Life is pain au chocolat
Ik nam een kartonnen doos en sneed met een breekmesje de zijkant eraf. Met een zwarte alcoholstift blokletterde ik PARIS op het afgesneden stuk. Ik twijfelde of ik een hartje als puntje op de i zou zetten, maar bedacht dat het niet noodzakelijkerwijs mijn kansen op een lift zou vergroten en besloot om het niet te doen.
Het was een typisch herfstige novemberdag waarop je zonder op je horloge te kijken niet kon weten of het ochtend, avond of gewoon pal op de middag was. De afgevallen bladeren en de modder opgespat van tussen de straatstenen vormden een massa als papier-maché waarin de afdrukken van mijn voetzolen nog tot de volgende stortbui zichtbaar zouden blijven. Ik stapte naar de oprit van de autostrade. Ik had niets meer bij dan de kleren aan mijn lijf, de muts op mijn hoofd en een rugzak met een enkele propere slip en een toilettas met onbeduidende inhoud. Natuurlijk was er ook het kartonnen bord. Parijs, oftewel het New York van Europa, de stad die nooit slaapt en waar al je dromen uitkomen.
De oprit was een haakse bocht naar rechts met aan de rechterkant ervan een parkje met niet meer dan wat gras en op regelmatige afstand van elkaar wat bomen. Er was geen speeltuig of een bank waardoor het vooral werd gebruikt als hondenwei en als het binnenste van een spiraal leek te worden opgevreten door de bocht die het hele lapje groen omsloot. Onder een boom vatte ik post, het bord voor mijn borstkas gedrukt alsof ik een statement wilde maken.
Een auto vertraagde. Ik zag in de rode Ford Fiësta een man en een vrouw naar elkaar kijken. De vrouw schudde haar hoofd alsof het een teken was om te acceleren en weg waren ze. De man had er niet onaardig uitgezien. En ik net iets te veel wat de vrouw betrof. Een monovolume stopte. Vader, moeder en op de achterbank twee dreumesen van een jaar of vier. Uit de luidsprekers klonken de jankende stemmetjes van K3. Papa draaide aan de volumeknop, terwijl mama het woord nam. Ze konden me meenemen tot in Rijsel. Met een half oog op de kleuters, bedankte ik vriendelijk. Het teleurstellende oooh vanop de achterbank werd door het opgaande raampje gesmoord.
Een grote, zwarte Range Rover parkeerde zich gezwind voor mijn neus. Het passagiersraam ging naar beneden en half leunend over de middenconsole een lichaam, een arm die de deur van binnenuit al voor me opende. Met mijn rugzak op mijn schoot ging ik aarzelend op de lederen fauteuil zitten. Het leek of de rugleuning me omarmde en mijn dijbenen werden gestreeld door het zitvlak. Ik keek opzij, recht in zijn ogen. Een brede glimlach die zijn tanden ontblootte, begroette me. "Parijs?" vroeg hij terwijl de richtingaanwijzer knipperde en hij al bezig was in te voegen. Ik knikte in de bocht van de oprit.
Hij zou die maand nog zevenenvijftig worden, wou niet veel kwijt over zijn relatiestatus - die zonder trouwring beslist een situationship was - en had een job waar hij wel een uur over had verteld maar waarvan ik de eigenlijke inhoud niet echt begreep. Hij moest ervoor in Parijs zijn en het was waarschijnlijk goed betaald.
Zijn huid was gaaf en gebruind, hij was kalend en had zijn baard netjes getrimd. Hij droeg een zwarte, klassieke merinowollen trui met daaronder een netjes gestreken wit linnen hemd en een beige chino. Zijn handen rustten relaxed op het stuur. Hij vertelde over zijn eerste huwelijk, zijn vorige relaties, zijn kinderen, zijn werk en vroeg mij helemaal niets. Ik was er en luisterde. Ik knikte, zuchtte mee en stemde in. Na een uur of twee zei ik dat ik moest plassen. Hij stopte bij een tankstation en terwijl ik op het toilet zat, kocht hij twee chocoladebroodjes die we in de auto opaten. Ik gooide het papieren zakje in de vuilbak en we reden verder. Het begon te regenen en de ruitenwissers zwiepten heen en weer op de enorme voorruit. Ik viel in slaap.
Toen ik wakker werd, stonden we stil. Het regende intussen zo hard dat ik niets zag behalve het water dat met gulpen over de ruiten stroomde. "Ik wou je niet wakker maken," zei hij, "maar het is onverantwoord om verder te rijden." Om zijn woorden kracht bij te zetten, legde hij zijn hand op mijn been. Ik keek van de hand, naar zijn gezicht en weer terug. Hij glimlachte bijna verontschuldigend en ik kon niet anders dan zijn gebaar bevestigen door ook mijn hand op zijn been te leggen. In een zwarte Range Rover, op een parkeerstrook ergens tussen Antwerpen en Parijs, zaten we met gekruiste armen minutenlang naast elkaar. Ik weet niet meer wie het eerst bewoog. Het doet er ook niet toe.
Zijn hand bewoog naar de rand van mijn jeans terwijl de mijne zijn kruis omklemde. Met een enkele beweging haalde hij de knoop uit het knoopsgat en trok hij de rits omlaag. Mijn schaamhaar kwam in een klein toefje vanonder het elastiek van mijn slip. Hij boog zijn bovenlichaam over de middenconsole en terwijl hij zachtjes in het vrijgekomen vlees beet, schoof hij via een hendel mijn stoel traag naar achteren. Met de hiel van mijn ene voet ontdeed ik mijn andere voet van een schoen, ik stak mijn bekken omhoog en duwde mijn jeans en slip omlaag. Hij keek op en ik knikte. Met zijn tong tussen wijs- en middenvinger befte hij me ritmisch klaar. Terwijl mijn onderbuik nog naklopte, stapte hij uit en niet veel later zat hij doornat op zijn knieën voor me. Ik legde mijn voeten op het dashboard en met een druk op een knop voelde ik mijn bovenlichaam onderuit en tegelijk naar beneden zakken. Gulzig kwam hij bij me binnen. Zijn hardheid klopte in mijn binnenste. Bij elke stoot kreunde hij zacht. "Ik ga komen," fluisterde hij in mijn oor. Schokkend, met gesloten ogen en rechte schouders kwam hij klaar.
De stortbui was over. Hij ritste zijn gulp dicht en ging terug achter het stuur zitten. Een klein uur later reden we langs de Seine. Ter hoogte van de Eiffeltoren zette hij zich aan de kant, boog hij over me en opende de deur. Ik griste mijn rugzak nog vanonder de passagiersstoel voor hij even gezwind vertrok als hij gekomen was.
Zijn roman werd een bestseller. Wist ik dat hij ook schreef en dat dit schamele kortverhaal verbleekt tegen zijn relaas. Ach, eigenlijk is seks met geen woorden te beschrijven. Ook de zijne niet.