Zoeken

Het meisje in de trein

Vanuit zijn coupé ziet hij haar met haastige passen het station betreden. Haar zwarte hakken galmen ritmisch en agressief door de stationshal en met iedere gehaaste stap bewegen haar borsten licht op en neer onder haar zwarte truitje. Ze is mooi. Dikke rode krullen vallen als een waterval over haar schouders en haar gezicht is bedekt met sproeten. Gefascineerd kijkt hij hoe ze een kort sprintje trekt en net voor het fluitje de trein in duikt.   Voorzichtig legt ze even later haar cameratas neer en plofte daarna met een diepe zucht in een stoel aan de andere kant van zijn compartiment. Haar wangen en voorhoofd zijn rood gekleurd en parelende zweetdruppels op haar voorhoofd vonkelen in de late middagzon. Hij kijkt naar haar en grinnikt even om haar ontredderde status. Verbaast kijkt ze op, realiseert zich haar situatie en glimlachte terug, waardoor twee kuiltjes in haar wangen schieten. Even zitten ze gevangen in elkaars blik, maar al snel slaan ze allebei verlegen hun ogen neer. Beiden niet wetend wat ze moeten zeggen of doen. Beiden bang voor het onbekende. Zij pakt haar mobiel en begint driftig te typen. Hij doet zijn oordopjes in, zet een muzieklijst op en staart uit het raam. ‘Ze had net zo goed op de maan kunnen zitten,’ denkt hij bij zichzelf terwijl hij zijn ogen dicht doet. Langzaam begint hij weg te dommelen.   Hij wordt gewekt door een klik en een felle flits. Verbaasd en verdwaasd kijkt hij naar links, recht in de lens van een camera die omlijst is door rood haar. Zij kijkt op en begint direct te blozen.   ‘Ooh sorry, uhm, ik dacht dat je sliep.’   ‘Dat deed ik ook.’ Hij wrijft in zijn ogen.   ‘De flits stond nog aan.’ Haar gezicht was nu vuurrood geworden. ‘Sorry, ... Ik maak altijd foto’s van mensen die slapen op openbare plekken,’ stamelt ze. ‘Ik heb een hele collectie. Maar ik zal hem direct verwijderen. Maak je geen zorgen, ik uhm… Sorry.’ Ze slaat beschaamd haar ogen neer en prutste wat aan de camera.   Hij kijkt haar niet begrijpend aan terwijl de mist van slaap langzaam zijn hoofd verlaat. ‘Ho, wacht even hoor. Wat is er zo interessant aan slapende mensen?’   Blijkbaar had ze deze reactie niet verwacht, want ze kijkt verrast naar hem op.   ‘Nou, mensen zijn zo kwetsbaar als ze slapen,’ zegt ze dan aarzelend. ‘Mensen die slapen in de trein voelen zich daar blijkbaar volledig veilig. Je kan je ook niet anders voordoen als je slaapt. Mensen zijn dan heel puur, dat vind ik mooi.’   Hij glimlacht. ‘Mag ik de foto eens zien?’   Ze draait het kleine schermpje van de camera naar hem toe. Met één hand aan de zijkant van zijn gezicht en zijn kin op zijn borst ligt hij daar, achterover in zijn stoel. Charmant is anders.   Hij grinnikt. ‘Ik heb geen idee wat je hier ‘mooi' of 'puur' aan vindt, maar je mag hem van mij aan je collectie toevoegen hoor.’   Ze kijkt hem dankbaar aan. Er verschijnt een lichte twinkeling in haar ogen, en de kuiltjes in haar wangen springen weer tevoorschijn.   *Station Utrecht Centraal*, galmt het plots door de trein. *Utrecht Centraal*   Verschrikt kijkt hij op zijn horloge. ‘Oh shit, ik had er bij Zwolle al uit gemoeten.’   ‘Er gaat over 20 minuten één terug,’ zegt zij terwijl ze op haar horloge kijkt. ‘Weet je wat, ik koop wel een kop koffie voor je, als excuus voor de foto. Ik moet er hier toch uit.’   ‘Zolang je dan maar geen foto’s van me gaat maken terwijl ik het drink,’ zegt hij terwijl ze samen opstaan.

