Zoeken

Een dag uit het leven van E. (of hoe een meisje van plezier ten prooi kan vallen aan acute ldvd)

   Sinds vanochtend tintelt het onophoudelijk in mijn hoofd en ik vraag mij om de haverklap af of ik niet beter een bronchitis had geveinsd, dan kon ik mij afwezig melden, mij nog eens stevig in het dikke donsdeken wikkelen en tot diep in de namiddag een gat slapen groter dan dat in de ozonlaag. Zo diep zit de pijn dat mijn hart erdoor dreigt te verschrompelen en geen medicijn ter wereld krachtig genoeg is om mij te genezen.    Vandaag zal niemand veel van mijn diensten hoeven te verwachten. Oké, ik zal doen wat er van mij verwacht wordt, het is mijn job, maar het zal op automatische piloot gebeuren, een geconditioneerd handelen – niet meer of minder. Wat er straks ook gebeurt, mijn gedachten zullen samen met de roze wolk waarop ik mij bevind door het luchtruim zweven.    Als E. onderga ik: gewillig en zonder weerwoord. Geloof mij. Wanneer je als een prooidier verstrikt zit in de val genaamd “ldvd”, is dat het beste wat je kunt doen. Roerloos op je rug blijven liggen, ogen gesloten, voor de kleinste prikkel afgesloten.    Gelukkig bestaat er zoiets als koffie om de zenuwen enigszins onder controle te houden. Zonder mijn bakje troost zouden mijn hand- en spandiensten tot mislukken gedoemd zijn. Geen cafeïne staat gelijk aan een minder emotionele en slechts matig empathische versie van mezelf. Met andere woorden: geen mens om van te houden, geen vrouw om graag te zien en geen escorte om het bed mee te delen.    Het is niet uit noodzaak. Ik heb een voltijdse baan waarvan ik oprecht kan zeggen dat ik er niet met tegenzin naartoe ga. Aan luxeproducten geef ik amper geld uit. Ik ben al lang blij wanneer ik kan eten waar ik zin in heb: dat de huur van mijn appartement kan betaald worden zonder tegen een achterstand van enkele maanden te hoeven aankijken, dat ik voor de benzine van mijn bescheiden Duitser niet iedere euro twee keer hoef om te draaien (ik haat te voet gaan of met het openbaar vervoer reizen) en ongebreideld van mijn koffie kan genieten. Rombouts: jij mag mij elke dag neuken!    Lullaby, het escortebureau waar ik ondertussen zo’n drie jaar geleden bij solliciteerde, is een uit de hand gelopen therapie. Ontstaan uit de idee dat ik mijn jeugdtrauma’s op onorthodoxe wijze een halt zou kunnen toe roepen. Het is ijdele hoop gebleken. Alsof ik mezelf door aan seksuele dienstverlening te onderwerpen van onderhuidse kwellingen zou zuiveren, ongedaan maken wat mij als kind allemaal is aangedaan. "Praat het uit met je moeder". Je moest eens weten hoe vaak ik die zin heb moeten horen uit de mond van mijn therapeut. Er valt niet te praten met een vrouw die geen gevoelens heeft, bij wie het schuldbesef ontbreekt, de wil om te veranderen, toe te geven dat ze fouten heeft gemaakt. Met dat soort ingesteldheid worden geen familiebanden hersteld. Op die manier hoeft het voor mij niet. Dan steek ik liever tijd en energie in mensen die ik van haar nog pluim ken. Mannen bij wie ik de moeder kan zijn die ik nooit gekend heb. Dat ik in ruil daarvoor intiem met hen ben, daar heb ik vrede mee. Er zijn veel onaangenamere bezigheden. Bovendien brengt pijpen en neuken geld in het laatje. Makkelijk verdiend geld. Mijn onderhuids onbehagen zal misschien nooit overgaan, maar er is gewoon minder bezorgdheid, minder onrust in mijn hoofd zolang ik deze bijverdienste in stand houd. Ik voel mij beter als ik mijn alter ego speel. Als E. sta ik zelfverzekerd in mijn schoenen en slaag ik erin om wat kleur, in het voor de rest saaie grijze leventje dat ik leid, te brengen. De verhalen die ik van mijn klanten te horen krijg zijn uiteenlopend. Van grappig en soms ietwat vreemd, tot compleet van de pot gerukt… maar meestal intriest. Er huist eenzaamheid in menig man. Gelukkig ben ik gehard door het leven en slaag ik erin, ondanks de vijfentwintig lentes die ik tel, de misserie van mijn klanten niet mee naar huis te nemen. Anderzijds zitten er geregeld grappige, ontroerende en interessante verhalen tussen al de miserie. Gesprekken waar ik vaak iets van kan opsteken. Vreemd genoeg werken ontmoetingen met wildvreemden en de daaruit voortvloeiende conversaties net dat tikkeltje heilzamer dan de gesprekken met een therapeut. Blijkbaar moet je op een soort van gelijkgestemde ladder staan vooraleer je echt in je ziel durft te laten kijken. Wanneer je met z’n tweeën naakt in een bed ligt valt er een barrière weg en wordt er sneller gezegd wat er echt speelt. Welke gebeurtenissen uit het verleden maken dat overleven zo moeilijk wordt. Ik voel mij vaak eerder psychologische dienstverlener dan sekswerkster.    Sinds kort is er een nieuwe man in mijn klantenbestand opgedoken. Hij ligt aan de oorzaak van de tintelingen in mijn hoofd die in een tijdspanne van vierentwintig uur zijn overgegaan naar het weeë gevoel dat nu door mijn gehele lichaam huist en dat niets anders is dan een acute vorm van “ldvd”.    