderdaad vijftien pijnloze minuten.  Ik wandel verder, want wie weet zakt mijn baarmoeder echt uit mijn lijf en dan zou ik in één klap van een aantal kopzorgen verlost zijn. Om te beginnen de maandelijkse miserie die maandstonden zijn. Ondanks de punctualiteit waarmee Moeder Natuur langskomt, ik kan er letterlijk mijn klok mee op gelijk zetten, heb ik enorm hevige bloedingen die gepaard gaan met soms ondraaglijke buikkrampen en lage rugpijn. Oh en dan vergeet ik mijn gespannen en gevoelige borsten nog. Wat een gedoe is het ook met maandverband. Verder zou ik het heerlijk vinden om jaarlijks, in plaats van halfjaarlijks op controle te kunnen gaan bij de gynaecoloog. Geef nu zelf toe dat één keer per jaar met je ding bloot en benen in beugels liggen voor een man die met een dildo je binnenkant bekijkt beter is dan twee keer, om van dat verdomde uitstrijkje nog maar te zwijgen. Het enige ogenblik waarop ik graag met mijn vagina bloot voor een man lig, is voor seks. Dan mag het in geile en hitsige periodes zelfs twee keer per dag, in plaats van twee keer per jaar.Laat me even verduidelijken dat ik elke zes maanden naar de gynaecoloog moet gaan omdat mijn uitstrijkjes keer op keer verhoogde waarden aangeven, wat dus wijst op een verhoogde kans op baarmoederhalskanker. (Er zijn al verdere onderzoeken uitgevoerd om kanker uit te sluiten. So far, so good.)Ik vroeg al eerder aan mijn gynaecoloog om mijn baarmoeder preventief te verwijderen, maar stootte op: "zo'n schoon baarmoederke ga ik niet weghalen bij iemand van amper vierendertig jaar." Kinderen wil ik niet meer en ik liet me drie jaar geleden al steriliseren. Maar goed, tot nu toe is het een duidelijke no go. De volle kilometer lang (dat weet ik omdat mijn horloge elke kilometer trilt) fantaseer ik hoe het eraan toe zou gaan als ik mijn perfecte baarmoeder, om de woorden van mijn gynaecoloog te gebruiken, plots in mijn bomma-onderbroek met maandverband zou belanden. "112, Ambulande en brandweer, hoe kan ik u helpen?" "Goede avond, mijn naam is Joni en mijn baarmoeder is zopas letterlijk uit mijn foef gefloept." Zou er paniek in mijn stem weerklinken of zou ik de rust kunnen bewaren? "Blijf waar u bent mevrouw, onze diensten zijn onderweg." Waar denkt ze dat ik naartoe zou gaan met een baarmoeder die uit mijn lijf hangt te bengelen? Zou je een baarmoeder kunnen doneren? Aan een transvrouw bijvoorbeeld. Dat zou haar de mogelijkheid bieden om met een gedoneerd eitje zelf haar kind te dragen en op de wereld te zetten.  De neerwaartse druk in mijn buik wordt steeds groter. "Hou je vast Joni, ze is daar." Mijn rare gedachten stoppen abrupt als ik een dikke klodder bloed in mijn maandverband voel glijden. Mijn baarmoeder blijft dan toch nog even bij mij. 