Aldous Geechyde
0 0

Vooroordelen en darts

Vooroordelen. Ik heb ze. Ik lijd eraan. Nog steeds. Zelfs na 39 jaar ervaringen opdoen op dit bolletje sterrenstof en na 15 jaar lesgeven aan nieuwkomers van alle pluimage. Vooroordelen werken als darts: je gooit negen keer tevergeefs richting roos en wanneer de tiende keer raak is, onthoud je enkel die ene worp. Vooroordeel 1: Mispoes Een moslima uit Pakistan zit tijdens een spreektest van top tot teen gesluierd in haar zwarte bijna-boerka. Dat uitzicht werkt blijkbaar nog steeds op me in. Op de vraag waarom ze naar België is gekomen, antwoordt ze: omdat de vrouwen in mijn land minder kansen krijgen. Hier in België is het modern en mag ik werken. Vooroordeel 2: Mispoes Een man uit Bosnië is al de ganse cursusperiode opvallend stil. Niet echt handig voor een mondelinge module. Zijn houterige houding en bloeddoorlopen ogen interpreteerde ik -redelijk onbewust- als desinteresse of erger.Bij dezelfde spreektest over de komst naar België blijkt dat hij hier al 28 jaar woont (en nu pas in niveau 2.2 zit! Hoe kan dat in godsnaam? … vooroordeel 3: Mispoes) Daarna gaf hij eerst toe dat hij enorm gesloten is en deed vervolgens in verrassend goed Nederlands zijn verhaal. Zijn teruggetrokken attitude en vermoeide blik kregen voor mij gaandeweg een totaal andere invulling toen hij vertelde over hoeveel vrienden en familieleden hij in de Joegoslavische oorlog had verloren, over zijn scheiding, zijn depressies, over de overuren die hij jarenlang aan de Antwerpse haven deed om zijn zonen te laten studeren. ‘Ik was vòòr de oorlog helemaal niet zo gesloten.’ Het stuwmeer van zijn stilzwijgen was zodanig doorheen de dam gebroken, dat hij de vijf minuten spreektijd fel overschreed en andere cursisten pas volgende les aan bod konden komen. Vooroordeel 4: Mispoes Vraag nu aan honderd FB-vrienden om een moslimterrorist te tekenen en je krijgt ongeveer een afbeelding van mijn Afghaanse cursist. Toen ik polste naar zijn welbevinden in België, was hij uitermate positief. Enkel miste hij zijn familie, vooral zijn mama want die lag chronisch ziek in bed. Hoe moet ik dit zeggen? Zijn bedroefde ogen in combinatie met de uitspraak van het woord ‘mama’ deden mijn pijltje zo fel afwijken, dat het naast het dartsbord terecht kwam. Vooroordeel 5: Raak Vraag nu aan honderd FB-vrienden om een oudere bibliothecaris te tekenen en je krijgt ongeveer een afbeelding van mijn Syrische cursist. Wat blijkt nu? Hij was gewoon écht bibliothecaris! En nog wel in de grote nationale bibliotheek in Damascus. Hij beheerde tienduizenden oude manuscripten op 500m van het paleis van Assad die soms op officieel bezoek kwam. Wat een volstrekt ander leven heb je, als je je een paar jaar later in een klas in Borgerhout bevindt tussen mensen van de hele wereld met allen slechts één en hetzelfde boek voor hun neus. Vooroordelen: laten we vooral wat minder pijltjes proberen gooien.

Joachim Stoop
41 0

Glimlach van de dag

  Om de zon in volle glorie van achter de wolken te lokken, gaf ik in mijn NT2-klas de opdracht om een positief verhaal te schrijven rond een verrassende ontmoeting, een grappig toeval, een hoopvolle boodschap. Er was hierbij slechts één doel: de leraar doen lachen -met glim of schater. En de taal moest natuurlijk ook wel een beetje kloppen. Het is tenslotte les Nederlands.Het verhaal van een Afghaanse cursist ging zwaar en zenuwslopend van start: na zijn eerste twee weken in België te hebben doorgebracht in een gesloten asielcentrum in Brussel, werd hij met een treinticketje enkel richting open asielcentrum van Kapellen gezonden. Nu laten we je los, Samir. Van hieraf moet je gaan.Op het briefje las hij zonder enig begrip: Kazerneweg 35, 2950 Kapellen of stel dat jij in Afghanistan bent en enkel Nederlands begrijpt: کازنیویوګ 35، 2950 کاپیلین Met het adres in de hand ging hij koortsachtig op zoek naar hulp van medereizigers op perrons en in treinen. Tenslotte kwam hij opgelucht aan in het station van Kapellen. Oké, en wat nu? Sommige mensen waren behulpzaam, anderen lieten hem links liggen. Hoopvol wandelde hij in de vermeende goede richting en stopte een auto met een heel vriendelijke man die hem vroeg waar hij naartoe moest. ‘Stap in!’ Hij gaf het briefje aan de man. ‘Ik rijd je erheen’ moet hij gezegd hebben in die taal van Mars. Met gebaren vroeg de man of hij kleren nodig had. Wou hij een stuk chocolade? Ja, dat wel. Hij zou de man nooit vergeten. Zo vriendelijk, en wat is het woord … gastvrij.Ik vroeg of hij de man ooit nog heeft teruggezien.‘Nee, nooit meer. Maar ik had in de auto zijn telefoonnummer gevraagd en ben diezelfde dag nog als een gek Nederlands beginnen leren om hem na een paar maanden in een perfecte sms te kunnen bedanken. En dat heb ik gedaan. ’ De glimlach.De zon.

Joachim Stoop
19 1

Schrijftaal ? spreektaal ? dialect ? ( ge meugt gerust zen )