Ik heb ondertussen tweemaal met hem afgesproken. Het is te zeggen, hij heeft twee keer met míj afgesproken. Lullaby gebeld om naar de vrije dagen in mijn agenda te informeren. En ik kan zeggen dat het… ja wat kan ik over hem zeggen? Het is eerder een gevoel waar ik mee gewrongen zit. Het was niet het soort contact dat voor rillingen zorgt. Niet het soort man waarvan ik wild word. Hij was netjes geschoren en hij droeg zijn haar in een dotje. Mannen met baarden en met korte haren zijn meer mijn ding. Maar hij had iets geheimzinnigs. Een soort waas zoals die bij wijlen over de Dijle hangt tijdens een mistroostige dag. Een beetje (gespeeld) timide misschien? Ingehouden, toen hij naast mij op het (liefdes)bed plaatsnam. Houterig de knuffel die hij gaf. Onwennig zijn lippen op mijn mond. Voorzichtig de poging tot tongzoenen… hij ontdooide pas toen hij mijn clitoris streelde en begon te vertellen over zijn schrijverscarrière en kwelduivels die hij ermee probeert te temmen.    Hij schrijft poëzie en proza en heeft een knoert van een jeugdtrauma opgelopen. Laat ik nu net een zwak hebben voor romanciers en getormenteerde geesten. Het is niet voor niets dat ik menig boekenbeurs heb afgeschuimd om een glimp van Herman Brusselmans op te vangen en zelfs met hem in discussie ben gegaan over waarom hij niet een keer écht vertelt wat er zich op Theet 77 heeft afgespeeld. Oké, Herman zijn haren zijn ook lang, en hij is eveneens baardloos, maar wat een charisma straalt hij uit! Waarschijnlijk is het door de combinatie van een ongekend moederinstinct én het verlangen om mysteries op te lossen dat ik halsoverkop verliefd geworden ben. Op een klant notabene!    In het luchthotel op het einde van de Kerkstraat ben ik kind aan huis. Het is een leuk rendez-vous hotel waar bijna de helft van al mijn afspraakjes doorgaan. Op vogelvlucht van mijn fluwelen bastion zoals ik mijn knusse appartement gekscherend durf te noemen.    Vandaag ben ik beschikbaar tot 22 uur. Mijn profiel wordt enkel zichtbaar op de site van Lullaby wanneer ik niet aan de slag ben in de eettent waar ik meer bloed, zweet en tranen laat (en dat voor een loon dat minder is dan de helft van wat ik verdien door in mijn blote billen naast, op, of onder mannen te liggen). Ik werk er in shiften. De vroege zijn het hatelijkst. Ik ben geen ochtendmens.    Aangezien er zonet een of andere pipo zo dom geweest is om een afspraak met mij te maken kan ik niet anders dan uit mijn nest te komen en mij klaar te maken. Lullaby heeft een voicemail ingesproken. Of ik om kwart over drie ter plaatse kan zijn en of ik asap kan terugbellen om de afspraak te bevestigen.    Zal ik mijn rode jurk aantrekken vraag ik mij af? Mannen houden niet van lange broeken. Dan blijft er minder ruimte over voor hun fantasie. Misschien moet ik toch die leuke gele broekrok nemen. Geel is mijn lievelingskleur. Geel is alleen weggelegd voor vrouwen die niet met zichzelf in het reine zijn. Geel is een hoe-je-je-door-het-leven-laveert-weerspiegeling-van-labiele-jonge-dames. Met andere woorden: nog erger dan “ldvd”.    Laat het alsjeblieft dikkenekkerige Ali, ranzige Freddy of groot geschapen Louis niet zijn prevel ik wanneer ik nog snel neus en wangen poeder en richting mijn Duitser stap die zoals steeds trouw als een hond aan de overkant van de straat op mij staat te wachten. Hersenloze hufters kan ik er nu echt niet bij hebben, in mijn tot de rand met intense gevoelens gevulde hersenpan.    Ik speur werktuiglijk over het rendez-vous hotel naar witte wagens. Geen enkele. Ook wanneer ik mijn Duitser het zwijgen heb opgelegd blijft het aan de horizon verdacht leeg. Het doembeeld van een hufter dringt zich op…    Net wanneer ik de hoop heb opgegeven om mijn poëet vandaag te zien en dat het misschien toch geen foute beslissing was om mijn rode jurk in de kast te laten hangen, merk ik een witte SUV op. Hij stuift rakelings voorbij en parkeert gezwind op de enige nog vrije plaats recht tegenover mijn Volkswagen Polo. Mijn adem stokt. Ik hoor hoe mijn innerlijke stem met stomheid is geslagen, voel hoe de aders rond mijn slapen pulseren. Het lijken wel mieren die onderhuidse gangen graven om hun eitjes in veiligheid te brengen. Zweetdruppels parelen over mijn voorhoofd. Ik word misselijk van pure opwinding. Iemand stapt uit. Een bruin lederen jasje… een blauwe jeans… haren in een dotje.    Hij is het. De man waardoor ik al weken met mezelf overhoop lig. De schrijver die mij zonder een woord te zeggen doet zweven, mij rust brengt wanneer hij praat, die mij laat smelten door zijn mysterieuze verhalen, mij beroert met zijn openheid. Ik ben verliefd op de schoonheid van de inkt die uit zijn pen vloeit. Ik weet hier en nu dat hij vandaag, speciaal voor mij weer iets geschreven zal hebben. Dat hij na afloop van ons liefdesspel, bij het afscheid, een enveloppe uit de zak van zijn lederen jasje zal halen. En dan zal ik als een ontroostbare bakvis (een puberend meisje overvallen door kalverliefde) zijn passionele woorden wederom een maand lang herlezen – aftellen naar een volgend samenzijn waarop ik hem opnieuw omhels, al het liefdesverdriet dat diep in mij gevangenzit loslaat.

