Zoeken

Midnight at the Oasis

Een nachtje stappen in internationaal gezelschap recht en totaal onverwacht de onderbuik van Antwerp City in. Die avond (halverwege de jaren ‘90) was ik op stap met Erica en Marco. Erica was een Duitse vriendin uit Dortmund en regelmatig kwam ze me opzoeken om hier in Antwerpen uit te gaan en van andere, vooral mijn benefits te genieten en omgekeerd. Ik was in die periode niet toe aan een vaste relatie en bracht haar regelmatig een tegenbezoekje in het nog niet eens zo verre Dortmund. Dat was toch wel onze deal ; een soort culturele uitwisseling die ooit zou eindigen als één van ons zich over zijn bindingsangst kon zetten. Maar dat was vannacht nog zeker niet aan de orde. Ik had haar leren kennen tijdens een concert van Firehose in de Effenaar in Tilburg. Ze stond een beetje verder, wiebelend van de muziek te genieten. Ze droeg een T-shirt van Screaming Trees en ik vond haar ook wel heel mooi. Na een beetje onhandig aan de praat geraakt te zijn was ik er het na het optreden in geslaagd om haar naar Antwerpen te ontvoeren. Haar beduusde Duitse vrienden ten spijt. Erica zag er trouwens helemaal niet cliché Duits uit (grote volle borsten, blonde lokken, blozende kaken). Ze had gewone mooie borsten en was een brunette met sluik haar dat ze soms sexy over één oog liet vallen. Geen klassieke schoonheid misschien maar ze had een brutale gelaatsuitdrukking die me elke keer deed smelten. Slank maar niet mager, altijd combatboots aan, droeg nooit een rok of jurk en was spaarzaam met make-up. Een mooie oorbel had ze ook, twee verstengelde slangen. Marco was bi, wat hij me bij onze eerste kennismaking aan de toog in mijn stamkroeg onmiddellijk toevertrouwde. Ik schudde zijn hand, vertelde hem ook mijn naam en voegde er aan toe dat ik straight was, maar niet te fanatiek. Hij kon er smakelijk om lachen, en ik kon eerlijkheid wel appreciëren we werden snel de beste vrienden. We hadden dezelfde weirde humor, bijna dezelfde smaak in muziek, films en boeken. Altijd hadden we wel een onderwerp om over te palaveren. Marco was ook nog niet echt relatie gebonden. We converseerden onderling, ik en Erica in het Engels, maar zeker geen Oxford Engels. Mijn gebrekkige kennis van het Duits en haar compleet afwezige kennis van het Nederlands hadden tot deze compromis geleid. Marco deed natuurlijk ook mee in het Engels en had een ware encyclopedische kennis van schunnige woorden en uitdrukkingen in die taal. Waar had hij die opgedaan ? Ikzelf was dus tamelijk straight, maar net zoals Erica wel avontuurlijk. Altijd bereid om nieuwe zinnenprikkelende ervaringen op te doen. Zou deze avond leiden naar de verhoopte trioseks waarop Marco al heel de avond, en een beetje tot vervelens toe, aan het alluderen was ? Geen idee, maar ik was wel zeker dat ik op dit moment nog niet dronken genoeg was. Blijkbaar waren we daar naartoe aan het werken. We zwalpten van café tot café en belanden uiteindelijk in een kroeg waar we, eigenaardig genoeg nooit eerder geweest waren. Geen naambord. We namen plaats aan de toog en we voelden instinctief alledrie aan dat er iets mis was aan deze kroeg. De kroegbaas sprak met een Nederlands accent maar dat was niet de enige reden dat we ons ongemakkelijk voelden. De rook in de kroeg dreef even doelloos rond als de meeste mensen die hier gestrand waren. Ik probeerde te achterhalen wat me verontrustte, dat we hier nog nooit geweest waren was inderdaad vrij uitzonderlijk. De kroeg lag nabij de Hoogstraat, midden in het epicentrum van de horeca. Er was niets bijzonders aan, de obligate reclame voor frisdranken en bieren was aanwezig, een bingokast naast de deur, enkele mensen aan een tafeltje ernaast. De inrichting getuigde van weinig smaak en nog minder geld. Achter de Nederlander, naast de glazen enkele ansichtkaarten van stamgasten die het zich konden veroorloven op reis te gaan. De muziek was ok, geen Nederlandse Schlagertoestanden maar smaakvolle Acid Jazz. Galliano, the James Taylor Quartet, Jamiroquai, US3 kwamen aangenaam door de speakers gegalmd maar brachten hier, op deze plaats geen sfeer. Misschien moesten we hier na een snel drankje toch maar verkassen naar één van de vele danscafés in de buurt.We zetten ons op een barkruk aan de ruime toog, van ideale hoogte. Ik bestelde een Rum coke, Erica hetzelfde en Marco hield het bij een pilsje. Prima spul die Rum coke, geen Bacardi maar Havana club, met veel ijs, een maantje limoen en twee rietjes. De sfeer zat er in onze kleine kring ondanks alles toch goed in wat duidelijk niet bij iedereen in het café het geval was. Er zaten er een paar heroïnejunks bijeen aan een tafel rechts van ons, een dakloze vrouw wat verder, en aan de andere kant een al wat oudere man, lichtelijk voorovergebogen boven zijn pint. Hij zag er te oud uit voor wat ik zijn vermoedelijke leeftijd schatte. Links, rechts losjes verspreid over het café nog wat schimmige figuren.Tijd om een bezoek te brengen aan de mannen-wc vertelde mijn overspannen blaas me. Ik liep links van de toog naar de deur met daarop, niet mis te verstaan : “toilets”. “Erica, can you watch my Rum Coke, before Marco steals it from me in my short absence”, flauwgrapte ik nog alvorens de deur open te trekken. Een korte, slechtverlichte gang, en op het einde van die gang een deur met daarop “Ladies”, rechts daarvoor een deur met daarop “Gents”. Dat was duidelijk. De deuren hadden een patina van overschilderde sticker -en posterrestanten en ingekerfde schunnigheden. Overschilderd in verschillende lagen en kleuren verf. Ik verwachte achter de deur naar de mannenruimte en afgaande op het huidige cliënteel een hels tafereel aan te treffen.Kraak maar dan ook kraaknet het mannengedeelte. Geen spoortje graffiti op de witte metro-tegels, geen bespatte vloer, drie porcelijnen urinoirs op de perfecte afstand van elkaar gescheiden met een schaamtussenschot. Geen schaamhaar in die urinoirs, wel in elk van die drie een heel schattig obligaat geurblokje. Geen schunnigheden op de muren, binnenkant van de deur, of op de spiegel bij de handwasbak. Onwaarschijnlijk, in tal van veel chickere zaken had ik al veel abominabeler toestanden aangetroffen. Het zag er hier uit alsof het net, 10 minuten geleden, grondig gereinigd was. Wat een aangename verrassing. Met plezier deed ik mijn ding en vervoegde even later terug mijn gezelschap. Toch daarvoor nog snel even bij het vrouwengedeelte binnengekeken, en daar hetzelfde tafereel.. alles pico bello, alsof klaar voor een hygieneinspectie. Ik bracht Marco en Erica op de hoogte van mijn bevindingen maar stuitte en misschien terecht op een dosis ongeloof. Een van de Junkachtige figuren was ondertussen ook door de deur naar de sanitaire vertrekken geglipt. Midnight at the oasis van the brand new heavies weerklonk. Come on, till the evening ends'Til the evening endsYou don't have to answerThere's no need to speakI'll be your belly dancer, prancerAnd you can be my sheik De euforie over het propere sanitair was bij mij al wat aan het tanen en eigenlijk vond ik de paradox om dat hier in dit café aan te treffen zelfs nog meer verontrustend. Als de wc’s verloederd en smerig waren geweest had dit beter in mijn plaatje gepast. We bestelden nog wat drankjes, hetzelfde, en ik gaf de bartender een compliment voor de muziek en de prima staat van het sanitair. Op een beetje vreemde, niet echt uitbundige manier, nam hij het compliment in ontvangst. Marco was weer bezig.“Erica, you ‘re sure you don’t need a helping hand with him, or more than a hand” Zijn blik op mij gericht. “No Marco, I can handle it just fine” antwoordde ze onverstoorbaar “It’s a bit unheimlig here, don’t you think my friends”, gooide ik er tussen “Nah, I think we’re just not drunk enough”, Marco stond op “But first, I’m going to visit those already legendary restrooms” En hij stond op, een halve erectie nauwelijks verbergend. Normaal zou Erica al lang aan het dansen zijn op deze muziekvibe, ongeacht de omgeving. Daar gaf ze echt niet om. Rustig dronken we verder onze rum op en wisselden wat kroegobservaties uit.Marco was snel terug en ik vroeg hem of hij de kerel die voor hem de wc’s had betreden hem niet lastig gevallen had. Tja dat gebeurde soms.Hij had niemand gezien, ook niet in de damestoiletten waar hij eerst per ongeluk was binnengestapt maar bevestigde wel de kraaknette staat. Ik had ondertussen nog iemand zien binnenstappen maar de andere was nog steeds niet buitengekomen. De conversatie kabbelde rustig verder maar ondertussen hield ik toch een oog op die deur gericht. Mensen gingen binnen maar er kwamen er duidelijk veel minder buiten. Marco was er helemaal niet meer mee bezig en zelfs Erica was al in een goede stemming aan het komen. Ze hadden een intense conversatie over een nogal expliciete film die ze beiden gezien hadden. Ik verkaste naar het rechtse uiteinde van de toog, waar normaal altijd de favoriete vaste klanten stonden. Een perfecte plaats om de bartender in vertrouwen te nemen. Die stond driftig met zijn roze Vileda glazen te poetsen. Ik wenkte hem.In mijn beste Nederlands Antwerps. “Er is hier iets niet pluis denk ik, ik zie hier veel mensen de WC binnenstappen maar veel minder terug buiten komen” “Nou, welnee hoor, waar heb je het over” En hij poetste driftig verder. Hij hield zich van den domme, terwijl ik altijd dacht dat in hun ogen de Belgen dom waren. Ook was hij voor een Nederlander wel heel weinig spraakzaam. “Ik ben het al heel de avond aan het observeren, ik heb nog geen drugs genomen en nog altijd een beperkte hoeveelheid alcohol geconsumeerd”Mijn Rum coke was ondertussen wel nogmaals leeg en ik plaatste het glas op de toog.“Het klopt niet” ging ik verder, “ook zijn de toiletten veel te proper voor dit café”Mijn nieuwsgierigheid was groter dan ik dacht, ik deed echt niet graag vervelend tegen Barmannen.Toch deed ik er nog beschamend schepje bovenop “Misschien moet ik toch eens de politie inlichten, ik heb nog twee getuigen”Een onwaarschijnlijke bluf, nooit zou ik de politie bellen, slechte ervaringen mee. En mijn twee getuigen waren, zoals ik in lichte staat van dronkenschap. Ik stond op het punt om het op te geven, maar plots stopte hij met driftig poetsen, legde de Vileda neer en drukte op een knop aan de onderkant, links van de toog.“Ga maar eens kijken, mijn barman instinkt zegt me dat jullie wel ok zijn” Te perplex om te antwoorden, knikte ik maar wat. Ik haalde Erica en Marco uit hun vibe en ze volgden mij, toch ook nieuwsgierig geprikkeld, de bewuste deur in. Een kleine meter voor de echte deur van de mannenvertrekken was een opening in de muur. Een valse wand die netjes gecamoufleerd was als muur. Echt prima trompe l’oeuil werk. De knop aan de bar had die lichtjes verschoven, genoeg om je hand tussen te steken. Ik schoof die verder en dat ging verrassend vlot. Een kleine plaats verlicht door een flikkerende TL lamp liep uit op een rotonde trap die de diepte in ging. Stevige leuningen. Zorgvuldig sloot Marco de wand achter zich, leek ons ook het beleefde ding te doen. En verwachtingsvol, een beetje angstig daalden we de trap af.Beneden aangekomen stonden we in een prachtig oud tongewelf. Niet ongewoon in deze buurt maar je verwacht het even niet. Ongeveer 6 meter breed en 3 meter hoog was de ruimte. Links van ons stonden, achter een traliehek, vaten, flessen acid, bakken bier , frisdrank en nog wat cafébenodigdheden. Op een paar meter rechts van ons was het luik waardoor de brouwer zijn waren binnenbracht. Je kon het gedempte rumoer van de stad horen. De ruimte was goed verlicht, maar niet te fel, door enkele goed geplaatste spots. Aan het einde van de kelder, aan de andere kant was een stevige houten deur die ons leek te wenken. Niemand zei een woord en behoedzaam stapten we erop af.   De deur opende niet zo als ze er uit zag, belachelijk makkelijk, goed onderhouden. De geur van sandlewood wierook kwam ons tegemoet. Erika, ondertussen mijn hand vastgenomen en Marco volgden me behoedzaam naar binnen. De ruimte was het verlengde van het tongewelf, we moesten ons ergens onder de cafévloer bevinden. Ze liep dood een 25 tal meter verder tegen een muur, waarvoor een antiek bureau stond met daarachter een grijzende man. Hij had ons gezien en kwam naar ons toe.De rest van de ruimte was gevuld met zetels, her en der willekeurig een mat op de grond, geïmproviseerde bedden, hier en daar een tafeltje met tijdschriften en her en der daarop uitgestrooid wat op het eerste zicht dakloze mensen leken. Niemand keek op. Affiches van muziekoptredens tegen de muren, spaarzame verlichting van enkele satanlampen maar het was er kraaknet en aangenaam warm. Niet killig zoals je in zo’n kelder zou verwachten. Een kleine Sony Hifi installatie speelde klassieke muziek, maar niets te dramatisch. De man was ondertussen tot bij ons genaderd (een frisse zestiger). Spraakwaterval Marco was al even stilgevallen en nam ook de omgeving in zich op.“Ik denk dat jullie verkeerd gelopen zijn” “Jouw barman heeft ons binnengelaten, het viel ons op dat er mensen verdwenen in je toiletten” Erika drukte zicht tegen me aan. “Ha, Bas heeft jullie binnengelaten, op zijn mensenkennis kan ik wel vertrouwen, ja je ziet wel wat er hier aan de hand is zeker” “Mmm, niet helemaal.. een soort daklozen opvang ?” Ik vertaalde ondertussen snel voor Erika. “Mijn naam is Jacob”, en hij stak zijn hand uit, we stelden ons allemaal voor en schudden zijn hand. Kom er even bij zitten en hij wenkte naar enkele leegstaande rode fauteuils rond een kleine bamboe salontafels.Uit zijn bureau nam hij een fles 15 jarige Appleton Rum, vulde voor elk van ons een glas met een beschaafde portie en gaf ze aan ons. Nice “Nee, ik doe hier niet aan daklozenopvang maar ik begrijp de verwarring”Zijn ogen werden wat doffer en hij streelde zijn witte baard. De Appleton was heerlijk en het warme gevoel verspreidde zich door mijn lichaam. “De mensen hier zijn Heroïne verslaafden, normaal zouden zij zich buiten op straat of in één of ander vunzig kraakpand bevinden. Hier geef ik ze een warme schuilplaats, ze krijgen propere naalden, proper sanitair en de mogelijkheid om zich wat op te frissen. Soms krijgen ze boven nog een goede kom soep. Enkele ex-verslaafden helpen me hier bij de plaats proper te houden en een oogje in het zeil te houden”Ja, ik had ze natuurlijk ook al gezien in Antwerpen, Heroïnejunks. In de stadswaag, sommige gore cafés, de Groenplaats ...zelfs hier in de Hoogstraat. Het was geen prettig zicht, je zag het onmiddellijk, de lege ogen, te oude gezichten. The Living Dead.   Hij vervolgde, “Het café is een perfecte dekmantel, overdag durven hier wel eens toeristen binnenwaaien en passanten. Geen probleem. Zo gauw de nacht valt komt mijn ander cliënteel binnengesijpeld en automatisch zetten de anderen hier niet dadelijk een stap binnen. Behalve uitzonderlijk, zoals jullie.”   De vraag is natuurlijk waarom. Erika stelde die vraag in haar onvervalst Duits, maar dat is perfect verstaanbaar in onze taal.   “Tja, mooie dame, dat is een lang en ellendig verhaal. De korte versie is dat ik mijn zoon verloren ben aan die verschrikkelijke gesel ; Aids. Hij had ook de habit en een vuile naald heeft hem besmet. Ik beloofde hem op zijn sterfbed om deze mensen, in de mate van het mogelijke te helpen. Deze paria’s van de maatschappij hier toevallig aangespoeld. De overheid, de stad Antwerpen, niemand anders doet iets voor deze mensen. Misschien weten ze het wel en laten me ze betijen, hoeven ze zelf ook minder te doen” Een beetje verder was iemand juist zijn naald aan het aftikken en op zoek naar een ader om een shot te zetten.Wow, dit had ik echt niet verwacht, dat de avond zo’n wending zou nemen. We dronken bedachtzaam onze Rum op. Bedankten Jacob en wensten hem het allerbeste. Een halfuurtje later, na het afrekenen en Bas de barman nog een ferme fooi te geven, stonden we buiten in de kille nacht voor het café. Marco moest de andere kant uit en ik en Erica gingen richting mijn flat. Ik nam haar hand en loste die niet meer tot we er waren. Ik hoopte van harte dat ze toch nog even wat bindingsangst had, ze was een soulmate, eigenlijk zoveel meer dan een friend with benefits.   Enkele maanden later kwam ik nog eens voorbij de bewuste kroeg. Gesloten, dichtgetimmerd en werd gerenoveerd door de BVBA Van Goethem zoals de schreeuwerige borden het adverteerden. Ik wenste dat alles goed was met Jacob.  

