Zoeken

Rap vrijdag

  Marcel De Vuyst dooft zijn sigaret, duwt het klepje van de asbak dicht en blaast de sliertjes rook uiteen voor hij uitstapt. Nancy krijgt haar gordel niet los, haar vader tikt op de ruit. Zijn rechterhand maakt draaibewegingen als de hand van haar moeder die eieren klutste.  Ze duwt haar twee duimen tegen het rode rotknopje tot de gordel loslaat en stapt de late zomerhitte in die tussen de gevels van de Zuidstraat hangt. In de Grand Bazar tegenover de school floepen enkele neonlichten aan en uit. Drie jongens zitten voor de ingang op de zadels van hun brommers, een cassettespeler tussen hen in. Words don’t come easy to me.  Nancy steekt haar handen diep in de zakken van haar jeans, voelt het kroonkurkje dat er al enkele dagen zit. Ze kijkt omhoog naar de immense schoolgevel. Scant de ramen op de zesde verdieping waar gordijnen hangen en hier een daar iets op een vensterbank staat. De gevel lijkt een reuzenkast, de ramen lijken schuiven zoals de kast bij apotheker Verbiest. In een van de bovenste schuiven zal ze zes jaar leven.  ‘Ze staan precies op ons te wachten. We zijn laat. Kom dan!’ Ze telt tot vier, slikt het zuur in haar keel weg en onderdrukt de neiging om haar vaders hand te pakken. How can I find a way to make you see I love you, words don’t come easy.  Rond de perfect en de opvoeder staan zeven andere kinderen en ouderparen bij het standbeeld van de stichter van de school, vlakbij de schoolpoort. De perfect drukt Marcel de hand. Nancy krijgt een schouderklopje. ‘Aha, daar zijn de laatsten, maar de laatsten zullen misschien de eersten zijn op het eind van het schooljaar. Ben je er klaar voor meisje?’   ‘Ja meneer, ik denk het wel.’  Ze haalt de handen uit haar broekzakken en houdt haar armen stijf tegen haar bovenbenen als een gesloten kurkentrekker.  ‘Mooi zo! Ik heb mijn woordje al gedaan. We moeten de speelplaats over. Ik praat u zo meteen bij, Mijnheer De Vuyst. Meneer Hostekint zal jullie naar de kamers brengen.’ ‘Hartelijk dank en excuses. De auto startte niet. Hij staat de hele week stil, ik ben op de baan. Excuseert u mij.’ De speelplaats is een lege vlakte vol asgrijze tegels als dode roggen. Geen afdak waar de fietsen van de leraren aan haken hangen en waartussen Nancy zich schuilhield bij verstoppertje. Geen hinkelspelen en lang uitgerekt genummerde rupsen geschilderd. Geen voetbalveldje waar ze eind juni nog met haar klas het trefbaltornooi tegen 6B had gewonnen en als kapitein Francis Delbeke eruit had gemept.  ‘Dit is jullie studiezaal. Na de laatste les hebben jullie een half uur pauze en dan wordt er hier elke avond van 16.30u tot 18.30u gestudeerd. Na de studie wordt er warm gegeten en is er na inspanning, ontspanning en recreatie.’ Nancy lipt de woorden. Ontspanning. Recreatie. Het klinkt bijna zo fijn als Pim-Pam-Pet of pap met bruine kinnekessuiker aan de ronde witte keukentafel met mama. ‘En nu moeten we enkele verdiepingen klimmen, maar dat zal wel geen probleem zijn met jullie jonge beentjes.’ De perfect knipoogt naar een van de moeders die terug lacht. ‘Meneer Hostekint zal jullie meenemen mee naar boven. Ik zie jullie straks dan.’ Tweeëntachtig. Drieëntachtig. Vierentachtig treden heeft Nancy geteld tot aan het slaapblok op de zesde verdieping. De deuren staan open. Een voor een als in een trage choreografie verdwijnt een drietal in een kamer. Nancy heeft de laatste kamer van een doodlopend stuk gang tegen de straatkant. Ze blijft in de deuropening staan. Op de deur kleeft een etiketje met haar naam erop. Eronder de lijmresten van een afgetrokken sticker. Haar vader legt zijn handen op haar schouders en duwt haar zachtjes de kamer in.  ‘Ga maar, dat ziet er hier in orde uit.’ ‘Ik laat jullie even de tijd om uit te pakken,” roept de opvoeder vanuit de gang. Ik zie jullie binnen een half uurtje graag terug op de speelplaats bij de ingang waar de perfect ons opwacht.”  ‘Ge gaat hier goed zitten. Ze gaan hier goed voor u zorgen. En voor dat ge ’t weet is ’t vrijdag en ben ik ook weer thuis. Ge zult het zien. Kom, pakt uw kleren maar uit.’ ‘Ik doe het liever straks, dan kan ik het op mijn gemak doen.’ ‘Installeert u dan straks maar.’ Ze staan bij het bed en de ongeopende koffer erop als rond de kist van haar moeder een jaar eerder. ‘Het zal rap vrijdag zijn. Ik denk dat er nog volk toekomt.’ Op de speelplaats klinken stemmen van oudere internen. ‘Laat ons dan maar weer naar beneden gaan, dan zijn we op tijd bij de perfect, dan hebt ge al goeie punten.’ Hij knipoogt, duwt haar weer zacht de kamer uit, legt zijn handen op haar schouders en kust haar op het hoofd. Nancy ruikt zijn tabaksadem, voelt de lippen van haar vader op haar kruin en legt haar handen op de zijne.  ‘Het zal u wel lukken. Gij kunt dat.’ ‘Ik kan dat,’ denkt Nancy ook al weet ze niet meteen wat ze zal kunnen. Ze lopen de trappen af, hun stappen klinken hol in de lege gang. De perfect geeft wat laatste instructies en neemt afscheid van de ouders. ‘Ik ga dan vertrekken. Ik moet Jan nog wegbrengen. Het zal rap vrijdag zijn meideke.’ ‘Ik ga dan eerst uitpakken. Vertrek maar papa.’ Nancy bijt op de binnenkant van haar kaken. Ze beent de trappen op, blijft bij het raam op de eerste verdieping staan en ziet haar vader de speelplaats oversteken. Ze ademt op haar pols en ruikt eraan. Duwt haar voorhoofd tegen het glas. ‘Kijk nog eens om papa,’ fluistert ze.