Sascha Beernaert
4 0

Soms fietsen we samen

I. De tent is hermetisch dichtgeritst. Ik reken uit hoeveel vierkante meter we hier delen: vier. En voor hoe lang: ongeveer zeven uur. Wanneer start een ochtend als er geen wekker is? ‘Dat zien we morgen wel’, zei je. ‘Slaap wel’ zeg je.  Het is donker en ik hoor je ademhaling: twee tellen in, drie tellen uit. Mijn ogen wennen aan de duisternis en ik zie je liggen, met je rug naar me toe gedraaid. Het is niet erg, dat van je rug. We houden beiden niet van lucht recycleren, van uitademen in elkaars inademen. Je bent reeds wakker en zit met natte haren op een boomstronk voor de tent. Je handdoek, netjes uitgespreid over een struik, droogt in de eerste zonnestralen. Ik duw mijn blote voeten de tent uit, trek mezelf op mijn hurken en strek mijn benen. Ik kijk naar de lucht, naar het natte gras, naar jou. Je kamt je haren, draait je naar me toe en glimlacht. ‘Ik ben blij dat we dit nog steeds doen. Dat het iets jaarlijks is. Hoe sliep je?’. Ik glimlach terug en zeg: ‘wel oké’. Anderhalf uur later zitten we op de fiets en praten we voluit. Over jouw ouders, over mijn ouders, over de vorige keren dat we hier of elders fietsten. Over ruimtes delen. Over routes plannen. We fietsen langs maïsvelden, weilanden en melkveebedrijven. Jij moet naar het toilet. We houden halt aan een goed gelegen struik en ik houd de wacht. Er is nog maar een beetje toiletpapier over. ‘Ik ben ook blij dat we dit nog steeds doen,’ zeg ik terwijl ik strak voor me uit kijk. Het is niet evident. We zijn in de dertig en fietsen via een omweg beiden wat belangrijke levensbeslissingen tegemoet.  Provinciebelastingen, functioneringsgesprekken, renovatiepremies, eicelpuncties …  De weg naar volwassenheid is hobbelig en soms fiets jij sneller, soms ik. Soms fietsen we samen maar is er tegenwind. Soms raakt iemand achterop en verliezen we elkaar uit het oog. Het hoeft niet altijd gesmeerd te lopen.   II. Het is nog donker wanneer mijn wekker afgaat. Ik draai me op mijn rug, adem diep in (twee tellen) en uit (drie tellen) en stap uit bed. Ik denk terug aan die laatste keer samen. Terwijl ik koffie zet reken ik uit hoeveel jaren er intussen gepasseerd zijn: drie. En hoeveel keer we elkaar sindsdien zagen: nul. Ik zit met natte haren op de trap en trek mijn schoenen aan. Doorheen het raam vallen de eerste zonnestralen binnen. Ik duw mijn fiets de deur uit en strek mijn rug. Ik kijk naar de lucht, het warme asfalt, naar mijn handen op het stuur. Misschien ben je op iets vastgereden, denk ik, terwijl ik mijn fiets opstap. Zoals ook ik dat soms doe. Maar wat als we het toch nog eens proberen, die hermetische tent en dat voluit praten? De zon komt op, ik schakel een versnelling hoger en ik fiets de straat uit. 