JMotje
2 1

Zwanenzang

Wat we ermee moesten aanvangen? Ik had absoluut geen idee. Overleven, dat was het enige waar ik aan dacht. En aan nog 1001 andere dingen. Dat het een natuurlijke reactie was, heel normaal en gezond zelfs, een manier om de lichaamstemperatuur min of meer constant te houden en gevaarlijke oververhitting van inwendige organen en van de huid te voorkomen. Alles heeft zo zijn nut. Ook het kanaal vol zweet dat van mijn rug in mijn bilnaad gutste.  Ik wilde weg. Ver weg van die rotboot, dat woelige water en dit kille klaslokaal. Weg van die akelige man die me verplicht had om hier te komen staan sterven. Die misselijke vent die momenteel zijn bijna kale eivormige hoofd ondersteunde met zijn twee behaarde poten waaraan hij tien tengels had hangen waarmee hij om de haverklap op zijn onding van een orgeltje zat te tokkelen. Behalve nu. Hij staarde me aan en bewoog niet. Op geen enkel moment. Wat we ermee moesten aanvangen? Nadat ik het me drie keer luidop kwelend had afgevraagd, keek ik vlug op mijn spiekbriefje. Hem aan boord hijsen langs de hoge fokmast. Ik legde de nadruk op dat laatste woord, net iets minder bibberend dan bij de rest. Hem daarna in een kist stoppen waar hij niemand kwaad doet. Dat drie keer. Altijd drie keer. Waarom? Waarom moet deze foltering zolang duren? Ondertussen zal ik eruit zien alsof ik overboord gevallen ben. Zweten! Kletsnat. Ik zie eruit als een dikke druppel. Of een net opgeviste vleestomaat.  Ik mag niet rondkijken. Niet naar die vijfentwintig gezichten. Of zesentwintig. Vergeten. Ik heb ze daarstraks nochtans geteld, toen ik nog op m’n plaats zat. Daar sta ik nu niet. Zeker niet. Ik sta hier niet op mijn plaats. Zo voelt het dus om dood te gaan. Dit is mijn zwanenzang. Volgens een of andere mythe beginnen zwanen te zingen voor ze sterven. In mijn geval had het een paar minuten geleden in de omgekeerde volgorde mogen gebeuren. Dan had ik al dit leed niet gekend. A capella alstublieft. Dat wil zeggen alleen mijn stem. Zonder begeleiding. In een enorm klaslokaal. Ik ben ermee bezig. Trillend. Mijn stem klinkt als die van een huilende baby. Ik ben geen zanger, noch een zeeman. Ik zwem in het zweet, met knikkende knieën op een wankele toonladder. Verstand op nul. Hebben a capella-zangers een instru-mentale achterstand? Haha, best een goeie. Galgenhumor noemen ze zoiets. Focus! Dit is een examen, Danny. De punten komen op het rapport en iedereen komt aan de beurt. Jij hebt gewoon weer de pech om als allereerste uitgekozen te worden. Ofwel heeft die tengeltokkelaar, dat muzikaal ei, gewoon ouderwets de pik op je.  ‘Wat zullen we doen met de dronken zeeman? Zo vroeg in de morgen!’ Ik kweel het nog een laatste keer. Het is verdomme twee uur in de namiddag. Veertien uur geleden heb ik het 00:00 zien worden op mijn wekkerradio en daarna heb ik effectief veertien uur geleden. In wakkere, paniekerige toestand. Tot nu. Nu is het voorbij. Wat er nu gaat gebeuren is mij overigens een raadsel. Ik ben dus toch gestorven, want het is doodstil. Danny Vandenberk, 1972-1985, smartelijk van ons heengedreven ten gevolge van een vreselijke vleselijke verschrompeling na zijn solo uitvoering van de Nederlandstalige versie van ‘What Shall We Do With The Drunken Sailor’ tijdens het examen Muzikale Opvoeding. Ongeveer een half uur later, het kunnen ook drie seconden geweest zijn, schraapt mijn oudste toehoorder zijn keel. Ik had ze daarstraks liever langzaam dichtgeknepen en met plezier zijn adamsappel platgeperst. ‘Dank je wel, Danny. Ik hou wel van je timbre en je hebt een mooi vibrato. Ik ga dit honoreren met een 7,5 op 10. Een veelbelovend begin.’ Van het vervolggezang van mijn om en bij de vijfentwintig medeleerlingen heb ik niets meer gehoord. Ik had het te druk met opdrogen. En met me af te vragen wat die Franse postzegel en die vibrator er nu eigenlijk mee te maken hadden.   