The Musicbar-Dude
0 0

Broodje duif

De queeste om het dagelijkse brood te versieren neemt een kwalijke bocht. Met een stadsduif in een dramatische bijrol. Nee ! Bij die mensen zet ik nooit een voet meer binnen.Onderweg naar mijn favoriete bakker was ik aan de Vlaamse Kaai toch, tegen beter weten in, binnengestapt in zo’n nieuwe trendy bakker. Het was wel een stuk dichter bij mijn appartement dan de andere, dus zou ik minder lang onderweg zijn. “Le Pain Quotidien” stond er in sierlijke letters op de raam en op de luifel boven diezelfde raam. “Broodjes en delicatessen” stond er op de raam nog bijgeschreven. Er hing ook nog een bordje bij met de gebruikelijke onzin van openingsuren en andere overbodige informatie. De koeltoog was volgestouwd met exotische en minder exotische salades, netjes in witte bakjes met een lepel erin. Ook een hoop belegbenodigdheden ; gesnipperde uien, augurkjes, mayo, salade, tomaten in schijfjes, kappertjes, boter , mosterd ... Na een kleine 10 minuten was het aan mijn beurt. “Een grof gesneden a.u.b.”, vroeg ik vriendelijk“Dat zal niet gaan mijnheer, wij hebben geen gewoon brood hier, alleen broodjes om te beleggen.”, antwoordde ze vriendelijk terug “misschien een gewoon wit gesneden”. Probeerde ik nog. “Ik kan wel een Baguette of zelfs een Chiabatta voor je regelen, maar gewoon brood nee, we zijn een broodjeszaak, niet echt een bakker”. Was de nu toch ietwat geprikkelde respons. In sommige situaties moet je gewoon beseffen dat het beste is om het zo te laten en geen hopeloze strijd, een strijd die je nooit kan winnen aan te gaan. Vriendelijk zei ik : “nog een goede dag verder, ik zal mijn klandizie ergens anders verder moeten zetten”“Dank u wel mijnheer, goede morgen nog” was de automatische respons.   Het hele voorval had me een beetje kregelig gemaakt. Toen ik in de Kloosterstraat het plein overstak met het Peter de Grote standbeeld stampte ik naar een tamelijk domme duif die was komen aanvliegen in de veronderstelling dat ik iets eetbaar had meegebracht. Groot was mijn verbazing toen het dier in tegenstelling tot zijn soortgenoten niet onmiddellijk wegfladderde. Ik stampte met links en dat is mijn beste voet, volgens mijn vroegere voetbaltrainer, alhoewel ik met mijn rechtse hand schrijf. Typen doe ik met twee handen. Dit schot was een voltreffer ; de duif spatte uiteen op mijn Dr.Martins, zonder zelfs een kik te geven. Met mijn bottin vol duivenvlees ging ik op een bankje zitten zodat ik het kon afvegen aan een stuk krant dat achteloos in de openbare vuilniscontainer was gegooid. Het is niet mijn gewoonte mijn schoenen veel te poetsen maar zo kon ik toch moeilijk de bakker binnenstappen. Terwijl ik hiermee bezig was kwam een oudere dame op me afgelopen, net het type dat dagelijks duiven komt voederen en ze allemaal koosnaampjes geeft. “Ik heb het gezien, rotzak, jij hebt Rafaël doodgetrapt, ik haal de politie erbij moordenaar !!!” “Mevrouw, het was een ongelukje, die duif zat daar en ik kreeg plots een kramp en ...” “Een ongelukje, tierde het mens, hoe kan je nu per ongeluk op een duif stampen, je hebt Rafael kapotgemaakt” Mijn kwade bui was ondertussen al volledig uitgeregend en ergens had ik al een spijtig gevoel. Ik hield van dieren en zou zelfs niet de kleinste vlieg kwaad doen, muggen zijn wel een uitzondering. Ons geanimeerd gesprek had ondertussen de aandacht van passanten getrokken die in een vage cirkelvorm rond ons waren komen staan. Ik ging verder met het reinigen van mijn linkerschoen en zij ging verder met tieren. Uit de menigte steeg af en toe een goedkeurend gemompel op. Een plaatselijk randverschijnsel moeide zich in de discussie. “Is het waar wat ze zegt, heb jij die mevrouw haar duif doodgestampt?”Nu was het al mevrouw haar duif en ik die dacht dat duiven vrije dieren waren. Niet dat het haar eigendom was. “Ik heb het al gezegd, het was een ongelukje” “Tegen duiven kan je het wel halen, vervolgde het randverschijnsel, maar kan je het tegen mij ook halen” Hij sprong in de cliché-boksershouding, voeten lichtjes uiteen en over en weer wiebelend. Ik had totaal geen zin in een vechtpartij zo tamelijk vroeg in de ochtend en zeker niet om een stadsduif. Bovendien was de ander duidelijk struiser en groter dan ik (dat was al de tweede vandaag). De mensen hadden de kring iets groter gemaakt om ons, vechters ruimte te geven, maar ik zat nog steeds op de bank en mijn linkerschoen was properder dan ooit. Ik wierp het krantenpapier terug in de vuilbak en maakte aanstalten om weg te gaan. “Wel kom op, duivenkiller.” riep de bokser. Nog altijd met gebogen armen, gebalde vuisten en wiebelend op zijn benen. “Ik heb echt geen zin om over een domme duif te vechten, als je zo nodig wilt vechten zoek dan maar iemand anders.” De oude dame was nergens meer te bespeuren, ze was opgeslokt door de menigte die nog steeds aangroeide en aanmoedigingskreten riep. Een plaatselijk ijsventer had zijn kraam al opgesteld en de caféhouders rond het pleintje zetten hun terrasstoelen en tafels buiten. Een cameraploeg van ATV was ook al beginnen filmen.Ambiance op het pleintje, het was al een tijdje geleden dat ze dat nog eens mochten meemaken. Politie viel er gelukkig, zoals gewoonlijk, nog niet te bespeuren, niet dat ik angst had van de politie maar als zij zich ermee bemoeiden zou ik mee moeten komen om een verklaring af te leggen en de politieadministratie kennende zou dat wel eens een hele tijd kunnen duren. Ik moest nog altijd de eerste politieagent tegenkomen die met meer dan één vinger tegelijk kon typen. Ondertussen was de ander nog steeds bezig zich op te peppen voor het gevecht. “Ik ga niet met je vechten, dat ligt niet in mijn aard maar misschien is er hier wel iemand anders die met jou wil vechten als je zo nodig moet” Ik richtte me tot het aandachtige publiek. “Is er iemand hier die met deze mijnheer wil vechten?”Een man maakte zich los uit de menigte en kwam op me af. “Wel, als je er niets op tegen hebt, het is al een tijdje geleden dat ik nog eens goed gevochten heb”, zei hij schuchter. “Geen probleem ik heb andere dingen te doen.” Ik liet de twee boksers en de geïmproviseerde mensenkring voor wat ze waren en vervolgde mijn weg naar de bakker. Het zonnetje scheen nog steeds even welgemutst. Bij de bakker kocht ik een grof gesneden. Hopend dat ze niet aan mijn gelaatsuitdrukking konden zien dat ik net daarvoor een duif naar de duivenhemel (die zal voor hen niet veel verschillen van de gewone aardse hemel) had gestuurd. Maar nee, geen probleem. Ik ging terug naar mijn appartement langs een andere weg, via de Nationale straat die uitkomt in de Volkstraat, de uitslag van de bokswedstrijd interesseerde me maar matig. Toen ik aan het meisje dat samen met mij de ontbijttafel deelde vertelde wat me onderweg overkomen was en waarom ik zo lang weg gebleven was, geloofde ze me niet. Ik zei haar dat ik enorm veel van haar hield, dat geloofde ze wel.

