Zoeken

Mismatch

- Ik ben een reiziger in een wereld vol toeristen.   De nogal ongewone introductie verraste Marieke. Ze wist even niet wat te antwoorden.   - Het verschil zit hem in de bagage. Waar een toerist ook gaat, hij neemt altijd zijn trots en vooroordelen mee. Een reiziger reist licht. Hij heeft een open geest en staat open voor nieuwe ervaringen.   Het klonk ingestudeerd, maar je zag dat hij het meende.   - Een toerist klaagt als het hotel er niet uitziet zoals geadverteerd, als het weer niet is zoals verwacht, als er afgeweken wordt van het vooraf uitgestippelde pad…   - Ha, het lijkt wel alsof je mijn ouders kent. Zij sleurden mijn broer, mijn zus en mij elke zomer mee met de caravan. Mijn moeder nam voor een week aardappelen en soep mee. Mijn vader ging nooit op reis zonder een krat bier in de koffer. En o wee als ons vaste plaatsje op de camping bezet was!   Marieke giechelde terwijl ze die herinnering ophaalde, maar het lachen verging haar toen ze de uitdrukking van afkeer op zijn gezicht zag.   - Een reiziger plant nooit ver vooruit, want hij weet dat hij te allen tijde zijn plannen moet kunnen aanpassen afhankelijk van wat er op zijn pad verschijnt.   Daar zit een grond van waarheid in, dacht Marieke, maar de stelligheid waarmee hij zijn overtuiging poneerde, deed haar op haar stoel ineenkrimpen.   ***   Na wat een eeuwigheid van stilzwijgen leek, weerklonk de gong.   - Dames, heren, tijd voor de volgende speeddate! Heren, gelieve één plaatsje op te schuiven naar het volgend tafeltje.   Marieke was maar wat blij toen er een andere man voor haar kwam zitten. Ze hield haar blik van het volgende tafeltje afgewend, maar ongewild hoorde ze hoe de conversatie naast haar begon:   - Ik ben een reiziger in een wereld vol toeristen.   Wekelijkse schrijfopdracht schrijvenonline.org

