Zoeken

Vos

Ik hoorde de kippen kakelen. Niet verontwaardigd zoals gewoonlijk, wanneer de ene de andere op de poot getrapt had. Of wanneer ze het allemaal op hetzelfde graantje gemunt hadden. Of wanneer de hond te dichtbij kwam. Mijn kippen waren steeds verontwaardigd. Maar deze keer niet. Ze kakelden eigenlijk ook niet. Ze krijsten. IJzingwekkend, zo midden in de vriezende nacht. De hond blafte. Ik rende de trap af en trok mijn laarzen aan. De sleutel had ik gelukkig op de deur laten steken, uit schrik dat het slot anders kapot zou vriezen, want ik beefde te hard om de sleutel er in te steken. Met een grote lamp rende ik naar het kippenhok. Ik gleed bijna uit, maar kon me vasthouden aan de omheining. Het gekrijs was opgehouden. Ik trok het hok open en zag mijn kippen, morsdood. Koppen afgebeten. Verontwaardiging in hun ogen. Achter me hoorde ik gejank. Ik draaide me om en scheen met mijn lamp op de vos. Hij had Tilly in zijn bek, de kleinste en zachtaardigste kip van het hok. De vos had een grote wonde tussen zijn ogen en miste wat vacht. Hij ademde snel, zag ik aan de wolkjes die uit zijn neus kwamen. Hij rende weg, onze weide in, richting het bos. Ik rende achter hem aan, maar hij was te snel. Ik gleed uit. Waarom had ik het ook geprobeerd? Wat had die vos mij ook misdaan? Het vroor nu eenmaal, en hij had vast honger. En zijn gehavende kop en vacht bewezen dat de kippen zich verweerd hadden. Maurice, de oude haan, had zijn dames vast goed proberen te beschermen. Waar was Maurice eigenlijk? Ik had hem niet gezien tussen de slachtoffers. Ik stond op en wandelde weer naar huis. En daar lag Maurice, dood in de weide, in stukken als de kalkoen die we nog niet zo lang geleden voor kerst aten. Voor het eerst in zijn leven keek hij niet verontwaardigd. Beschaamd eerder, dat hij hen niet had kunnen redden. Ik raapte op wat ik kon. Hij was een goeie jongen, onze Maurice. Ik wilde hen ’s ochtends begraven, maar wilde hen niet nog enkele uren daar in de kou laten liggen. Misschien kwam de vos wel terug. Ik nam een spade en probeerde die in de bevroren grond te duwen. Min twaalf, zo koud is het in geen jaren geweest. Ik bleef steken tot ik een diepe put had, ook al zou ik daarna nog twee weken stijf zijn. Ik legde hen zo dicht mogelijk bij elkaar in de put en gooide de bevroren stukken zand er weer op. Daarna nam ik een stoel, en bleef zitten bij hun graf. Min twaalf. Het zijn maar kippen, zei ik mezelf. Maar waren het maar kippen? Had ik hen als kuiken niet grootgebracht en een naam gegeven? Had ik geen emotie gezien in hun ogen, en gehoord in hun gekakel? Had Tilly niet keer op keer haar hoofd tegen mijn schouder gelegd, wanneer ik haar optilde omdat ze zo dom was om in de regen te blijven zitten? Had ik hen niet telkens bedankt voor hun eieren met een krop sla of een bloemkool? Hadden de kippen en ik dan geen band waarin we elkaar voedden? Een soort natuurlijke band? In de verte hoorde ik een vos keffen. Misschien was het wel de vos die Tilly meegenomen had. Misschien riep hij zijn kinderen wel. Of zij. Dat er eindelijk nog eens eten was, na dagen van ontbering en koude. Ik stond op en wandelde naar de rand van de weide. Misschien is de natuur wreed, maar bij min twaalf is wreedheid soms de enige manier om te overleven. Als mijn kippen en ik een soort natuurlijke band hadden, heb ik hen nu teruggegeven aan de natuur.

