Zoeken

De slag

Verslagen staart ze voor zich uit. Daar zit ze dan, te midden van het slagveld, omringd door niets dan verwoesting. “Survival of the fittest,” denkt ze bij haarzelf. Ze probeert zich te focussen en de chaos die haar omringt te negeren. Ze probeert orde te krijgen daar waar het overzicht volledig verloren is. Het lukt niet. Ze is het noorden kwijt. Volledig gedesoriënteerd. Om haarzelf in gang te trekken, stelt ze zichzelf een vraag waarvan ze het antwoord al kent: “Hoe begin ik hier aan?” De bedoeling was om als antwoord over te gaan tot actie, maar in plaats daarvan eist een ander deel van haar hersenen haar aandacht op. Het kleine kamertje dat ze liever gesloten houdt, ergens achteraan in haar hoofd, opent weer ongevraagd haar deur. En opnieuw is er die stem die roept dat ze niet op haar plaats zit. Dat ze moet vluchten, en liefst zo snel als mogelijk. Weg van deze plaats des onheils. Weg van dit helse oord. Dit brengt zoals steeds een nieuwe vraag teweeg: “Waarom doe ik dit?” Het antwoord is er ooit wel geweest, maar is ze kwijt geraakt. Het was zoek en dat was al enige tijd zo. Het leek er ook op dat hoe meer ze het haar afvroeg, hoe minder ze het wist. Het grote waarom van wat ze deed ontging haar volledig. Het enige dat ze nog kon verzinnen was even eenvoudig als ontoereikend: het was haar roeping. En een roeping, die stel je niet in vraag, want daar is geen rationeel antwoord voor. Dat doe je, tegen wil en dank. Dus voerde ze maar uit wat ze moest doen, ook al was ze er van overtuigd dat ze het niet meer goed deed. Daar had ze dan weer geen twijfels over. Alles wat ze had geprobeerd te realiseren, was geëindigd in falen. Ze wou gewoon gelukkig zijn, maar wat voor reden had haar bestaan als ze geen voldoening meer haalde uit wat ze altijd dacht dat haar roeping was? Wat als je doel bereikt is, en het blijkt niet je passie te zijn? Niet alleen voelde ze zich inadequaat, ze verlangde ook naar meer. Naar anders. Dit kon het niet zijn. Ze had de finish zeker en vast nog niet bereikt. Maar ze kon niet meer. Ze was op. Alles rondom haar vrat alleen maar energie, zonder ooit iets terug te geven. Zij was van geen belang en niemand luisterde naar haar. Haar woorden werden steeds overstemd door het vreselijke gekrijs dat haar omsingelde elke dag opnieuw. Haar leven was niet meer dan een herhaling geworden. Een eindeloze lus bestaande uit negatieve emoties: pijn, ongenoegen en frustratie. Ze wouden allemaal haar aandacht, en nooit kreeg ze ook maar iets terug. Ze moest alsmaar geven, en niet één keer kreeg ze een “dank u” in de plaats. Alsof haar liefde gratuit is. Alsof het haar niets kost om dag in dag uit klaar te staan voor iedereen. Abrupt wordt ze uit haar gedachtestroom getrokken door een stekende pijn in haar borst. Ze kan ineens moeilijk ademen. Dat wat vanzelfsprekend was, wordt plots heel moeilijk. Gelukkig heeft ze hier ervaring mee en kan ze zichzelf kalmeren alvorens nog engere gedachten de overhand nemen. Ze sluit haar ogen en beheerst haar ademhaling. De pijn in haar borstkas ebt langzaam weg. Daar zit ze dan. Te midden van het slagveld, terwijl de vijand slaapt. Althans, dat denkt ze. Plots hoort ze iets achter haar. Schichtig draait ze 180 graden rond haar as, maar haar angstgevoel wordt al gauw getemperd. Het was Emiel maar. Ze kruipt moeizaam recht en plaatst haar twee handen in haar zij. “Wel, wat doe jij hier?,” vraagt ze autoritair. Zonder te antwoorden waggelt hij schoorvoetend naar haar, maar op nog geen halve meter verliest hij zijn fragiele evenwicht. Net op tijd kan ze hem opvangen. Ze vraagt zich af wat hij nodig heeft - ze hebben altijd iets nodig van haar. Terwijl ze hem ondersteunt vraagt ze opnieuw, nu enigszins geërgerd: “Wel, wat doe je hier?” Maar opnieuw antwoordt Emiel niet. Dit maakt haar vreselijk kwaad, woedend zelfs. Ze haat het om genegeerd te worden, maar ze weet dat ze kalm moet blijven. Ze moet altijd kalm blijven - dat is wat van haar wordt verwacht. Net voor ze haar vraag een derde maal kan stellen, reikt Emiel haar als bij wijze van antwoord een papiertje aan. Het papier is opgevouwen tot een soort enveloppe en ziet er uit alsof het een oorlog heeft mee gemaakt. Ze weet niet wat ze er van moet denken, en opent voorzichtig de enveloppe. Het is amper leesbaar, en vreselijk slecht geschreven, maar op dat bewuste blad staan de woorden die haar herinneren waarom ze dagdagelijks doet wat ze doet. Waarom ze elke dag de hel doorstaat, en waarom dit leven haar roeping is. Ze weet het weer, en ze kan er weer een dag tegen aan. En dat allemaal met 5 eenvoudige woorden: “Juf, ik hou van jou.”    