Bruno Lowagie
3 1

De ijsvorst

Er groeiden ijsbloemen op het venster van de zolderslaapkamer."Die kunnen we niet plukken,” vertelde Helena aan Meneer Konijn. “En zelfs al zouden we ze kunnen plukken, dan nog mocht het niet. De ijsvorst zou ons komen halen en ons opsluiten in zijn paleis.”Meneer Konijn luisterde maar met een half oor. Hij had honger. Hij wilde ontbijten."Moet dat nu meteen?” zeurde Helena zachtjes, “Het is zo lekker warm onder mijn deken!” Maar Meneer Konijn drong aan en Helena voelde een plas opkomen. Het geklater van haar water was het enige geluid in het boshuisje. Vader en moeder waren voor het krieken van de dag vertrokken. Tijdens de kerstvakantie bleef Helena alleen thuis terwijl haar ouders uit werken waren. Helena vond dat niet erg. Ze was al een grote meid. Aan de keukentafel smeerde Helena een boterham. Ze sneed er de korstjes af voor Meneer Konijn. Meneer Konijn at dat graag. Het was ook goed voor zijn tandjes, zo maakte ze vader en moeder graag wijs.Na het ontbijt keken ze samen in een groot prentenboek vol sprookjes. Helena vertelde wat ze zag en hij luisterde alsof hij het verhaal voor het eerst hoorde, al kende hij elk woord. Daarna maakten ze samen een tekening. ‘s Middags zette Helena een kommetje soep op het kolenfornuis voor zichzelf; ze serveerde een wortel voor Meneer Konijn. Door het keukenraam zag ze hoe het buiten begon het te sneeuwen."Kijk, Meneer Konijn!” jubelde ze, “De tuin en de vijver krijgen een sneeuwtapijt! Wat zou het leuk zijn nu buiten te spelen!”Ze zuchtte: “Maar dat mag niet, want het is te gevaarlijk. De ijsvorst zou ons komen halen en ons opsluiten in zijn paleis.” Meneer Konijn geloofde haar niet. Volgens hem bestond de ijsvorst niet. Het was een verhaaltje dat ouders hun kinderen vertelden om ze binnen te houden. Waarom zouden ze niet mogen buiten spelen? Als ze zich maar goed induffelden met een sjaal, een muts, wanten en een dikke jas, dan kon er toch niets misgaan? Helena twijfelde en tuurde door het keukenraam.“Kijk,” fluisterde ze plots, “Was dat daar een konijntje dat voorbijhuppelde in de sneeuw?”Zie je wel, snoof Meneer Konijn: konijntjes zijn niet bang van de ijsvorst, waarom zouden wij dat zijn? Kom, laten we buiten spelen! “Eet eerst je wortel op,” zei Helena, “Als mijn soep op is, denk ik er nog even over na.”   ***   De deur van het boshuisje stond open toen vader en moeder ’s avonds thuiskwamen van hun werk.“Helena,” riep moeder in paniek uit, en ze haastte zich naar de kamer van haar dochter.“Waar is Helena?” huilde ze vader een paar tellen later toe, “Ze is nergens te vinden in huis.” Vader ontstak de lichten in de tuin en speurde angstig in het rond. Plots viel zijn oog op Meneer Konijn. Die zat bij de bevroren vijver in de kou.“Nee, dat kan niet waar zijn!” vloekte vader.Hij nam een grote sneeuwschop, liep naar de vijver en begon de sneeuw van het bevroren oppervlak weg te scheppen terwijl moeder bang bijlichtte. “Daar is ze,” zei vader verslagen. In het licht van hun zaklamp keek hun dochter hen aan. De ijsvorst was haar komen halen en had haar opgesloten in zijn paleis. Ze was zijn prinsesje nu, een bloemetje onder een spiegel van ijs.   Wekelijkse schrijfopdracht schrijvenonline.org

Bruno Lowagie
4 0

De droom van Arnaud

Het was vroeg op de avond, 18:02 om precies te zijn, toen een kleine groen blinkende ordinaire strontvlieg de keelholte van Arnaud binnenvloog. Hij was op terugweg naar huis en had zonet een levering besteld bij Hubert Leman, de bekende acteur uit de televisie serie ‘Les heures du Coeur’. Hubert Leman kwam sinds jaren rond deze periode vanuit oostelijk  Parijs naar deze contreien om drie weken uit te rusten van al het vreemdgaan in de televisie serie en in zijn persoonlijke leven. Door het vele grote geld dat hij verdiende had hij zichzelf de onhebbelijkheid aangekweekt om elke ochtend een nieuwe tandenborstel te gebruiken. Zoals gewoonlijk bij zijn aankomst had hij de plaatselijke apotheker gebeld voor zijn bestelling. Een half uur later sprong Arnaud op zijn mobylette met achterop een doos waarin 21 halfzachte tandenborstels zaten, samen met een potje anti-rimpel crème en een door de apotheker zelfgemaakte tube gel tegen aambeien. Dit alles, en vooral de tube tegen aambeien, mocht door niemand geweten worden, zo benadrukte de apotheker aan Arnaud. Want de Paris Match had al genoeg roddels over Huber Leman gepubliceerd. Maar dat was voor Arnaud geen probleem. Hij adoreerde de man. Hij keek al negen jaar naar de serie en droomde ervan om zelf acteur te worden. En in het dorp werd hij alleen maar aangemoedigd door iedereen. Zijn jovialiteit kende geen grenzen. Alleen was hij, enkele maanden geleden, lelijk gevallen waardoor één van zijn voortanden deels was afgebroken. Arnaud had uitgerekend dat hij drie en halve maand moest rondrijden voor de apotheker. Dan zou hij genoeg bijeen gespaard hebben voor een tand operatie. En twee maanden later kon hij zich dan inschrijven voor de Toneelschool van Avignon. Toen hij aanbelde bij Hubert Leman was hij tamelijk zenuwachtig maar de man was innemelijk en gaf hem de handtekening op de foto die Arnaud vanop het internet had afgedrukt. Voluit vrolijk reed Arnaud terug naar het dorp. Hij was al begonnen zingen op het moment dat hij zijn helm opzette, het thema nummer van ‘Les heures du Coeur’. En toen vloog die vervelende vlieg zijn keelholte binnen op een moment tussen lalala en la. Hij remde abrupt, viel bijna van zijn mobylette en hapte naar adem. De vlieg was zijn linkerlong binnengedrongen en hij voelde de kriebels op zijn alveolen. Strompelend en proestend trok hij in de bocht van de weg net voor het dorp zijn helm af toen een vrachtwagen geladen met beton hem frontaal aanreed. Hij was niet op slag dood. De chauffeur van de vrachtwagen rende terug langs de brutale remsporen die hij had achtergelaten en zag nog net een ordinaire groene strontvlieg ontsnappen langs de mond van Arnaud’s laatste reutel.  Zonder la.