Storm Stoorik
14 2

Hij is dood

‘Ik dacht dat jij in Spanje zat?’‘Alleen zeker?!’‘Hoezo?’‘M’n vriend is toch dood’‘Oei dat wist ik niet’ Ik zag hoe de vrouw op haar lip beet en in stilte verder ging met haar boodschappen op de band te leggen. De facelift die ze ooit had gehad zag er uitgezakt uit. Het verdriet had alles naar beneden gesleurd. Ze zag eruit of ze weggelopen was uit een theaterstuk met een dramatisch einde. Het theater van het leven. Wellicht was ze jaren geleden, na de scheiding van haar eerste man, dol-verliefd geworden. De man van haar leven. Een avontuurlijke sterke jonge vent, tien jaar jonger dan zij. Het leven lachte haar toe. Zij zag er toen jong en fris uit voor haar leeftijd. Hij had haar meegenomen op zijn avonturen in het buitenland.  Zijn werk noopte hem tot veel reizen. En zij mocht altijd mee. Ze gaf haar job en carrière met plezier op. Hij verdiende toch genoeg voor twee. Na jaren uit een koffer geleefd te hebben , vestigden ze zich uiteindelijk in Spanje. Het klimaat, de gezonde lucht, het lekkere eten, vrienden.. het waren allemaal doorslaggevende factoren die hen tot deze beslissing brachten. Op aandringen van haar vriend had ze alle schepen in haar thuisland achter zich verbrand. Hij kocht een beest van een villa, met zwembad en zicht op zee. Ze waren gelukkig. Maar het noodlot sloeg onverbiddelijk toe. Covid overspoelde de wereld en eiste zijn tol. Toch was niet Covid de grote schuldige. Nee, na drie vaccin’s en een vierde booster zakte haar sterke jonge vent als een pudding in elkaar. Dood. Oorzaak: een Tia. Aangezien er op praktisch vlak nog niets geregeld was voor haar, ging de villa automatisch over naar zijn oudste zoon. Zij was verplicht terug naar België te keren, zonder geld, zonder huis. Zijn kinderen hadden géén ruimte voor de vrouw die hun vader gestolen had van hun mama. Ze weigerden om het anders te zien. De vork zat echter anders in de steel. Hun papa was hun mama al jaren moe geweest en wilde al lang weg van haar. Toen hij de knoop doorhakte, werd de vrouw waar hij verliefd op werd, uiteraard de zondebok. Zij woont nu bij haar dochter en zoekt naarstig naar werk. Zonder resultaat. Overal vinden ze haar te oud. Over twee jaar mag ze met pensioen…

Heidi Schoefs
27 0

Brooddronken hoofdstuk 19

19   Het postkantoor Kortrijk 1, 1ste afdeling maakt zich op om de werkdag, althans van de postmannen-uitreikers, te beëindigen. De namiddagploeg is aangekomen om te sorteren. Dat is alles wat zij doen ’s namiddags. Sorteren en af en toe wat post versturen die in de namiddag toekomt. De meeste uitreikers zijn binnen. Reginald zit voorovergebogen over een pint aan zijn werkpost zijn rekening te maken. Hij draait zijn rekeningblaadje wel drie keer om en krabbelt telkenmale iets in een vakje. De liftdeur gaat open en even later ook de deur van de postmannenzaal. Zoals veel dingen in het postgebouw is het aan vervanging of toch minstens herstel toe en wie dag in, dag uit daar zou werken, zou horendol worden van het gekraak en gepiep van scharnieren die smeken om wat olie. Chef Rik gaat naar de werkpost van Reginald. ‘Uw vrouw heeft gebeld,’ laat hij Reginald weten. ‘Ah, ligt ze dood?’ Daar kan chef Rik niet mee lachen. Hij is zelf een weduwnaar. ‘…’ ‘Ja, dat kan moeilijk, anders… ging ze niet gebeld hebben. Wat moet ze-ze… nu weer hebben?’ Reginald kijkt niet op en krabbelt lustig verder op zijn rekeningenblaadje. ‘Ze zegt dat Billy zijn vriendin gaan halen is met de Lada en dat ge nog niet direct achter Jules gaat kunnen gaan.’ ‘Godverdomme, hé, daar gaat mijn siësta. Of mag ik een postauto le…nen om pa te gaan halen?’ Chef Rik kijkt hem aan. Dicht genoeg om olfactorisch te kunnen peilen naar het alcoholgehalte van Reginalds bloed. ‘Ge hebt gezopen, zeker?’ ‘Nee. Ja.’ ‘Dan krijgt ge geen postauto.’ ‘Merde,’ vloekt Reginald, ‘dat is toch… altijd hetzelfde. Kan ik hier mijn siësta niet doen?’ ‘Reginald, we gebruiken de slaapzaal al jaren niet meer. De bedden zijn al lang weggenomen.’ Ondertussen passeren Bruno en Jimmy, die net terug zijn van op ronde, langs de werkpost van Reginald, op weg naar de rekenplichtige om hun rekening af te geven. Reginald staat op, maar heeft moeite om zijn evenwicht te behouden. ‘Ah,’ stamelt hij, ‘wie er daar… is.’ ‘Dag Reginald,’ antwoordt Bruno. ‘Is hij een… beetje braaf… gew-geweest?’ Reginald kijkt dwars door Bruno naar Jimmy met een blik die zegt dat als er klachten zijn, hij zijn zoon de kop in zou slaan, maar alleen wanneer ze alleen en/of thuis zijn. ‘Geen klachten, Reginald. Ik zie het wel goed komen.’ Chef Rik pikt in. ‘Het is ook nog maar de eerste dag, hé. Enfin, mannekes, ’t is drie uur, tijd om naar huis te gaan. Enfin, hier kunt ge niet blijven, dat toch.’ ‘Jimmy, wij gaan samen naar… huis,’ zegt Reginald. De stilte waar Jimmy zo naar verlangt, zal nog een tijdje uitblijven. Ofwel wordt het een tumultueuze rit naar huis, ofwel wordt het wel degelijk stil – een ongemakkelijke stilte. Voor de storm. ‘Doe maar,’ zegt Bruno, ‘ik ga mijn rekening naar boven dragen en dan ben ik ook naar mijn kot.’ ‘Ver…tel eens, Jimmy, hebt gij die vriendin van onze Billy al eens ge…zien?’ Reginald stamelt terwijl hij alle moeite heeft om zijn regenbroek aan te trekken. ‘Ja.’ Ze stappen samen de lift binnen. ‘En, hoe is ze?’ Reginald is veel te nieuwsgierig, vindt Jimmy terwijl hij op de knop drukt die hen naar -1 voert. ‘Dat zult ge vanavond zien, hé.’ Jimmy weet dat dat geen vraag is, maar een verzoek, een eis, om informatie. Jimmy moet vertellen hoe ze er uit ziet, wat voor karakter ze heeft en nog meer van zulke zaken. Het wordt een lastige rit.