Christophe Vansteeland
1 1

Zo hoog dat ik bijna de eeuwigheid zie ...

Wie mij (nog) niet kent, heeft ongelijk. Soms verdwijn ik in de witte wolken van azuurblauwe luchten, alleen zichtbaar voor schilders en dichters. Als de zonnegod  stranden overgiet met zijn stralen zie je mijn schaduw glijden over het blanke zand. Wanneer zijn lege pagina hunkert naar woorden, verhaalt de schrijver mijn vlucht naar kusten in verre landen. Het instinct van dieren gebiedt hen elkaar weleens te verscheuren. De mens heeft nooit een goed te praten reden om een ander te beroven van het leven. Ik zie de lelijkheid van die stervelingen onder mij. Oorlogen zijn hen niet vreemd. Ook hun schoonheid merk ik, wanneer ze na het zoveelste strijdgewoel zingen over mijn vriend, de zwaluw, die weer over de witte kliffen scheert. Helaas, ook ik ben niet steeds attent. Vooral in groep durf ik met mijn soortgenoten de hooligan uithangen, naar het beeld en gelijkenis van wat wij geregeld  bij de mens bemerken. Dan pesten wij de zonnekloppers op het strand of pikken wij in de zakken vuilnis die in de straten staan. Een ingebouwde aandrift drijft ons tot die wandaden, waar wij niet fier op zijn. Weet dat ik zoveel liever de gevleugelde boodschapper ben van dromen. Je kan eenzaam zijn in jouw fantasie net zoals ik eenzaam kan zijn in de weidse hemel. Hierboven besef je wat er beneden fout loopt. Kijk daarom naar mij als al jouw hoop is gevaren. Ik zal voor jou net zo hoog vliegen dat je de wereld van op afstand bekijkt en je vrede kan nemen met al het moois dat er nog te zien en te beleven valt. Vlieg met mij mee en droom met mij. Ik ben Jonathan Livingston, de zeemeeuw die ooit  op onnavolgbare wijze beschreven, verfilmd en bezongen werd.    (Jonathan Livingston Seagull - Neil Diamond - Be - Bing video https://www.bing.com/videos/search?q=jonathan+liv…)

Vic de Bourg
20 2

Gezegde-nijd

Ik lijd tegenwoordig aan gezegde-nijd. Pure nijd omwille van het feit dat ik de gezegdes niet zelf uitgevonden heb.  Dit resulteert dan in het niet beëindigen van de gezegdes op tijd ofte er ongebreideld een vervolg aan breien, waarmee ik onbewust insinueer dat ik betere gezegdes formuleer of beter, nog beter doordacht. Met andere woorden; Jaloezie tot op het bot! Zo was ik laatst zeer op dreef bij een eerste kennismaking van mijn potentiële schoonzoon. Geheid heb ik een niet aflatende indruk gemaakt met mijn kennis van gezegdes en spreuken die in het gehoor blijven hangen. Hij hing bij wijze van spreken aan mijn lippen. Bij dit gezegde uiteraard géén aanhangsels, want het zijn mijn lippen, waar ik geen afbreuk kan aan doen. Zoals ik reciteerde mét aanhangsels en vooral zonder onmededeelzaamheid; Blaffende honden bijten niet, maar ze kunnen wel meppen nadat ze uitgeraasd zijn, soms zelfs tijdens het razen. Bij nadere beschouwing is blaffen in wezen een bijtbeweging, maar dan zo snel dat de hond buiten adem raakt en daarbij blafgeluiden voortbrengt. In ieder geval is het aan te raden geen rendez-vous te plannen met een blaffende hond. Weten waar Abraham de mosterd haalt, maar niet weten of Jezus wel eens een broodje gesmeerd heeft en of hij daar in het geniep van hield en of ook hij wel eens liep te lummelen en de pummel uit hing puur uit verveling en ergernis aan zijn apostelen? Hij was een visionair timmermanszoon; Zag voor zich al wat hij zou kunnen verwezenlijken met CNC houtbewerkingsmachines en dergelijke. Het was kwestie van een katholieke maatschappij te stichten; de ideale basis voor kapitalistische maatschappij die zou uitmonden in een industriële revolutie enzovoorts, enzoverder...Nu moest hij het stellen met een stelletje prehistorische apostelen die visionair niet eens aan zijn voetzolen reikten... De appel valt niet ver van de boom, maar wat als de appel overrijp is en de splutters overrijpe appel in het rond vliegen? Krijgt de vader dan alles in het gezicht? De prut van zijn zoon? Moet de vader dan schoon zoon zeggen? Wat als de boom een pruimelaar is en de vrucht een overrijpe appel? Behoef ik dan enige vragen aan de vrouw of zij wederkerig aan mij? Wat als de appel een pruim wordt of de boom overrijp wordt en op de vrucht valt? Wat als ik een vrucht zondermeer een vrucht noem, zonder te verwijzen naar enige identiteit? Wat te denken als mijn vrouw haar notelaren boekenplank afstoft met suggestieve vegen en ik haar de veelbetekenende wenkbrauw geef? Vragen, vragen ook voor het nageslacht of bij deze; Behoeft dit geen zorgen in deze woke tijden? Of behoeft één en ander uit het literature-idioom geweerd, zoals het gezegde van de appel en het woord appel zelfs voor alle zekerheid? Appel kan met enig doorredeneren tot vele associaties leiden...