The Musicbar-Dude
0 0

De heldhaftige strijd om het dagelijkse brood

De eerste werkervaringen lopen niet altijd van een leien dakje. Als het geen zaterdag of zondag is ga ik soms wel eens werken. Meestal niet want ik houd het niet lang uit bij een “baas” en vice versa. Met heimwee denk ik dan wel eens terug aan de oertijd : je ging een weekje op jacht met de vrienden, bracht een mammoet, wat konijntjes, en eventueel als het mee zat wat vis mee en de stam kon weer een maandje voort. Ondertussen hield je je onledig met rotswanden te beschilderen, rare kruiden in je thee doen en kleine doch nuttige gebruiksvoorwerpen te fabriceren. Je kon toen nog ongegeneerd, en liefst zelfs naakt als het kon, achter de vrouwen of mannen lopen (het is onwaarschijnlijk dat er geen gay holbewoners bestonden). Enig nadeel is dat voor vuur te maken je geen aansteker had, want die was (zeggen ze) toen nog niet uitgevonden. Momenteel gaat het er lichtelijk anders aan toe en moest ik af en toe gaan werken om geld te verkrijgen. De eerste stap in een succesvolle carrière is een goede, niet aflatende wekker kopen en die op een plaats zetten, liefst enkele meter van je bed, waardoor je er uiteindelijk van misère echt naar toe moet. De stap naar de badkamer is dan al veel kleiner en lichter te nemen. De volgende stap is het maken van een lunchpakket. Een zeer moeilijke opgave, hoe kan je op voorhand weten waar je 's middags zin in zult hebben ? Een moeilijke vraag die me soms wel even bezig hield. Soms zo lang dat ik ondanks het succesvol volbrengen van stap 1, ik toch nog eens sporadisch te laat kwam. Als dan de tijd gekomen is gooi ik mijn lunchpakket en een fles water in een geschikte tas en kus mijn vissen gedag (vissen zijn heel gevoelig op dit punt). Meestal neem ik de tram, de bus, de fiets of de trein naargelang waar ik moet gaan werken. Als je het hele traject naar je job te voet gaat is er teveel afleiding onderweg.   Zo had ik eens werk gevonden in de Antwerpse haven, officieel als magazijnier, in realiteit als sjouwdier. Het was werk als dokwerker, alleen betaalde men mij minder omdat ik niet als dokwerker geregistreerd was (ik had gene boek, zoals de andere dokwerkers het licht smalend plachten uit te drukken). Maar ik zat in acute geldnood dus besloot ik er maar het beste van te maken. Op weg met mijn Sony Walkman die gewapend was met een BASF C90 cassette : ik had de motivational werkmix2 door mijn oortjes. Oh, it's a dirty job but someone's gotta do itSaid it's a dirty job but someone's gotta do itWe care a lot!We care a lot!We care a lot!About the gamblers andThe pushers and the geeksWe care a lot!   Om 7.00 uur stipt bood ik me vol goede moed aan bij Edmond Depaire aan de Scheldelaan. Het grauwe magazijn was immens groot en alle poorten waren nog gesloten. Links van het gebouw was een kleine deur waar ik vermoedelijk door moest gaan om binnen te geraken. Met mijn lunchtas in mijn handen geklemd opende ik de deur en ging ik, door niemand gestopt het magazijn binnen. Het magazijn bevatte een onaanzienlijk aantal goederen, gaande van kartonnen dozen, balen katoen, meubelen, enkele auto's, jutte zakken, en een hoop dingen die ik niet kon thuis brengen. De enorme ruimte zat propvol en alles was meters hoog gestouwd.Rechts van mij een dozijn enorme garagepoorten waardoor vrachtwagens in en uit konden rijden om containers af te zetten. Daarachter enkele meters overslagplaats en daarachter niets dan die enorme volgestouwde rekken. Honderden meters diep.   Aan de linkse kant waar ik me bevond was een kleine vrije strook waar ik in de vaagte enkele menselijke gedaanten zag manoeuvreren. Het eerste wat je doet als nieuwe werknemer is vragen naar de ploegbaas en hopelijk kom je dan van hem te weten wat je taak inhoudt. Ik was het papier dat ik van het interimkantoor gekregen had met de naam van de ploegbaas echter vergeten. Ik hield beleefd een man tegen die mij kruiste. "Joew, ik zoek de baas, ik moest me komen aanbieden als interimmer.""Ha, je zoekt de baas, sorry hoor maar die manne zitten allemaal in Brussel." Zo'n scherp en politiek antwoord had ik niet echt verwacht. "Wel, de ploegbaas is ook al goed", antwoordde ik onverstoorbaar."Kom dan maar mee naar ons kot, daar zit iedereen" Ik volgde de grapjas naar het ander eind van de loods, waar men enkele muren tegen de buitenmuren van de loods had geplaatst had en daar bovenop enkele golfplaten had gelegd. Kot was de enige juiste benaming voor die verzameling van baksteen en golfplaat. De ander ging mij voor, het kot binnen. Daar waren ze dan de collega's, gezeten op gammele stoelen en onder het licht van een 60 Watt Phillips lampje.Ongevraagd stelde mijn gids me voor. "Dit is de nieuwe interimmer mannen, benieuwd hoelang deze blijft." Hij zette zich neer op een stoel en opende zijn tas om een grote thermos koffie uit te pakken. De ploegbaas stelde zich voor en zei dat hij hoopte niet te veel klachten van mij te krijgen want hij was geen gemakkelijk iemand waarschuwde hij me. Ik zei dat dat wel zou meevallen want dat ik ook geen gemakkelijke was, maar op de één of andere manier ontging hem de pointe van mijn antwoord. Hij ging de deur uit en liet me over aan de genade van het werkvolk. Ik wou duidelijk laten blijken dat ik geen watje was en zette me op de dichtstbijzijnde stoel, om niet uit de toon te vallen nam ik mijn fles water uit mijn zak en plaatste ze op de tafel naast de andere hun lunchpakketten en toebehoren. "Zeg gast, je zit op de Jef zijn stoel", zei de lelijkste van de hoop. Het was te verwachten als er een nieuwe bijkwam moesten ze eerst uittesten hoe ver ze konden gaan, zien welk vlees ze in de kuip hadden. "Ja, en waar is die Jef dan", antwoordde ik zo droog mogelijk."Wel, die zit momenteel op Paul zijn plaats, want die is in ziekteverlof maar zijn stoel is veel beter", zei de lelijke."Oh, wat voor ziekte heeft hij dan", ik maakte totaal geen aanstalten om op te staan."Paul heeft last van zijn meniscus, en moest vandaag onder het mes", dat antwoordde Jef die op Paul zijn plaats zat. Ik anticipeerde op zijn antwoord. "Mijn nonkel Frans heeft zich enkele maanden geleden ook laten opereren aan zijn meniscus, dat is nooit meer goed gekomen. Een meniscus-operatie is zeer delicaat en de chirurg die hem opereerde had de dag daarvoor de trouw van zijn dochter gevierd, blij dat die eindelijk het huis uit was. Hij heeft er een knoeiboeltje van gemaakt. Nonkel Frans kan niet meer lopen of zelfs nog maar gaan.De lelijke bekeek me peinzend, zijn hand over zijn kin wrijvend."En die chirurg wat hebben ze daarmee gedaan.""Ach, je kent dat, dokters, chirurgen, politiekers ze dekken elkander altijd, er is niks van gekomen, hij opereert nog altijd." Uit de rangen van de dokwerkers klonk instemmend gemompel en echo's van "Ja die grote mannen...en de kleine man...politiekers...geld...altijd de klos..."Ze waren allemaal aan het denken aan die arme Paul die misschien nooit meer zou komen werken. Dat leidde hun gedachten af van mij en de stoel. De hoorn blies zeer onaangenaam dat het tijd was om te werken en ik volgde mijn collega's naar buiten nog steeds niet wetend wat ik zou moeten doen. Gelukkig kwam de ploegbaas naar me toe, hij wees me twee mannen aan en zei dat ik gewoon moest doen wat zij deden. Ik twijfelde nog even of ik ook in zo'n dokwerkerspas moest lopen, de armen 30 cm naast het lichaam, de borst licht vooruit en met korte hevige stappen. Maar ik bedacht me, dit jobje had ik even nodig en de ploegbaas had weinig gevoel voor humor. Het werk bestond erin om een container die voor de loskade gezet werd uit te laden. Dit gebeurde op palletten en de kunst bestond erin de dozen of andere rommel die uit zo'n container kwam zodanig te schikken dat het bouwsel niet omver viel en het veilig vervoerd en in rekken kon gezet worden. Tevens moest gecontroleerd worden of de lijst die je bij de container kreeg overeenstemde met de inhoud ervan. Al snel kende ik de naam van mijn twee collega's zodat ik ze niet meer moest aanspreken met 'A' en 'B' ,ze heetten Fons en Marc. Stevig tempo hielden ze erop na, routineus, en tussen elke pallet door nog een pintje aan het drinken. Mijn respect groeide met de minuut. Na een uurtje was ik eigenlijk al uitgeput Tegen de middag hadden we zo enkele containers uitgeladen en was het tevens etenstijd. Allemaal het kotje in. De één na de ander laadde zijn middagmaal uit op tafel. Ik volgde hun voorbeeld en plaatste mijn boterhammen in aluminiumfolie gewikkeld en mijn fles Evian eerbiedig op tafel. Dit gebaar deed sommigen in een hilarisch lachen uitbarsten. De reden van dat gelach en gegrinnik was duidelijk, ze hadden allemaal genoeg eten bij om een peloton soldaten op kamp, een week van voedsel te voorzien. Mijn lunchpakketje viel in het niet bij zoveel culinair geweld.Intimiderend was het zeker. "Als je zo weinig eet zal je hier niet veel kunnen uitsteken ofwel kunnen we je hier binnen een paar dagen met de ambulance zien buitendragen." Het bleef evenwel een onthutsende vaststelling wat sommigen in de tijdspanne van een halfuur naar binnen staken. Jef begon met twee tassen thee (ik wist dat het thee was want in een onbewaakt ogenblik was ik naar het kot gegaan en had ik van iedereen zijn thermos gedronken, je kunt nooit genoeg weten over de relatie tussen vloeistoffen en de personen die ze tot zich nemen). Vervolgens at hij een viertal boterhammen met allerhande beleg. Terug een tas thee, een appel, een blikje worstjes in tomatensaus (Zwan), en als dessert nog een volwassen stuk pure chocolade. De restanten van deze maaltijd bergde hij zorgvuldig op in zijn nu lege brooddoos en hij opende een andere doos waar zich een bokaal met pekelharingen in zuur bevonden, hij viste er een paar uit met zijn vork en stuurde ze op weg naar zijn maag. De maaltijd ronde hij af met een bus yoghurt uit te drinken. De enige die niet lachte met mijn sobere maaltijd was Ahmed, die was namelijk volop in de Ramadan en mocht geen hap eten overdag. Hij zou dan ook al snel een goeie vriend van mij worden.Na de maaltijd en in afwachting van het volgende horensignaal werd er veel gezeken en gezeverd over van alles en nog wat maar het meeste over vrouwen en de daar blijkbaar bijhorende seks. Als ik moest aanvaard worden in deze kring ruige lieden was het duidelijk dat ik af en toe ook wat seksistische praat zou moeten aanwenden. En grotere lunchpakketten meenemen. Tja, niemand heeft ooit gezegd dat werken een pretje is.

The Musicbar-Dude
22 0

Brief aan de Sint

Musicbardude’s log :stardate 28/11/2021 – 11:45Liefste Sint,Zoals elk jaar rond deze tijd kruip ik in mijn pen om u op de hoogte te brengen van mijn wensen omtrent de spullen die je me mag bezorgen. Dit jaar ben ik extreem braaf geweest, op enkele kleine maar hevige uitspattingen na. Daar zitten de Corona pandemie en de daarbij horende maatregelen voor een groot deel tussen natuurlijk. Er zullen nu wel heel veel brave kindjes zijn, ik hoop dat je de werkdruk nog zal aankunnen en niet in een burn-out valt. Tenslotte, laten we een kat een kat noemen, je bent toch ook niet meer van de jongsten. De voorbije jaren heb je mijn brieven meestal straal genegeerd en dat deed wel pijn. Ok, ik heb die aflevering van Jiskefet waarin Hans Teeuwen je nogal onhandig portretteerde enkele tientallen keren terug gezien. Maar dat is humor dacht ik, dat moet de Sint toch zeker begrijpen. Je was waarschijnlijk ook lange tijd boos op mij omdat ik je geboorteplaats in Zuid Turkije niet bezocht heb. Ik zat inderdaad in Antalya en vanuit de All-in resort waar ikverbleef vertrokken er dagelijks toeristische bustochten naar je geboortestad.Wat kan ik zeggen. All-in resorts ; teveel goedkope rumcocktails (die plaatselijke Turkse wijn was echt niet te zuipen), een aangenaam zwembad waar ik noodgedwongen (je kent mijn huidtype) veel tijd in doorbracht. Die hilarische plaatselijke Turkse tv uitzendingen en de betaal-adult channels, in combinatie met de veel te grote hoeveelheid cannabis die ik meegesmokkeld had. Al die wereldse afleidingen hebben me ertoe gedwongen om mijn trip heel lokaal, in de buurt van het resort te houden. En de culturele maar ook achteraf wel erg vleselijke uitwisseling met die mooie Turkse receptioniste zal ook niet in mijn voordeel pleiten. Bij wijze van boetedoening ben ik wel, iets dichter bij huis, een paar keer op citytrip geweest naar Sint Niklaas in Oost-Vlaanderen. Eerlijk gezegd Sint, die stad doet je geen eer aan. Saai, saai, saai en de lokale bevolking stond ook heel vijandig tegenovermij. In menig café waar ik het controversiële onderwerp van zwarte pieten ter discussie bracht ben ik kordaat buitengewerkt. Iets met het plaatselijk en erg lelijk dialect misschien ? Jaloezie ?Maar ik wijk af. Je kent me immers van binnen en van buiten dankzij je, en dat moet ondertussen wel een erg dik, boek zijn.Graag zou ik wel wat speelgoed ontvangen, datgene waar ik enkele weken geleden tevergeefs naar Hulst ben geweest. Je weet wel.Een multigroom trimmer heb ik ondertussen zelf bij een black-friday deal via coolblue gekocht. Nee, geen Phillips deze keer.Mijn Marshall headset is ook besteld en onderweg via een andere delivery service als de jouwe. Sorry, dat ik even bij de concurrentie heb besteld, ik kon echt niet wachten tot 6 december. Geen suiker of snoepgoed a.u.b. mijn overtollige Corona kilo’s zijn er nu vlotjes aan het afgaan. Je weet dat ik een emo-eter ben, en als er van die suikerbommen binnen handbereik zijn ben ik niet in staat me te beheersen. Fruit is ok, maar geen mandarinnen, vind ik echt niet lekker.Dus buiten een goede selectie van Adult Toys, zoals ze dat tegenwoordig nogal kinderachtig noemen, mag je me ook altijd enkele Oculus Rift VR games bezorgen in mijn lievelingsgenre liefst (Nazi zombie shooters). Die VR porno hoeft niet ; die is veel te unheimlich en staat duidelijk nog in zijn kinderschoenen (no pun intended). Een mooie Vinylplaat (geen kerstmuziek van jouw concurrentie) misschien, een leukeserie of film liefst in haarscherp HDR. Een bongo bon mag ook altijd (maar niet voor een ontbijt ergens hé, oude grapjas). Een goede fles aged Rum of wijn, een nieuwe koffiegrinder, een bescheiden ijsblokjesmachine. Die plastieken zakjes voor ijsblokken hangen mijn voeten uit, bovendien zit de diepvries vol Wodka om White Russians te maken. Tot zover mijn lijstje en mijn excuses ook voor mijn slecht gedrag de vorige jaren. Ik heb je e-mail adres gevonden, was nogal voor de hand liggend (sint.niklaas@telenet.be) maar heb gezien dat je niet op facebook zit. Zuckerberg zal vast denken dat je account fake is en je eraf zwieren, is misschien al gebeurt. Nu we het toch hebben over die e-mail. Zou je iets kunnen doen aan die spam van je pietenknechten. Ik krijg de meest eigenaardige en soms storende aanbiedingen via die elektronische weg binnen.Buiten de gewone en tamelijk doorzichtige oplichtersspam, in de toch wel voor mijn leeftijd misplaatste categorie : Reclame voor uitvaartverzekeringen, pensioenfondsen, 50+tijdschriften, viagra, trapliften, van die elektrische rolstoelscooters, wellness gedoe, vitaminen tegen ouderskwalen, toestellen tegen ouderdomskwalen, infraroodlampen, enz.Ook veel mails van smachtende (meestal Russische vrouwen) die blijkbaar mijn profiel hebben nagekeken en mij plotseling dringend willen leren kennen. Sorry, hoor eerst de taal leren, want dat gebrekkige Nederlands waarin die mails opgesteld zijn is niet veelbelovend. Goede communicatie is tenslotte belangrijk in een relatie.Hier ga ik het bij houden, ik weet dat je veel lees – en ander werk hebt.Je Kapoen