Hedde tal gehoord? Verleden dinsdag zat ik bij Chantal int café. Ineens loept daar een grote rat de frituur van dikke Guy langs achter buiten recht het café binnen. Dat was daar een gekweek en gedoe. Een geroep en een getier. De Laenen zat er me nen borstel achteraan. Chantal die wier zot. Ze dacht da speelt dieje nooit kleer. Het succes was novenant. Aloïs begon al lelijk te doen. Die zijn keers was bijna uit. Tripel van Westmalle die kunnen daar niet tegen. Zuiver voor de commerce. In café ‘in de Volksvriend’ daar worden ze opgedaan. Da was geen aardigheid in diejen tijd.             Ge meugt gerust zijn. Lachen dat die dee. Da’s iet aarig ze, een rat. Goe zat allemaal. Dieje is er afgevallen. Da was t’een en t’ander. Just op tijd. Gustje was ze weer aant plagen. Da gezaag zal sebiet wel gedaan zen, zei ze. Toen wast vat af. Genne De Keuninck nie meer. Chantal belde naar Louis van café ‘ De Pelikaan’ Wulle met dat leeg vat naar den overkant. Rolt er nie mee of ge ga wa voorhebben zei Louis. Dieje loempe van de vakbond van z’n kloten maken Veul te zwaar. Dieje is dan ook geboren op 1 april. Alleman zat. Den dag van heden mag da allemaal. Op ne werkdag lopen ze al van t’een café naar tander, oep ne werkdag hè. Goe gelachen wel.             Iet anders. Ik heb ne nieve caravan. Als k het kraantje in da keukentje openzette begon toilet te lopen.. Da darmpke zal verkeerd. Iet later stond de schuif onder de poempbak, met bestek, ge weet wel, helemaal vol water. Vloeken jongen, vloeken. Na zat er een ander darmpke los. Veel gezever mee gehad. Dieje verkoper stamp ik onder zenne put da de ballen in’t rond vliegen. Da’s veel beter dan een Rapido plooicaravanneke. Na moet ik wel naar de keuring want de nieve is meer dan 700 kilogram. Chance da we in Hühnerscheid genne regen hemme gehad. Da’s Luxemburg nie ver van Bastogne. Kelly had voor niks greppeltjes gegraven. Hoe loemp kunde zen? Veurige keer hadde we regenweer. Niks dan modder. Klote weer en problemen met gasvuur. Een steekvlam van zeker drei meter. Da darmpke zat geplooid. Bekan heel de voortent weg. Da’s nylon, hè da zeil. Nog nooit zoveul sigaretten meegebracht. Die camions konden allemaal aan de kant. Met ne caravan konde gewoon door. Den Opel Vectra is wel aant verslijten. Di van ons zegt dat geld op is.             Ik hem gehoord dat de Léon bekan met visbak en al de vort ingeduikelt is. Voorover, recht erin, bekan. Die kan nie vissen met den haak. Neen, neen ne meerval. Genne snoek. Verkeerd aas. Hoe loemp kunde na zen. De miserie van een ander daar zijn we nie mee gediend. Da maakte mij nie wijs. Ja, ja, café Arizona was om drei uur nog open. Ge meugt gerust zijn.

Hubert Grimmelt
0 0
Tip

Herder

Wouter had haar aangeraden het huis te verlaten op een moment dat er niemand thuis zou zijn. Daaruit had ze afgeleid dat haar eigen aanwezigheid in het huis reeds niet meer als thuis zijn beschouwd werd. Nu stond ze naast de auto en steunde met één hand op de klep van de laadruimte, waaronder haar reiskoffer en een paar draagtassen gepropt zaten. Op de achterbank stonden verhuisdozen en op de passagierszetel vooraan stond haar paspop met de afgeschroefde poot ernaast.   Ze keek naar het huis. Telkens ze ergens wegging, keek ze achterom. Het was een gewoonte die ze zichzelf had aangeleerd nadat ze in haar studententijd een geliefd jasje op de trein was kwijtgeraakt en had gezworen dat zoiets niet meer zou gebeuren. Een verlies was niet iets dat je overkwam, daar was ze sindsdien van overtuigd geweest. Het was het gevolg van nalatigheid, een gebrek aan karakter.   Tot haar ergernis zag ze dat ze vergeten was de voordeur te sluiten. Haar hand greep in haar broekzak naar de sleutel, maar in haar benen kwam geen beweging. Waar had ze ook weer gehoord dat vergeten een vorm van onbewust beslissen was? Terwijl ze de sleutel doorheen de stof van haar jeans in haar been duwde, klonk vanuit de hal plots het voorzichtige tikken van hondenpoten. Het was de oude Border Collie, die in de deuropening ging zitten en haar aankeek.   Plotseling kwam haar een vroege ochtend in de lente voor de geest, jaren geleden, waarop ze de meisjes te voet naar school had gebracht terwijl de hond vrolijke cirkels om hen heen rende. Wouter was naast hen komen lopen met een vuilzak in zijn hand. Halverwege de woonwijk was hij de straat overgestoken om de zak in een container te gooien.  De hond was hem meteen gealarmeerd achterna gerend, en had alle trucs van een herdershond gebruikt om Wouter weer te doen omkeren. “Zie je dat?” had ze de meisjes gezegd. “Dat is wat collies doen. Die houden de kudde bij elkaar.”   Ondertussen was de hond gaan liggen, met zijn kop op zijn poten, zijn blik nog steeds onafgebroken op haar gericht. Ze hoorde hem zachtjes janken. “Het spijt me, ouwe jongen,” zei ze. Met trillende handen maande ze de hond weer naar binnen en sloot de deur.      

Kathleen Verbiest
62 0

Een vriendin en haar keuken.