Iljavdb
8 1

Sneeuwwitje en de zeven vrijgezellen

Op een dag, een jaar of achttien geleden Stond Georges in de keuken met een mes Hij sneed groentjes voor het avondeten Want het liefst verloor hij een kilo of zes Buiten begon de eerste sneeuw te vallen Zag hij door het aluminium raamkozijn Terwijl zijn gedachten afdwaalden Voelde hij plots een stekende pijn Het bloed drupte van zijn vinger Langs zijn mes, op het kookeiland Snel nam hij een keukenhanddoek Daarmee droogde hij zijn bloedende hand En plots voelde hij een intens verlangen Naar een dochter, klein maar fijn Met rode lippen, een witte huid En haar zo zwart als het raamkozijn   De buik van zijn vrouw begon te groeien Ze werd naar het ziekenhuis gereden Daar kreeg hij zijn gewenste dochter Maar zijn vrouw was overleden Georges wachtte niet af, maar sprong in zijn wagen En racete als de bliksem naar huis Hij nam het mes, sneed in zijn vinger En wenste een nieuwe vrouw in huis Zijn gsm begon meteen te trillen En meldde een nieuwe match op Tinder Een tovenares had hem gevonden Dus stuurde hij een Uber naar ginder Wat later kwam ze toe met haar koffers En duizenden volgers op Instagram Ze maakte foto’s van iedereen Die naar Sneeuwwitje kijken kwam Elke dag nam ze honderden selfies En vroeg aan de gsm in haar hand Twitter, Facebook en Instagram Ben ik niet de mooiste van het land?   Zo kabbelde het leven verder Sneeuwwitje werd langzaamaan groot Tot op een dag een onbekend virus Iedereen bij zich thuis opsloot. Sneeuwwitje moest thuis les volgen En maakte een account op TikTok aan Ze had meteen tienduizend volgers Dat kon haar stiefmoeder moeilijk aan Zo pijnlijk van de troon gestoten Bedacht ze een naargeestig plan Toen Sneeuwwitje buiten joggen ging Belde ze een klusjesman Die installeerde nieuwe sloten Op alle deuren van het huis Sneeuwwitje kon nu niet meer binnen En haar mobieltje lag nog thuis   Met haar vader in het buitenland Was ze helemaal alleen Ze beet op haar lip en dacht diep na Waar ging ze nu het beste heen? Het virus waarde in de stad Daar bleven alle deuren dicht Dus wandelde ze naar het bos En veegde de tranen van haar gezicht Ze wandelde tot ze durfde Bij een huisje aan te bellen Toen de voordeur open ging Stonden daar zeven vrijgezellen Met vier mochten ze in één huis En hier woonden ze al met zeven Maar omdat ze zo betoverend was Vergaten ze de regels even   ‘Wat ben je mooi,’ zeiden de mannen ‘Lust je soms een kopje thee? Het is warm in de woonkamer En de koers is op tv’ Sneeuwwitje zuchtte opgelucht En ging met hen mee naar binnen Maar toen de politie kijken kwam Konden ze niets beginnen Een lockdownfeest, oordeelden zij Iedereen kreeg een zware boete En Sneeuwwitje, het arme kind, Zou naar het politiekantoor mee moeten Gelukkig reed de prins voorbij Hij liet haar meerijden in zijn Lexus En na tien dagen quarantaine Kreeg ze van hem haar eerste kus  