The Musicbar-Dude
1 0

kerststal

Van buiten beet de bittere koude zich een weg naar de matig verwarmde, door een grote tl buis verlichte, kleedruimte van het parochiaal centrum. Sonja, Raf, Rudy en Anja kleedden zich om. Het jaarlijkse hoogtepunt van hun aller theatercarrières brak thans aan. Ze zouden opnieuw gestalte geven aan de levende kerststal van het dorp. Dat dorp zat geplet tussen snelwegen en bestond voornamelijk uit lintbebouwing. De huizen deden nog het meeste denken aan architecturale dwangarbeid uit de goelags. Ook de rest van deze verzameling stenen die men dorp placht te noemen deed in min of meerdere mate denken aan een ver vervlogen tijd waar de Sovjet-Unie een prominente rol leek te spelen. Ontzettend veel tinten grijs leken zich te verdringen en zo de toevallige passant nooit het gevoel te geven echt welkom te zijn. Het was misschien daarom dat het dorp zo op zichzelf gekeerd was. De meeste mensen woonden hier al hun gehele leven. Zonder ook maar een voet uit het dorp te zetten. Gekneld in een muurvaste situatie, niet te bewegen. Raf bijvoorbeeld was nog nooit uit zijn dorp geraakt. Hij had misschien ooit eens geprobeerd ergens heen te gaan, maar dat was hem niet gelukt. Zijn leven was een perfecte driehoek: ouderlijk huis, eigen woning en -uiteindelijk- urneveld. Hij kon op dit moment in zijn leven beide andere hoeken overschouwen. Uit zijn ouderlijk huis kachelden langzaam wolkjes verlangen naar lichtere tijden. Dagen van zon en groene lente. Raf wist dat we deze periode door moesten. Hij hield van zijn dorp en iedereen die er woonde, hij hield ook van het landschap en het uitzicht. Wie niet van hier was kon het onmogelijk mooi vinden maar voor wie hier opgegroeid was kroop de schoonheid onherroepelijk in diens ziel. Raf lachte wanneer hij, met zijn gemoed in sluimerstand, dacht aan vroeger. Nu iedereen was aangekleed stapten ze statig, helemaal in hun rol, naar buiten. Daar werden ze aangemoedigd door steeds dezelfde menigte. Het was, voor de bewoners van het dorp, een excuus om buiten te komen en Glühwein te drinken. Want drinken dat konden ze. Nachtenlang als het moest. Iedereen behalve Anja die, na jaren vechten, eindelijk de drankduivel had weten te verslaan. Deze periode was voor haar natuurlijk extra moeilijk. Overal kon je drinken, ook in de kerststal. Het was een ware beproeving voor haar. Ze moest zich sterken en hopen dat niemand op compleet nonchalante wijze een restje jenever aan de kerststal zou achterlaten. Al wist ze heel goed dat wanneer ze zich zou laten verleiden tot het opdrinken van een bodempje wat voor drank dan ook ze onmiddellijk zou hervallen in haar tot bodemdrift gedoemde rituelen. Ze dacht, heel kort, aan nachten naaktdansen op tafels van cafés met slechts cowboyboots aan. Ze slikte haar tranen door en proefde de melancholie. Stoetsgewijs liepen ze naar de kerststal om daar hun plaatsen in te nemen. Rudy had pech dit jaar, hij moest de ossenkop op. Al was het ook een zegen want hij nam, telkens hij op scène stond, kalmeringspillen om toch maar rustig in zijn rol te kunnen ademen. Toch voelde hij zich in zijn eer gekrenkt dat hij dit jaar quasi onherkenbaar deel moest nemen. Achter zijn façade dacht hij aan een eeuwigheid Gran Canaria. Raf was Jozef. Met zijn staf in de hand nam hij zijn plaats in aan de kribbe. Hij liet zich niet van de wijs brengen door de talrijk opgekomen vrienden en familie, die toch iedere keer trots waren. Hij staarde in de verte en dacht bij zichzelf: eerst nog maanden grijs en dan, uiteindelijk, terug de geur van vers gemaaid gras en zon. Met in zijn ogen dat verlangen verstilde langzaam zijn beeld en dat was goed. Hoog in de hemel van de donkere nacht flikkerde een ster.

Thomas De Mulder
6 0

Expeditie Hulst

Dag één Ok, ik heb het even gehad ; de boog kan niet altijd gespannen staan.Ik vertrek vandaag naar het buitenland ; corona of geen corona.Naar een plaats waar het uberkapitalisme verwoestend heeft uitgehaald.Goedkope sterke drank, exotische streekdelicatessen, te veel sleazy bars, een permissief drugsbeleid, bizar geklede losse (vrouwen of mannen je weet het soms niet). Tussendoor ga ik op een shoppingspree langs de talloze al dan niet verboden onder 18 shops en hopelijk kom ik geen bekenden tegen zoals die gênante vorige keer. Op naar Hulst !!!En wat happens in Huls, stays in Hulst. Dag twee Jumping Jezus on a Pogo-Stick !!! Expeditie Hulst is op een fiasco uitgelopen. Mijn Oranje Ros weigerde dienst wegens kapotte batterij. De vriendelijke mensen van de depannage kregen mijn auto weer aan de praat maar de batterij moest vervangen worden. Het gaf me geen keus, ik moest naar de dichtstbijzijnde Auto 5 om dit euvel te repareren. Het was een drukke dag bij Auto 5 en ondertussen reeds tegen de middag. De auto zou zeker in orde zijn tegen de vroege avond. Eigenlijk was het de moeite niet om met het openbaar vervoer naar Antwerpen en terug te rijden dus heb ik heel de middag doorgebracht in het eerlijk gezegd toch minder exotische Wilrijk. Dit vooral in Bistro Ortolona (obligaat aquarium) in het weinig glorieuze shoppingcenter den Bist. Ik had me de middag anders voorgesteld dan met een handvol tassen koffie en een portie bitterballen (weemoed naar het Nederlandse buitenland). Gelukkig kwam "Shut your Eyes" die onwaarschijnlijk mooie song van Snow Patrol op de radio voorbij. Morgen nog eens proberen. Dag drie Hulst : Redemption Zoals iemand terecht opmerkte ; het stadje heeft wel wat aan zijn glorieuze status ingeboet. Mijn grensoverschrijdende uitspatting was toch wat teleurstellend. Te veel Belgen daar (bijna Benidormiaans van proportie) en ik heb zeker niets tegen mijn landgenoten maar ik ga naar het buitenland om eens een andere taal te horen. Daarenboven heeft de plaatselijke horeca zich daar duidelijk aan aangepast. Je kon ook overal gewoon in het Antwerps bestellen. Ook de menu's waren in onze taal. De lokale klederdracht viel me ook dik tegen ; grotendeels waren de natives (m/v/x) gekleed in die gewatteerde jassen. Die mode is zooo eind maart 2012. En allemaal hadden ze van dat normaal, saai haar. Ik zag de nieuwsgierige, soms verontwaardigde blikken van passanten over mijn Man bun glijden. Ok ; misschien was ik daar de eerste vreemdeling die in Hulst zo'n haartooi vertoonde. Het is ze vergeven. Shopping-gewijs toch nog wat kunnen scoren maar die spree kwam alweer tot een gênant en abrupt einde toen een verkoopster me, nadat ik mijn beklag gedaan had over hun productlijn, me toevertrouwde dat ik niet in den Eros was maar in den Etos. *Bloos* Misschien toch maar ‘s een bril kopen.  

The Musicbar-Dude
5 0

Koffie !