Manuel Van den Fonteyne
1 0

Grootmoeders recept

Donna Achterdekomma loopt de winkel binnen. Vandaag gaat ze voor het eerst pannenkoeken bakken. Ze loopt naar de taartafdeling waar de pakken met pannenkoekenmix staan. Ze is haar bril vergeten en vraagt aan de kruidenier of deze de bereidingswijze wil voorlezen. De bereidwillige verkoper heeft ook zijn bril nodig en pakt deze uit de brillenkoker. De beste man leest de bereidingswijze voor, ‘Gefeliciteerd met uw aankoop. Zet voor het bakken alle deuren en ramen wijd open en zet uw favoriete muziek of muziekzender op. Gooi de twee eieren, een wit en een bruin ei, in een schaal en meng het meel en de eieren door elkaar met een mixer. Mocht je geen mixer in huis hebben gebruik dan de doodgewone pollepel. Het beslag moet klontvrij zijn. Zing of neurie mee met uw favoriete nummer voor het beste bakresultaat. Als het beslag klaar is neemt u even pauze en leest u de krant of laat uw huisdier uit voor een optimale voorbereiding. Na de time- out zet u de koekenpan een klontje boter op het vuur. Als de pan goed heet is vult u de pan met de soeplepel met het beslag. Verdeel het beslag in de pan en laat het even sudderen totdat de bovenkant wat droog lijkt. U kan de pannenkoek daarna omdraaien door de pannenkoek in de lucht te werpen. Mocht u niet zo bekwaam zijn kan u de pannenkoek altijd omdraaien met een spatel als u niet zeker van uw zaak bent (de eerste pannenkoek mislukt altijd!). Als de pannenkoek klaar is legt u deze op een bord met een deksel erop dan blijven ze lekker warm. Bij elke nieuwe pannenkoek moet een vers klontje boter in de pan doen anders is het leed niet te overzien, ze blijven kleven aan de koekenpan. Bij het bakken komen veelal de gezinsleden kijken en willen proeven. Dit voorkomt u door met de spatel op de vingers te tikken van het gezinslid (zo leren ze het wel af). Herhaal dit vele malen totdat het beslag op is. Als het bakken klaar is hoop ik dat de tafel al door anderen gedekt is (meestal niet). Veel succes en eet smakelijk.’ Donna is overtuigd en probeert aan alle kwaliteitseisen te voldoen die op het pak staan. De kruidenier overhandigt haar het pak met pannenkoekenmix. Ze stopt het pak in haar tas. Nog even op zoek naar een pak melk en 2 doosjes eieren en ze loopt richting de kassa met haar aankopen. Eenmaal thuis gaan alle ramen en deuren open.