Miguel
3 0

Brooddronken hoofdstuk 18

18   De Lada hoest en proest het uit maar heeft het toch tot aan het station uitgezongen. Op de parkeerplaats van het Conservatoriumplein is er nog één plekje vrij. De gratis parkeerplaatsen zijn in zwang, zeker op een feestavond waar de mensen als uitstekend geconditioneerde hamsters al het eten vergaren en naar hun schuilplaatsen brengen. Het is alsof een groot monster de stad beloert en zal toeslaan iets rond 19 uur en om het beest te plezieren, moet iedereen in de late namiddag aan het kokkerellen slaan (als ze dat al niet deden de dag er voor) om een zo exorbitant mogelijke maaltijd op tafel te toveren en er dan van te schransen. Billy trekt de handrem op. Hij gooit twee stukken van vijftig in de parkeermeter, dat zou ruimschoots voldoende moeten zijn. De trein zou bijna moeten gearriveerd zijn, dus haast hij zich naar het perron. Hij ziet de trein komende van Gent arriveren. Het lijkt alsof het een scène uit een romantische film is. Voor hem lijkt het althans een film. Hij, Billy Sabbe, uitgescheten door zijn vader als eeuwige broekverslijter en nietsnut, komt op kerstavond naar het station van zijn stad om er zijn vriendin op te halen. Zíjn vriendin. Hij wacht op het afgesproken perron, handen diep in zijn zakken, zijn hoofd gebogen. En wacht. Hij kent zijn leven, een leven van net niet goed genoeg, van het beste alternatief als niets anders werkt, van het vijfde wiel aan de wagen of een vork in een wereld van soep te zijn. Het zal toch geen waar zijn dat Célestine, want zo heet zijn vriendin, nu ergens met haar vriendinnen zich leuk zit te maken over die domme kloot van een Billy die in al haar verleidingspogingen – en zo subtiel waren ze nu ook weer niet – was getrapt en nu voor haar zelfs bij zijn familie een bord heeft gezet om speciaal voor haar gehaald vegan-eten te kunnen serveren? De twijfel maalt rond en ergens is er van de zelfverzekerde kerel die hij was in de aanloop naar de feestdagen – hij bracht zomaar eventjes zijn vriendin mee naar huis, zijn vriendin met wie het deze keer wél zou lukken, zijn vriendin die eens niét met zijn voeten en zijn hoofd zou spelen – niet veel meer over. Er wordt op zijn schouder getikt en twee wollen handen bedekken zijn ogen. Het parfum, Eau Revoir, zou hij uit duizenden herkennen, ook al hadden die duizenden anderen net dezelfde geur, toch was haar geur net iets anders. Célestine Onyewu. Donkerbruine huid, groene ogen, die heeft ze van haar moeder en parelwitte tanden. Schouderlang pikzwart krulhaar en een lijntje om door een ringetje te halen. Telkens Billy haar aankijkt, beseft hij dat hij net als zijn vader het mooiste meisje van de stad heeft kunnen strikken. ‘Hai,’ zegt ze. Ze glimlacht, al kan Billy dat niet zien. Het is alsof haar glimlach door haar warme handen wordt gekanaliseerd, wat op zijn beurt weer bij een glimlach bij Billy zorgt, die zich omdraait. ‘Hey. Ben je er klaar voor?’ Célestine lacht. ‘Het is precies alsof ik naar de slachtbank word geleid. Dat zal echt wel goed mee vallen, hoor, ontspan je nu maar eens.’ ‘Dat denk je maar. Je kent mijn pa niet. Hij is nog erger dan mijn grootvader en ze zullen er allebei zijn,’ zegt Billy. ‘Ach, daar geloof ik niets van. Jij bent toch een bovenste beste kerel? Uit een perenboom vallen toch geen appels, of wel soms? Wees eens wat meer in de kerst-spirit!’ Billy draait met de ogen. Ze zou beter moeten weten. Zíj zou beter moeten weten.