Een avondje stappen in de Antwerpse nacht loopt volledig uit de hand. "Koffie" , vroeg ze. Ik knikte instemmend en voegde er aan toe "Suiker en melk, en misschien nog een paar koekjes liefst Petit Beurs van de Beuckelaer of is het Lu" (het zijn niet mijn favoriete koekjes maar in deze situatie, wanneer je pas iemand interessant leert kennen lijken ze me het meest geschikt) Ze verdween even in de andere kamer en kwam terug met een dienblad dat de goederen waarom ik verzocht had torste. Ze had zelfs een tas voor zichzelf meegebracht. "De koffie staat hier altijd klaar", verklaarde ze zich nader"Laten we maar onmiddellijk ter zake komen, mijnheer ...." Het was duidelijk dat ik de puntjes moest invullen. "Verreckt", vulde ik in. Ze keek me een beetje niet begrijpend aan. "Johnny Verreckt, dat is mijn naam" "Oh, excuseer, ik dacht even,..." "Ja, het is een tamelijk eigenaardige naam, mijn moeder had tijdens haar zwangerschap geen tijd gehad om een naam te bedenken, mijn vader interesseerde zich niet aan een naam voor mij. En dus kwam mijn tante met de naam Dirk opzetten en zo werd ik steeds, overal waar ik kwam Dirk genoemd. In de lagere school zat ik echter tot mijn verbijstering met vier Dirken in de klas en na een stakingsactie van de leraars werd beslist om mijn voornaam te veranderen in Johnny. De andere Dirken mochten hun naam houden want er was een dikke, een magere, een rosse en een lange Dirk. Ik was ook ros maar eerder blondros." "Mijn naam is Vera, mijn achternaam is van mijn man, die mag ik zomaar niet aan iedereen doorgeven""Behalve aan je kinderen natuurlijk" ,voegde ik er aan toe"Natuurlijk, maar mijn man is heel bezitterig en daarom heb ik nooit kinderen gehad" Ik hoorde een verdrietige toon in haar stem."Het spijt me""Ach ik ben er nu al een tijdje overheen" De suiker in de koffie was van een uitstekende kwaliteit proefde ik. Wat hieraan vooraf ging De zon beet een stuk uit mijn nek toen ik de straat opwandelde. De zonnebril, nu echt een verplicht accessoire, milderde de pijn van het felle licht en was ook ideaal om mijn rood doorlopen ogen te verbergen, eigen aan een enorme kater. Deze specifiek kater was geen ordinaire doordeweekse straatkater maar had een mooie internationale stamboom. Een vertakking naar de Franse Bourgogne streek, een paar liter gerstenat uit de lage landen, wat exotische ruminvloeden uit Cuba. Maar de laatste glazen Laphroaig, die Schotse bastaard, in café Bal Marginal waren er waarschijnlijk teveel aan.   Ik had mijn bebloede kleren weggemoffeld in een verzamelcontainer van kleding voor Afrika. Een DNA analyse hel. Het was niet mijn bloed en weefsel maar toch.. Een kater ; dat licht grieperige gevoel, bonzende slapen, een droge mond en een schreeuwerige hoofdpijn ergens in de verte die af en toe wat dichterbij kwam. Zoals de Amerikanen tijdens de oorlog zeiden, “walk it off”. En daarmee was ik bezig. Montignystraat, rechts de Cuylitstraat in. Mijn oog viel plots op een huis waar ik nochtans al honderden keren was voorbij gelopen zonder verdere aandacht aan te besteden. Maar zoals je kan hebben met een vage bekende, plots raakt die je, zie je die pas echt en krijg je die onzichtbare connectie. Ik bestudeerde het uitgebalanceerde palet van oker waarin het huis was geschilderd. Het was netjes onderhouden, mooie inheemse planten voor de deur, hoge verdiepingen en zo (door de raam te zien) verfrissend sober ingericht.Ik kon maar tot één conclusie komen, in dit huis, met nummer 64, moesten interessante mensen wonen. Mensen die je graag te vriend hebt, die je kan uitnodigen op een barbecue zonder dat ze brand proberen te stichten. Mensen ook die je zonder risico het onderhoud van je planten en aquarium toe kon vertrouwen wanneer je op reis bent. Ze zouden niet gaan snuffelen in je persoonlijke zaken. Deze mensen moest ik leren kennen en ik twijfelde dan ook geen moment langer om te drukken op de onderste naamloze bel. Een vrouw die misschien net niet exact 40 jaar eerder was geboren deed niet al te lang later de deur open. Ze vroeg me onmiddellijk en volkomen begrijpelijk natuurlijk waarom ik aangebeld had. Ik bracht haar op de hoogte van de situatie zonder al te veel in details te treden. Begrijpend knikkend vroeg ze me om binnen te komen. Ik stak mijn zonnebril weg en heupwiegend ging ze me voor; door de gang, eerste zijdeur rechts naar de leefruimte. Ik nestelde me in de zetel die ze me aanwees. "Koffie" , vroeg ze. Wat nog eerder vooraf ging "Koffie" , zei ze. De mooie dame, aan de andere kant van de toog, maakte een lelijke deuk in mijn door alcohol opgewekte euforie. Een antwoord dat je niet wil krijgen als je een beetje baldadig vraagt om een dranksuggestie. Een antwoord ook dat erop wijst dat het in je huidige toestand niet aangewezen is om je nog verder te verdiepen in glazen. Of in haar… “Je hebt gelijk schat. Tijd om te gaan” Ik weekte me los van de bar en verliet het etablissement. Troostte me met de gedachte dat ik alsnog een goede indruk had gemaakt. Ze zou me zich niet herinneren als de zoveelste smachtende dronkenlap, als ze me nog ooit zou herinneren. Proberend zo natuurlijk mogelijk te stappen maar de blikken van enkele tweevoetige passanten wezen erop dat het geen succes was. Botsingen met spookgangers (er zijn toch ook spookrijders) ternauwernood vermijdend rijpte in mijn beneveld brein een geniaal plan. Een stop bij het legendarisch, tot in de zeer vroege uren, geopend frituur nr. One. Dat zou me zeker terug bij mijn positieven brengen, bovendien was ik sinds enige tijd vergeten te eten en mijn maag maakte me daar met krolse geluiden attent op. “Dag Maria”, riep ik al van ver, over de hoofden van een hoop Nederlandse toeristen die voor het frituur samenhokten om onze unieke delicatesse te proeven. Of misschien ook allemaal een beetje dronken als ik. Iemand had de inhoud van zijn pak frieten al voorverteerd en demonstratief op de kasseien achtergelaten. Moeiteloos weerstond ik aan de verleidelijke aanblik en bestelde me toch een verse portie. Zou trouwens ook niet goed zijn voor de zaken van het frituur.Een kleine met tartaar, zonder zout, een cervela special en een blik cola later voelde ik me in de perfecte staat om toch nog een laatste glas te drinken in mijn stamkroeg “Bal Marginal”. Handig gelegen op kruipafstand van mijn flat (wel even de tramsporen in het oog houden) en ook wel de hoofdreden dat ik daar een flat had gekocht. Het was ondertussen ongeveer vier uur in de ochtend en de kroeg baadde in de onwezenlijke sfeer die eigen lijkt te zijn aan dit uur. Het café had meer weg van een slagveld dan van een plaats waar men vrienden ontmoet en de dorst lest.Glas op de vloer begeleidt krakend mijn weg naar de toog. De walm van verschraald bier en sigaretten irriteert mijn neusgaten. Zonder veel omhaal, haal ik mijn vertrouwde bartender achter de toog uit de schemerzone tussen waken en slapen door te bestellen. “Laphroaig, dubbel en zonder ijs, zoals gewoonlijk”Lichtjes kregelig en verstoord in zijn halfslaap zet hij me het glas voor en noteert het in zijn kasboek. Geen woorden. De barkruk die ik genomen heb is nog lekker warm van het achterwerk van de vorige bezitter. Ik laat mijn blik door het etablissement glijden. Enkele, duidelijk aangeschoten, vrouwen staan ritmisch op een geïmproviseerde dansvloer te zwalpen, de dreun van de bassen fungeert als pacemaker. De vrouwen worden getaxeerd door enkele mannen in verschillende staat van dronkenschap en geilheid, verspreid rond de tafels en tegen de muren. Een gedegenereerde paringsdans.Een koppel aan een tafel zou het zich makkelijker kunnen maken door een bed, zetel, of zelfs tafel te gaan opzoeken om hun copulatiepoging toch iets te vergemakkelijken. Links naast me aan de toog zit een vrouw te grienen. Een man duidelijk nog nagenietend van een verlossende trip naar het toilet komt op me af. “ He, ik zat hier “, zegt hij, wijzend op de barkruk die ik genomen heb.“Maar heu... blijf maar zitten hoor. Ik neem hier wel een andere.” De gedachte om hem zijn barkruk terug te geven was zelfs nog niet bij mij opgekomen.Hij nestelt zich naast mij. “ Hoi, ik ben Didier “, stelde hij zich voor, “ Didier Verstreke .”Ik schud zijn klamme hand die hij heel demonstratief naar me uitsteekt.“Mijn naam hoef je niet onmiddellijk te weten “, repliceer ik.Mijn kordaat antwoord schrikt hem niet af, integendeel hij biedt me nog een Laphroaig aan.“Ben”, zeg ik nog tegen de barman, “dubbel hé”Ik breng de nieuwe aanwinst naar mijn lippen en maak routineus een zegenend gebaar in zijn richting. Terwijl het vocht zich door mijn keel een weg naar duistere oorden baant nam ik hem op.Didier was een slachtoffer van roos, de confectie-industrie en slechte eetgewoontes.“Ik ben vertegenwoordiger” , zegt Didier ongevraagd “Vertegenwoordiger van Intelex IT Solutions, je hebt er zeker al van gehoord “.Onverstoorbaar ging hij verder.“Interessante markt ... nog volop in expansie ... wagen van de firma ... eigen baas ...bla bla bla” Als een gehersenspoelde dramde Didier zijn lesje op. Hij begon te zweten.“Ik verdien soms 6.000 euro op een maand.” Het irriteerde hem dat ik niet onder de indruk was en hij deed er nog een schepje bovenop. “ Netto “ Een geeuw net niet onderdrukkend nam ik nog een slok.De speakers spuwden ondertussen een nummer van de Godfathers uit. Didier keek de naamloze vreemdeling aan die , hij zag zijn lichtgrijze ogen nu op hem gericht. Hij opende zijn mond, maar wat hij ging zeggen ( wat ging hij zeggen ? ) bleef in zijn keel steken. Iets zwelde in zijn hoofd en hij voelde onmiddellijk dat zijn hoofd te klein geworden was. Zijn hersenen vormden een kreet die zijn stembanden nooit zou bereiken. BLOP Een dof kreunend geluid.Didier spatte als een zeepbel uit elkaar. Alles ging plots in slow motion. Bitsig en in real time debiteert Chris Coyne zijn tekst.Birth – School- Work-Death And heroin was the love you gaveFrom the cradle to the graveBoys and girls don't understandThe devil makes work for idle hands Plots was Didier overal ; op de grond, de marmeren toog, tegen het vergeelde plafond, de pastelkleurige muren, op het gezicht en kleren van de laatste klanten en zelfs in mijn glas. Het was een spektakulair schouwspel. Een macabere action painting.De vrouw links van mij was gestopt met huilen maar van diep in haar keel zwol een klaagkreet aan.Verder, en tegen de klok in, was Ben de barman rood bespat en lijkbleek reflexmatig naar zijn telefoon aan het zoeken. Zijn werkblad, het afwaswater, de glazen, de flessen op het rek achter hem, de Lenco’s, het mengpaneel, alles was bezoedeld met Didier’s bloed en weefsel. Naast de toog, tegen de muur was een uitgeknipt silhouet van een kerel die nu op zijn knieën gevallen was. Nu hij zich losgemaakt had van de muur zag je haarscherp waar hij gestaan had. Yeah I been high and I been lowAnd I don't know where to goI'm living on the never never neverThis time it's gonna be forever Verder aan een tafel was iemand halverwege het binnengieten van zijn bier, halverwege met die handeling gestopt. De man naast hem was nog rustig aan het slapen, om waarschijnlijk straks in een real-life nachtmerrie te ontwaken. Tot aan de voordeur reikten de spatten, de raam ernaast, de Sanseveria's, de spiegels aan de rechtse muur. Geen plekje in de Bal Marginal was nog maagdelijk, gespaard van bloed. I'll live and die don't ask me whyI want to go to paradiseAnd I don't need your sympathyThere's nothing in this world for me De licht aangeschoten vrouwen waren gestold in hun toch al niet zo levendig dansje. En dan kwam er die verschrikkelijke stank vrij ; de geur van bloed en ingewanden heeft een metalige ondertoon. De geruststellende zure bierwalm was nergens meer te bespeuren. Rechts naast me zat het onderste gedeelte van Didier, zowat vanaf de middel, na te lillen op de barkruk. Ben had puur instinctief de telefoon gegrepen en het alarmnummer ingedrukt. Hij probeerde echter tevergeefs te formuleren wat er zich even tevoren had afgespeeld. De meeste cafébezoekers, zij die nog op de been waren, ontwaakten uit hun verdoving en stormden gillend en vloekend naar buiten. Ik proefde het lauwe bloed op mijn lippen. De smeerlap was er goed in geslaagd mijn nacht te verbrodden. Ik stap even later het café uit, de frisse Antwerpse nacht in. Voorzichtig fluitende vogels, Politie- en ambulancesirenes achter mij in de verte.Ik open de deur van mijn flat, neem toch nog maar een douche en laat me daarna gewillig in de wurggreep van Morpheus vallen.

The Musicbar-Dude
7 0

Het kerstkonijn

Miep was op weg naar de zwarte markt. Hoewel het bijna kerstmis was, was de sfeer op straat grimmig. Het was aardedonker en stil op straat. De weinig mensen die ze tegenkwam, plakten als schimmen tegen de gevels van de huizen. Ze hielden hun gezicht diep in hun kraag verborgen. Alsof ze bang waren betrapt te worden. ‘Maak het donker,’ hadden de Duitsers verordend. En het was donker geworden. Mieps man had, net als alle andere Nederlanders, hun ramen verduisterd. Met speciaal papier had hij ze afgeplakt tot er geen streepje licht meer naar buiten scheen. Het was pikdonker op straat. De donkerte zou de Engelse vliegeniers die het op de Duitsers hadden gemunt, op een dwaalspoor brengen. Zoals het licht van de sterren de wijzen had geleid naar het kindje Jezus. Miep sidderde bij de gedachte dat de Engelsen werden misleid. Ze keek naar de donkere, dreigende lucht. Vandaag zouden er vast geen Engelse vliegeniers boven de stad vliegen. Het was immers kerstmis. Niet iedereen was Hitler en had een hekel aan kerstmis. Als Jezus in deze tijd en in deze stad had geleefd, zat hij net als Anne en haar familie ondergedoken. Of misschien was hij vergast. Mieps hart kromp ineen. Ze wilde niet aan zulke gruwelijke dingen denken. Vanavond was het kerstmis. Ze  wilde de onderduikers trakteren op een heus kerstdiner. Die mensen verdienden het. Ze konden immers niet naar buiten. Anders had ze ze bij haar thuis uitgenodigd. Ze had gehoord dat er een man was die konijnen verkocht op de zwarte markt.  Ze was op weg naar hem toe. Ze keek goed uit bij elke stap die ze zette. Het had geregend en het was glad. De straatlantaarns stonden uit. De maan scheen dof alsof hij zich ook aan de strenge regels hield van de oorlog. Miep zag een paar stoute sterren die zich niets aantrokken van Hitler. Ze keek ernaar met een goed gevoel. Ook al gedroeg Hitler zich als een keizer, hij was nog geen God. Miep kreeg een akelig gevoel. Ach. Het was vast de opwinding van het komende kerstkonijn. Er was niks aan de hand. Wat kon er gebeuren op deze kerstavond? Een luchtaanval was uitgesloten. ‘Rustig doorlopen,’ sprak ze zichzelf de moed in. Ze zag het konijn al pruttelen in de pan. Ze kon de boter ruiken. Haar man had met clandestiene bonnen boter gekocht. Ze kon de boter al horen pruttelen. Ze moest  watertanden. Ze beeldde zich in hoe blij de onderduikers zouden zijn bij het zien van het kerstkonijn. Ze kreeg het warm van binnen. Liever had ze de schuilderds het goede nieuws gebracht dat  de oorlog bijna afgelopen was. Maar met een gebraden kerstkonijn kon ze ook wel afkomen. Sinds de arme mensen moesten schuilen, konden ze alleen maar dromen van een mals stukje vlees. Ze volgde de witgeverfde  stoepranden die als blinde geleide lijnen door de stad liepen. Om rustig te worden, telde ze de huisnummers af, die met klodders witte verf op de gevels waren aangebracht. Het meest vertrouwde ze nog op haar eigen geheugen. Ze was niet in Amsterdam geboren, maar ze woonde er al lang genoeg om bijna blindelings de weg te vinden. Ze was er bijna. Aan het einde van de straat moest ze rechtsaf. Dan nog tweehonderd meter tot het poortje. Wanneer je door het poortje liep, kwam je vanzelf op een klein pleintje. Verstopt achter de huizen. De perfecte plek voor een zwarte markt. Zwarte markt! Zelfs de naam was Duits. In het Nederlands zei je ‘sluikmarkt’. Ondanks dat het door de Duitsers ten strengste verboden was om voedselwaren te verkopen die niet op de bon waren, floreerde de zwarte markt. De prijzen waren niet mals!  Ineens trok iemand aan Mieps mouw. Ze schrok.  ‘Heeft u wat geld voor mij?’ Een broodmager kind in vodden keek haar met grote, diepe, koortsige ogen aan. ‘Ik heb zo’n honger.’ ‘Arm kind.’ Miep gaf haar een cent. Het kind liep schichtig door. ‘Zover zijn we gekomen! Dat zelfs onze eigen kinderen geen eten meer hebben. ‘Dan hebben de schuilerds het nog niet zo slecht. Al zou ik voor geen cent met ze willen ruilen,’ zuchtte ze. ‘Het kind liep vast in de buurt van de markt om iets te stelen! Iedereen was aan het stelen geslagen. De marktkramers op de zwarte markt waren geen haar beter dan dat arme meisje. Dat waren de grootste dieven.    Toen ze op de markt aankwam, liep ze naar de marktkramer die konijnenbouten verkocht.  ‘Een konijnenbout graag,’ vroeg ze snel voordat ze zich bedacht. De man glunderde. ‘Ze zijn heerlijk mals, mijn konijnenboutjes,’ zei hij met een sterk Amsterdams accent. ‘Hoeveel wilt u er?’ ‘Een is goed.’ Miep wees de middelste aan. De marktkramer pakte de konijnenbout.  ‘Dat wordt dan 20 gulden.’ Miep slikte. Twintig gulden! Daar ging haar weeksalaris. ‘Ok. Ik neem hem.’ Meneer Frank was de beste baas ter wereld. Ze pakte gauw twintig gulden uit haar portemonnee en betaalde de marktkramer zonder een seconde te twijfelen. De marktkramer scheen niet verbaasd te zijn over haar daadkracht.  ‘U krijgt er gratis een hart en niertje bij,’ zei hij vrolijk. ‘Van de kerstman!’ grinnikte hij. De oplichter! Snel pakte hij het hart en niertje voor haar die als bonus naast de konijnen lagen. Miep betaalde. Hij wenste hij haar een vrolijk kerstfeest toe. Snel liep Miep naar huis met het konijn en organen onder haar arm. Als ze het kind maar niet weer tegenkwam. Ze was platzak. Nadat ze het konijn gebraden had, schotelde ze haar poes het hart en de niertjes voor. Toen vertrok ze met haar man naar kantoor.  Anne was dolgelukkig toen ze aankwamen.  Ze snoof de koude lucht uit Mieps jas op. Alsof de koude buitenlucht het mooiste cadeau was dat ze ooit had gekregen. Ze hadden de tafel al gedekt.  Toen het konijn werd gebracht, begon iedereen te klappen. Zonder geluid te maken.   Het was een geslaagd kerstdiner. De schuilerds hadden koekjes gemaakt en twee taarten toe. Miep had van de collega’s cadeautjes meegenomen. Voor peter, Margot en Anne een flesje youghourt. Voor de volwassenen een flesje bier. Alles was  leuk ingepakt. En leuke plaatjes waren op de verschillende pakketten geplakt. Het was de eerste keer dat Anne kerstcadeau’s kreeg, vertelde ze opgewonden aan Miep. Haar ogen straalden. Wat was ze blij.  Terwijl ze van het konijn aten, kreeg iedereen weer hoop. Iedereen deed een wens. ‘Als ik vrij ben…’ begon iedereen zijn wens.  Het was alsof ze over een ander praatte. Alsof de vrijheid net als zij gevangen zat. Het was alsof ze vergeten waren wat het betekende om vrij te zijn. Margot en meneer van Daan wensten een heet bad als ze vrij zouden zijn, maar dan wel één waar ze langer dan een half uur in konden blijven liggen. Mevrouw van Daan, die dol was op snoepen, wilde het liefst weer taartjes gaan eten. ‘Deze taart smaakt anders voortreffelijk hoor,’ complimenteerde ze Anne’s moeder die van bonen en bloem een kerstkaart had gemaakt. ‘Voorschuilse taarten,’ grinnikte Anne’s moeder die heel goed begreep wat voor taarten mevrouw van Daan bedoelde, als ze zei dat ze taarten wilde gaan eten als ze weer vrij was. Annes moeder wenste voor zichzelf koffie. Die koffiesurogaat die ze elke dag dronken, was de naam koffie niet waard. De mannen, Anne’s vader, meneer van Daan en Peter wensten dat ze weer naar de stad gingen, naar de bioscoop. Meneer Dussel wenste zijn vrouw die niet Joods was, zo gauw mogelijk terug te zien. En Anne, ja wat wenste Anne eigenlijk? Het meest verlangde ze weer naar een eigen woning, zei ze schuchter. Naar haar poes Moortje die ze bij de buren hadden moeten achterlaten. Ze verlangde naar vrije beweging. Maar het meest van al wenste ze weer hulp bij huiswerk. Ze snakte om weer naar school te gaan. Na het eten ging iedereen slapen. Miep en haar man bleven slapen. Die nacht deed Miep geen oog dicht. Toen ze vroeg in de ochtend opstonden en afscheid namen van elkaar, was ze opgelucht als ze weer naar buiten kon. Ze moest er niet aan denken dat ze voor zo lange tijd opgesloten zou zitten. ‘Ik kan nog eerder zonder eten dan zonder lucht leven,’ zei ze tegen haar man toen ze weer op straat waren. Hij knikte. ‘Die arme mensen kunnen nooit naar buiten. Konden ze het raam maar open te zetten. Zelfs dat is te gevaarlijk,’ mompelde hij. ‘Het zijn mensen en niet alleen joden. Dat ze ons de hele tijd helpers, oorlogshelden noemen is zo aardig. Maar eigenlijk is het doodnormaal dat we deze lieve mensen helpen, vind je niet?’ Hij knikte weer, bang om zich heen kijkend alsof hij bang was dat iemand kon  horen wat ze zeiden. Maar er was niemand op straat. Ineens schoot er een zwarte poes over straat. Miep voelde de steen op haar maag toen ze aan Anne’s poes dacht die ze bij de buren hadden moeten achterlaten. Moortje heette ze omdat ze helemaal zwart was. Elke keer als iemand de poes ter sprake bracht, begonnen Anne’s ogen te glinsteren. Tranen rolden dan als een gevangen naar buiten. Ook vanavond hadden Anne's ogen gevaarlijk geglommen. Toen ze thuiskwamen, wachtte Miep een ongename verrassing.  Ze werd overvallen door misselijkheid. Ze voelde haar maag samentrekken. Ze had buikpijn. Misschien kwam het door het konijn? De kramp werd steeds feller. Misschien was haar maag het niet meer gewend om vlees te eten. Het konijn was ook een beetje taai geweest. Gelukkig was haar buikpijn ‘s avonds weer verdwenen.  De volgende dag liep het gerucht dat er katten werden verkocht op de zwarte markt. Als konijnen... Toen Miep dat hoorde, kromp ze ineen van ellende. Ze had zich nog nooit zo slecht gevoeld in haar leven. Wat voelde ze zich schuldig dat ze, ondanks dat de schuilerds nooit kerstmis vierden, toch perse kerstmis met hen had willen vieren. En ze waren haar nog wel zo dankbaar geweest. Ze voelde zich als een verrader. Wat haatte ze zichzelf dat ze perse zo'n goede christen wilde zijn.  