Danny Vandenberk
6 2

AloÏs

Aloïs werkt al achtien jaar tegen zijn zin als ingenieur in de koekjesfabriek van Herentals. Rond twintig voor acht staat hij op. Hij doet, zoals steeds elke ochtend, pipi. Hij moet vandaag enkel in de namiddag werken. Beneden in de living neemt hij zij medicatie, antidepressiva en antipsychotica, met een beetje koude koffie van gisteren. Daarna zet hij het koffieapparaat aan om nieuwe te maken. Hij steekt een sigaretje op en gaat in de antieke zetel zitten. Hij heeft, tegen de verwachting in, vrij goed geslapen. Hij legt de LP ‘Moondance’ van Van Morrison op de platenspeler en luistert wat.  Half negen begint hij aan de afwas. Hij zet de waterkoker op en organiseert het aanrecht. Het is weer veel, want hij heeft nooit de energie af te wassen, laat staan te koken. Een Bpost camionette bezorgt met zorg een pakketje bij de overbuurman. Aan het kapelletje staat een man stokstijf stil met zijn donkerbruine hondje. Misschien doet hij een gebedje?  Als hij het warm water in de pompbak giet ontdekt hij dat er ook nog een pot met onderin beschimmelde soep op het gasvuur staat. Hij giet de viezigheid in het toilet. Het stinkt. Zij zin om af te wassen is voorbij, dus gaat hij opnieuw in de antieke zetel zitten roken. ‘These dreams of you. So real and so true,’ zingt Van Morrison. Aloïs geniet van de mooie saxofoon solo. Dan start hij met de afwas die hij meteen onderbreekt om te ontbijten. Hij eet een oude boterham met een stukje salami. Een idiote buurman van verderop in de straat rijdt zijn gras af. De vuilkar komt langs om de blauwe zakken op te pikken. De ene doet al nuttiger werk dan de ander, bedenkt hij zich. Tien voor tien is de afwas gedaan. Hij rookt. Hij drinkt koffie. Het woordje ‘afwas’ kan hij van zijn To Do-lijstje schrappen. Op de slaapkamer doet hij proper kleren aan, in de badkamer verfrist hij zich en op het toilet doet hij pipi. Half elf vertrekt hij naar het postkantoor en de sigarettenwinkel. Hij moet een brief naar een bevriend kunstschilder op de bus doen en een enveloppe met negatieven afhalen. Hij heeft nog drie sigaretten. Alle mensen die hij tegenkomt op weg naar de post hebben een hondje bij. Onderweg doet hij nog stemopwarmingsoefeningetjes. In het postkantoor heeft hij nummertje zestig. Hij moet enkele minuutjes wachten, maar kan dan naar loket drie. Hij legt zijn brief op de balie en vraagt of die voldoende is gefrankeerd. De loketbediende legt de brief op de weegschaal en zegt: ‘Er moet maar één postzegel op.’ Hij heeft er gisteren drie postzegels opgekleefd. De juffrouw pulkt voorzichtig de postzegels van de brief. ‘Deze twee kun je de volgende keer opnieuw gebruiken als je ze opkleeft met een Pritt-stift.’ Ze geeft hem de zegels en hij frommelt ze in zijn portefeuille. Daarna legt ze hem het verschil uit tussen een prior-zegel en een gewone. ‘Bij deze komt het de volgende dag toe. Bij de andere duurt het drie dagen. Heeft u nog iets nodig?’ ‘Ja, ik wil er ook nog kopen. Heeft u speciallekes?’ ‘Ik heb hondjes, de dierentuin, … ‘ ‘Doe die maar,’ antwoordt hij meteen. ‘Is de postcode van Borgerhout juist?’ vraagt hij nog. De postbediende kijkt het even na en knikt bevestigend. Hij vindt het fijn behandeld te worden als een idioot. In het rusthuis naast de gazettenwinkel zijn ze in de cafetaria bingo aan het spelen. Op de terugweg komt hij twee Italiaans sprekende mannen tegen die goed doorstappen. In de straat is er één blauwe PMD-zak blijven staan. Thuisgekomen haalt hij de gerecupereerde postzegels, een met een portret van koning Flip en een met de afbeelding van twee hondjes, uit zijn portefeuille, kleeft ze op de achterkant van het kasticket en steekt het bij de zegels van de dierentuin. Hij legt ze op de hoek van zijn bureau waar de postzegels altijd liggen. Zittend in de antieke zetel doet hij de enveloppe van Foto Kromhout uit Antwerpen open. Hij is erg benieuwd naar het resultaat van zijn eerste rolletje met de Olympus Pen EE 3. Hij is