Miguel
3 0

Het woonzorgcentrum

Rustig, maar toch een beetje zenuwachtig, sloft Staf rond de eikenhouten tafel. Af en toe steunt hij op de leuning van een stoel terwijl hij de schilderijen aan de muur bekijkt. Echte kunst was voor hen wel onbetaalbaar, maar deze werken uit het atelier van Martin Douven blijven voor hem nog steeds mooi. Terug in de salon laat hij zich zuchtend in zijn zetel zakken. Zo neemt hij weer even de tijd om rond te kijken. Hoe lang is dat hier al onveranderd?In de gang hangt een zeer speciaal werk, waar hij dikwijls voor blijft staan. Nu ook wil hij bij “de herder” herinneringen laten komen. Hoe dikwijls heeft hij het moment van aankoop niet terug beleefd? Zijn Stanske en hij zagen haar vader hierin afgebeeld, bruine pet op de grijze haren, pijp in de mond. Was dat niet dezelfde pijp als vaders favoriet? In de achtergrond een boerderijtje zoals er in de Kempen zoveel te vinden zijn. Het had wat gelijkenis met het ouderlijk huis, vonden ze toen. Staf zucht en schudt zijn hoofd, waar is de tijd dat ze in de winkel fantaseerden over dit schilderij. Tree per tree bestijgt hij de trap. Dit wordt toch te moeilijk om dagelijks te doen. Boven het bed, waar hij sinds het overlijden van zijn Stanske nu twee jaar alleen moet inkruipen, hangt nog steeds dat mooie bloemverkoopstertje. Toen ze het kochten was de vrouwelijkheid te uitgesproken, waardoor het wel in de intimiteit van de slaapkamer belandde. Toen de kinderen nog klein waren, mochten ze daarom ook niet in hun kamer komen. Wanneer ze dat toch deden om stiekem naar dit verboden werk te kijken, kregen ze een vermanende vinger te zien en vlogen ze direct naar hun kamer. De verkoper had met het overtuigend van de uitzonderlijke prijs. Later zou dit een gegeerd kunstwerk worden. Staf grinnikte bij het tellen van het aantal keren hij hetzelfde schilderij bij kennissen had weten hangen. Dat moet zijn dochter zijn. Elke vrijdagmiddag komt zijn dochter om te kijken hoe het hem vergaat. 'Boven in de kamer, wacht, ik kom wel.' 'Laat maar, Guido is er ook bij en we willen onze kamer van vroeger nog wel eens zien.' De kinderen zijn ondertussen natuurlijk ook vader en moeder geworden. Er is geen reden meer om hen uit de slaapkamer te weren. 'Ach, ach. Ben je weer naar je schone madam aan het kijken', lacht zijn zoon. 'Neen kinderen, ik ben afscheid aan het nemen. Bedankt dat jullie een plaats voor mij gevonden hebben. Vandaag zat de brief in de bus. Ik word volgende maand in het woonzorgcentrum verwacht.'

Luc Van Roosbroeck
0 0

Toevallige ontmoeting

Bij het begin van de wintersolden is de keuze weer enorm dit jaar. De inkopers hadden duidelijk slechter weer verwacht. Peter heeft zijn voorzorgen genomen om binnen zijn budget te blijven. Hij noteert nauwkeurig alle uitgaven en beperkt zijn aankopen per winkel. Hierdoor kan hij als toemaatje voor zijn vriendin in de vrouwenafdeling van Zara op zoek naar een truitje. Zij spreekt toch steeds over de mooie keuze die ze daar vindt. Aangezien zij tot de tweede afslag wacht, kan hij haar verrassen. Na enkele stuks uit de grote verscheidenheid in de eerste bak vergeleken te hebben, vindt hij de gepaste maat. Maar hij is niet alleen. Een andere mannenhand heeft die gelijktijdig vast. Peter kijkt omhoog, ziet een kerel van rond de veertig. Toch is het een leuk truitje dat hij te pakken heeft. Gelukkig voor hem lijkt het niet de beste keuze voor die andere man, zo snel laat hij los. Tevreden met zijn buit loopt Peter naar de kassa. Jan weet het niet meer. Marie is woest op hem. Waarom? Is het zo erg dat hij bij vrienden bleef overnachten na een veel te lange nacht? Natuurlijk had hij beter een sms-je gestuurd. Veel verschil had dat wel niet gemaakt. Marie zou daar toch ook de verkeerde conclusies uit trekken. Daarbij is he tniet de eerste keer dat Marie boos op hem is. Toen hij een week geleden vlees had klaargemaakt op vrijdag, was ze ook beginnen schelden. Voor die ene keer dat hij nog eens vlees bij het gerecht had gekozen, was dit ongepast geweest op vrijdag. Moet je nu nog rekening houden met oude gewoonten ook? Het was dan wel zeker een jaar geleden dat zij samen besloten hadden minder vlees te eten, deze ene keer viel het duidelijk verkeerd. In zichzelf gekeerd was hij hun huis uitgelopen. Woorden hielpen niet, dat was hem de laatste tijd duidelijk geworden. Een verzoenend gebaar was steeds beter. Nu met de solden kan hij misschien wel iets leuk voor haar vinden, zonder dat ze kwaad zou worden over de prijs. Hij moet echter wel opletten dat hij haar met zijn keuze niet gaat kwetsen. Hij loopt een winkel binnen, grabbelt in een ton met zwarte truitjes. Zijn snelle keuze botst blijkbaar op weerstand. Hij trekt nog even en ziet dan een mannenhand welke de andere mouw vastheeft. Ach, wat doet het er toe. Hij zucht en vertrekt.