MDB
0 0

Aan tafel

‘Hoe was het op je werk, schatje?’ vraagt hij terwijl hij in de tomatensaus roert. De tagliatelle ligt in elkaar gezakt in het pruttelende water. Hij zet snel het vuur af, want hij weet dat ik hou van pasta al dente. Voor hem maakt dat niet uit. Hij doet alles voor mij. Het huis opruimen. Poetsen. Boodschappen doen. Ik ben een carrièrevrouw. Vroeg op en laat thuis. Maar hij vindt dat niet erg. Hij zorgt graag voor me. Hij is altijd al zorgzaam geweest, zegt zijn moeder. Zeker als hij verliefd is. ‘Hoe was het op je werk, lieverd?’ vraagt hij nog eens. Ik kijk stil voor me uit. ‘Waarom zucht je zo?’ vraagt hij. ‘Had je een baaldag? Dat kan iedereen weleens overkomen, mijn scheetje.’ Als hij zich omdraait om de tagliatelle af te gieten, vangt hij mijn blik op. Dromerig en blauw. Om mijn mond speelt een flauwe glimlach. Ik heb mijn staart losgemaakt. Mijn lange haar valt om mijn schouders als een gouden aura. Mijn vingers prutsen aan het roze servetje dat hij naast mijn bord heeft gelegd. Altijd even attent. ‘Je bent moe’, stelt hij vast. Zijn woorden doorprikken de stoom van het kokende water dat uit de gootsteen wolkt. Hij zet de pot op tafel en veegt zijn handen af aan zijn schort. Daarna neemt hij de pan met tomatensaus van het vuur. Voorzichtig schept hij mijn bord vol. De warme dampen gloeien in mijn gezicht. Dan haalt hij een fles rode wijn uit de kast. Hij giet zijn glas vol. Hij weet dat ik geen alcohol drink, dus hij vraagt het niet eens. Is dat dezelfde fles als gisteren? Nee, die had een zwart etiket. Een nieuwe fles dus. Die al bijna leeg is. Mijn hart krimpt in elkaar. Maar ik mag het hem niet tonen. Ik moet hard zijn. Hij is immers zo gevoelig! Hij ziet hoe ik naar zijn glas kijk. Hij neemt zijn vork en draait er tagliatelle rond. ‘Ja, beertje’, zucht hij. ‘Het was een lange dag zonder jou. Maar nu zijn we weer samen.’ Er waait een koude tocht langs mijn blote benen. Ik schud er een beetje van. Hij wrijft over mijn rug. ‘Frisjes, hier? Eet nu maar van de pasta, liefste. Dan krijg je het snel warm.’ Het ziet er heerlijk uit, maar ik krijg geen hap door mijn keel. Ik kan het niet helpen. Het gaat gewoon niet. Zijn blik wordt donker. Hij legt zijn lepel en zijn vork naast zijn bord. Schuift dichter naar mij toe. Zou hij gaan huilen? Ik wilde dat ik het kon. Maar ik ween enkel droge tranen. Voorzichtig pakt hij mij vast. Aait over mijn haar. Kust me op mijn schouder. Kijkt diep in mijn ogen. Dromerig en blauw. Altijd dromerig en blauw. ‘Rustig maar’, fluistert hij. ‘Het komt allemaal weer goed. Het komt altijd goed. Rustig maar, mijn popje.’