Jan Sluimer
9 0

Brooddronken deel 2, hoofdstuk 1

1 Kerstmis is zo’n speciale dag, dat in de Eerste Wereldoorlog jongens, die geen reden hadden om elkaar naar het leven te staan maar elkaar toch lustig afslachtten, samen voetbalden in de loopgraven. In de Tweede Wereldoorlog, zo leert Wannes Van De Velde ons, werden er geen bommen uit de lucht gestrooid en waren de kanonnen met een kerstboom getooid. Dus mag de facteur ook eens een dagje vrij hebben. Eéntje maar, natuurlijk. De dag er op was het terug onder het juk. Normaal zou iedereen blij zijn met een dagje verlof, zelfs al was het er maar ééntje, zeker in de eindejaarperiode waar het leeuwendeel van de mensen sowieso toch al thuis zijn. Een facteur niet. Een facteur weet immers dat hij van alle ambtenaren er het meest bekaaid af komt. Als een trein niet rijdt, rijdt hij niet. Als het stadhuis dicht is, is het dicht. Maar als de postbode niet werkt, stapelt het werk zich op. Alsof er ergens in de posterijen slecht gesyndiceerde duivels blijven verder sorteren, omdat ze met Kerst geen vrijaf kregen, of omdat ze geen vrijaf willen met Kerst of om de facteurs te beduvelen, clue’s in the name. Geen mens die het weet. Maar toch is een dagje verlof altijd welgekomen, ook en zeker voor de postbode, dus gebeurt er die dag niet veel ten huize Sabbe. Billy is terug naar Gent gereden met de Lada en Célestine. De eerste moet hij nog terugbrengen, van de tweede is het niet zeker of ze ooit nog de Groeningekaai zal (willen) zien. Ook Jules zit terug mooi opgehokt in de Korenbloem, nadat hij een half verrassingsbrood in allerhande Tupperwarepotjes meegekregen heeft. Die stukjes met gehakt zou Reginald wel zelf oppeuzelen. Maar er gebeurt dus niet veel op Kerstmis in het leven van een postbode, dus gaan we verder op Tweede Kerstmis, 26 december. Dan is het wel aan de slag voor alle postbodes. Ze zouden misschien eens gewoon worden van twee dagen na elkaar thuis te zijn. Het is woensdag. Dat betekent traditiegetrouw dat de Knack mee is. Gelukkig voor de postbodes is het tussen Kerstmis en Nieuwjaar best wel oké wat de abonnementen betreft. Al iets meer in uniform, getooid in allerhande bijeen geschooide kledingstukken, komt Jimmy binnen in de postmannenzaal. Na zich door de wolken rook te hebben gewerkt en zijn werkpost te hebben teruggevonden, neemt hij een rode bak mee en licht hij zijn vakkasten. De man rechts van hem is nieuw. Hij was er niet op Kerstavond. Hij stelt zich voor als Marc Jolicoeur en steekt zijn hand uit. ‘Steekt uw pishandje maar weg,’ snauwt Reginald van achter de vakkasten. Hij houdt de boel nauwlettend in de gaten. ‘Of wel ja,’ gaat hij verder, ‘misschien past ge nog goed samen.’ Het daagt Jimmy al gauw dat Marc homoseksueel is, al kan hem dat niet veel schelen. ‘Steekt maar een assiette in uw broek,’ zegt Reginald, ‘of ge gaat straks niet goed op uw velo zitten.’ Marc lacht de opmerkingen weg, maar Jimmy bezit genoeg empathie – dat heeft hij van zijn moeder – om te beseffen dat dit glad ijs is, waarop een wespennest ligt waar hij zijn neus beter niet in steekt. Toch schudt Jimmy hem de hand. ‘Jimmy Sabbe. Zoon van,’ zegt hij. Hij heeft de vakkasten van de sortering geleegd en deze per soort gezet. De diepe rode postbakken dienen voor de grote stukken en de ondiepe rode bakken voor alles wat briefformaat is. Nu is het wachten op Bruno. Ondertussen eet Jimmy nog een stuk van het verrassingsbrood dat hij heeft kunnen verdonkeremanen. Het brood is in de derde dag van het bestaan ervan doordrenkt met de mayonaise waarmee deze belegd was. Jimmy trekt een zuur gezicht want het stuk verrassingsbrood ziet er beter uit dan het smaakt. ‘Eet anders een broodje als ge op ronde zijt,’ hoort Jimmy zeggen. Hij draait zich om en achter hem staat Bruno met een rode brievenbak vol met restproduct, dat zijn kleintjes en grote na elkaar, tegen zijn heup. ‘Hebt ge uw sorteerplan bekeken?’ vraagt Bruno. ‘Op een vrije dag? Krijg ik daar overuren voor?’ antwoordt Jimmy. ‘Ge zult me nog dankbaar zijn,’ zegt Bruno, ‘als ge op tijd buiten en weer binnen geraakt. Want dat zijn ook dagen zonder overuren. Ik heb nog gehoord van een kerel die daarvoor een model 9 kreeg, omdat hij, en ik citeer, “niettegenstaande de hulp die hij krijgt er niet in slaagt het kantoor tijdig te vervoegen”.’ ‘Dat meent ge niet,’ zegt Jimmy, ‘een model 9 omdat ge te traag zijt?’ ‘Toch wel. Dus bekijk dat sorteerplan maar eens. Hebt ge een blad papier?’ Jimmy haalt een blad papier uit de lade. ‘Goed,’ zegt Bruno, ‘leg uw brieven eens aan de kant. Ge moet denken dat dit hier uw tafelblad is.’ ‘Oké.’ ‘Goed, en dan maakt ge uw volgweg gelijk dat ge hem zoudt aflopen. Dus we beginnen in de Weversstraat, onpare kant. Dus legt ge alles wat Weversstraat onpare kant is, hier, in de linkeronderhoek van uw tafel. Daarboven legt ge alle pare nummers van de Weversstraat. En dan daarboven de Izegemstraat, die drie huizen aan de overkant. En ga zo maar door.’ ‘Oké. Ik versta het.’ ‘’t Is te hopen dat ge ’t verstaat, hé,’ zegt Bruno. Jimmy knikt en smijt zijn dienst verder uit. Bruno kijkt toe. ‘En wat hebt ge gedaan met Kerstavond?’ vraagt Bruno. ‘Gegeten. Gelijk alle Kerstavonden. Heeft pa u daar nog nooit van verteld? ’t Is pertank elk jaar hetzelfde. Fondue met verrassingsbrood en ijstaart, al zijn we niet aan de ijstaart geraakt dit jaar.’ ‘Hoedat niet?’ vraagt Bruno. ‘Wel ja, onze pa vond het nodig om het lief van Billy te schofferen.’ Bruno denkt na. ‘Billy, dat is dan uw broer die hier nog een paar weken heeft gewerkt?’ ‘Ja, en die dan hals over kop naar Gent is weggelopen om te gaan studeren.’ ‘Allez. En hoe heeft die dan zijn vriendin geschoffeerd?’ Jimmy legt het pakje brieven uit zijn handen op een uitschuifbare lade. ‘Célestine is een half-Afrikaanse of zoiets. Ik moet er geen tekeningske bij maken wellicht?’ vraagt hij. ‘Ja. Ja, neen, inderdaad, ik kan mij er al iets bij voorstellen. Nog ene die ge nooit meer gaat zien. En wat gaat ge doen met Oudjaar dan?’ vraagt Bruno. ‘Wat denkt ge? De olie zit nog in de fonduepot, die kappen dat niet weg, hoor. Dus ja, fondue met verrassingsbrood en ijstaart, denk ik, al denk ik niet dat Billy en Célestine er bij gaan zijn.’ ‘Allez gij, dat meent ge niet. Ge zijt hoe oud juist? Negentien of zo? Dan moet ge toch uitgaan met uw maten? Ge zijt maar ene keer jong, zulle.’ ‘Ik heb eigenlijk niet zoveel maten,’ zegt Jimmy, ‘dat kwam bij ons niet binnen. Ze zijn alle twee van het gedacht dat ge met maten niets zijt, tenzij ge graag messen in uw rug hebt.’ ‘Serieus?’ vraagt Bruno. ‘Ja,’ zegt Jimmy en hij neemt een nieuwe handgreep brieven uit de laatste bak. ‘Dan heb ik slecht nieuws voor u,’ zegt Bruno, ‘als ge geen maten hadt voor dat ge in De Post begon, gaat ge er nu ook geen meer bij krijgen, zulle. Ge zult geen sociaal leven hebben. Als uw leeftijdsgenoten feesten, kunt gij in de nachtsortering zitten. Ge hadt beter een andere stiel gekozen dan.’ Hij lacht. Van de andere kant van de sorteerkasten komt een brommend geluid dat de postmannen herkennen als een goed ingedronken Reginald Sabbe. ‘Moeit gij u maar in uw menage,’ zegt hij, ‘maakt uzelf ne kleinen en stookt die een beetje op. Maar ’t beste dat gij al gemaakt hebt is nen mongool. Ge kunt in elk geval niet zeggen dat het de uwe niet is, ook al is uw wijf de matras van de Damastweversstraat en omstreken.’ ‘Reginald, dat pakt ge terug,’ zegt Bruno. ‘Ik pak juist niets de kloten terug,’ antwoordt Reginald, ‘mijne pa heeft mij altijd gezegd dat ik niet mag liegen. En stop met de kop van Jimmy te vullen met onnozeliteiten. Werken moet ie. De tamzak.’ ‘Reginald, ik ga naar de chef hoor!’ dreigt Bruno. ‘Awel, ik ga mee gaan, moet ik uw handje vasthouden,’ antwoordt Reginald, ‘onnozelen puppebukker.’ ‘Pa, alstublieft hé zeg. Drinkt anders nog eens een pinte.’ Jimmy schrikt wanneer hij dit zegt. Aan de andere kant van de sorteerkast klinkt het geluid dat heel dicht bij een koebel ligt, van twee sorteerblokken die worden neergeplaatst. Reginald staat op van zijn werkpost en waggelt naar die van zijn zoon. ‘Gij moet uw muil houden, hebt ge dat goed verstaan? Of ge gaat tegen mijn vuist lopen. Ik ga u slaan tot ge rookt. Of ge doet mee met mij, of ge houdt uw trape, maar ’t is niet omdat ge hier op ’t werk zit, dat ge nu ommenekeer een felle muile moet opzetten, snotneuze!’ buldert hij terwijl hij zijn vinger ergens in de brede omgeving van zijn zoon wijst. Hij duwt zijn sigaret uit op Jimmy’s hemd. Daarna waggelt hij weer terug naar zijn werkpost en opent hij een nieuw flesje bier.