Ignace Collin
17 0

De B.I.B.

Ik leg mijn hand onder mijn kin en zie hoe de regendruppels op het raam uiteenspatten in minioceaantjes. De leraar mompelt iets en ik hoor de pennen rondom mij ijverig krassen over de bladen. Af en toe kucht iemand door meer dan alleen maar droge lucht. De les van vandaag gaat over de ‘Kunde van het Aardse Rijk’, maar ik wil liever weten hoe water zich beweegt als het omhoog zou stromen. Hoe hoog zou het komen? Zo hoog als de Eiffeltoren? Ik zou naar Parijs kunnen gaan om het uit te zoeken, daar op een terras verboden zoete rode wijn drinken, achteruit leunen in een stalen stoel waar de regendruppels nog aanhangen, terwijl de geur van Frans gebak zich in mijn kleren nestelt.   Ik hoor het zacht kletteren van de regen op het raam in het leslokaal en bedenk dan dat Berlijn ook wel leuk is deze tijd het jaar, het moment waarop de bladeren er nog niet helemaal uit zijn of ze nog even zullen blijven hangen aan de bomen of toch maar beter loslaten. Dit is mijn favoriete jaargetijde, waarin de lengte van de dagen afneemt, waarop de roestkleurige roodoranje en bruingroene tinten zich in alle glorie laten zien.   Eindelijk klingelt de bel genadeloos pijnlijk in mijn oren. Ik spring op, waarbij mijn kousenbroek aan een nagel van de stoel blijft hangen en met een scheurend geluid een beetje wit linkerdijbeen doet verschijnen. Een ‘godverdomme’ inslikkend, grabbel ik snel mijn Star Wars rugzak van de grond en loop achter de andere aanwezige ‘Aardrijkbewoners’ het lokaal uit.   Ik stap snel het schoolplein over, de open poort door, tot het gejoel eindelijk zachter wordt. Ik heb geen mama die mij opwacht, mij een helm opzet, een veel te grote fluojas aandoet en me dan plots een boze blik toewerpt vanonder half opgetrokken wenkbrauwen, bij het zien van mijn gescheurde kousenbroek. Voor mij staat daar niemand die zegt dat er thuis lekkere cake in de oven wacht, terwijl ze mij bij de hand neemt. Niemand om naartoe te huppelen.   Dus huppel ik voorzichtig verder naar waar ik niet voel dat er niemand is.   Enkele straten verder verschijnt in mijn ooghoek eindelijk het prachtige gebouw, met de warmrode bakstenen en hoge, rond gewelfde ramen. Aan de muur hangen grote staven die wapperende vlaggen vasthouden. De grote glazen deuren schuiven voor mij open. Ik stap binnen en blijf enkele seconden aarzelen in de inkomhal. Hierbinnen is het droog, lauwwarm en het licht heeft de kleur van zonnebloemen in de ondergaande zon. Meestal ruikt het hier naar warme chocomelk en kaneelkoekjes, maar op woensdagen hangt hier ook een zweem ‘Eau de Lily’ in de lucht, wanneer Aangename Agatha komt werken. De enige geluiden hier zijn gedempte stemmen, af en toe een haastig afgedrukte beltoon, ritselende rugzakken en het kartonachtige geluid van bladzijden die omgeslagen worden.   Ik loop naar links, de balie voorbij, recht naar achter, waar de A begint. Daar staat in een kleine hoek een donkerbruine leren sofa, waarin alle eenzaamheid verdwijnt. Ik zet mijn rugzak neer, loop naar het rek met de letter B en neem het ‘Klein Zwart Verhalenboek’ van A.S. Byatt uit de rekken. Ik loop snel terug, vlij me in de zetel en sla het boek open op de bladzijde waar ik gisteren was gebleven. In dit kortverhaal verandert een vrouw langzaam in een levend monument van stenen en mineralen. Ze leert een beeldhouwer kennen die haar meeneemt naar IJsland, waar hij haar verhalen vertelt over de Trollen in de bergen. Bij het lezen voel ik de tijd en ruimte verschuiven en ben ik daar ook. Ik zie ik de trollen en ruik de mist boven bevroren meren. Vanuit deze magische zetel voel ik de snijdende kou van de winterbergen over mijn vingers kruipen.   Dit is waar ik nu en altijd wil zijn, in deze diepdonkere zetel, op dit moment en alle andere. Dit is de plek vanwaar ik naar alle mogelijke plekken kan gaan,    dit is de ‘B.I.B’.:                                       ‘Bovenaardse Intrapsychische Bestemmingen’.                                                                     Welkom.    