blij, want de contactsheet ziet er veelbelovend uit. De conclusie is dat die camera perfect werkt. Hij rookt. Hij drinkt koffie. Hij luistert op zijn iPhone SE naar wat muziek. Zot Jefke, de overbuurman, parkeert zijn Hyundai Pony voor de deur. De logaritmes van de Deezer app werken weer niet. Hij ontdekt enkel één goed nieuw nummer. Hij bestudeert de contactsheet nog een keer aandachtiger en schrijft de markering op ‘Olympus PEN EE 3 001’ Ook de zelfportretten zijn goed gelukt. Kwart voor twaalf maakt hij zijn lunchpakketje. Zijn vrouw is nu twee maanden dood. Kanker. Botkanker. Erg pijnlijk. Eigenaardig genoeg is hij de eenzaamheid al gewoon. Hij gaat ook al terug werken. De dokter wou hem nog een briefje schrijven, maar dat vond hij niet nodig. Hij wil cornflakes eten en stelt vast dat die niet meer goed zijn. Ze ruiken naar urine. Op zijn werk valt de poetsvrouw hem lastig. Ze vertelt over haar valentijnscadeau namelijk een blok belegen kaas. In de bibliotheek had een vrijwilliger haar, na hetzelfde verhaal te hebben gehoord, haar een boek van Willem Elsschot meegegeven. Dat zit ze tijdens de werkuren te lezen, maar ze begrijpt er niks van. Tot vier uur zaagt ze de oren van zijn kop. Zij had haar vriendje shampoo cadeau gedaan. Ze dacht ook dat Elsschot een boek met de titel ‘Fonkelnieuw’ had geschreven. Hij heeft haar rond drie uur getrakteerd op een Knoppers wafeltje. Na zij werk gaat hij naar frituur Estrella. Hij heeft geluk want de man na hem besteld voor achtendertig euro. Buurvrouw Tinne zit op een kruk met een glas witte wijn voor haar neus. De curryworst speciale doorsnijden met het plastic vorkje gaat moeizaam. Het breekt dan ook, zodat hij de worst en de fritjes maar met zijn handen eet. Er zit ook een kind met een baby in de frituur. De baby huilt. De moeder tokkelt op haar telefoon. Rond zeven uur is hij thuis. Hij sluit meteen de gordijnen en de Luxaflex en doet het licht van de keuken aan. In de antieke zetel, fantaseert hij over zich verdrinken in de vaart, het Albertkanaal, maar dat vindt hij te omslachtig. Hij gaat naar de badkamer en bekijkt zijn verzameling medicatie. Er is Risperdal, Lorametazepam, Quetiapine, Aspirine, Paracetamol, Zolpidem, Fluanxol, … Aloïs neemt een lege zak van de Action, waarin hij normaal zijn vuile was verzamelt, en kiepert de hele handel er in. Hij daalt de trap af.  Aan de keukentafel stalt hij de collectie medicamenten uit en haalt glazen en glaasjes uit de keukenkast. De slaappilletjes gaan in twee glazen waar Amora mosterd in gezeten heeft. Het ene heeft Star Wars afbeeldingen, het andere tekeningetjes van Les Indestructibles 2. De eerste soort antipsychotica past in een klein jeneverglaasje. De Paracetamol zijn dikke pillen, dus die verdeelt hij over twee, grote wijnglazen. Het lijken wel mini-visbokalen op een pootje, een kerstcadeau van zijn idiote zuster toen er nog samen gevierd werd. Met zijn Leica M8 maakt hij een foto van het mooie stilleven, een verzameling glazen en medicatie. Aloïs gaat opnieuw in zijn antieke zetel zitten en drinkt een glas gin met bruiswater. Buiten is het donker. Hij probeert een inschatting te maken hoeveel vloeistof hij nodig heeft om dit goedje allemaal te kunnen inslikken. Hij schat vier bierglazen van vijfentwintig centiliter, dus hij neemt vier glazen, met reclame van Golding Campina op, uit de keukenkast. Hij heeft die lang geleden gekocht op de zondagse rommelmarkt. Hij vult ze alle vier met gin en bruiswater en zet één flesje Spa blauw als reserve, mocht hij een inschattingsfout gemaakt hebben. Ook de langwerpige fles gin, die bijna leeg is, van veertien euro uit de Delhaize zet hij op tafel.  Het inslikken kost moeite, omdat veel van de witte tabletjes in zijn mond aan elkaar gaan kleven. Af en toe spoelt hij door met de Spa blauw en gin. Na alle glazen te hebben geledigd maakt hij zich de bedenking dat hij vergeten is een afscheidsbriefje te schrijven.  Wat er daarna gebeurde weet Aloïs niet meer. 