Gitta VR
0 0

Nooit meer dromen

“Ik droom eigenlijk nooit,” zegt hij. “Dan moet jij wel heel zen in het leven staan, als je ’s nachts niets te verwerken hebt.”   In mijn hoofd zie ik een oertriest dromen-coördinatie-lokaal, waarin één dof mannetje werkt met een knoert van een bore-out. Elke avond zet hij zich met een zucht achter zijn bureau, duwt hij zijn bril wat hoger op zijn bleke neus en legt zijn magere hand op een lege A4. Alweer niks. Geen angsten, geen frustraties. Traag neemt hij de rode stempel, drukt die zorgvuldig en gelijkmatig neer en zet bedachtzaam een krabbel met een glanzende, zilveren pen. Het lege blad komt in het uit-bakje, hij trekt zijn grijze regenjas aan en doet de deur stilletjes toe. De rest van zijn uren doodt hij dan maar in het stationsbuffet.   Bij mij krijgt de dromencoördinator – afgekloven nagels, rood aangelopen wangen, een wijde blouse waar ze om de 9 seconden aan pulkt – het amper gebolwerkt. Elke shift opnieuw stoot ze op een uitpuilende inbox, een verse stapel dossiers vol post-its en uitroeptekens en een genadeloos tikkende klok. Ze vloekt aan één stuk door omdat ze alweer een fucking nachtmerrie over “het is de avond van onze première en ik ben al mijn tekst vergeten” moet combineren met “vastzitten op een hoog platform dat steeds kleiner wordt”, terwijl er nog drie onzinnige dialogen liggen te wachten, een woeste kus, een fictief huisdier dat plots zoek is en, want dat kan er ook nog wel bij, een verse guts schuldgevoel, voor half zes. En dat is alleen de originele planning, he, dus daar komt sowieso nog iets tussen – je zal het godverdomme elke keer zien. Wanneer er een telefoontje binnenkomt met de vraag of die ene futiliteit die 11 jaar geleden fout liep niet nog eens aan bod kan komen, smijt ze de hoorn neer. Het bruistabletje plopt het glas koud water in. Het wordt een lange nacht.  

Sofie Rycken
17 0

Ouroboros

Observaties bij een leeg glas.   De receptie op het makelaarskantoor was al even gaande en de serveersters wisten ondertussen welke kant ze het snelst moesten uitgaan met schaal en fles. Het werd in mijn hoek alsmaar moeilijker om wat te pakken te krijgen. De stemmen klonken luider en de verschillen tussen de aanwezigen werden groter. Ik kronkelde mij door een jungle van zwaaiende armen en posteerde mij in de te verwachten loopgang van de diensters. Op recepties draait het om strategie en perceptie! De gezette rijkaard die veel eet is een verfijnd gourmand. De arme sloeber die hetzelfde doet is een barbaarse slokop zonder klasse. En iedereen drinkt met een reden. Maar bij de een lijkt het al verdachter dan bij de ander.    Ik stond al een tijdje droog en als een zinsbegoocheling verscheen de associatie tussen het gezelschap en de lokale fauna. Alle slangen zijn carnivoor en ze leven van hapjes die ze in één keer efficiënt doorslikken. De meeste slangen zijn opportunistisch en pakken alles wat ze aankunnen en in hun bek past. Slangen zijn koudbloedig. Daarom leven de meeste onder hen in warmere streken.   Ik zette mijn glas op de vensterbank en vertrok richting werf.   Leeggoed   Die dag hadden de buitenlandse eigenaars van het historische pand in renovatie twaalf flesjes bier geteld in de mand met proviand van de Portugese vloerder. Het was 33° in de schaduw en de gastarbeider droeg voor een aalmoes grote pakken Turkse travertijntegels naar de tweede verdieping. Ze vroegen zich af of hij misschien een drankprobleem had. Ik zei dat we in een streek leefden waar zelfs de slangen dorst hadden. Op weg naar buiten zag ik door de kier van de salondeur op de tafel van de eigenaars een rijke verzameling ontkurkte wijnflessen staan maar kreeg niets aangeboden.   In Europa komen 38 soorten slangen voor. De gladde slangen zijn het ruimst vertegenwoordigd.   Kringloop   Enkele maanden later vernam ik dat de vloerder was overleden. Ergens op z’n eentje onderweg in Spanje. Het huis waar hij gewerkt heeft staat nu te koop bij de lokale makelaars. Dat zien ze graag, zo’n snelle roulatie van verteerders.   Slangen hebben vele vijanden, zoals de voornoemde gladde slang die een geduchte slangenjager is. Maar ook zoogdieren zoals primaten en varkens eten slangen.   Niets is voor eeuwig, zo lijkt het althans, want we bijten voortdurend in onze eigen staart.