Margaretha Juta
0 0

Kerstdialoog

# SCENE 1VERTELLER: HET WAS EEN DONKERE DECEMBERAVOND. JEZUS WAS NET GEBOREN EN DE DRIE KONINGEN KWAMEN AANKLOPPEN, ZEIDEN "WE HEBBEN EEN PAKKETJE VOOR EEN ZEKERE JEZUS" EN TRAPTEN HET TOEN WEER AF. JOZEF WAS DE KONINGEN UIT AAN HET WUIVEN EN MARIA VOEDDE HET HEILIG KIND. THANS, DAT PROBEERDE ZE. JEZUS: MENS, JE ZIET TOCH DAT IK GENOEG HEB!MARIA: JOZEF ZEI DAT JE GOED MOEST ETEN.JEZUS: DAT BESLIS IK WEL. HAAL DIE TIET NU MAAR WEG.MARIA:  MAG IK JE VASTHOUDEN?JEZUS: NEE.MARIA: WIL JE EEN DEKENTJE?JEZUS: IS HET SATIJN? ANDERS NIET.MARIA: IK KAN JE DICHTER BIJ HET VUUR ZETTEN.JEZUS: NEE DANKJEWEL. DE HEILIGE GEEST ZAL ME WEL WARM HOUDEN. WAAR IS DIE OUWE NU? TOCH NIET MET- HEY! DA ZIJN WEL MIJN CADEAUS!MARIA: KIND TOCH, JE MAG WEL RESPECT TONEN!JEZUS: PARDON? IK BEN DE ZOON VAN GOD, TOON MIJ MAAR WAT RESPECT, ALS JE NAAR DE HEMEL WIL.MARIA: *HUILT* #SCENE 2VERTELLER: EEN VERWAANDE JEZUS LIET MARIA WENEN, EN ALGAUW KWAM JOZEF BINNENGEWANDELD MET ZO ZIJN EIGEN PROBLEMEN. JOZEF: O MARIA, WAAROM WEENT GIJ? EN BELANGRIJKER, WAT IN  DAVID'S NAAM IS MIRRE EIGENLIJK?MARIA: GEEN IDEE, ZET HET MAAR  MET DE ANDERE GIFTEN LANGS HET ZOUT.JOZEF: EN WAAR STAAT DIE?MIARIA: LANGS DE LAMSBOUTEN.JOZEF: EN WAAR STAAN DIE?JEZUS: KOMT HIJ TOCH NOG OPDAGEN, DE FARIZEEËR. DOE DE DEUR DICHT, JE BENT TOCH NIET IN EEN KERK GEBOREN?JOZEF: EXCUSEER MIJ, O HEILIG ROTKIND.JEZUS: AH, GAAN WE ZO BEGINNEN?VERTELLER: OP DAT MOMENT KWAM ER EEN ENGEL TEVOORSCHIJN. ZO UIT HET NIETS. ENGEL: MANNEKES!JOZEF: WIE IS DAT NU WEER? NOG ÉÉN ONUITGENODIGDE BEZOEKER, EN IK STAMP IEDEREEN MET ZIJN KLIKKEN EN KLAKKEN BUITEN. EN WAAR STAAN DIE VERDOMDE LAMSBOUTEN NU?ENGEL: DAAR! NAAST HET BLOEM. ZAL IK HET WEL MET EEN VINGERKNIP OP ZIJN PLAATS TOVEREN. MAAR NU BELANGRIJKER DINGEN. GOD IS AL DIEP TELEURGESTELD IN JOU, JEZUS. JE MOET HET GOEDE VOORBEELD GEVEN, NIET EEN TRUT UIT MY SWEET SIXTEEN UITHANGEN.JEZUS: WAAROM LAAT GOD ME GEBOREN WORDEN IN EEN STAL BIJ DIE TWEE FIGUREN? EN WAAROM KAN IK NIET MEE MET DE DRIE KONINGEN? DAT ZOU EEN RELIGIE STARTEN VEEL GEMAKKELIJKER MAKEN.ENGEL: WELKE DRIE KONINGEN? DIE MOET IK NET GEMIST HEBBEN.JOZEF: DIE MET HUN.. GAARNE ZOU IK HUN BESCHRIJVEN, MAAR IK BEN BANG DAT IK RACISTISCH OVERKOM.JEZUS: ZWIJG DAN MAAR.ENGEL: IK ZAG ALLEEN MAAR DRIE VERKLEDE KINDEREN.JEZUS: WAAROM HEBBEN ZE DAN GOUD, WIEROOK EN MIRRE MEEGEBRACHT?ENGEL: OH NEE.. VERTELLER: ER WERD OP DE DEUR GEKLOPT EN  EEN ROMEINSE SOLDAAT KWAM BINNENGEMARCHEERD. JOZEF: NOG IEMAND? NU IS HET GENOEG GEWEEST! VERTELLER: JOZEF GING MET EEN GEHEVEN BORSTEL RICHTING DE ROMEIN MAAR DE DIE TROK ZIJN ZWAARD. JOZEF BEGON SPONTAAN DE VLOER TE BOENEN EN FLOOT EEN DEUNTJE. ROMEIN: HEEFT IEMAND HIER MIJN GOUD, WIEROOK EN MIRRE GEZIEN? DRIE KINDEREN HADDEN HET GESTOLEN EN IK ZAG ZE NAAR HIER LOPEN.MARIA: DAT LIGT NAAST HET BLOEM. JOZEF, HAAL HET EENS.JOZEF: VERDOMME!ENGEL: OEI, DIE KOMT DRIEËNDERTIG JAAR TE VROEG.JEZUS: HELA! IK HEB DIE CADEAUS WEL GEKREGEN, ZE ZIJN VAN MIJ.ROMEIN: NU TERUGGEVEN, OF IK MAAK HIER IEDEREEN KAPOT!JEZUS: DOE DIE ANDERE MAAR KAPOT, EN BRENG ME NAAR JE LEIDER. IK BEN NAMELIJK DE ZOON VAN GOD.MARIA: NEE, NEEM HET KIND MAAR MEE, SAMEN MET JE SPULLEN. IK HEB VAN BEIDE GENOEG. HAD IK MAAR EEN DOCHTER GEKREGEN.JOZEF: WAAR LIGT HET BLOEM OOK ALWEER?ENGEL: EN NU IS HET GENOEG! IK KIJK ROND EN IK ZIE GEEN FAMILIE. IK ZIE GEEN GROEP MENSEN DAT ELKAAR STEUNT EN IN ELKAAR GELOOFT. IK ZIE EEN GROEP LUILAKKEN EN VERWENDE KINDEREN DAT VECHTEN. EN VOOR WAT?  IK BEN DIEP TELEURGESTELD IN JULLIE. GOD IS DIEP TELEURGESTELD IN JULLIE. CIAOKES BYEKES! #SCENE 3VERTELLER: ALLES WERD DONKER. EN TOEN JOZEF, MARIA EN JEZUS WEER WAKKER WERDEN, WAREN DE ENGEL EN DE ROMEIN VERDWENEN. NET ALS DE CADEAUS. NET ALS DE SOEP LANGS HET ZOUT.JEZUS: DAAR ZIJN WE DAN; GEEN HEMEL, GEEN CADEAUS, NIET GEZEGEND MAAR OPGESCHEEPT MET ELKAAR.MARIA: ZELFS DE SOEP IS WEG. HET IS ALLEMAAL MIJN SCHULD.JOZEF: ALS IK NU WIST WAAR HET ZOUT LAG WAS DIT NOOIT GEBEURD.JEZUS: NEE, HET IS EIGENLIJK MIJN SCHULD. ALS IK NIET ZO VERWAAND WAS GEWEEST..   VERTELLER: EN TOEN JEZUS DIE WOORDEN ZEI, KLIKTE ER IETS IN ZIJN HOOFD. HIJ WIST WAT HIJ OP AARDE DEED. EEN AARDIGE PRESTATIE, ZO EEN MOEILIJKE VRAAG AL OP JE GEBOORTE KUNNEN ANTWOORDEN. DE SPIRITUELE DOORBRAAK WAS HET EQUIVALENT VAN TIEN ZELFHULPBOEKEN EN EEN FOLDER OVER IKIGAI TOEPASSEN. JEZUS: HOE KAN IK HET TERUG GOED MAKEN? VERTELLER: TOEN BEDACHT MARIA DAT ZE DE ZOON VAN GOD HAD GEBAARD. EN DAT HIJ NAAR DE WERELD GESTUURD WAS, NIET OM TE LEIDEN, MAAR OM TE DIENEN. MARIA: JOZEF HEEFT ARTROSE, KUN JE HEM NIET GENEZEN?JEZUS: IK ZAL BIDDEN VOOR HEM.MARIA: EN IK HEB LAST VAN HAARUITVAL.JEZUS: GEEN ZORGEN DUTSKE, KOMT GOED.MARIA: EN DE EZEL, HIJ MANKT TEGENWOORDIG ZO ERG.JEZUS: ZEG, NU NIET GAAN OVERDRIJVEN! STRAKS MOET IK JE WATER NOG IN WIJN VERANDEREN! VERTELLER: JOZEF HAD DIE AVOND GEEN REVELATIE. ACH JA, DAAR HAD HIJ ZIJN THERAPEUT VOOR. VERTELLER: EN ZO GESCHIEDDE HET.  ALLE DRIE BELOOFDEN ZE SAMEN TE WERKEN. JEZUS WERD NEDERIG, MARIA NAM ALLES WAT MINDER PERSOONLIJK EN JOZEF LEERDE VERDER KIJKEN DAN ZIJN NEUS LANG WAS. TOEN ZE DE VOLGENDE OCHTEND WAKKER WERDEN EN JOZEF ZIJN SCHOENEN AAN WOU DOEN, VOELDE HIJ DAT ER IETS IN ZAT. JOZEF: WAT IS DAT NU WEER? VERTELLER: DE HEILIGE GEEST HAD EEN CADEAU GEZET IN ELK VAN HUN SCHOENEN. BIJ MARIA ZAT GOUD, BIJ JOZEF WIEROOK EN IN HET KLEINE SCHOENTJE VAN JEZUS ZAT DE MIRRE. MARIA: WE HEBBEN ONZE CADEAUS TERUG!JEZUS: NOG BETER, WE HEBBEN ELKAAR TERUG. JOZEF, ZET DIE CADEAUS MAAR LANGS HET BROOD! VERTELLER: EINDE  