Hubert Grimmelt
3 0

Regen onderweg

De bus boldert door grote plassen water. Regen valt uit de lucht. Ik reis in de richting van mijn kot. Ik hoor nog altijd haar stem in mijn hoofd, een stem die een beetje kraakt, maar verder netjes alle emotie verbergt. Ik zet het geluid van mijn oordopjes aan, harder, het helpt niet, ik zet het uit. Pauze. "Ik moet je iets vertellen. Ik ben twee weken weg." Ik kijk Lena verbaasd aan, terwijl ze naast me zit voor extra taallessen. Ze komt uit Oekraïne en wil een beroemde filmmaker worden, net als Eisenstein. Maar in de lessen heeft ze nog steeds moeite met de taal. Dus, ik werk haar sinds kort wat bij. "Ik en mijn moeder moeten terug naar Odessa.""Waarom?""Vanwege papieren, voor ons huis en mijn school.""Kunnen ze dat niet online doen?" Ze schudt van niet. "Ik hoop dat je er veilig bent en veilig terugkomt." Ze knikt. Een wat ongemakkelijke stilte valt."Zie je je familie terug?"Ik probeer haar een beetje te troosten. Een kleine glimlach ontsnapt.Ze gaat naar een gevaarlijk gebied. "Met de bus 48 uur verderop," zegt ze. Ook voor haar school, want ze combineert haar studies hier met die van in Oekraïne. Voor als ze teruggaat. Ze wil geen tijd verliezen. Ze volgt de hele tijd online lessen, soms heeft ze zelfs gelijktijdig examens en zit ze haar examen online te maken en schriftelijk in de klas, het mag van de toezichter, zolang hij maar kan zien dat het niets anders is wat ze opzoekt. Dat zijn periodes waarin je merkt dat ze op instorten staat.  Lena heeft een bleek smal gelaat, grote ogen en een verborgen glimlach. Ik ken haar nu enkele weken. We volgen dezelfde module creatief schrijven. Ze is mooi. Maar haar geest lijkt nog onrustiger dan de mijne.  Ik toon haar nog een site met taaltips en vraag haar of ze een dagboek gaat bijhouden. Waarna ze meteen zegt dat ze dat al doet. Ik geef haar een bemoedigend schouderklopje. Zoals vrienden dat doen. "En stuur me wat foto's met het gezichtspunt vanuit je huis naar de zee," zeg ik nog snel voor we afscheid nemen. Want vorige sessie vertelde ze me dat hun flat een balkon heeft met zicht op de Zwarte Zee en op de beroemde Potjomkintrappen. Ja, dat gaat ze zeker doen. "Alleen als het buiten veilig is," benadruk ik nog. Die haven van haar is heel belangrijk, zowel voor Oekraïne als voor Rusland, en de rest van de wereld.  Het blijft maar regenen. Ik moet oppassen dat ik de controle niet verlies, emotioneel beheerst blijf, zoals mij aangeleerd is. Volhouden, niet breken, nooit niet. Net zoals zij. Er is oorlog dichtbij en ver weg in de wereld. En hier, hier zijn overstromingen, een gevolg van onze geïndustrialiseerde samenleving, net als de macht en hebzucht van zogezegde leiders die de rest van deze ellende veroorzaken.  Ik wuif de gedachten weg en zet de muziek terug aan.  "Walking On Sunshine" van Katrina & the Waves.     Fragment uit "Dagboek van een fastfood romanticus" - Work in progress