Ivan Seymus
8 0

Vier vissen (verhaaltje voor het slapengaan)

Vier vissen zwommen ze waren op weg naar de Noordzee goede zwemmers waren het niet met hun kleine vinnen kwamen ze maar traag vooruit   Bovendien had de Pladijs honger was de Kabeljauw moe verveelde de Pieterman zich en had de Zeebaars het koud   'Waarom zwemmen we niet achter elkaar' vroeg de Pieterman 'Zo naast elkaar vind ik maar saai'   'Goed idee' antwoordde de Kabeljauw 'Als we in elkaars staart happen kan ik wat rusten'   'Ik wil wel vooraan' zei de Zeebaars 'Dan krijg ik het warmer'   Vier vissen zwommen achter elkaar met hun kleine vinnen kwamen ze maar traag vooruit   Maar de Zeebaars had het nu wel warmer de Pieterman meer plezier en de Kabeljauw kon wat uitrusten   Behalve de Pladijs die nog steeds honger had vond achter elkaar zwemmen maar niks 'Kon ik maar iets eten' zuchtte hij en keek omhoog   Aan het wateroppervlak vloog een vlieg voorbij hij had ze gezien en dacht 'die lust ik wel'   Met zijn bek open zwom hij ernaartoe en hapte in de lucht      hapte in het water            hij hapte          hapte          hapte             maar de vlieg was te snel ze vloog telkens weer        op            en                neer          op            en               neer   Al dat happen deed het water bewegen door de golven raakten de andere vissen achterop Ze moesten elkaars staarten lossen want goede zwemmers waren het niet   Vier vissen zwommen terug naast elkaar met hun kleine vinnen kwamen ze maar traag vooruit en dankzij de vlieg waren ze nog steeds op weg naar de Noordzee