Ze slurpte met veel lawaai van haar warme chocomelk. Ze verbrandde haar lippen en vloekte. De twee mensen aan de tafel naast ons gooiden op een hautaine manier de hoofden in de nek. Hun blikken spuwden venijn naar ons. Wat denkt die tafel niet. Ik negeerde hen en vroeg haar verder over haar nieuw appartement. We waren in de keuken beland.   “Er valt niet veel te vertellen over de keuken. Het is een beetje een tegenvaller. De ruimte is hoog en het geheel is ongeveer 3 op 7 meter. Als je er met twee instaat, is het overvol. Toch is er alles wat je nodig hebt; ja, dat durf ik wel zeggen”. Ze zette de warme kop chocolade opzij en stak een sigaret op. Tot grote ergernis van de tafel naast ons. “Ik heb een zelfgemaakte keukentafel met vier barkrukken erbij. Dit idee komt van de vorige eigenaar, een Kristel Vermeylen uit Hoogstraten. Ik heb die nooit gekend maar ze had wel oog voor architectuur, design en ruimte. Aan de witte muren heb ik enkele kruidenposters uit de Flair gehangen. Die hebben hun nut wanneer mensen komen eten. Mensen denken daardoor al snel dat ik mijn gerechten besprenkel en bewerk met al wat op die foto’s staat. Zo laat ik een goede indruk achter, nietwaar”. Ze blies de rook van haar dunne sigaret in mijn ogen. Waarom doe je dat?   “Er hangen ook drie posters van de drie grootste hamburgers die je bij Quick kan verkrijgen : de Giant, de Big Bacon en de Chicken Filet. Un goût plus fort que tout! Het gasfornuis is klein en neemt amper plaats in. Het was een cadeau van Erik T., ken je die nog?” Ze kuchte. Voor ik kon antwoorden, zette ze haar verhaal verder. “Ik heb het nu al een maand of vier en het kookt als geen enkel andere huismoeder. Af en toe kook ik voor mezelf of als ik wil afwassen, ‘zet ik warm water op’. Ik heb helaas geen stromend warm water in de keuken”. Ik knikte.   “Ik heb een open keukenkast. Dat is jong, modern en blits. Maar eigenlijk vind ik dat niet zo praktisch. Ik moet de keukenkast voortdurend uitkuisen, afstoffen of ontvetten en dan is mijn wonderkeuken een mijnenveld van glazen, kommen, borden, kruidenpotjes, potten en pannen. Tof is anders hoor”. Ze vraagt of ik haar wil vergezellen in een Gin Tonic. “Eentje van die dure, komaan, we laten ons eens gaan”. Ze vertelde verder. “Op de vensterbank staan, naast het meest doeltreffende wasmiddel en het meest citroenfrisse afwasmiddel, twee planten die één keer per week een slokje water krijgen met een vitamineproduct erbij. Voor de venster hangt een geel rolgordijn. Dat was ook een idee van die Kristel. Ik doe het alleen naar beneden wanneer het echt warm is. Het gele rolgordijn geeft karakter aan mijn keuken. Geel en grijs zijn de hoofdkleuren in mijn keukenpaleis”. Ze lachte, bestelde twee Gin Tonic, “van die dure” en vertelde verder.   “Om het allemaal wat meer allure te geven, heb ik een blauwe keukenlamp gekocht maar daar heb ik me wat in misrekend; ze hangt nu zo hoog dat je de blauwe kleur van het kapje niet ziet. Jammer want ik heb ze echt gewild maar het mocht niet zijn”. “De grond bestaat uit wit vinyl en ik ben verplicht om elke twee dagen te dweilen zoals een non dat in het klooster doet : op haar knieën! Daar is veel discipline en doorzettingsvermogen voor nodig. Ik heb mijn hoofd al veel tegen de tafel gestoten. In de badkamer ligt hetzelfde vinyl dus dan poets ik de badkamer ook snel”. De Gin Tonics werden geserveerd, we toastten op haar nieuwe woning. “Je moet eens komen eten. Wat doe ik daar veel? Kuisen, dat wel ja, maar ook koken voor vrienden. En afwassen. Ik schrijf er ook aan. Ik heb mijn bureau verplaatst en ik voel me beter hier in de keuken. Het is een kwestie van feeling. Het bureau staat nu in de slaapkamer. Wanneer ik hier schrijf, staat meestal de muziek aan. Ik luister veel naar Madonna. Wat vind jij van Madonna?”   Ze slurpt een dosis gin binnen. “Ik heb het niet zo voor Madonna” antwoord ik. Ze kijkt verschrikt op. “Maar ik al zeker eens komen kijken,” herpak ik me. Ze verslikt zich. “Niet komen kijken, kom eens eten”. Ik zuchtte en beloofde haar binnenkort eens af te spreken.

Erwin Abbeloos
0 0

Waar is Agnetha Fältskog?