Karolien Daems
30 0

Tandpasta

De Smilodon bestaat al lang niet meer zegt ze. Bedenkelijk kijk ik naar het bakje met instrumenten op mijn buik dat telkens ik adem omhoog gaat. Net een doosje mikado, maar van een merk dat ik niet ken. Ik zeg niets terug, probeer de spiegel en het haakje stil te houden door niet meer in te ademen. Gelukkig was er toen geen chocolade gaat ze verder en haalt wat witte draad tussen de instrumenten vandaan, draait die rond haar wijsvingers. Doe je mond nu maar open lacht ze. Dan kan ik kijken of er op jouw sabeltanden suiker kleeft. De Stimorol bestaat wel zeg ik. Mijn favoriet is de max splash strawberry lime. Ik kan het zien zegt ze. Je hoektanden zijn cariës vrij. Zijn er nog andere dingen buiten kauwgom die je eet? Vlees, want dat vind ik lekker, en soms frietjes. Ook aardbeien, maar die hebben ze niet altijd in de winkel. En koekjes. Plus de spruitjes van mama. Die vind ik superlekker! Jij zou elke Smilodon hebben doen watertanden zegt ze en haalt het spiegeltje uit mijn mond. Zo’n gaaf gebit. Doe zo voort! Het mikado doosje mag van mijn buik. Er loopt wat water in een plastic bekertje. Ik spoel mijn mond, slik het door. Het smaakt een beetje naar ijzer.  Wat is een Smilodon vraag ik? Een tijger met grote hoektanden die verzot was op vlees. Maar de Sabeltandtijger bestaat al lang niet meer zegt ze. Poetste die ook zijn tanden vraag ik bedenkelijk? Misschien. In de prehistorie was er nog geen tandpasta zegt ze, maar een stoere tijger als jij mag gerust af en toe een koekje eten. Ik krijg tandpasta met rode lijntjes en een groene tandenborstel. Tot volgend jaar zegt ze. En goed blijven poetsen. In de auto vraag ik mama wat voor vlees we straks eten. Worst. Met spruitjes zegt ze.  