Luc Van Roosbroeck
1 0

Brooddronken hoofdstuk 16

16   Jimmy en Bruno komen aan bij het Ring Shopping Center. Dat Kortrijk is maar iedereen zegt er Kuurne tegen. ‘Zo,’ zegt Bruno, ‘we zijn er bijna. Dit is Ringlaan 34. Ofte het shopping center maar je kent dat zelf ook wel, natuurlijk.’ ‘Ja, dat ken ik inderdaad,’ antwoordt Jimmy. Zelfs het irritant open-dicht-en-weer-opengeluid van de schuifdeuren werkt hem niet op de zenuwen. Hij is allang blij eens van dat harde fietszadel te zijn en gewoon op zijn twee voeten te staan, ook al ligt er een geribbeld tapijt onder. Op dat geribbeld tapijt ligt een legerzak met een hangslot aan. ‘Doet gij maar het molslot open,’ zegt Bruno, 'dan ga ik ondertussen een sigaretje smoren.' Jimmy doet wat hem gevraagd wordt. ‘Ge hebt twee pakskes gemaakt vanochtend. Ge hebt één pakske voor de wijk hierachter en één pakske voor ’t shopping. Gaat eerst uw fiets vullen, dan hebben we tijd genoeg om die brieven hier weg te steken.’ Zo gezegd, zo gedaan. Jimmy steekt het pakje brieven in zijn ransel met wat platte stukken er bij. Bruno slaat het gade met een sigaret tussen zijn lippen. ‘Wat doet ge met de dagen?’ vraagt Bruno. Jimmy antwoordt terwijl hij de fiets verder laadt. Hij rolt de legerzak op en steekt hem in een lege fietszak. ‘Nu vanavond is ’t eten met pa, ma, pepe, Billy en zijn vriendin.’ ‘Billy is dan uw broer, toch? Die heeft ook nog bij ons gewerkt.’ ‘Ja, dat is waar. Nadat die is weggelopen, heb ik het mogen ontgelden. Tegen Billy kon onze pa niets meer doen, hé,’ zegt Jimmy. ‘En die zit nu in Gent?’ Bruno steekt een verse sigaret op. De fiets wordt zodanig stuntelig geladen dat er nog tijd is voor een tweede. ‘Ja,’ antwoordt Jimmy, ‘en zijn vriendin komt ook mee. Dat wordt lachen.’ ‘Is dat zo raar dat Billy een vriendin heeft?’ vraagt Bruno. ‘Dat niet,’ zegt Jimmy en hij is ondertussen klaar met het laden van de fiets. De post van het Ring Shopping wordt per winkel vakkundig in de brievenbussen gedropt. Dat gaat verbazingwekkend snel en dat is ook Bruno niet ontgaan. ‘Dat hebt gij nog gedaan,’ zegt hij. Jimmy antwoordt en houdt ondertussen zijn ogen niet van zijn brieven af. ‘Ja, dat klopt,’ zegt hij, ‘ik ben hier nog stagiair geweest, een goed anderhalf jaar geleden. Dat helpt, want sommige winkels werken met hun maatschappelijke zetel voor hun post. En dan is de naam niet juist en zo.’ Ruben is onder de indruk dat het zo vlot gaat. Jimmy mag misschien wel niet van de handigste zijn als het op fietsen laden aankomt, maar nog nooit heeft hij één nieuweling zo snel de post van het shopping center in de bus zien steken. ‘Ziet ge ’t zitten om de recommandés weg te brengen naar de winkels? Ge weet ze toch zijn, hé, tegen dan is mijn safke op.’ ‘Oké.’ ‘En ge moet nog naar die biowinkel, uw kaas gaan halen.’ ‘Juist. Tot binnen een tien minuutjes dan maar,’ zegt Jimmy en hij vertrekt op zijn queeste, zijn zwart tasje tegen zijn borst geklemd alsof zijn leven er van af hangt en misschien is dat wel zo. Want hij wil op zijn eerste dag geen model 9.