Miguel
10 0

Brooddronken hoofdstuk 28

28   Reginald bekijkt de box met elpees in en zet deze aan de kant. De woorden draaien rond in zijn mond en in zijn hoofd en hij maakt de bijhorende kinbewegingen als zou er een stukje vlees tussen een afgestorven tand zitten, dat hij met zijn tong tracht los te peuken. Na een klein minuutje richt hij zich tot Célestine. ‘Dit moet toch een paar duizend frank gekost hebben.’ Was Célestine blank, dan zou ze gebloosd hebben, denkende dat ze toch een klein barstje heeft gemaakt in de muur rond Fort Reginald. ‘Dat maakt niets uit, het is een cadeau. Omdat ik van u ook het mooiste cadeau heb gekregen,’ zegt ze en ze kijkt smoorverliefd naar Billy. Marjoleins hart smelt bijna. ‘Dan moet ge toch redelijk rijk zijn,’ zegt Reginald. Célestine weet niet wat ze daar op moet antwoorden. De stilte wordt doorbroken door de brommende stem van Jules. ‘Ik ben ook rijk,’ zegt hij zonder opkijken of te verpinken, ‘ik stak mijn vinger in mijn gat en alles wat er rond was, was van mij.’ Een vettige lach volgt op deze boutade, die menig maag zou doen keren, mochten die Jules niet gewoon zijn. Jules smakt verder aan een stukje biefstuk. De schotel loopt op zijn laatste benen. ‘Ik heb ook iets voor u,’ zegt Reginald, ‘om u in de familie te verwelkomen, zeg maar.’ Hij haalt de rode doos met gouden strik boven en zet deze op tafel. Célestine kijkt naar de grote doos en naar Billy, die zijn schouders ophaalt. Heel secuur, alsof de strik echt van goud is en de doos zelf uit het duurste scharlaken sandelhout dat op de planeet te vinden is, wordt de doos van zijn verpakking ontdaan. Daaronder opnieuw een doos. Paars. Van Milka. Melocakes. Célestines mond valt open. Jules lacht. ‘Als ’t een preutse doos is, heeft hij alijk nog negerinnentetten gezien,’ proest hij uit. Reginald vindt het hilarisch. De rest van de tafel iets minder. Célestine neemt heel ostentatief de eerste melocake uit de verpakking en eet die in één beet op, naar Reginald kijkend, die dat nooit verwacht had. ‘Het zijn goede,’ zegt ze nadat ze het eindelijk doorgezwolgen heeft. Reginald had op consternatie gehoopt, maar alleen stilte is zijn deel. Stilte en het einde van de avond, dat stilaan in zicht komt. Er schieten nog een tiental stukjes vlees over. Niemand neemt nog iets. Geen honger. De sfeer. Wie zal het zeggen? ‘Niemand nog iets?’ probeert Marjolein. Ze legt plastiekfolie over de schotel. De fonduepot wordt toegedekt. ‘Je mag drie keer raden wat op het menu staat met oudjaar,’ zegt Billy. ‘Met dezelfde olie?’ vraagt Célestine. ‘Hier wordt zelfs het zilverpapier hergebruikt,’ zegt Billy. Het verrassingsbrood ziet er nog redelijk compleet uit, behalve de kant waar de krabsalade zat. Jules heeft in alle stilte al de stukjes brood met krabsalade opgepeuzeld. Ze moesten maar eens een oorlog meemaken.

Miguel
1 0

MIJN GELIEFDE MANNEN.

Mannen zijn niet gemaakt om teVECHTEN OM TE DODENmannen zijn erom te dansente dichtente sportenmet elkaar in competitie te gaanmannen zijn niet gemaakt omWAPPENS OM ELKAAR TE DODENte dragendie ze hatenmannen dienen alleenter entertainment HunDansenDichtenSportenCompetitiedienen om vrouwen, meisjeste verblijden, verleiden, verschalken, te behagenof elkaar WIE BEZORGD HEN DIE WAPPENSMISDADIGERS ZIJN HETWAPPENS ZIJN NIET GEMAAKT VOOR MANNENOMDAT MANNEN ZO FRAGIEL ZIJN VEEL KWTSBAARDER DAN VROUWEN omdat mannen zo fragiel zijnzo beeldig zo kunstig geschapenals pauwenMAAR WIE VERBIED HEN ZICH ALS Pauwen TE GEDRAAGENde manzo kunstig zo schoonom in een schootdie hen kiestde vooruitgang te makenals er te veel zijn die de schoot verlatenal Hun vrouwen bevredigt achterlatendslinger hun naakte armen en benen om elkaarzonder wapens of dolkendie de mannen hatenwelke misdadiger geeft hen die wapens die alleen dienen om elkaar dodelijk te rakenwaarom laat men hen nietzwieren en zwaaienom zo de vooruitgang te bewaken     *Alles in de natuur heeft een nut, misschien is het nut van homosex het middel van de natuur om de overbevolking dus de massale dood te ontlopen.Denk aan het Paaseiland, daar werd er een dodelijke competitie gevoerd met goden. Nu dat de goden van hun sokkel zijn gevallen is het tijd geworden om de natuur zijn gang te laten gaan.Gooi de wapens weg haal de schalmeien gitaren terug boven en laat uw vervoeren in de bedwelming van het leven.Het grootste drama van de mens is een lichaam dat niet meer lekker is. Of niet meer, of verplicht niet meer.Let wel ieder lijf hoe het ook gevormd is. Is lekker. Dat haal ik bij mijn 'gehandicapte' vrienden. Die klootzakjes versieren/verslijten meer mannen dan ik, misschien ben ik wel de gehandicapte. Hi HiDe grootste gehandicapte is de wapens drager de doder.De grootste sukkel.Opgedragen aan een van mijn beste vrienden Igor en zijn vriendin Lena. FOTO gallery https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/

verf ed: Contemporary ArtTIST
18 0

LEUVEN DE MUNTSTRAAT.