Stelselmatig
17 0

The worker

Petra stond in diepe twijfel voor haar kleerkast. Het was maanden geleden dat ze nog naar kantoor was geweest. Een joggingbroek kwam vandaag niet in aanmerking. Het was al wat herfstig buiten en ze werd verwacht op een volle vergadering. Met ramen open en CO2 meter paraat. Was het felblauwe hemdje een optie? Ze moest laagjes voorzien. Als de stress kwam opsteken werd zelfs een vergaderzaal met open ramen te warm vandaag. Petra zuchtte. Ze was het niet meer gewend en had de dag voordien niets klaargelegd. Niet dat dat een oplossing was. Afhankelijk van de mood van de dag moest de outfit volgen. Ze had niet zoveel tijd meer en geen idee hoe het met de files was tegenwoordig. Morgen toch maar eens Waze installeren.  Zou ze de sneakers ruilen voor echte schoenen? Kon ze nog wel stappen met een hakje? Uitgaan was er ook al lang niet meer bij. Een enkel terrasje met een goede vriendin of uit eten met haar 2 uit huis wonende kinderen, dat was telkens fijn geweest.  OK de keuze was gemaakt. Een eenvoudig zwart topje, dat hoefde niemand te zien. Het felblauwe hemdje, een losse zwarte broek en een truitje erop. Zwart of blauw? Blauw vestje! Een jeans was ook mogelijk maar een ganse dag met een spannende jeans... daar moet ze terug op oefenen. Haar jeansvest stopte ze in een tasje, als reserve, tegen de kou. Dat voelde goed. De comfortzone van thuis moest een beetje mee naar kantoor verhuizen.   Ze zou een baguette bestellen. Heerlijk. Smos-kaas, een typische kantoorlunch en ze zou zich trakteren op een cola zero. Alles van de broodjeszaak vlakbij. Een banaan als tussendoortje moet dan maar volstaan. De kilo’s mochten er terug wat af of de kleerkast kon weer opnieuw gevuld worden binnenkort. En omdat het kantoordag was, zou ze een koffie extra nemen. Alleen al maar om aan de koffieautomaat te kunnen staan, de knopjes te lezen, kiezen, drukken en een gevulde beker warme drank te krijgen. De routine om een beker met logo te laten vollopen had ze gemist. Wie weet kwam ze daar wel een leuke collega tegen die het thuiswerken ook beu was.  Een beetje socializen kon geen kwaad. Maar liefst met de juiste outfit. De sneakers met mini sokje waren goed bevonden. Dat was makkelijk als ze de trappen nam naar de 2de verdieping. Lekker sportief.  Haar laptop had ze de avond voordien al in de tas gestoken. Kabel, check! Muis, check! Luidspreker, check! Hoofdtelefoon, check! Schriftje, pen, check! Het voelde als een eerste schooldag. Waren alle gordijnen open? Alle ramen toe? Oorbellen en horloge? Petra kon vertrekken. Laptoptas, handtas met badge en mondmasker, tas met truitje en sjaaltje, banaan. Ze sloot de beveiligingsdeur van haar flat in dubbel slot. Het piepte. Ze zou het eens moeten smeren. Als ze nu de sleutel omdraaide konden alle buren meegenieten. Geen tijd nu en straks zou ze wellicht te moe zijn en het klusje uitstellen tot het weekend. Ze had zo het vervangen van de siliconen rond het bad ook jaren uitgesteld. Dat was niet goed afgelopen. Het plafond van de benedenburen was naar beneden gekomen. Vochtproblemen en een lek onder haar bad. Ze had dan maar ineens de saaie witte tegels rond haar bad laten vervangen door blauwe mozaïek.  Petra reed haar auto de garage uit, 3 verdiepingen lager. Het was een frisse zonnige ochtend en de radio speelde ‘Take a parachute and jump’. Eén van haar favoriete nummers. Ze trommelde mee op haar stuur. De straten met zone 30 waren snel gepasseerd en ze kon vlot de autosnelweg op. Vrij. Eindelijk haar kot uit. De grot uit. Er verscheen een brede glimlach op haar gelaat. Ze zette het volume van de radio wat hoger en zong mee. ‘I’m on my own, I’m on my own and I’m feeling fine’. Na wat aanschuiven en rode lichten parkeerde ze vlotjes aan het kantoorgebouw. Waze was niet nodig geweest. Het was nog vroeg en waarschijnlijk waren er ook nog thuiswerkers dus parkeerplek genoeg. Haar badge opende de weg terug naar haar bureau, het oude vertrouwde kantoorlandschap.  ‘Hallo, goedemorgen, dat is lang geleden!’ De receptioniste was de eerste. Van achter haar toog lachte ze haar vriendelijk toe. Geen mondmasker, neen. Een glimlach. ‘Goedemorgen, Pia, dat is lang geleden...’ Petra wuifde even en ging de glazen deur door naar haar werkplek. Ze raakte de klink niet aan maar gaf handig met haar ellenboog de deur een duwtje. Het was een nieuwe gewoonte geworden. Aan het eiland zat Jean al te werken. Toen hij Petra zag zette hij zijn hoofdtelefoon af. ‘Goedemorgen, kom je ook terug hier werken? Bereid je maar al voor op veel lawaai. Het eiland hierachter was daarstraks precies al een ontbijtfeestje aan het geven.’ Hij rolde even met zijn ogen. Petra had geen zin in negativiteit. Ze wou er een fijne eerste werkdag terug op kantoor van maken. ‘Ach ja dat zal straks wel beteren als ze bijgepraat zijn. En ik zit vanaf negen uur in vergadering. De Nederlandse collega’s komen ook’. Petra installeerde haar laptop en begon de mailtjes te overzien. Haar GSM trilde.  ‘We zullen wat later zijn, file in Breda’, stuurde Jannes. ‘Ok, de koffie staat al klaar’, antwoordde Petra.  Daar begon het al. Videocalls begonnen stipt op de minuut. Echt vergaderen was organisch. Je had die fysieke dynamiek van bewegende lichamen. Mensen gaan naar de koffie, lopen naar het toilet en komen anderen tegen. Er zijn vertragingen en interacties. En ze staan in de file.  Dan maar eerst even langs de keuken dacht Petra. Het was er nog rustig. Enkel Martine van de administratie die even wuifde. De knopjes van de koffieautomaat blonken en deden haar twijfelen tussen espresso, cappuccino, koffie, chocomelk... Het werd koffie. Zwart. De machine pruttelde en spuwde de warme drank de firmabeker in.   Terug op haar plek keek ze wat onwennig rond. Wat verderop hoorde ze Carla over kaar ketodieet en de kilo’s die er af zijn. Haar vriend was er blij om, de kleedjes pasten beter, ze voelde zich als herboren. Lisa onderbrak haar met babyverhalen. Ze was enkele maanden geleden bevallen en haar kindje was voor het eerst naar de creche. Ze hield gedurig haar GSM in het oog. Ze gingen haar via berichtjes laten weten hoe het was met Mattis.  Petra ging alvast naar de vergaderruimte. Ze had nog geen mailtjes kunnen verwerken. Ze opende de ramen en zette zich aan het hoofd van de ruime tafel. Daar had ze een goed overzicht straks. Even rust en stilte. Ze nam de agenda door. Het softwareproject schoot goed op en de bugs werden snel opgelost. Maar er wachtte nog een lijst met todo’s. Vanuit het werkveld bleven de vragen naar verbeteringen komen en de performantie bleef onvoldoende. Hopelijk bracht Nederland de oplossingen mee.  ‘Hallo, hier zijn we dan, wat een lekker weertje vandaag hé, de ideale dag om terug met zijn allen rond de tafel te vergaderen, niet?’ Jannes viel olijk de zaal binnen. Yolanda, collega van Jannes, volgde hem en keek wat afwezig de zaal rond. Ze had een stijlvolle jurk aan met halfhoge botjes. Ze leken nieuw. Met hakjes. ‘Ja, leuk om jullie terug te zien. Hoe gaat het met jullie?’  ‘Nou prima, de kinderen gaan nu beide naar school en ik vind het fijn om terug naar kantoor te kunnen, jullie ook? ‘. Jannes was weer in goed humeur.  ‘Zeker, kom, we gaan eerst langs de koffie’. Petra vergezelde hen naar het keukentje. De botjes van Yolanda galmden in de hal bij elke stap. Ze was net iets langer dan Petra nu. De automaat was vrij en de bekers stonden proper in het witte keukenkastje. ‘Maak jullie keuze, kennen jullie het nog?’ Al grappend werden de bekers gevuld. Petra deed een stapje achteruit. Zo dicht op elkaar staan gaf haar een onwennig gevoel. Ondertussen was haar collega Maarten ook toegekomen. Het socializen ging naar een hoger niveau van decibels. Maarten deed zijn relaas over het laatste fietsweekend.  Petra ging alvast terug naar de zaal met haar koffie. Ze hoorde de anderen pratend tot in de vergaderzaal. Had ze toch niet beter wat langer blijven bijpraten? Netwerken? Maar ze had het verhaal al gehoord en over koersfietsen wist ze niets te vertellen. En er was een hele agenda af te werken. Ze was het drukke leven niet meer gewend. Thuis was het stil, was er rust, was ze alleen.   ‘Zullen we beginnen?’ Maarten en het gezelschap vielen de zaal binnen. Ieder vond een plekje en de laptops werden opengeklapt. ‘Punt 1 op de agenda...’ De dag soesde verder. De broodjes werden besteld.  Problemen werden omgezet tot acties. De koffie werd gedronken. De handen werden niet geschud. Dat was nog niet voor vandaag. De Nederlanders vertrokken weer. Terug de file in.  Petra had nog een korte meeting met haar nieuwe collega Marlies. In een videocall had ze al kort kennisgemaakt met haar. Marlies had toen mooie lange oorbellen gedragen. Oorbellen waarmee je naar een feestje gaat, zo vond Petra. Hoe kon je nou telefoneren terwijl die dingen aan je oor aan het wiebelen waren? ‘Hey dag Petra!’ Marlies viel de meeting room binnen.  ‘Dag Marlies’, leuk om je in het echt te ontmoeten’ lachte Petra. ‘Ja eindelijk zie ik eens een nieuwe collega in het echt.’ Haar haar was in een knotje en Petra’s blik ging weer naar de wiebelende hangers. ‘En vind je je weg al een beetje tussen al de folders en documenten?’ Petra wou Marlies onbevooroordeeld coachen in haar nieuwe job. Marlies had haar firmawagen al gekozen, een bureaustoel voor thuis afgehaald daarnet en haar verlof ingepland. Eén brok energie.  ‘Ja maar mijn verlof valt samen met een paar opleidingen dus die heb ik allemaal laten verzetten. Niets aan te doen, mijn vliegtuig is al geboekt...’.   'Naar waar ga je?’ Petra had geen keuze. Ze moest de vraag stellen. ‘Ik ga met mijn vriend een week naar Egypte, snorkelen’. Marlies straalde van oorbel tot oorbel.  ‘Oh heerlijk’. Petra probeerde enthousiast te klinken. Ze was zelf al twee jaar niet meer op vliegvakantie geweest. En toen was het wel een werkelijk toffe citytrip naar Wenen met een superlieve vriendin. Maar Egypte met je vriend was overtreffend. Na corona, na een scheiding, nog even zon en zee voor de winter eraan komt. Ze kreeg visioenen van hand in hand over het strand wandelen, van lange avonden aan een zeeterrasje met wijntjes, van zwoele nachten en een attente man aan een uitgebreid ontbijtbuffet.  ‘Ja, we willen er nog even tussenuit zonder kinderen’. Petra had geen zin om over haar eigen leven als single te vertellen, over de korte maar toffe wandelweekends in België, over haar kinderen die het huis uit waren, over haar grotgevoel. Marlies had betere plannen en betere oorbellen.   Na wat hyperlinks en powerpoints rondde Petra het infomoment af. Ze stapte haar auto in. Haar oren suisden. Haar nek zat lichtjes vast. Ze zette de radio aan en zapte van pop naar klassiek en terug. Ze vond geen passend nummer. Dan maar geen muziek. Het was al druk genoeg in haar hoofd. En op de baan. Terug in haar flat overviel de stilte haar. De leegte stond in tergend contrast met haar voorbije werkdag met al de gesprekken en verhalen. Ze schopte haar sneakers uit en trok een jogging aan. De zachtheid voelde rustgevend. Op haar terras was nog een restje zon. Ze zette zich en sloot haar ogen. De kraaien, de merels, ver hondengeblaf, ze was thuis. Gelukkig had ze geen plannen vanavond. Ze was het gewend om haar hoofd bij zichzelf tot rust te laten komen. Lange tijd miste ze het ventileren na de werkdag. Nu liet ze haar gedachten maar wat tollen. Ze stopten vanzelf ook wel. Morgen was het thuiswerkdag. Dan kon ze snel tussendoor wat opruimen, een klein wasje draaien en ‘s avonds met de vriendinnen gaan zwemmen en bijbabbelen in het bubbelbad. Morgen zou ventileren wel nodig zijn. Ze had een one to one met haar nieuwe jonge leidinggevende, Linda. Een videocall. Petra zou haar pokerface opzetten. Dat had ze ondertussen goed onder de knie. Elke frons wordt expliciet op het scherm waar je hoofd uitvergroot de ander toespreekt. En Linda bewaakte elke grimas. Een burnouter in haar team was als een persoonlijke afgang. Ze zou nog liever iedereen een weekje preventief ziek naar huis sturen. Zou dat aangeleerd worden in de dure cursussen rond coaching? Petra zuchtte. Met de nieuwe spotify list motiveerde ze zichzelf tot actie. Na een snelle maaltijd legde ze zich in de chaise-longue voor het zeven uur nieuws.  ‘De coronacijfers gaan de verkeerde kant uit. Telewerk wordt weer sterk aanbevolen…’  Mocht ze terug haar grot in? Of was het moeten? Mocht ze terug in haar werkkamer wegkruipen en gesprekken met zichzelf voeren aan de koffie?   Mag de dagelijkse joggingbroek terug aan? Liep er niemand met irritante hakjes meer naast haar? Waren sneakers en Birckenstocks terug goed genoeg? Kon ze tijdens de lunch weer op haar zonneterrasje picknicken? Of in stilte de herfstkleuren in het park bekijken op de middag?  Een half uurtje langer slapen? Zou ze mensen terug missen?   Ze checkte haar werkmail. Ook de werkgever raadde het telewerk terug aan.  Petra vroeg zich af hoelang deze golf weer zou duren. Deze keer zou ze het toch anders aanpakken. Zwemmen moest blijven, liefst elke week. Wandelen zou terug een topactiviteit worden, elk weekend, weer of geen weer, met vriendinnen of met een groep mee. En ze zou elke dag na het werk buiten gaan. Even naar de supermarkt of de bakker om de hoek. De break met de werkdag moest duidelijker worden.   Haar favoriete Netflix serie nam haar mee naar een andere realiteit en naar het einde van de dag. Terug naar het land van de stilte. Geen botjes met hakjes, geen oorbellen.  De wekker kon alvast een half uur later. Slaap wel wereld vol tegenstellingen. Het bed met dons dekte haar warm en zacht toe. Het rolluik bewaakte de grens tussen haar en de buitenwereld vol prikkels. Petra soesde weg, de veilige nacht in.  In een droom zag ze een grot met welkom-bord boven, de toegang was vrij, er brandde een gezellig vuur. Nieuwsgierig liep ze binnen. ‘Hallo is daar iemand?’ Ze hoorde enkel de echo van haar eigen stem. Ze legde zich naast het vuurtje. Zouden hier nog grotten zijn? Morgen zou ze op ontdekking gaan.   