Ik voel het aankomen. Het is één van die nachten die op oneindigheid staat. Het is half twee ’s ochtends en ik weet nog steeds niet wat te doen. Na het werk thuiskomen, iets eten, iets drinken en gewoon wat in de zetel zitten werkt niet inspirerend. Ik ben niet moe. Van slapen is geen sprake. Ik zou een boek kunnen lezen om toch maar slaap te vinden maar als ik eerlijk ben, weet ik dat ik niet veel zin heb om te gaan slapen. Nu nog niet. Ik wil nog wat naar muziek luisteren. Ik kan natuurlijk ook naar muziek luisteren terwijl ik in bed lig en dan komt er geen boek bij van pas. Twee activiteiten tegelijkertijd om me te ontspannen is me wat te veel. Naar de radio luisteren in bed is te riskant; ik ben bang dat het toestel oververhit geraakt terwijl ik lig te slapen en ik heb nog geen brandverzekering.   Ik heb liggen zoeken naar “Maybe it was magic” van Agnetha Fältskog maar ik vind het liedje nergens terug. Ik weet wel dat ze op bijna elke cassette staat en dat ik geen enkel bandje mag afspelen of ze duikt op met het nummer, maar nu vind ik haar niet terug. Wat zou het praktisch zijn om gewoon op een knop te drukken om ze te horen waar en vooral wanneer ik dat wil. Dan maar Kate Bush, die zingt iets over “A little light” (of zoiets). De exacte titel ken ik niet; ik ben af en toe te lui om titelnummers op de kartonnetjes van de cassette bandjes te schrijven. Wat zou het praktisch zijn om gewoon songteksten en titelnummers waar en wanneer te vinden. Er heerst geen Kate Bush sfeer vannacht. Allicht omdat ik met “Maybe it was magic” in mijn hoofd zit. Het is één van haar beste solonummers. Vooral inhoudelijk omdat ze hier de ABBA-jaren bewierookt. Het mag geschreven worden dat ze ook slechte nummers heeft. Verder valt er over Agnetha Fältskog niet veel te schrijven.   Morgen is het vrijdag en dat betekent een verlofdag. Ik breek me het hoofd over wat ik zou doen. Eventueel. Ik kan toch proberen vroeg op te staan en naar de wasserij te gaan omdat ze me thuis laten weten hebben dat ik niet moet afkomen met kilo’s vuile was. De wasmachine daar doet het niet meer en ze wachten al een week op iemand van Bauknecht. In de wasserette kan ik rustig de Flair lezen. Zo’n wasbeurt neemt al snel anderhalf uur in beslag. Er werkt een oudere dame die voor iedereen de was insteekt, plooit en netjes teruggeeft. Je mag de winkel niet verlaten. Strijken moet je zelf doen.   Wanneer ik strijk, kan ik naar Radio Contact luisteren. Ze draaien daar een dag voor publicatie de nieuwe single van Madonna.   Maar ik zal uitslapen; ik voel me de laatste dagen niet zo erg fit. Zo staat er een afwas van twee dagen. Nochtans heb de laatste dagen geen al te overdreven lichamelijke inspanningen gedaan, tenzij de bewegingsoefeningen op De Kleine Academie. Ik heb ook niet overdreven gesext, vraag het maar aan Kurt, een gast uit Vlaanderen die hier wat blijft rondhangen. Mijn bioritme is wat in de war gebracht, misschien ligt het aan de lente die in de lucht hangt (witte bloemen, geuren en vrolijke mensen; krolse katten en wulpse teefjes). Ik ben toe aan orde, rust en stilte. Een beetje magie. Een beetje vakantie. En vitaminen. En zon. En geld.   Terwijl ik me ziek zoek naar die onnozele Agnetha, denk ik wat na. Over wat ik nog van het leven verwacht. Ik zou iets werelds kunnen doen, iets waar veel mensen baat bij zouden hebben. Mezelf een imago aanmaken. Een beetje verandering. Met durf. Met lef. Iets anders. Wat zou ik bijvoorbeeld kunnen doen? Voor een tijdschrift werken. Ik heb altijd al voor een tijdschrift willen werken. De Flair, want ik lees dat graag, ik voel me betrokken bij hun visie en hun reportages en ik ben ervan overtuigd dat ik goede artikels zou schrijven. An Brouckmans werkt daar en daar heb ik al eens me gegeten. Een toffe madame. Ze heeft me een tijdje wekelijks de Flair opgestuurd maar nu doet ze dat niet meer. Misschien schrijf ik ooit wel voor Flair. Misschien ook niet.   Ik zou morgen mijn appartement kunnen poetsen. Opruimen en poetsen. Het ligt er nogal vuil bij. En wanneer ik schrijf vuil, dan bedoel ik écht vuil. Voel jij (de lezer) je geroepen om hier af en toe alles eens aan de kant te zetten? Tegen een zeer kleine vergoeding? En de ruiten moeten ook eens gelapt worden.   Ik schreef het al, ik zal weer uitslapen. Hoeveel tijd heb ik niet in bed verloren, gewoon door daar te liggen, terwijl ik na dit leven een leven lang zal kunnen slapen. Mijn vroegere flatgenoot, Erik, met wie ik hier ooit woonde en die nog steeds de sleutel heeft, zal me uit bed bellen en me luiheid verwijten. Ik kan morgen aan Peter vragen wanneer we nog eens gaan autorijden. Ik wil echt mijn rijbewijs halen. En deze keer gaan we niet seksen! Anders geraak ik nooit aan mijn rijbewijs. Morgennamiddag komt Geert over zijn problemen praten. En ik verwacht in de vroege avond Erik en Bart. Ik moet dus van alles in huis hebben. Die mensen moeten iets kunnen eten en drinken. Morgen ligt de nieuwe singel van Madonna in de winkel. “Like a prayer”. Het nummer klinkt alvast goed en de zangeres neemt alweer een andere muzikale richting.   Ik heb hoofdpijn. Ik ben op het werk op een gladde vloer uitgegleden en ik heb mijn hoofd tegen een tafel gestoot. De pijn was niet om te lachen, terwijl mijn collega’s dat wel deden. Ik denk af en toe aan Kurt, die gast uit Vlaanderen. Ik denk aan hem wanneer hij hier niet is. Wat me logisch lijkt. De domste plaat van ABBA was ooit “You owe me on”. “Chiquitita” gaat eigenlijk nog wel.   Blijkbaar wil Agnetha “Maybe it was magic” niet meer zingen. De cassette waarop ik dacht ze te vinden, is af. Misschien kan ik morgen een ticket voor Las Palmas kopen om mijn ex Steven te bespioneren. Ik kan ook in mijn eentje naar Amsterdam gaan. Voor wat avontuur. Die Hollanders en hun seks. Het is me wat!   Wat zou er gebeuren als ik ongemerkt en onaangekondigd uit de running, uit het circuit verdwijnen? Wie zou me niet zoeken! Erik die de sleutel van mijn appartement heeft, zou al luttele briefjes achter gelaten hebben. Bart zou misschien met mijn ouders langs geweest zijn. En dan sta ik daar plotseling terug! Iedereen tussen woede en opluchting. Ik zou die avond mijn hele avontuur moeten vertellen en de volgende dag zou de routine mijn leven alweer domineren. Et j’en ai un peu marre. Ik sta al jaren in het rood en iedere drie maanden moet ik 2000 frank lenen van Erik om een dag op de rekening boven de nul te staan. Wanneer houdt dat op, zeg! Zeg mij, God, wanneer houdt dat op? Ik kan morgen misschien een bijverdienste zoeken, iets waar ik op een niet al te moeilijke en vermoeide manier 3000 frank kan bijverdienen. Tappen. Schrijven. Seksen. Neen, dat laatste niet. Daar ben ik veel te preuts voor. Dan liever een proefreportage voor een tijdschrift. I need the money. En wat ga ik morgenavond doen, wanneer de Peters, de Erikken, de Barten en de Geerten weg zijn? Kurt wil niet uitgaan (hij is niet zo’n café type), en ik wil wel uitgaan (ik ben zo’n café type). Weer alleen in het trieste Rijk der Zinnen.   Ik ga morgen gewoon de nieuwe single van Madonna kopen. Ik kan misschien morgenavond naar Agnetha luisteren. Misschien dat ze toch door magie opduikt. Gewoon thuisblijven. Nog nooit gedaan op een vrijdagavond. En hopend dat er ooit een dag komt waarop ik “Maybe it was magic” meteen vind waar en wanneer ik dat wil.