Sascha Beernaert
12 0

The killing of logical thinking

In the silent night, red flames of  torches were visible from a distance. Out there, in the middle of lonely fields, a crowd had gathered. They stood next to each other, row after row, in a disciplined way.   The torches lightened up the outer faces but not those standing in the middle. There were animals of all different species coming together. In front of them, in a yellow robe, an owl stood. As the wind crawled through his clothes, he spread out his wings to silence the whispering among his followers. The air became filled with his thunderous words. “My fellow outside dwellers, we stand here today united in face of a common danger.” Eyebrows tilted upwards, his chest stretched out. The owl knew how to speak in front of a crowd.   “We have to meet in the dark, because our enemies eyes are everywhere. They come from the south, year after year they come”, the owl said while pointing towards the sky behind his audience. “Those animals have come to steal our homes, our seeds and our lives.” The crowd became louder “Don’t let them take our seeds!” a small mouse yelled. “Hush now my friends! We all know who I’m talking about of course. It are those filthy sparrows, small birds but always with enormous troops.” “Kill them all! Kill them all!” the crowd started to yell.   “But this year my friends, we’ll have a little surprise for them! We have managed to devise a plan that will set in motion the extermination of those lazy flying rats!”, the owl exclaimed. “Hey, nothing wrong with being a rat”, a faceless creature yelled from the middle of the crowd. “Ssshhhtt!”, his fellow followers said. “Just saying you know”, the creature defended himself.   “We will use the humans!” The Owl spread out his wings yet again, his eyes opened up wide. “Oooooh, the humaaaans”, the crowd whispered. “Yes, those killing machines will become our weapon… Do you want to hear the plan?”, he asked his followers. “Yes, Yes, tell us the plan!” “The humans have shiny vehicles they drive around with. They wash them every week, making sure no dust remains on it. We will attack those treasures, meaning we will defecate on them. But… there is more.” The Owl looked into the faces in front of him. “We will make sure they are only small shits, so the humans think it comes from the sparrows.” Raising his head, the Owl was still proud of  producing this plan.   The crowd was silent, and the leader knew now was the time to get them. “You”, he pointed to a small rat in a purple robe. “You, what do you think of the plan?” The rat had two shiny little teeth, and a long tail coming from under his robe. He clapped his little paws together and said “Yes, I like the plan…” “He likes the plan!”, the Owl yelled with a smirk. “… But I don’t see why we need to kill them all. I mean, is there no other way?” The Owl stopped smirking, and turned his head sideways. “Of course there is no other way. They are the enemy my friend, we need to get rid of them.” “Oh yes, they are quite a nuisance, but they are also very pretty to look at”, the rat said. “What… No no, they are not pretty to look at, they are the enemy of our entire society!” The Owl couldn’t believe his ears. “Now just wait, when I’m out in the fields and they are flying over me, those sparrows are actually nice, they never steal from me.” “They steal when you don’t see it! How many seeds have gone missing from our fields this year? That’s not because we take too much, but because the sparrows eat it all!” The crowd yelled “yes yes, they steal it all!”   “But we still have enough, don’t we? I mean, nobody of us is starving or dying”. The rat couldn’t help himself, logic had struck his little brain. “No, not yet you mean”, the owl pointed upward with his long feather. “Because we have learned to defend ourselves. We have learned to hide the food that belongs to US, AND NOT TO THOSE DAMNED IMMIGRANTS”. His followers threw their fists in the air, exclaiming “DEATH TO THE IMMIGRANTS!!” “Now, that’s another thing that strikes me as weird. We call them immigrants, but they come back every year. So are they truly immigrants?” The Owl stood baffled. “Of course they are immigrants. They’re even worse. The American squirrels were once immigrants as well, but they adapted and learned our values of hard work. The sparrows simply come when our food is in abundance, they eat it all and then when the cold swarms over the land, they leave for better weather!” The rat thought about it. His tongue sweeping over his two teeth, and his tailing waving gently behind him.   “So there is the solution”, he said. “Solution to what?”. The Owl was getting irritated, how could this rat possible think to have solved such a problem? “To all our suffering of course. It’s true, when the snow comes the sparrows leave, and we are left with cold feet and hard nuts. But what if we act like them? What if we simply migrate south as well? Maybe the sparrows aren’t the problem, but the solution.” The rat smiled, he had found a way out of the killing!   The Owl, however, watched his opponent with hatred as if the last sparrow in the world was standing in front of him. He clinched his wing, and pointed his right feather to the insurgent. “Kill him. Kill all the rats! They are spies of the enemy!”, he commanded.