Caroline Van Steenbergen
0 0

Viktor

Op een zaterdag in 2011 besliste Viktor zijn mes met aardbeienconfituur niet schoon te vegen aan zijn witte boterham. Hij plantte het tuig in het bestekmandje van de vaatwasser en probeerde in zijn baan naar de trap de diagonalen van de koude vloertegels te tekenen met zijn blote dikke tenen. Bij het horen van de kreunende trap kreeg hij plots spijt van zijn vrolijke bewegingen. Alsof de oude treden hem probeerden duidelijk te maken dat verbeelding niet aan de orde was, dat de toekomst wel zou oordelen of hij zulke frivoliteiten mocht verderzetten, niet het heden.  In zijn kamer opende Viktor de bovenste bureaulade en nam de brief die twee jaar geleden zijn wereld op z’n kop zette. Het was een donderslag bij heldere hemel geweest, die als een echo bleef kaatsen in zijn puberende hoofd. Hij opende het geruite papier dat hij ooit in de vuilnisbak vond. Minuscule vezels dwarrelden doorheen een straal ochtendzon naar beneden; de brief was het niet meer gewoon zich ontvouwd te voelen. Nog steeds waren het deze letters die Viktor aan het blokjesparket nagelden. Hoewel ze aan zijn moeder waren gericht, las híj de woorden van zijn vader.  De man schreef dat hij spijt had, spijt dat hij haar had verlaten, spijt dat hij toen vooral bang was om vast te roesten, bang voor het gewone, de sleur die hij steeds duidelijker afgetekend zag rondom zich. Hij vroeg om de draad na al die jaren weer op te pikken, het te proberen, en of ze eens konden afspreken. Hij sloot af met naam, adres, email.  Viktor ademde weer. Dit is wat hij over zijn vader wist. Hij dacht niet dat zijn moeder het lef had hierop in te gaan, nee, dat zou ze nooit doen, gedane zaken namen bij haar geen keer. Maar Viktor wou meer. Hij zou met hem afspreken, in naam van zijn moeder. Die man moest toch weten dat hij een zoon had? Dat hij wellicht net voor de zwangerschap de vlucht koos. Hij moest toch weten dat het gewone niet altijd een sleur blijft, maar steeds beweegt en soms vervliegt, net als water.  Viktor klapte zijn computer open.  -  Het routeplan dat Viktor voor het opstappen van de loketbediende had gekregen, vertoonde na een rit van een uur en twaalf minuten nieuwe grenzen. Na tig keer vouwen en ontvouwen werden stad en noordwijken in vlakken verdeeld die dreigden te scheuren. Het plan toonde straten waar hij nog nooit was geweest en hun namen kwamen niet overeen met wat Viktor door het bekraste glas zag. De bus trok zich in de met fabrieken volgestouwde Lijsterlaan ronkend op gang naar de laatste halte, samen met Viktors hoop zijn biologische vader alsnog te ontmoeten. Hij zal zich toch niet bedacht hebben? Het eindstation naderde en de laatste medepassagier was zonet verdwenen. Zou híj zich vergist hebben van lijn? Hij nam immers niet vaak de bus en wanneer hij het deed volgde hij simpelweg zijn vrienden.  Telkens Viktor in de achteruitkijkspiegel keek, kruiste zijn blik die van de bestuurder. Toen de man vertraagde en bruusk zijn uitgestoken kin richting Viktor draaide, schudde Viktor haastig zijn hoofd. Hij wou niet stranden aan de laatste halte. De man plantte zich mompelend weer in zijn vertrouwde positie, keek een laatste keer naar de spiegel en zette de bus aarzelend in beweging. Misschien kwam hij pas helemaal op het eind? Net zoals hij al die jaren niets van hem liet weten. Viktor dacht aan wat zijn vader gisteren nog mailde. Hij zou pikzwarte schoenen dragen met daarboven een donkergrijze kostuumbroek en wit hemd.  En toen zag hij het. Ze waren er altijd geweest, de zwarte schoenen. Vol onwetendheid hielden ze om beurten alles in beweging. Hoe kon hij dit over het hoofd hebben gezien? De dienstlichten van de bus waren al gedimd, maar in Viktors hoofd werd alles helder. Was hij het nu? Een man wiens grijze hoofd door de jaren heen steeds dichter naar het grote stuur plooide. En wat nu? Moest hij opstaan vanuit zijn loge om deze arme man van het toneel te halen, hem de deur uit te trappen en de straat opstampen? Moest hij hem werkelijk vertellen hoe de vork in de steel zat? Of moest hij alles laten zoals het was en bleef de man enkel achter met de ontgoocheling zijn oude liefde niet te hebben ontmoet? De bus draaide de sorteerplaats op, schoof door bundels kille ledverlichting en sloot zich aan in een rij lotgenoten. Met ruwe bewegingen vulde de chauffeur zijn rugzak. Een witte roos werd geknakt door een nog zware brooddoos. Viktor scheurde het routeplan doormidden en wandelde met slome passen richting uitgang. 

de amechtige specht
19 1

Ergens tussen grijs en blauw

De dokter schudt haar hoofd."Ik ga eerlijk zijn met u mevrouw, ik had dit resultaat niet verwacht." zegt ze vanachter haar plexiglas scherm.Vorige week vrijdag was mijn eerste onderzoek in het UZ Gent van het nieuwe jaar.Mijn oogspieren werden getest en onderzocht.Ik keek al naar de deur omdat de meeste onderzoeken nog niet veel hebben opgeleverd.Waarom zou dit anders zijn. De dokter draait zich om en haalt er een tekening van het oog bij.De linkerbovenspier van mijn linkeroog, daar zit blijkbaar de schuldige.Al sinds september heb ik vaak een duizelig gevoel, alsof ik dubbel zie. Soms gepaard met misselijkheid.Maar de reden was tot nu toe, na talloze onderzoeken, onbekend.Het blijkt dus die ene spier te zijn die heeft besloten om minder te gaan werken.Waardoor mijn linkeroog bij het opzij- of opkijken net dat ietsje trager beweegt dan rechts.Met als resultaat dat ik alles even dubbel zie.Zeer vervelend bij het afdalen van een trap, wandelen of het bepalen welke auto echt is, dat kan ik u verzekeren.En dus doe ik bovenstaande activiteiten al even niet meer (het rijden) of onder begeleiding (het wandelen in een onbekende omgeving) of extreem traag zoals een waardige, oudere dame (trappen afdalen). Nu zit daar die dokter die kan verklaren hoe het komt.En ik heb even zin om een vreugdekreet te laten horen of haar te omhelzen ("Oppassen, Corona!" zou mijn zoon zeggen).Ik hoor jammer genoeg Murphy al op de deur kloppen en hij komt al om het hoekje piepen."En wat kan ik daar aan doen" vraag ik de dokter nog steeds redelijk vrolijk."Niet zo heel veel, vrees ik." blijkt het antwoord te zijn.Spieren kan je toch trainen, dacht ik in al mijn naïviteit. Alleen blijkt dat hier niet het geval. Ik pols naar wat er kan en van waar dit in godsnaam toch weer allemaal komt.Een bevredigend antwoord blijft voorlopig uit.Een operatie kan maar ze moeten overleggen.De dokter verdwijnt even in de magische overlegkamer met andere assistenten en de professor. Na een kwartier komt ze terug. Een prisma zou misschien een oplossing kunnen zijn.De dokter tovert een doosje tevoorschijn en haalt er een glaasje uit.Dat glaasje zal dan door een opticien op mijn glas worden gekleefd om te testen of het werkt.Het zal weer even wennen zijn, geeft de dokter mee maar het zou kunnen helpen.We maken afspraken over de verdere nauwe opvolging en het overleg dat zal volgen indien dit niet werkt.Tijdens mijn wandeling vandaag langs de vertrouwde route laat ik alles bezinken.Het prismaglas is besteld en zou er volgende week zijn.Ik ben hoopvol en wens van harte dat dit glas alles verhelpt.Het was ook een opluchting om toch van één ziekteverschijnsel de oorzaak te weten.Al weten we niet wat het veroorzaakt heeft of wat er volgt.Ik kijk naar de lucht tijdens de wandeling die van grijs zachtjes naar blauw overgaat. Zo voel ik me een beetje vandaag.Ergens tussen hoop en angst.