Erwin Abbeloos
0 0

Wespensteken

Als een zoemende zwerm opdringerige wespen zweefden de oordelen door de lucht.   Het oordeel van haar moeder voelde aan als een scherpe prik met een wrange nasleep. Toen haar mama haar huisje binnen was gekomen, voelde Marthe de onuitgesproken verwijten als een donkere sluier in de ruimte hangen: ‘Ik ging verdorie voltijds werken en voedde daarnaast ook nog 2 kinderen op. En jij hebt niet eens kinderen. En je hebt veel meer vakantie dan ik ooit gehad heb.’ Alsof ze zich in moest houden, zo veronderstelde Marthe, had haar moeder deze woorden ingeslikt toen ze op bezoek was gekomen. Ze had rond gekeken en met haar hoofd geschud. Ze was als een bezetene beginnen opruimen want hoe kon Marthe nu beter worden als haar hele huis vol met rommel lag? Het was natuurlijk goed bedoeld geweest. En Marthe wist ook wel dat ze niet anders kon dan dankbaar zijn voor al die goede zorgen, voor de zelfopoffering.   Vroeger zei haar vader vaak dat hij en mama het eten uit hun mond spaarden voor hun kinderen. Haar ouders gingen er prat op ouders te zijn die desnoods met nog grommende magen van tafel gingen om toch maar de laatste restjes van het scherp afgemeten voedsel aan hun twee dochters te kunnen geven. Jaren later pas was Marthe tot het besef gekomen dat die strategie haar ouders een flinke spaarpot hadden opgeleverd en dat ze nu, na jaren zwoegen, de villa hadden kunnen bouwen waarvan ze altijd gedroomd hadden.   Marthe wist dat het alleraardigst was van haar mama om wat vers bereid voedsel voor haar mee te brengen. Mama Greta vermeldde erbij dat ze die extra vitamientjes vast wel kon gebruiken. Ze was zelfs zo vriendelijk geweest rekening te houden met het vegetarisme van Marthe hoewel ze haar ongezouten mening – dat het ongezond was - daarover al vaak te kennen had gegeven. Niet alleen waren haar ouders zeer opofferingsgezind, ze waren ook heel goed in het oplossen van alle mogelijke problemen of kenden altijd wel iemand die dat in hun plaats kon doen. Zo sprak mama Greta over een dokter in het Leuvense die iédereen kon genezen. ‘Doe ermee wat je wilt, hier heb je alvast zijn kaartje’, had ze gezegd. En ze wou ook een datum vast leggen om te gaan shoppen want, zo zei ze, nieuwe kleren in de kast zouden Marthe’s energieniveau vast ook wel een boost geven.   Marthe had haar moeder aangestaard terwijl haar hart wild tekeer ging. Aan de grond genageld was ze er tegelijkertijd wel en ook niet. Ze had gezien hoe haar moeder haar blauwe schoenen had uitgedaan toen ze was komen aanwaaien; blauwe schoenen die perfect combineerden met de donkerblauwe broek en de lichtblauwe blouse. Gouden oorbelletjes en een gouden fijn bewerkt halssnoer completeerden het geheel. Marthe had zich ongemakkelijk gevoeld toen haar mama haar van kop tot teen met een diepe frons, vernauwde ogen en naar beneden gekrulde mondhoeken had gekeurd. Ze voelde zich klein in haar bijzijn en stond daar maar wat te staan in haar eenvoudige jeans en onopvallende trui. Ze had er te laat aan gedacht haar blauwe sokken met rode sterren in neutralere pantoffels te verbergen. Het nodige kappersbezoek had ze al een hele tijd uitgesteld. Het laatste waar ze de afgelopen periode mee bezig was geweest, was de snit van haar haar; tot op dit moment, oog in oog met de perfect geföhnde haardos van haar moeder.   Ze hoopte angstvallig dat haar moeder niet ín haar kasten zou kijken. In háar kleerkast was alles niet netjes op kleur geordend zoals dat in de kleerkast van haar ouders wel het geval was. De potten en pannen in haar keukenkast stonden schots en scheef op elkaar gestapeld, haar boekenkast puilde uit en de kussens die normaal gezien in de sofa thuishoorden, lagen her en der verspreid. Van de eerste schok bekomen door dit onverwachte bezoek, lachte ze alvast wat onzeker en hoopte tevergeefs op een goedkeurende blik terwijl ze vervolgens de kussens voorzichtig terug op hun plaats legde. Ze durfde haar mama niet aan te kijken toen ze haar vroeg of ze misschien even iets wou drinken. Het was een vraag die ze zichzelf verplichtte te stellen ook al kende ze het antwoord al. Marthe wist dat samen gezellig wat bijkletsen er niet in zat op dit moment. Voor haar mama vereiste een gezellige babbel immers een mooi decor, een perfect uitgedoste gastvrouw en een dienblad waarop alles mooi gepresenteerd was.   Een slons, dat was ze. Een slons die gefaald had. Ze wou zo graag stralen en aan haar mama vertellen dat ze de ideale man tegen het lijf was gelopen, dat ze hem toevallig ontmoet had toen hij zijn grijze BMW achter haar blauwe Dacia had geparkeerd. Ze wou dat ze haar moeder kon vertellen over een geslaagd uitje met haar gracieuze vriendinnen, over een zwempartijtje in het privézwembad van een collega en over driegangenmenu’s in dure restaurants. Dat wou ze. Het zou haar leven eenvoudiger maken en de band met haar moeder hechter.   Maar sluimerend aanwezig in haar was er ook het diepe verlangen om neuskeutels uit haar neus te halen en onder de rand van de tafel te kleven in haar moeders bijzijn. Er was het verlangen om te pronken met haar nonchalante kapsel en slonzige trui. Er was de drang om slordiger te zijn dan ze  werkelijk was, overdreven uitgesproken meningen te verkondigen die niet strookten met die van haar mama, het schijnwereldje van haar moeder aan de kaak te stellen en het onrechtvaardige lijden van bedelaars en vluchtelingen voor haar moeders voeten te werpen.   