Sascha Beernaert
6 0

Bruggen bouwen

Hij zit daar, altijd op dezelfde plaats.  Ook nu het bitterkoud is en een snijdende wind de neuzen rood doet aanlopen, zit hij daar. Ik wandel hem voorbij en ik glimlach. Hij knikt vriendelijk terug.  Even later kan ik vanuit de zetel in de warme bib zijn rug zien, én zijn volharding. Gelukkig heeft hij een warme jas aan en een wollen muts. Een zwart deken heeft hij om zijn benen gewikkeld.  Ik kan het niet zo goed zien, maar ik denk dat hij op een meditatiebankje zit, met daaronder een stuk karton. Moedig blijft hij zitten, waarschijnlijk uren aan een stuk. En hij glimlacht, zonder te verwachten, soms smekend, soms gelaten, soms hoopvol. Een dame met een groene jas is zo in gedachten verzonken dat ze hem niet opmerkt.  Een jongeman die opvallend licht gekleed is, raast voorbij.  De brug waarop de man zit, zucht en kreunt onder zoveel onverschilligheid.  Zachtjes maar zeker kabbelt even later een stroom van vrijgevigheid voorbij: een glimlach, een muntstuk, een vriendelijk woord, ... De brug wint aan stevigheid. De koude snijdt door merg en been vandaag, maar hij blijft zitten. Zichtbaar onbewogen. Kalm. Dankbaar voor ieder muntstuk in zijn beker. Misschien stroomt er in zijn binnenste wel een kolkende rivier vol wroeging om wat verloren ging, vol jaloezie op rijke passanten, vol wanhoop om weggerukte dromen, vol woede op mensen die hem in de steek lieten...  Vriendelijk blijft hij zitten, stilletjes hopend op een betere toekomst. Ik duffel me warmpjes in en loop in zijn richting. Ik kom over de brug met wat kleingeld voor hem. In zijn blik ontwaar ik het vonkje dat hem warm houdt in deze kou.  

Aline
0 0

IJsbreker

Er zijn momenten geweest waarin ik dacht dat hij me echt zag. Zijn ogen stonden zo vol begrip en medeleven, dat het niet anders kon dan dat hij me aannam voor wie ik was.   Hij zag MIJ.   Hij zag me op momenten dat ik mezelf niet kon zien. Ik ben hem ontzettend dankbaar daarvoor, meer dan dat ik in staat ben uit te drukken.   Ik ben niet aandachtig genoeg geweest tijdens die momenten, mijn hart en gevoelens waren bevroren. Het is pas achteraf dat ik heb beseft hoe hij mijn ijs heeft laten smelten, geleidelijk aan. Haast onmerkbaar.   Deze dagen kom ik door met een rugzak vol spijt. Spijt dat ik me aan hem heb vastgeklampt, spijt dat ik hem te dicht heb gelaten om hem vervolgens niets te zien doen met al die informatie die hij over me kreeg.   Spijt.   Er is te veel om op te sommen.   Soms denk ik dat hij me nu nog steeds ziet, al is het maar een fractie van een seconde, maar het volgende moment verstaat hij me terug mis. Het is onmogelijk uit te drukken hoe hard het kwetst wanneer hij me verkeerd opvat.   De onzekerheid of hij me ooit wel heeft gezien voor wie ik ben, komt dan naar boven, gevolgd door alle momenten waarop ik me kwetsbaar opstelde.   Ik heb enkel vragen, geen antwoorden.  Waarom stelt hij zich zo op alsof er niets is gebeurd? Heb ik het me verbeeld?   Hoe denkt hij, die prachtige persoon dat hij lijkt te zijn, over iemand zoals ik, gevangen tussen de persoon die ik wil zijn en de persoon die ik ben?   Voel ik me zo tot hem verbonden door zijn lichtblauw gekleurde irissen, die zich al zo vaak in mijn onderbewustzijn hebben gewaagd? Hij liet mijn ijs smelten door me hoop te geven; niet alleen dat, hij schonk me de kracht van het verlangen.   Maar ik, verwend dat ik ben, had veel meer nodig dan gewoon een ijsbreker. Want wie zou me opwarmen na die ijskoude ervaring?