Alice Bremt
5 0

Het Sprookjes Café

 Dit verhaal speelt zich af wanneer alle kinderen liggen te slapen en alle sprookjesboeken zijn gesloten en de sprookjesfiguren vrij zijn om te gaan en staan waar ze willen. Vele van jullie denken dat een sprookje eindigt met “en ze leven nog lang en gelukkig”, maar dat is verre van waar. Zo neem ik jullie graag mee naar het sprookjes café waar menig prinses een rood wijntje drinkt tegen de rimpels en praktisch alle prinsen hun witte paarden laten rusten, terwijl ze van een biertje genieten. Trollen, wolven, dwergen, kabouters alles komt hierbinnen en verlaat het café wanneer het weer tijd is om lieve mensen kinderen in slaap te lezen.      Het café stroomt langzaam vol. Broeder Tuck schenkt iedereen bij, terwijl de schout de openstaande rekeningen bijhoudt.  Achterin spelen de trollen klaverjas en de wolven vermaken zich met een potje blaasvoetbal. De prinsen zoeken hun vaste plek aan de bar en op een enkele na is de club weer compleet.   ‘Proost! Op een weelderige avond!’ Met een perfecte witte grijnst steekt prins Eric zijn biertje in de lucht.Dat had je niet verwacht hé?!    De deur van het café vliegt open, waarnaar zeven kleine gezette mannen gehaast de vloer beginnen te vegen. En pas nadat de vloer blinkt in het kaarslicht, komen de drie beste vriendinnen binnenschrijden. Ach daar zijn ze de “belangrijkste” vrouwen voor het verhaal. Wist je trouwens dat de vader van Doornroosje de oom van Sneeuwwitje is en die weer de neef van Assepoester even als hun prinsen die weer schakeling familie zijn van elkaar…Nee… wist je dat nog niet? Ach niet belangrijk …zolang de kleinkinderen er maar ongeschonden vanaf komen…   ‘Hallo! Zou je het heel erg vinden om deze intro verder te skippen en gewoon te beginnen aan het verhaal?!’ sist Sneeuwwitje.Ugh prinsessen! Ze willen altijd maar in het “middelpunt” blijven… kan ik eindelijk mijn zegje doen komen die verwende nesten er weer tussen!    ‘BEN JE KLAAR?!’         (Eye-roll) (Adem in. Adem uit.)   (Schraap je keel!)    Ergens ver weg, diep tussen de bomen staat een huisje, lieftallig en klein, waar vogels tjirpen in de vroege morgen tot aan de schemerige maneschijn. Na vele jaren slapen zei de jonkvrouw heel gewoon:  ‘Als jullie het niet erg vinden ga ik zo naar mijn bedje toe, ik ben zo ongelofelijk moe…’ gapend staat Doornroosje op.Sneeuwwitje schudde langzaam haar hoofd en vertelde dat dat nog niet kon.  ‘Dat kan nog niet’ snauwt Sneeuwwitje.   ‘Maar waarom?’ Geïrriteerd ploft Doornroosje weer terug op haar stoel. Het grote nieuws, het was eindelijk daar, de prinsessen staarde belangstellend naar…    ‘Ik ben laat… ik ben laat, IK BEN VEEL TE LAAT!’ tierend van stress komt het Witte Konijn het café binnen gesprongen.Uhm… Konijn dit is het verkeerde sprookje…   ‘FIJN heb ik weer, nu ben ik nog later!’   ‘Wat nou verkeerd sprookje? Ik kan nog wel een nieuw trofeetje gebruiken!’ Geniepig stapt Gaston uit zijn duistere hoekje. ‘LEFOU! Pak mijn geweer!’ LeFou glundert trots, terwijl hij het opgepoetste jachtgeweer aangeeft.    ‘Niemand schiet als Gaston!’ zwijmelt hij.    ‘DOE NORMAAL!’ Krijsend gooit Belle haar boek op tafel, vol afkeur kijkt ze naar het tafereel dat steeds grimmiger wordt. Binnen een mum staat ze voor het vizier, zonder Gaston nog een blik waardig te gunnen keert ze zich om naar het Witte Konijn.    ‘Wat een schattig beestje ben jij,’ ze bekijkt hem van top tot teen, ‘wacht eens volgens mij heb ik weleens over jou gelezen!’ Lieflijk haalt Belle haar hand over zijn snuit.    ‘NÉÉ, ga weg!’ brult Konijn en met een woeste zwaai slaat hij haar hand weg.Konijn ik wil niet heel vervelend zijn, maar wij zijn hier bezig met een verhaal. Spring jij je konijnenhol weer in, dan kan ik dit verhaal even afmaken, zoveel tijd hebben we niet!   ‘Alsof ik hier tijd voor heb?! Heel de wereld staat op z’n kop en jullie zitten hier maar te niksen!’ Verwildert kijkt hij om zich heen. ‘Kom niet dichterbij! Blijf uit mijn buurt!’ Pardon... Konijn?   ‘Die is niet goed in z’n kop.’ mompelt prins Adam binnensmonds.   ‘Ja, wat is jouw probleem? Doe gewoon normaal makker.’ Alladin komt langzaam op het rumoer af, en seint dat iedereen zich rustig moet houden.   ‘Niks normaal, dit is het nieuwe normaal, blijf op afstand!' raast Konijn.Beste Konijn, we zitten hier gewoon gezellig bij elkaar voor dit verhaal, kom er dan gezellig bij. Neem wat tijd om rustig te worden voordat je weer “down the rabbit hole” gaat. Wacht… Kan het soms zijn dat je te lang bij de rups bent geweest? De lucht die je daar inhaleert is wellicht niet zo zuiver geweest.   ‘HA, die lucht daar is niet zuiver?! De lucht is op geen ene plek ter wereld meer zuiver, niet in de sprookjeswereld en zeker niet in de mensenwereld, zelfs het dierenrijk heeft het te voorduren. We gaan eraan! WE GAAN ER ALLEMAAL AAN!’ Okay…Nu ben ik ook de verhaallijn kwijt. Maar dan maken we er gewoon een nieuw verhaal van.Konijn vertel kort maar krachtig de inleiding, met niet zoveel woorden, want zoveel tijd is er niet.    ‘*@#$%^&^%$#@*! WE HEBBEN GEEN TIJD VOOR EEN VERHAAL! HET IS EEN STRIJD TEGEN DE KLOK, ZEKER NU MET DE AVONDKLOK! JULLIE MOETEN ALLEMAAL WAKKER WORDEN!!WE HEBBEN TE MAKEN MET EEN ONZICHTBARE VIJAND, DE DODELIJKSTE DIE ER BESTAAT!’ brult Konijn   ‘Dan moeten die vijand verslaan,’ bromt Jafar.    ‘Ik ga op onderzoek uit!’ Enthousiast stapt Alladin op zijn tapijt.   ‘YEAH,’ juicht Flynn ‘dan ga ik met je mee.’Dat klinkt als een spannende inleiding. Vorm een leger en bestrijd de vijand.   ‘Ow NÉÉ, dat is verboden! ALLES IS VERBODEN!’ gilt Konijn, ‘Geen samenscholing! Niet onnodig vliegen! Blijf op anderhalve meter! Was je handen stuk en draag een mondkapje! En geen alcohol meer! Ga in lockdown, SLUIT JEZELF OP!’ WAT DOEN JULLIE HIER NOG? HET CAFÉ MAG NIET EENS OPEN ZIJN! WE MOETEN HIER ALLEMAAL WEG, NIEMAND IS MEER VEILIG…’ krijst Konijn.   Panisch stormt iedereen het café uit.  Okay…Dat was echt heel kort… *@#^$! LOCKDOWN!   ...Einde...   