Het luisterend oor waar Marthe naar verlangd had, was uitgebleven. Ze had willen vertellen over het onrecht dat haar was aangedaan, over hoe hard ze haar best had gedaan, over hoeveel weekends ze had opgeofferd om van haar lessen iets speciaals en boeiends te maken, over moeilijke leerlingen en moeilijke collega’s, over vriendinnen die altijd vonden dat zij niet te klagen had met zoveel vakantie, over haar pogingen leermethodes uit haar lerarenopleiding in de praktijk om te zetten, over haar goede intenties, … Ze had de kans niet gekregen en was op haar honger blijven zitten. ‘Misschien moet ik inderdaad maar eens naar die dokter in Leuven gaan,’ dacht ze. ‘Of misschien zullen wat nieuwe kleren in mijn kast me inderdaad goed doen.’   Ze herinnerde zich hoe ze jaren geleden, toen ze zelf nog middelbare scholier was, eens een erg slechte dag had. Ze voelde zich verdrietig, was in de zetel in elkaar gezakt en had gemompeld ‘niemand ziet me graag’. Ze had toen verlangd naar een troostende arm om haar schouders, een paar liefdevolle woorden, een paar woorden van hoop en vertrouwen. Ze had zo hard gesnakt naar een beetje goedkeuring, naar een pleister op de wonde. Hoofdschuddend en met haar ogen draaiend had haar moeder geantwoord: ‘Hoe loopt ge er nu ook bij? Het kan niet missen dat niemand u graag ziet als gij met een gezicht tot op uw hielen rondloopt. Om van uw troosteloze kledij nog maar te zwijgen.’ Zout in de wonde. De duimschroeven nog wat extra aangespannen.    Hoewel het luisterend oor was uitgebleven en hoewel Marthe harde oordelen bij haar moeder vermoedde, deed het haar wel deugd dat haar huisje er nu weer netjes bij lag en dat ze niet hoefde te koken want daar had ze de energie niet voor. Ze bedankte haar moeder honderduit via berichtjes want zo hoorde het.   De tweede persoon die zijn angel op haar richtte, was de gepensioneerde buurman van Marthe. Hij sprak over een modeverschijnsel. ‘In mijn tijd bestond dat niet, een burn-out. Wij deden gewoon door en stelden ons daar geen vragen bij. En ’s avonds en in het weekend rustten wij een beetje uit.’ En ze voelde hem denken dat er toch wel iets grondig mis moest zijn met haar. Eigenlijk had ze het hem liever niet verteld. Maar toen hij vroeg waarom ze zo vaak thuis was, had ze het met een klein stemmetje toch maar verteld. ‘Oud worden, dat is pas wat hoor’, had hij gezegd waardoor ze zich extra schuldig voelde. Hij was oud en had allerlei klachten en zij zat gewoon thuis met een modeverschijnsel.   Ze kon wel door de grond zakken van schaamte. Wanneer ze wou uitleggen wat haar aandoening juist inhield, had hij plots last van hardhorigheid. Ze had voordien al vaker gemerkt dat hij hardhorig werd als ze vertelde over iets dat fout was gelopen op school. Hij hoorde plots ook niet meer goed toen ze verdrietig was na haar breuk met Thijs. Wanneer zij naar hem luisterde en hém bemoedigend aansprak, verstond hij haar altijd wel. ‘Mijn buurman is selectief doof’, had ze ooit tegen Jochen gegrapt. Marthe had altijd regelmatig wat soep naar de buurman gebracht of al eens een boodschap voor hem gedaan. Ze voelde zich er schuldig over dat ze dat op dit moment niet meer kon doen. Ze wist dat hij niet snapte dat ze nu zo vaak thuis was en toch minder voor hem deed. Steeds vaker begon ze hem te ontwijken.   Vriendin Lies zoemde rusteloos en hardnekkig om Marthe's oren. Marthe had de grootste moeite om te ontsnappen aan een nieuwe steek. Ze voelde hoe Lies, voltijds manager bij een groot bedrijf, vergeefse pogingen deed om te begrijpen dat iemand die in het onderwijs stond en zó veel verlof had een burn-out kon krijgen. Marthe hoorde haar zoemen en zoemen en steeds maar weer over zichzelf beginnen, over hoeveel stress zíj had en hoe weinig vakantie zíj had om te recupereren. Het deed Marthe's maag ineen krimpen. Met ingehouden adem hoorde Marthe Lies vertellen dat een ‘saunake’ haar altijd wel goed deed, dat ze de stress dan zó van zich af voelde glijden. Ze liet daarbij haar armen van aan haar hoofd naar beneden zakken en deed alsof ze alle stress wegblies. ‘Misschien moeten we nog eens samen naar de sauna, jij en ik‘ had ze voorgesteld. ‘Het zal je goed doen.’  Marthe had geaarzeld en drufde niet zeggen dat ze hoofdpijn kreeg van de sauna. Lies bleef maar dreigend zoemen en bracht Marhte in de war toen ze zich luidop afvroeg of het niet beter was om zo snel mogelijk terug aan de slag te gaan want ‘ Van zo thuis te zitten, begin je toch alleen maar meer te piekeren. Allé, ik zou dat toch hebben als ik thuis zou zitten. Dan zou ik piekeren en me vervelen. Ik zou het niet lang kunnen volhouden hoor.’   Het luisterend oor waar Marthe zo naar snakte, had ze nog niet gevonden. En ze gaf zichzelf op de kop: ‘Waarom kan je nu niet eens je huis opruimen of een beetje koken? Waarom kan je nu niet gewoon terug gaan lesgeven? Verman jezelf nu toch eens.’   Misschien kwamen de pijnlijkste wespensteken wel van zichzelf.