Bart Vermeer
46 2

AYWAILLE

‘Op het voetpad lopen, achter mij’ roep ik over mijn schouder naar mijn kroost die achter me aan bengelt als kleine volgzame eenden. Het is in vol vertrouwen want het regent en mijn nieuwe regenjas is er eentje die niet meedraait wanneer ik achterom probeer te kijken, ik kijk in mijn eigen kap. Ook besef ik dat mijn vaderlijke raad hier weinig waarde heeft, er is nauwelijks een voetpad. We volgen Rue aux deux Crois steil naar beneden. Bovenaan staat een bescheiden beeldje van de Verlosser, over wie mijn dochter me plechtig meedeelt dat hij op Pasen terug levend wordt. Nee, papa, niet om paaseitjes aan de mensen te brengen, al wist ze ook niet echt waarom dan wel. Het tweede kruis waar de straat het over heeft, hebben we nooit gevonden, tenzij het naar dat kruis verwijst helemaal op de berg over de rivier. De weg, die al redelijk smal is, wordt versperd door een besmeurde vrachtwagen op steunpoten waarin een man aan het stuur zijn boterhammen opeet en me schaapachtig aanstaart. De voorkant van het gevaarte hangt zeker een halve meter boven de grond.‘Bonjour’ zegt een tweede werkman gehuld in modder, die ons passeert en daarbij vriendelijk teken doet dat we links naast de vrachtwagen mogen lopen, alsof hij een rode loper heeft uitgerold. We wringen ons tussen een lantaarnpaal en een hoop loshangende elektriciteitskabels aan een gevel, waarbij we niet proberen uitglijden over het slijk. ‘Merci’ zeg ik toch maar. Er is maar één klant bij de boucherie. Dat is treffen, want er is ook maar één beenhouwer. Toch had ik er niet op gerekend dat de eenheid TPK (tijd per klant) hier aanzienlijk hoger ligt dan in Deurne-centrum. De jonge kerel blijft maar ratelen in het vloeiend Frans over zijn winkel die hij wegens de wegenwerken slechts tijdelijk moet sluiten, maar niet echt officieel. Geen idee wat hij daarmee bedoelt, maar mijn Frans is dan ook niet van zo’n niveau dat ik alles heb begrepen. De verkoopster daarentegen spreekt verrassend slecht Frans, qua uitspraak dan, ik hoor haar typisch onfranse r-klank. Bijna een kwartier later moet de man net geen douze euro betalen. Ik had een familiebestelling verwacht gezien de tijd die gepasseerd is, maar hij heeft blijkbaar een schamele buit van twee bouletten, een potje preparé americain en wat geraspte wortel besteld. Mijn kinderen hebben in tussentijd alle op planken en in manden uitgestalde potjes honing, chocolade repen, specerijen, blikken en delicatessen die binnen hun handbereik liggen al vastgenomen en ter verveling geïnspecteerd, wanneer het eindelijk aan ons is, waardoor ik niet langer kan stilstaan bij het feit dat de man zonet geraspte wortels bij de beenhouwerij heeft gekocht. In mijn niet zo onberispelijk Waals bestel ik jonge kaas, kipfilets, gehakt en hespenworst, terwijl mijn dochter aan