LindaMEvita
52 1

Even die andere zijn. (Belgische is even Nederlandse)

Uit de online sessies: Schrijven over de grens - dit is wat we delen.   Hoi Mies, hoe gaat ie?’ ‘Je bent lekker vroeg, kom binnen joh. Dan doen we eerst lekker een bakkie.’ ‘Gezellig zeg.’ Romy stapte binnen bij Mies met haar zware tassen. Ze hadden wel wat te doen vandaag. Maar eerst dat bakkie. ‘Nou, we zitten. Hoe gaan we het doen?’ vraagt Mies. ‘Ik heb op de markt lekkere dingen op de kop kunnen tikken. Ik ben snel langs de kraampjes gelopen die om 13u nog open waren. Dan doen ze gewoon de helft van de prijs af. Lekker goedkoop.’ ‘Dan zullen we meteen beginnen. Ik zal al de groenten schoonmaken en snijden. Begin jij dan aan de satés? Jij kan dat veel beter.’ Mies en Romy kletsen de middag verder terwijl ze de maaltijd bereiden voor hun gasten die hen twee per jaar bezoeken. ‘Het is toch altijd even wennen hè. Onze vriendinnen. Best leuke meiden, maar zo stil.’ ‘Nou, dat valt wel mee hoor. Geef ze straks een ouzootje of iets sterkers en hun tongen komen los hoor.’ Het gesprek gaat verder. De tafel wordt intussen gedekt, het salontafeltje wordt gezellig gemaakt, met de nodige koekjes. Als de Vlamingen op bezoek komen, willen ze eerst even ‘thuis’ komen, met koffie. Bij koffie horen koekjes. ‘Toch rare gewoonte hè, de koekjes op tafel zetten.’ ‘Ja, vind ik ook. Als iedereen z’n koekje heeft, zet je de doos toch gewoon terug weg. Ze durven niet eens een tweede te nemen. Al die koekjes drogen uit.’ ‘Ach, laten we het vandaag maar gewoon gezellig maken. We zijn klaar, geloof ik.’ De bel gaat. ‘Oh, wat leuk! Zo opwindend, onze Vlaamse vriendinnen op bezoek!’ Mies zwaait de deur open. ‘Welkom, welkom …’ haar mond valt open. Even zwijgt ze verbaasd. Daar staan de lieve Vlaamse vriendinnen, hun gezichten bijna onzichtbaar, verstopt achter een grote mand met lekkernijen. Tja, ze komen gelukkig nooit met lege handen.