Aline
0 0

Vakantiefoto / Center Parcs 1998

Ik ben het kleedhokje nog niet uit of de weeë geur van chloor en frieten draait mijn maag al in een knoop. Ik slik de koffiekoek van vanochtend weer door en wankel me een weg over de glibberige zwembadtegels. Het geroffel van de regen op het glazen dak zwelt aan in een  verwoede poging de kinderstemmen daaronder te smoren. Tevergeefs. De natuur delft wel vaker het onderspit in parken als deze. De bruine bladeren van de tropische planten zijn daar stil getuige van, hun wortels onder de tegelvloer gekneld als Chinese vrouwenvoetjes.   Naarstig nippen mama en papa al aan een moezelwijn bij de bar. Het afval op tafel verraadt de reeds verorberde kaaskroketten.  Voedsel is een mooie uitvlucht om geen woorden in de mond te moeten nemen. Moezelwijnen om wat niet gezegd wordt door te spoelen. Ik plof neer op een van de witte strandstoelen die ze bezet houden. Ilse zit naast me, mokkend ingeduffeld in twee strandlakens. Ze wou eigenlijk al niet mee gaan zwemmen. De buik was te groot en de bikini te klein. Mijn verwoede pogingen om haar van dat idee af te brengen bleven onbeantwoord. Ook de jongste was met haar kinderkleren het spreken ontgroeid.   Ik zak onderuit en maak oogcontact met de clown in het plonsbad. Er spuit water uit zijn oren en een troep kinderen hangt  huilerig aan de glijbaan die zijn buik met de bodem van het badje verbindt. Zijn belachelijk brede grijns trekt de knoop in mijn maag wat strakker. Ik wend mijn blik af. Ondertussen komt ook Daan aangelopen, enthousiast gesticulerend dat de golven in het grote bad weer begonnen zijn. Ik hoor nu pas de sirene galmen die hen aankondigt. “Eerst nog een familiefoto” oppert vader. Zuchtend komt Daan naast mama staan. Papa houdt de camera omgekeerd voor zich uit en telt af.  Op de achtergrond grijnst de clown meewarig mee.    

Fien
28 0