De eerste TOEK op mijn gezicht.   De eerste klap in mijn gezicht kreeg ik in de Muntstraat, een klein straatje achter het stadhuis van Leuven. In dit straatje was een kroegje waar geen studenten kwamen, maar alleen jonge mensen uit Leuven van dezelfde leeftijd als ik. Het was een café waar naast bier, af en toe ook een joint werd gerookt. Een paar weken daarvoor had ik Wikke ontmoet, een echte Leuvenaar. Op een dag besloten we om samen te gaan wonen en dat hebben we een jaar lang gedaan in Korbeek-Dijle. Maar ons stamcafé was in de Muntstraat, een vreedzame plek waar we onze vrije tijd doorbrachten. Veel van de jongeren die er rondhingen werden beschouwd als gevaarlijk en sommigen werden zelfs geschaduwd door de politie. Op een dag kwam er echter een groepje dronken geweldplegers binnen die de rustige sfeer verstoorden met hun luidruchtige gedrag. Een van mijn vriendinnen werd bedreigd door een man die vanwege zijn dronkenschap dacht dat hij zijn liefde kon uiten. Toen ik wilde ingrijpen, kreeg ik een klap in mijn gezicht. Dit was niet iets wat we gewend waren in ons vreedzame cannabisclubje, waar men in Leuven geacht werd alleen bier te drinken.   Toen ik vanaf de oude markt de middelste kleine straat naar beneden liep richting de Parijstraat, belandde ik bij DEN DELPER, een café dat weinig last had van studenten. Daar ontmoette ik Erik en we werden onafscheidelijk. Ik nam hem mee naar alle plaatsen die ik kende en op een dag vroeg hij me om mee te gaan naar de plekken waar hij normaal rondhing, namelijk de cafés rond de Statie. Toen we het café binnenkwamen, omhelsde een man Erik. Het leek wel meer dan gewoon vriendschap. Het was dezelfde man die mij eerder een klap op mijn oog had gegeven. Ze noemden zichzelf de bende van de Statie en Erik was de bendeleider, beter bekend als zwarte Erik. Er was geen enkele overheidsinstantie te bekennen in de buurt. Het was veel makkelijker om vreedzame cannabisgebruikers te stigmatiseren en te criminaliseren dan om een groep gewelddadige alcoholisten aan te pakken. De meeste agenten waren zelfs bang voor hen. Alcohol was een beschermde drug, vooral in Leuven. De burgemeester beschermde deze drug persoonlijk en werd er zelfs voor beloond, maar dit werd allemaal buiten het zicht gehouden. foto gallery verf ed https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ 

verf ed: Contemporary ArtTIST
6 1

De komma (herwerkt)