Simon Sileghem
7 0

Heaven and Hell for Gerard

While mister and misses Clementine were waiting in the faintly yellow waiting room, the man started to scratch heavily behind his ear. He turned his head to the left so he would get the right spot. “Stop it Gerard, you’re making me nervous”, his wife said. Miss Clementine was a small woman, with a hair fool of dense curls. Along with her sharp nose, her hair made her look like a grey poodle.   When the doctor called out their name, the couple walked into his office. “You sit down here Gerard”, the wife said pointing to the second chair. The doctor knew the couple all too well. They had come to him ever since they got married, some 40 years ago. The man, of quite a size but with a remarkable small head, smiled at Gerard. “So, what can I do for you?” Mister Clementine opened up his mouth, but it was his wife who spoke first. “Hush now Gerard, don’t tire yourself. I’ll explain it to the good doctor.” She bent over a bit, keeping her hand seated on her lap. “You see doctor, our daughter just bought a house. Right in the middle of James Street. Yes, such a lovely place!” “Well, that’s nice to hear, kids grow up so fast”, the doctor smiled. “Yes, very fast. But there was still some work to be done in the house, so Gerard offered to help. He’s such a handy man, you know that.” Gerard smiled gently, tilting his head a bit sideways. “During his work, he had to get up the roof, but while he was getting up a ladder, he fell down! Right on his head!” The woman touched her soft curls. “Ouch”, said the doctor and looked at Gerard’s head with an investigative frown. “No, you won’t see a thing doctor, it’s his mind that got hurt.” Miss Clementine started to whisper, “I fear he’s broken.”   “What do you mean with broken? He seems fine to me.” “Yes, he seems fine, but there’s just one thing doctor…” The woman paused, staring at her wriggling hands. “What is it?”, the doctor asked. “Well, … Sometimes… Oh my, It’s quite embarrassing.” “Now, don’t you worry miss Clementine. Everything said here is in complete confidence and without judgement.”, the doctor reassured her. The wife looked at her husband and back at her hands. “Sometimes he… starts to shake his buttocks…” “You mean like in a dance?”, the doctor asked surprised. “No, that’s just it, Gerard never dances. I mean, take yesterday for example. I was cooking when he came home from work. Normally he would give me a kiss and watch the telly. But now, he gave me a kiss and stood behind me shaking him behind!”. “Mmmh I see”, the doctor looked at Gerard who was still smiling gently with his head slightly tilted sideways. “Maybe he’s just looking for attention?”, the man suggested. “Unless he hit and damaged a nerve during his fall of course.” Miss Clementine shifted on her chair. “That’s not all doctor… He also makes this noise. When someone’s at the door, the postman for example. Instead of just opening up, he simply stands there making this growling noise.” The doctor sat back, and started to list up all the mental illnesses in his mind.   “But that’s still not all doctor.” “Oh no?”, the doctor lifted his left eyebrow. “This morning, when I got out of the shower, Gerard was shaving himself at the sink. When he saw me in the shower, he fell on hand and knees and came crawling to me…” “Now miss Clementine,” the doctor held up his hand. “Uhm, I’m just a regular doctor, not one of those fancy new sex therapists.” “Oh no doctor! No, it was nothing sexual, I assure you. He simply licked my wet legs and started waving his buttocks again!” The woman shifted in her chair again. “However, there is one thing though…”   Hearing her tone drop, Gerard dropped his head and stared at his shoes. The doctor became weary. “You see, sometimes when I’m walking through the house, Gerard does this thing.” “This thing?” Gerard’s head was sinking deeper and deeper. “Yes, when I’m walking through the house, he comes standing beside me, and falls on his knees.” “Uhu”, the doctor nodded slowly. “And then he grabs my leg and clinches onto it, but he also makes this upwards and downwards movement. “How do you mean?” Miss Clementine looked at the doctor and whispered, “He humps on my leg doctor.” “he humps?”, the doctor asked. “Like a…” “Like a dog yes, like a dog in heat who needs a bitch. And it’s disgusting doctor. You should see the look on his face when he does it.” The woman took out her handkerchief, and dipped her forehead softly. “It’s unbearable. The noise, the licking, the humping. I can’t stand it anymore! I want my nice little Gerard back.” The doctor thought about it for a while. Gerard looked at his wife like he had just taken a beating.   “I might have a solution.” “You do doctor?”, miss Clementine leaned forward with big eyes. “Yes, we simply have to neuter him.” “Neuter him? What does that mean?” “Well, simply pluck the seeds, cut off the bollocks, remove the bricks if you will.” “I see”, the wife wondered about it. “And how will he be afterwards?” “Oh, he’ll be a lot quieter. Maybe he’ll sleep a bit more, gain a few pounds. But the humping will stop for sure. “Oh, that’s good news, isn’t it Gerard?”   The man, who had kept quiet all that time, finally jumped up. “Now wait a minute”, he yelled. “Sit down Gerard, be a good boy now”, Missed Clementine waved her finger sternly at her husband. He sat back down, staring at the ground. His wife looked back at the doctor. “How will we proceed?” “Well, we can operate tomorrow morning if you will. “The doctor started to write down the appointment in his agenda. “But might I suggest you give him some nice treats tonight? It will keep him calm.” He stood up and opened the door for the couple. “That’s a very good idea doctor. Come now Gerard, follow me.” They stood up, and Miss Clementine shook the doctor’s hand. When Gerard passed him, the doctor stroke the poor man’s hair. “Tomorrow it will all be over, don’t you worry”, he said with the most sadistic smile.

Simon Sileghem
0 0