Miguel
5 0
Tip

Buitenverblijf

Voorzichtig maakte ze het gat groter, de regen en smeltende sneeuw van de afgelopen veertien dagen hadden het een beetje doen inzakken. Dan strooide ze er een  handvol verse potgrond in. Haar hart klopte een beetje sneller dan gewoonlijk. Het was haar eerste keer sinds jaren, en haar eerste keer alleen. Het gat bleef er koud en ongastvrij uitzien. Maar het moest nu, nog wachten kon niet. ‘Binnenpakken, maar nooit langer dan veertien dagen!’ Elk jaar opnieuw had haar vader dat verkondigd, met grote stelligheid. En telkens had ze zo genoten van de warme gulheid van het binnenpakken, en zo moeten vechten tegen het kille schuldgevoel bij het terug buitenzetten.  Ze veegde haar haar uit haar gezicht, voelde de natte modder op haar wang. Toen keek ze naar de boom naast haar. Hier en daar blonk nog een dun sliertje engelenhaar, daar moest ze om glimlachen. Ze voelde voorzichtig in haar jaszak. Ze had een onbreekbare uitgekozen, maar toch. Ze deed haar handschoenen weer aan, ze was van kindsbeen allergisch aan naaldenprikken. ‘Heb je handschoenen aan? Anders krijg je weer van die vieze bulten. Tot op je schouder zaten die, gewoon door de top vast te houden, dat heb ik nooit verstaan!’ Ze had het hem nooit uitgelegd. Het binnenhalen en terugplanten was iets van hen beiden, maar dat andere, dat was tussen haar en de bomen. Ze haalde diep adem en tilde de boom in het gat. Kon een boom onthouden, vergeten, bang zijn? Zou hij de plaats herkennen? ’t Was geen slechte plaats, gewoon het verste hoekje van haar nieuwe voorstadstuin. Beschut en eigenlijk wel gezellig, het had niets van de onherbergzaamheid van het bos uit haar jeugd, dat koppig in haar gedachten schemerde. En toch. Fantasie haalde het altijd van de realiteit, zelfs toen. Ze hadden de boompjes uit de bosrand gehaald, vlakbij een vriendelijk open veld, maar zij had alleen de sprookjesachtige donkerte verderop gezien, en zich nooit kunnen voorstellen dat ze daar gelukkig groeiden. Ze gooide het gat terug dicht, stampte de aarde goed aan en gaf water.  Dan nam ze de kerstbal uit haar jaszak en stak hem diep tussen de takken, tot helemaal tegen de stam.  “Zo ben je niet alleen”, fluisterde ze, en draaide zich snel om. Soms vroeg ze zich af of iemand ze ooit zou opmerken, die zeven ondertussen volwassen dennen aan de rand van een ver donker bos, met elk een kerstbal in hun hart. 

Janna Herremans
122 6

Brooddronken hoofdstuk 15

15   ‘Eruit! Stom schijtwijf!’ Het getier weergalmt door de gang. ‘En neem uwen brol ook maar terug mee!’ Een gebakje vliegt door de open deur van de kamer en kwakt tegen het raam van de gang. Het druipt langs de ruit tot achter de radiator. Een jonge vrouw in een wit uniform loopt snikkend weg, tot consternatie van haar collega’s. ‘Hij weer?’ vraagt iemand terwijl ze voorbijsnelt.   Wie zegt nooit een mens gezien te hebben die quasi volledig uit vierkanten bestaat, heeft Jules Sabbe nooit gekend. Alles aan hem is vierkant. Zijn postuur, zijn hoofd, tot de randen van zijn brilmontuur en het patroon op zijn hemden en zijn bretellen. Zijn tanden, echt of vals, want een Sabbe praat niet over zijn gezondheid, zijn opvallend vierkant. Het lijkt alsof hij een slecht gebouwd Lego-mannetje is. Helaas voor het verzorgend personeel van WZC de Korenbloem is hij maar al te echt. De meest nors uitziende verzorgende wordt er op afgestuurd. Zulma, een blok beton in een verpleegstersuniform, laat niet met zich sollen. Zelfs niet door Jules. Ze duwt met veel geweld de deur volledig open, zodat de klink zich begraaft in het gat in de muur, achtergelaten door eerdere incidenten. ‘Awel?’ brult ze. ‘Awel wat?’ antwoordt Jules. De twee zijn aan elkaar gewaagd. Het is als een stierengevecht, al lijkt het niet duidelijk wie de stier en wie de toreador is. Zulma briest. ‘Was dat nu nodig, zo tieren op dat meiske?’ Ze staat bijna boven Jules gebogen. ‘Moet ge er ook een beetje hebben misschien?’ Jules heft zijn vierkante vuist op. ‘Ik zou maar heel wat minder van mijnen tak maken,’ zegt Zulma, ‘het zou maar eens kunnen zijn dat ik een weekje mijn vaste dienst afgeef om keukendienst te doen. Ik heb nog wat laxeermiddel thuis staan. Het zou jammer zijn als…’ De vuist gaat weer naar beneden. ‘En wilt ge nu eens zeggen waar dat drama voor nodig was?’ ‘Die geit zit godverdomme mij te behandelen als een klein kind. Of ik nog een taartje moet hebben, mijn beddeke moet gemaakt worden, ik moet mijn slufferkes aandoen, enzovoort. Godverdomme, ik heb de Duitsers nog op de riek gestoken. Ik!’ ‘Ja zeg, we zijn dat ook opgelegd van boven, hé.’ ‘En dan komt dat wijf aanzetten met een merveilleuxke met een stukske kiwi op. Ik mag geen kiwi.’ Zulma zucht. ‘En dat kunt ge niet op een normale manier zeggen?’ ‘Ik moet juist niets. Straks komt mijn kleinzoon mij halen. Ga ik misschien eens deftig eten hebben, ook al zal het vast wel keun of kieken zijn. Het gaat in elk geval beter zijn dan de stront die ik hier moet vreten.’ ‘Dat uw kleinzoon maar gauw komt, dat ge hier weg zijt.’

Miguel
2 0