Anemos
3 0

De buitenkraan

Ik wandel graag, maar het mag niet tegenzitten. Zeker niet het meest vervelende onder de wandelfenomenen: een afzakkende sok. Het stapt voor geen meter, als die telkens terug in je schoen kruipt. Onderweg naar het woonzorgcentrum moet ik na 100 meter met mijn rechterbeen al een hoek van 90 graden maken en deze op mijn linkerknie leggen zodat ik mijn evenwicht bewaar om die vervelende sok omhoog te trekken. Maar de evenwichtige dagen zijn voorbij. Ik wankel als een dolgedraaide hamster die uit haar loopradje kruipt nadat ze er de hele dag in heeft gerend. Gelukkig staat er vlakbij een verkeersbord dat me recht houdt. Ik twijfel om terug te keren en nieuwe sokken te halen, maar ik denk dat het wel zal meevallen. Helaas. Opvallend is dat er altijd maar één sok afzakt. Alsof ze elkaar afwisselen. Onderweg moet ik regelmatig halt houden bij een verkeersbord of een brievenbus om als een plassend hondje mijn been omhoog te heffen en mijn sok te fatsoeneren. Maar daarmee is de kous nog niet af. Bijna aan het woonzorgcentrum gearriveerd, ben ik het zo beu dat ik mijn sok voel scheuren terwijl ik die voor de twintigste keer omhoog trek. Redelijk hard deze keer. Bij ma op de kamer trek ik mijn rechterschoen uit. Het is meer gat dan sok. Bijna te slecht om in de wintermaanden rond de buitenkraan te doen, zoals pa vroeger altijd deed met een stel versleten kousen, vastgebonden met een touwtje. "Ik zou zeggen, pakt er een van mij", lacht ma. We moeten er allebei mee lachen. Ik zie me de nylon kous al aantrekken terwijl er net iemand binnenkomt. Nee, ik moet het met de halve kous doen. “Maar ge kunt ze nu in de winter wel gebruiken om rond de buitenkraan te draaien”, zegt ze.  

Rudi Lavreysen
34 1

Treingesprekken ver van hier

“Kaartje en paspoort alstublieft.”“Alstublieft.”“Goedemorgen mevrouw De Hoek. U reist helemaal naar Paramaribo?”“Dat klopt.”“Tjonge, dat is me een hele reis! En u reist helemaal alleen, of zie ik dat verkeerd?”“Hm.”“Maar u heeft helemaal geen bagage bij, de meeste mensen die ik op de trein al heb ontmoet, reizen niet dat hele lange stuk om dan meteen weer terug te reizen…”“Toch is het zo.”“Okee… Wanneer u iets te eten of te drinken wenst, twee rijtuigen verder naar achteren bevindt zich onze restauratiewagen. We bieden daar verschillende versnaperingen aan, mocht u willen.”“Fijn dat u dat meedeelt, maar ik heb niks nodig.”“En de toiletten zijn die kant uit. Die zal u wellicht wel nodig hebben…”“Dat is mogelijk.”“Wat gaat u daar doen, als ik zo vrij mag zijn om dat te vragen, mevrouw?”“Neen, dat mag u niet.”“Oei! Heb ik iets verkeerd gezegd, mevrouw?”“Ik geloof niet dat ik als inheemse tegenwoordig nog verplicht ben alles wat ik doe, waar ik ga en sta, wat ik eet of laat, op eenvoudig verzoek van een blanke conducteur kenbaar te maken!”“Olalala… En ik probeerde maar gewoon vriendelijk en behulpzaam te zijn. De blanken van vandaag hebben niks te maken met de gruwelen van vroeger… Maar goed. Als u het anders wenst, dan zwijg ik.”“Bedankt.”“Mag ik u wel nog een fijne reis wensen? En u erop attent maken dat we over een halfuurtje aankomen in Batavia, waar de trein een kleine twintig minuten zal stil staan?”“Oh?”“Er is een klein winkeltje met een eethoekje in. Ze verkopen er heerlijke mie met pindasaus en bakbanaan. In afhaalverpakking. Mocht u zich bedenken wat dat eten betreft.”“Dank u wel, dat is uiterst attent van u.”“Geen dank, mevrouw, geen dank!”“En meneer? Ik moet u mijn verontschuldigingen aanbieden... Mijn jeugd zadelde me op met een hele rugzak vol vooroordelen. Het is niet beleefd die zomaar op u af te vuren. U bent inderdaad een vriendelijke en behulpzame en vooral erg beleefde jongeman. Ik hoop dat u zich niet geschoffeerd voelt door mijn gedrag?”“Welk gedrag, mevrouw? Ik herinner me alleen een voorname, intelligente dame die straks zal glimlachen bij de bakbanaan!”