Dit is een herwerkte versie van de lezerstip "De komma" enige tijd terug. De criticus wou meer van "Abbeloos", wel hier is alvast een voorsmaakje. ‘Tien minuten per dag, meer moet het niet zijn.’ Met de palm van haar linkerhand veegde ze het streepje melk op haar bovenlip weg. Dat heb je met hippe koffies van tegenwoordig, dacht ik. Meer schuim dan koffie. De witte koffiemok waarop haar voornaam met krijt in schoolschrift stond geschreven, bengelde gevaarlijk over de tafel. De letter ‘T’ was weggeveegd waardoor ze nu Marine heette. Wanneer ze sprak, spraken haar armen en handen mee en golfde haar lichaam heen en weer. Praten met Martine was als zeeziek zijn, alsof ze zich steeds verdronk in het uitleg geven over iets wat de andere niet leek te begrijpen, en zo het belang van haar eigen spreken extra wou benadrukken. ‘Het staat geschreven in handleidingen, in magazines voor dummies, al dan niet online, of erger, op zelfhulp websites voor eeuwig beginnende schrijvers.’             Ze had geen ongelijk. Ik kreeg elke dag wel een melding in mijn mailbox voor wie droomt van een literaire carrière. ‘Grijp die kans nu!’, ‘Jouw laatste 12 uren als beginnende schrijver gaan nu in!’ en ‘Echt, wil je me nooit meer terugzien? We betekenden zoveel voor elkaar,’ stalkte een ongekende literaire coach me ooit.             Tien minuten discipline per dag, hoorde ik haar woorden nazinderen. Al was het maar een woord, een slordig idee, een zin, een paragraaf, misschien zelfs een hoofdstuk. Tien minuten per dag om te hakken, te knippen, te plakken, te verscheuren of gewoon te zuchten. ‘Ik mag toch iets van jou verwachten, neen? Ik geloof in jou, ik investeer in jou.’ Ik schonk me nog wat witte wijn in, een Chardonnay die me vannacht zuur zal opbreken.              Mijn aandacht verplaatste zich naar een jonge twintiger met een overdosis hyaluronzuur in de lippen en die sashaying à la Ru Paul in divastijl voorbij wandelde. De lange zwarte cape die levenloos over zijn rank lichaam hing oogde goedkoop. Je zag de witte draadjes als lijkwormen uit de naden kruipen. Maar misschien is het een nieuwe mode. ‘Kijk, daar kunnen we gaan zitten,’ riep hij met een hoge mannenstem tegen zijn volger en wees naar een leeg tafeltje aan het venster. Verwijfd, dacht ik bij mezelf maar ik mag die gedachten niet meer hebben. Goedkope hakjes tikten in sneltempo op de houten vloer. Ik merkte de lange witgelakte nagels op, het had iets van een opgepimpte heks. Hij liet een kwetsbare indruk achter maar het leek allemaal gespeeld, de linkerhand rond zijn witte hals accentueerde het drama maar het kwam toch wat jeannetterig over – weer zo’n slechte gedachte. Rond zijn smalle heupen bengelde een minuscuul rood handtasje waar amper een gsm in kon. Hij wandelde alsof hij in het verlengde van de catwalk liep, hoofd en schouders recht, de blik op ongeïnteresseerd en oneindig, de heupen swingden doorheen het hele restaurant. Focus, girl, focus. Hij wilde drama opwekken maar wat zong Liesbeth List ook alweer? “Als je een stuiver bent, speel dan niet voor een piek.” Nou ja, zeg nu zelf, dat soort volk.              ‘Ik ken die gast,’ fluisterde Martine mijn richting uit. ‘Altijd cinema, hij, enfin zij of hen, zegt een rolmodel te willen zijn voor de lgbt-community.’ Een gemeenschap die allang geen gemeenschap meer was, dacht ik. De slinger was er allang doorgeslagen. Er was geen greintje humor meer te vinden in die nieuwe rolmodellen. De regenboogvlag werd in een neoliberaal jasje gestoken – je kon nu ook al sokken met de regenboogvlag kopen bij C&A maar evenzeer ondergoed, pseudo bio t-shirts, sleutelhangers en potloden. Allemaal voor gay rights. De regenboogvlag was het uithangbord van onverdraagzaamheid geworden. Ik bepaal wat jij moet denken of zeggen. Niemand wist nog wat de oorsprong van de regenboogvlag was. De regenboogvlag was een verlengstuk naar het neoliberalisme. Je bent wie ik zeg dat je moet zijn. In 1985 heb ik daar zelfs nog een leuke column over geschreven.             Ik zuchtte. Het waren rare tijden. Ik herinner me een mailtje van Senne Misplon toen ik hem vroeg om te begrijpen wat zijn deelname aan het homofobe en seksistische Slimste Mens ter Wereld kon bijbrengen omdat hij van zichzelf vindt een belangrijk dan wel een voorbeeldfiguur te zijn. Annemie Struyf heeft om die redenen vriendelijk bedankt maar die vindt dan weer dat in interviews nooit gesproken wordt over de leeftijd van mannen, terwijl in datzelfde blaadje Koen Wouters het heeft hoe hij zich als vijftigplusser voelt. Soit. Voor De Slimste Mens werd er blijkbaar uren vooraf gebrainstormd over wat wel wat niet en hoe je iets mag zeggen en vooral welke woorden je kan, je niet kan, mag en vooral niet mag gebruiken. Soit, een hele gebruiksaanwijzing haalde die jongen boven. “Ik heb ze moeten ‘educaten’, antwoordde hij me en ik dacht: voilà, we zijn het kwijt. Ik had geen goesting meer in welke gemeenschap dan ook.  Martine rolde met haar ogen en zette haar koffiemok neer. Ik zag alleen maar een vulgaire travestiet die uit de donkere hoeken van gore sekscinema’s van de jaren ’70 leek te zijn gekropen. Als je de échte transgenders uit het Bois de Boulogne en Montmartre gekend hebt, was dit maar een triest vertoon. De catwalk van de Primark.              De geur van zijn parfum verspreidde zich over het restaurant, ik zag mensen hun servetten voor hun neus houden, kuchen en zwaaien met de handen alsof ze een pikante peper ingeslikt hadden. Het was het soort parfum dat oude mannetjes droegen, babytalk in extra dosis. Achteraan de diva liep een donkere lookalike te tokkelen op haar gsm alsof de wereldvrede ervan afhing. De ober bracht het marginale duo naar het tafeltje aan het raam, de twee vlijden zich neer en kregen de menukaart. De jongeman hield zijn gsm naar boven en nam in nog geen vijf seconden enkele selfies. Het zoveelste duckface pollueerde zonet het internet. Ik hoorde de flashes van het apparaat tot aan onze tafel. De tuitlippen, de prinsesjes ogen, het scheef hangende hoofd, die witte nagels die leken vast te zitten in de haren– of was het pruik, het hoorde er allemaal bij. Na de sessie legde hij het apparaat op tafel, rechtte de rug en de schouders, zwaaide wat met de handjes om zweetdruppels te voorkomen en liet uiteindelijk met een diepe en luide zucht zijn goedkope cape over de leuning van zijn stoel glijden. De man zat nu halfbloot en leek zich niet bewust van enige elegantie of etiquette. Het was allemaal aanstellerij. Goedkope porno in een chique eettent. Ik draaide me terug naar Martine die met haar vingers op tafel tokkelde om het ongenoegen ‘over zo’n mensen’ te benadrukken. ‘Wie voor een dubbeltje geboren is, zal nooit een kwartje worden.’ Sashay away! Waar waren we gebleven, dacht ik en concentreerde me opnieuw op ons gesprek.

Erwin Abbeloos
9 1