Justine-e
0 0

Verlamd

Verlamd van angst. Dat zou ik wel willen zijn. Maar dat ben ik niet. Ik ben verlamd tot in de eeuwigheid. Mijn linkeroor en linkerteen kan ik bewegen. That’s it. Ik ben 16. De man die mij aanreed 34. Ik had een vriendje, Kane, en ik was populair. Ik dacht dat ik vrienden had. Maar blijkbaar niet. Je ware vrienden leer je kennen als er iets ergs gebeurd. Wie er dan voor je klaarstaat, dát zijn goede vrienden. Enkel mijn vader komt op bezoek. Mijn moeder heeft het te druk met Calvin en Cameron, mijn  kleine tweelingbroertjes. En soms komt Riley. Mijn zus van 24. Ik ben Avalon, en dit is mijn verhaal. Het was een weddenschap. Cameron zat om geld verlegen en Calvin wou hem niet lenen. Hij daagde me uit. De auto’s in onze straat reden snel. Dat wist iedereen. Ik moest vlak voordat de auto langsraasde over de weg sprinten. Anders kreeg hij €10. Ik wou het niet doen, maar Jackson kwam erbij, een goede vriend van me voor de ontknoping wie mijn vrienden eigenlijk echt waren, en hij zei dat als ik het zou doen, ik van hem €20 zou krijgen. Ik was ook niet bepaald rijk, dus ik ging de uitdaging aan.   Je denkt natuurlijk dat ik te laat naar de overkant sprintte en dat de auto tegen me knalde. Dat was niet zo. Ik was probleemloos aan de overkant geraakt. Het gebeurde toen mijn broertje wou oversteken. Ik zag dat hij te laat aanzette. Ik zag dat hij het niet zou halen. Ze noemen het zelfopoffering. Ik noem het De Reflex Van Liefde. Het gebeurde vanzelf. Ik sprong naar Cameron en smeet hem aan de kant. Ik droom elke nacht terug van zijn gelaat, zijn gezichtsuitdrukking toen hij zag dat hij het niet zou halen. De opluchting toen ik hem aan de kant smeet. De verbijstering toen hij zag hoe ik werd overreden. Platgewalst. Uitgeperst. Ik was populair op school. Ik was mooi, had amandelvormige, blauwe ogen, en gitzwart haar. Ik had van nature lange wimpers en ik had vrolijke kuiltjes in mijn wangen. Ik was al 3 jaar met Kane samen. Ik hield oprecht van hem. Ik dacht hij ook van mij. Hij is me niet één keer komen opzoeken in het ziekenhuis. Volgens zijn profielfoto op Facebook was hij de dag na het ongeval al met Amalia. Van mijn klas zijn Cheyenne en Nevaeh geweest. Eén keer. Om huiswerk af te geven. Huìswerk! Alsof ik nu huiswerk kan maken. Ik kan niet eens spreken! Ik lig gewoon te liggen en filmpjes te kijken op het grote tv-scherm aan het voeteinde van het witte ziekenhuisbed. Ik hunker naar mijn kleerkast met allerlei kleren van mijn favoriete merken, zoals Forever 21, Sephora en Coco Chanel. In plaats daarvan kan ik niet eens vràgen of ik iets anders aan mag dan deze oude omaonderbroeken en -overhemden.   Voor de zevenduizendste keer komt Spongebob op de televisie. Ik kan mijn hoofd niet afwenden. Dat is best jammer. Nu ben ik verplicht om naar de onzin van Spongebob en zijn vrienden te luisteren. Ik moet een manier vinden om te communiceren. Dit gaat niet langer. Ik wil niet voor de rest van mijn leven naar een levende spons kijken. Waarom zouden mensen Spongebob mooi vinden? Hij heeft één van de beroemde zeven schoonheden (spleetje tussen de voortanden). Ik heb er vier. Contrast in het kleur van mijn haar en mijn ogen, kuiltjes in de wangen, lange wimpers en amandelvormige ogen. Pfuh. Ben ik lekker mooier dan een spons. Ik geef het op. Ik kan het niet meer aan. Ik pak de afstandsbediening en zet de tv uit.

Xanthippe Aetrelli
0 0