Vlechtenmeisje
3 0

Appelbollen en worstenbrood

“Ik heb nog getwijfeld”, zei ik afgelopen maandag toen ik thuis kwam. Het was Verloren Maandag. “Ik ben zelfs langs de bakker gefietst, maar voor de deur heb ik beslist om geen appelbollen of worstenbrood te kopen.” Ik hoorde jaren geleden voor het eerst van Verloren Maandag toen een collega de maandag na Driekoningen appelbollen bij zich had. “Het is een traditie in Antwerpen”, zei hij. “Thuis deden we altijd mee. Daarom dacht ik vanmorgen: waarom niet?” Ik zei dat hij er goed aan had gedacht, want ze smaakten voortreffelijk. Hij vertelde ons waar de traditie vandaan kwam. “Het komt van Verzworen Maandag. Ambtenaren legden indertijd die dag hun eed af. Dat moest natuurlijk gevierd worden, met worstenbrood, appelbollen en de nodige drank. Later werd de dag bekend als Verloren Maandag, omdat er van werken niets meer in huis kwam.” Omdat we zelf ambtenaren waren, hebben we de traditie jaren aangehouden. Ik liet hem die week zelfs meermaals in mijn koffie soppen. Hij stond bekend als de koffiesopper, omdat hij zelf geen koffie lustte, maar zijn speculaaskoekje altijd in de koffie van een collega sopte. Nu is het op de werkvloer de gewoonte om op de dag van Driekoningen ’s morgens worstenbrood te eten. Ook geen slecht idee, maar ik meende ze dit jaar aan me te laten voorbijgaan. Ik zit immers in een fase van ‘periodiek vasten’. Het idee daarbij is dat je het ontbijt overslaat en meteen aan de middag begint. Niet dat je ’s morgens begint met aardappelen, groenten en vlees. Nee, je eet gewoon niets tussen 19 uur ’s avonds en 12 uur ’s middags. Enkel water, koffie en zwarte thee is toegestaan. Ik moet zeggen, het begint me aardig te lukken. ’s Avonds mag ik wel niet naar Mijn Restaurant of naar de herhaling van Dagelijkse Kost kijken, of ik ben staat om de tv op te eten. Ik heb ook al eens een kauwgom ingeslikt en ’s middags heb ik honger als een paard. Ik ga dan op een drafje en bijna hinnikend naar huis en daar duik ik meteen in de koelkast, waarbij ik zelfs mijn jas aanhoud. Niet vanwege de koude in de frigo, maar gewoon, van de honger. Al mag het niet gaan zoals dit jaar met Driekoningen. De geur van worstenbrood hing werkelijk overal in het kantoorgebouw. Een geur waaraan niet weerstaan is. In de gang, in de lift, ja zelfs in het toilet meende ik het te ruiken. U hoort me al komen. Het vlees is zwak. Ik heb ’s morgens een worstenbrood naar binnen gewerkt. Maar vertel het niet verder. Het zal me niet meer gebeuren. Wedden voor een appelbol?