Lumes
18 3

Etwas Herzhaftes ...

Mijn volgende stop op mijn vakantie terugreis wordt Zweibrücken of all places in het Rijnland-Palts. Wat in mijn geboortestreek de ‘Zwarte Beek’ genoemd wordt, heet hier simpelweg de ‘Schwarzbach’. Toen ik jaren geleden een Duitse nachbarin had was ik verwonderd hoeveel Nederlandse woorden verstaanbaar blijken als je er een Duitse draai aan geeft. Behalve toen Helga ooit zei “Damit komm ich schon klar”, kreeg ik het even moeilijk om uit te leggen hoezeer die uitdrukking op mijn lachspieren werkte. In een kaffeehaus bestel ik een koffie. Aan een tafeltje zitten twee koppels van net over middelbare leeftijd uitbundig mee te zingen met Vico Torriani op de lokale radiozender : “In einer kleinen Konditorei, da saßen wir zwei bei Kuchen und Tee. Du sprachst kein Wort, kein einziges Wort und wusstest sofort dass ich dich versteh…“  Het wordt mij te uitbundig en luid en ik zoek heil op het aanpalend ruime terras. Iets verder van mij zitten twee exemplaren van de plaatselijke jeugd, nu ja plaatselijk. Hij kan zijn Arische roots niet verloochenen: groot, blonde haardos en blauwe ogen. Zij is een Zuiders type met halflange golvende ravenzwarte haren, een lichtbruine huid en donkere ogen.Er worden geen woorden uitgewisseld, maar dat lijkt om heel andere redenen dan in het liedje. Zij kijken ieder verbeten een andere kant op.  Binnen wordt op de Rundfunk een andere plaat opgelegd en op de achtergrond weerklinkt nu ‘Love hurts’.  Op dat ogenblik bemerk ik de elektriciteitskast op het plein met de graffiti ‘The Love, the Pain’. Toeval bestaat.Zijn lederen vest, smaakvolle merkkledij en dure schoenen verraden een gegoede afkomst. Een schril contrast met haar ietwat kitscherige grote ronde oorbellen en bonte, zwierige kledij.  Ze doet mij denken aan de Gitanes, die elk jaar op bedevaart trekken naar Saintes-maries-de-la-mer. Ze heeft ook iets van die wilde paarden in de Camarguestreek, want plots staat ze bruusk op en loopt op haar knalgele hoge hakken het etablissement binnen. De jongeman schudt het hoofd en verdiept zich in zijn iPhone.   Even later komt de Spaanse furie terug naar buiten. Ze blijft recht staan met beide handen op het terrastafeltje en kijkt haar tafelgenoot strak in de ogen: “Nein, Jurgen, kein Perro, niemals!”Hij heeft duidelijk iets opgezocht en toont haar nu iets op zijn telefoon: “Sieh nur, wie lieb er hier ist.” Zij blijkt niet te vermurwen: “Jurgen, ich habe dich und das ist genug. Ich will kein Hund!” “Bitte, Viola”, Jurgen doet teken om naast hem te komen zitten. Hij wil haar blijkbaar nog meer foto’s tonen op zijn gsm.Viola houdt voet bij stuk, ritst haar handtasje van de tafel en snelt weg. Als ze voorbij mijn tafel komt hoor ik hoe ze luid in zichzelf praat: “¿Un perro?de ninguna manera!”Dus toch Spaans, denk ik. Duidelijk verslagen zit Jurgen aan het tafeltje waarop zijn iPhone ligt. Met zijn rechterhand lijkt hij het scherm te aaien. Even overweeg ik om hem een drankje aan te bieden, iets stevigs.

Vic de Bourg
6 0

Heerser van de peristaltiek

Ooit duwde ik me tijdens La Festa di Sant Agata door de Catanese straten. Ik was toen bewust aanwezig, dat wel, maar dat het dit, ginds o zo belangrijke, feest was, wist ik op dat moment niet. Zo kwam het dat ik me in een massa bevond, waardoor ik nu steevast smalend reageer wanneer men een groep mensen een massa noemt: ‘Ge weet niet waarover ge spreekt! Tien man of wat?’Zowat alle Siciliaanse lichaamsdelen, en wat ze kunnen dragen, werkten mijn bewegingen tegen en dwongen me mee te doen met hun ritueel. Alle Catanesi, jong en oud wierpen, huilend met witte zakdoeken, kusgebaren naar hun beschermheilige die op een immense, vergulde troon zat. Enkele tientallen mannen in witte pijen torsten het gevaarte voet voor voet door de stad. Wie goede oren had, kon de ruggenwervels van de mannen horen knarsen en kraken. Niemand hoorde dat. Rond de troon, nog steeds op het gevaarte, liepen andere witte mannen. Zij deelden kaarsen uit of namen er in ontvangst. Dat kaarsenverkeer heb ik nooit kunnen ontcijferen. De dag nadien had ik de processie alleen kunnen afwerken door het gele kaarsvet op de donkere straatstenen te volgen. Ik deed het niet.Intussen schoof ik een halve meter op. Ik voelde me dat taai stuk vlees dat ik als kind toch maar mijn slokdarm in moest jagen. Door de samenwerking aan kring- en lengtespieren hebben de stukken zich al die jaren peristaltisch naar beneden kunnen werken. In Catanië waren de inwoners de kringspieren en was ik de enige lengtespier die alles uit de kast haalde om toch maar vooruit te geraken. Ik wilde weg, een rustige straat inslaan en een museum bezoeken. Wie wil er nu cultuur opdoen door er middenin te staan? Het lukte. Ik bleek sterker dan zij die bescherming zochten bij een corpulente dame op een troon, die slechts één keer per jaar uit haar kathedraal kwam. Ze zouden míj moeten vereren, verdomme, heerser van de peristaltiek. We zouden kunnen afspreken dat ik jaarlijks twee keer door hun straten wandel. Of zet me maar op de troon van de witte mannen, het zal hun ruggen en schouders goed doen.

de amechtige specht
5 0

Afscheid van de vlinder

Op een mooie lentemorgen in mei, zat de vlinder op de tak van de berkenboom. “Dag vlinder!”, zei de eekhoorn. “Wat ben jij er al vroeg, vandaag!” “Ja,”, zei de vlinder, “dat komt omdat ik wegga vandaag.” Met grote ogen keek de eekhoorn de vlinder aan. “Hoezo, weg?” De vlinder sprong wat dichterbij. “Ja, weg! Is dat zo vreemd misschien?” De eekhoorn dacht na, hij was nog nooit weg geweest. Misschien was het inderdaad niet zo vreemd. “Maar, waar is weg dan?”, vroeg hij. De vlinder dacht even na. “Weg, dat is voor iedereen op een andere plek. Voor een ooievaar is weg veel verder dan voor een kleine mus. Maar weg is altijd verder dan thuis.” De eekhoorn keek de vlinder aan en dacht na. Waar zou weg voor hem zijn? Misschien aan de andere kant van het grote berkenbos? Of nog veel verder, over de heuvel, achter de horizon of daar waar de zon ondergaat? De eekhoorn begreep wel dat hij de vlinder dan niet meer zo vaak zou zien! “En waarom ga je dan weg?”, vroeg hij. “Enkele dagen geleden, was ik nog een rups,”, zei de vlinder. “Toen ik nog een rups was, kon ik enkel kruipen zo ver ik kon. Nu heb ik vleugels en kan ik vliegen zover als ik wil! Niets houdt me nog tegen om mijn vleugels uit te spreiden en weg te vliegen. Het is tijd voor mij om een andere richting uit te vliegen!” “Maar ga ik je dan nog eens zien?”, vroeg de eekhoorn en hij keek de vlinder met grote ogen aan. Hij dacht aan al die keren dat ze samen waren. De eekhoorn en de vlinder konden uren samen doorbrengen, zonder zich te vervelen of ruzie te maken. De ene dag keken ze samen naar de zonsondergang of aten ze samen nootjes en blaadjes. “Weggaan is niet voor altijd,”, zei de vlinder.  “Want weggaan is geen afscheid. Als je weggaat, kan je altijd nog eens terugkomen. Als je weggaat, zal je altijd ergens vertrekken. Maar waar ik vertrek, bij jou, weet ik, dat ik altijd welkom zal zijn.” En zo zaten ze samen, in stilte, en keken naar de zon die boven de toppen van de berkenbomen uitkwam en het hele bos vulde met een schitterend wit licht.

IngridB
105 1

De val

De hitte schoof twee ongemakkelijke ligstoelen de schaduw in en duwde ons bruusk achterover. We lieten begaan, bliezen de laatste autolucht onze lijven uit en waren het eens; voor ons lag een landschap dat we lang niet meer hadden gezien. Ik zag het voor het laatst op een schilderij van Pieter Bruegel de Oude dat ooit de achtergrond was op mijn computer: de zon stond hoog en bleekte het meer onder het hemelsblauw zodat een verlaten rotseiland onafwendbaar leek voor het schip met bolle zeilen. Ik besefte dat enkel dat laatste ontbrak toen Sofia besloot de sleutel van ons logement op te halen bij de eigenares. De vakantie kon voor haar niet snel genoeg starten. Ze is altijd ondernemender geweest dan ik, zij had deze trip uitgestippeld, ik keurde goed. We zaten hoog. Het pad naar het water slingerde tussen rotsen en olijfbomen naar beneden en het kostte ons minstens een halfuur voor we onze schoenen in de hand konden nemen. Naast het bruisende water, voeten soms diep in het zand, hervatten we het gesprek van eerder die dag toen we ons vakantiedorp naderden. Hoe zou ons leven er hebben uitgezien, moesten wij hier zijn opgegroeid? Zouden we meeroesten met de straatlantaarns van het Place de Victor Hugo? Of zouden we vleugels aanbinden en vluchten naar de stad verderop? Thuis hadden we ons die vraag nooit hoeven stellen omdat we in een kleine stad woonden. Het was tevens een dorp waar we rust en activiteit vonden zonder moeite te doen; wilden we avontuur dan maakten we het laat op café en fietsten we op de tast weer naar huis, wilden we rust was het bos altijd nabij of maakten we het minder laat op café. Waar je ook gaat, stad of dorp, roest je niet overal? Misschien is het louter een kwestie te kiezen hoe je dat doet; snel of traag, weelderig of gematigd, intens of oppervlakkig. Als je al de keuze hebt. Sofia vertelde me dat de eigenares best aardig was, al had ze verbaasd gereageerd op de vraag wat er voor jongvolwassenen zoal te doen was in de buurt. Ik wist dat Sofia de bewoners van het dorp bedoelde en dat ze antwoorden zocht op onze vragen: Wat houdt de jongeren hier? Komen ze na hun studies terug naar huis of blijven ze in de stad? De vrouw had drie tellen voor zich uit gestaard voor ze antwoordde: ‘Bevalt het u hier dan niet?’ Het aangelegde strand maakte snel plaats voor een welig kronkelend rotspad dat almaar op en af ging, twijfelend tussen water en lucht. Enkele meter hogerop bewerkte een boer zijn grond. De man droeg een strohoed met brede rand, zweet parelde op zijn verweerde onderrug. Nadat hij ons opmerkte snoof hij ander vocht weer naar binnen en richtte zich gehaast terug op zijn werk. Mijn onzekere maar oprechte knik ging volledig naar zijn achterste, Sofia merkte dit op en gniffelde.  Wat verderop besloten we terug te keren en waren we opgelucht toen we opnieuw wegzakten in het mulle zand aan de rand van het kleine strand. Óns strand, want deze strook behoorde tot het domein van het hoger gelegen vakantiehuis dat tien dagen het onze zou zijn. Ik keek nog even achterom toen Sofia het halfuur bergop aanvatte. De zon was op haar beurt aan de terugweg begonnen en zou binnen enkele uren het water raken. Een visarend plooide zijn vleugels en bad voor zijn val.      

de amechtige specht
13 1