mijn mouw trekt met de vraag of ze hier een snoepje krijgen. De vrouw moet dat gehoord hebben, want plots vraagt ze of we uit Vlaanderen afkomstig zijn. ‘Oui!’ antwoord ik volmondig en verrassend chauvinistisch, omdat ik hier nog geen woord Nederlands heb gehoord of gesproken met iemand anders dan mijn gezin sinds we hier zijn. ‘U mag Nederlands spreken hoor! Ik kom ook uit Vlaanderen’ antwoordt ze, terwijl het pas nu tot me doordringt dat ik dus ‘ja’ had willen zeggen in plaats van ‘oui’. Ze vertelt me dat ze in deze beenhouwerij nog maar twee maanden werkt, maar dat ze het veel liever doet dan haar vorige job, poetsen. Ze stelt me allerlei verwachte vragen terwijl ze mijn vlees snijdt en kaas afweegt. Ik vertel haar dat we in Antwerpen wonen, in Deurne en zij heeft daar toch wel een achterneef wonen zeker! Hij heeft nog vis geleverd aan het koningshuis. Ik betuig mijn bewondering hiervoor met een gepaste gezichtsuitdrukking. Ze wil weten of we hier nog lang blijven. ‘Ja, tot en met dinsdag’ zeg ik. En ik vul meteen aan dat er morgen mooi weer is voorspeld, want ze tuurt somber naar buiten en gunt ons een meewarige blik. Het is nu echt beginnen gieten en ze staat erop dat ze mijn boodschappen in een plastic zakje doet. Het is een melijzakje. ‘Waar verblijven jullie?’ In de straat van de twee kruizen. Toch niet de gîte rural? Ja, toch wel. Dat treft. Zijzelf en haar man wonen daar schuin over! Het huis met het hek, ik moet zeker eens gaan kijken, maar nu niet want het regent. En ze kent die gîte goed, want daar poetste ze dus tot voor kort. Ze overhandigt mij het zakje. Of de kindjes nog een stukje witte beuling willen? Ik weet het antwoord al denk ik, maar ik kijk hen even aan. Bij ons geven ze normaal een ‘rolleke’ hespenworst. Deze vrouw kent een andere traditie. Mijn kinderen houden niet van andere tradities. Maar het is zo’n vrouw die de worst al snijdt terwijl ze de vraag stelt. De retorische verkoopster. Je hebt er ook die afwachtend zijn. Die spreken ook de kinderen niet rechtstreeks aan maar vragen aan de vader of moeder of hun kind überhaupt iets mág krijgen. Niet deze vrouw dus. Haar echte vraag zit verscholen in haar ogen, die me pas aankijken wanneer ze de stukjes pens over de toog aan mijn kinderen aanbiedt. Weifelend en vol argwaan nemen ze het stukje onvertrouwd vlees aan. We nemen afscheid met de belofte dat ik zeker terugkom om de huisgemaakte lasagne van de chef eens te proberen. We zijn een twintigtal minuten binnen geweest en mijn zakje telt inderdaad vier producten. Ze nemen hier nog de tijd voor hun klanten. En die tijd wordt voor het oog van de leek volgebabbeld met koetjes en kalfjes, maar zoals de prijs per kilo hangt de geïnvesteerde tijd per klant hier vast aan een strak schema van vijf minuten per gekocht stuk vlees.

Lennart Vanstaen
15 2