Rudi Lavreysen
8 1

Met respect voor moderniteit en traditie

Er was eens een sprookje dat zichzelf wou heruitvinden. Jarenlang was het begeesterend verteld en in verschillende stemtimbres voorgelezen. Uitgebeeld ook vaak, bij amateurtoneelgezelschappen, en in tekenfilmvorm gegoten. Met figuren in plasticine was er ooit een bekroonde stopmotionfilm vervaardigd en op Aziatische webshops kon je zijn personages als actiehelden kopen, maar hoe je het ook draaide of keerde: inhoudelijk bleef de pointe wat ze was. Zijn zwart-witpersonages bekenden geen kleur en de spanningsboog hing er als een slappe vod bij. En dat verdroeg het sprookje niet langer. Het sprookje dacht na. Als het eens begon met een grondige update voor zijn hoofdpersonage? Dat pseudoheldinnetje, met haar duffe rode kapje en haar rieten mand vol cholesterolrijke versnaperingen. Het onnozele, brave kindsterretje was een noodlottige vlaag van zinsverbijstering van die twee Duitse broers geweest. Het sprookje mijmerde. Toen de dieren nog spraken en geen antropomorfische kunstgreep nodig hadden om in sprookjes te mogen figureren, was zijn hoofdpersonage geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. De herinnering aan haar zinnenprikkelend karakter en dito uiterlijk vertoon was een balsem op zijn gekweld gemoed. Dat was me nogal een ferm wijf, monkelde het sprookje. Hoe ze onbevreesd en zonder schroom gevaren te lijf ging; die verre herinneringen kikkerden het sprookje geregeld op. Maar die twee puriteinse paters hadden plots bedacht dat het commercieel wellicht interessant was het rodeoortjesverhaal, dat tussen kruik bier en karaf wijn werd opgedist in de plaatselijke herberg, om te toveren tot een kleutervertelling, waarbij elke vorm van stoutmoedigheid en gratuit geweld angstvallig werd vermeden. Zo had het sprookje het niet bedoeld: nooit had het een zoethoudertje voor pagadders in pampers willen zijn. Zijn Roodkapje werd in ere hersteld, dat stond vast: kap over de haag en verleidelijk vrouwelijk wezen, blonde del van me! Even verstarde het sprookje: een #metoo-claim was wel het allerlaatste waar het op zat te wachten. Maar gesterkt door het straffe, eigengereide karakter van zijn nieuwbakken retroheldin, klopte het sprookje zich vol vertrouwen op de borst: dit was politiek helemaal correct, met respect voor moderniteit en traditie. Ook dat belerende vingertje moest omlaag, besloot het sprookje. Leve de ongehoorzaamheid! Luister voor een keer niét naar je moeder. Alsof zij het altijd bij het rechte eind kón hebben. Het sprookje had geen moeder, dus het had misschien makkelijk spreken. Maar toch, dit voelde als een juiste beslissing. Het sprookje kreeg een opstoot van energie: waarom had het zolang gewacht om zijn leven om te gooien? Wie vandaag nog een ander de les wil spellen, is een norse boomer, bah. Sprookjes brein knetterde: wat als die boomer de slechterik van de nieuwe lichting werd? Een harige boomer met grote oren, ogen en tanden, belust op een lekker omaatje? Het sprookje kon een triomfantelijke glimlach niet bedwingen. Bestaat er een saaiere locatie dan een huisje in het bos? Het sprookje twijfelde. Het besefte dat qua huizenhoog cliché een kasteel of een land hier ver vandaan nog zwakker scoorden, maar levensvreugde schonk deze setting het sprookje allerminst. Soms werd gewag gemaakt van een betoverd bos, maar het bleef gissen naar de bewijzen voor dit kwaliteitslabel. Een wolf, een jager, de grootmoeder, een kronkelend pad: het sprookje had ze al meermaals van erg dichtbij bestudeerd en van magie was geen sprake. Het sprookje wikte en woog: het kleiveld in de polders en de meanderende rivier in een kloofdal vielen af, om velerlei redenen, dus besloot het finaal te kiezen voor ‘de betoverde stedelijke inbreiding’ als zijn nieuwe fabelachtige setting, met respect voor traditie en moderniteit. Niemand mocht claimen dat het sprookje niet mee was met z’n tijd. Hoe het dat ‘betoverde’ zou concretiseren, daar moest het sprookje nog eens grondig over nadenken. Nog was het sprookje niet tevreden. Het wilde van de jager af. Dit idee was niet zozeer ingegeven door een haast puberale rebellie tegen de gevestigde waarden, maar het sprookje vond de jager gewoonweg een kleffe allemansvriend, een patser zonder ruggengraat. Dat die op het eind de redder in nood kwam spelen? Van zo’n happy end werd het sprookje niet blij. Het voerde een ingrijpende wissel door: de jager werd zonder pardon opzijgeschoven voor de creatieve copywriter op het vliegend tapijt, met respect voor moderniteit en traditie. Het sprookje had nog één wens: het benijdde vele van zijn soortgenoten om de luxueuze trouwpartij op het einde. Het zou experimenteren met een paddenstoel of, via via, een magische appel ritselen: een heerlijke trip van zeven dagen en zeven nachten. Zo’n epiloog ontzegde het sprookje zich toch niet? De lijdende voorwerpen voor dit feest lagen voor het grijpen en met slechts drie personages waren de mogelijke combinaties perfect te overzien. Met respect voor moderniteit en traditie liet het zijn oog vallen op Roodkapje en de creatieve copywriter: ze waren een gedroomd koppel dat hoge ogen zou gooien op de dansvloer. Het sprookje droomde van wereldberoemde deejays, multiculturele eetstandjes en een mobiele EHBO-stand. Misschien kon de creatieve copywriter zijn tapijt als taxidienst openstellen voor de aanwezigen? Mensenlief, wat een brainstorm, zuchtte het sprookje. Het moest even bekomen. Het sprookje overliep zijn boude beslissingen en de verstrekkende gevolgen bij een hoog opgeschoten bonenstaak. Zeker, het was een totale omwenteling van zijn existentie. Maar een revolutie op tijd en stond: dat hield je alert. Rust roest: het kende zijn klassiekers en een gelukzalige gloed maakte zich van het sprookje meester. Tijd voor thee in het peperkoeken huisje om alle emoties door te spoelen. Even later nipte het sprookje van een sprekend kopje en het leefde nog lang en gelukkig.    

MaartenV
118 3

Je naam is Ely

Je naam is Ely Nog niet zo heel lang geleden was er Louis.  Hij was niet groot als de andere jongens van zijn klas. Hij was niet sterk. Nee, hij was zelfs zwak. Hij  droeg een te grote ronde gouden bril die af en toe wel eens op de grond belandde, maar Louis was zeer intelligent. De andere leerlingen in de klas besteedden geen aandacht aan hem. Hij had geen vrienden. Ze vonden hem maar vreemd, een echte nerd,  hij wist alle antwoorden en zat waarschijnlijk de hele dag met zijn neus in de schoolboeken. Zijn ouders spendeerden enkel aandacht aan zijn 1 jaar oudere broer. Hij kreeg meer cadeautjes, complimentjes, had meer vrienden ,… Hij was net zoals de andere jongens… normaal. Maar wat ze niet wisten was dat Louis zich niet enkel vreemd gedroeg maar ook een vreemde hobby had. Hij hield zich bezig met het maken van uitvindingen. Wat mensen zagen als verleden tijd, iets wat ze niet meer nodig hadden en enkel nog goed was als afval, daar zag Louis een prachtige toekomst in. Van oude elektronische prullen maakte hij nieuwe dingen. Van klokken die terugkeerden in de tijd, vliegende schepen en rijdende boten, of absurde toestellen zoals koekjestoasters! Niets was te gek! Tot hij op een dag een wel heel speciale uitvinding had gecreëerd . Met bonzend hart drukte hij voorzichtig op de blauwe knop. Hij hield zijn adem in. Tot… haar grote glazen ogen langzaam openden. “Hallo… Aangename kennismaking, ik heet… Euhm… Hoe heet ik?” Louis riep vol enthousiasme: “Ely! Je naam is Ely! Aangenaam ik ben Louis!” Ely en Louis werden beste vrienden. Ze studeerden samen , speelden met uitvindingen, gingen naar koffieshops om samen te lezen. Elk idee,  elke fantasie werd werkelijkheid.  Geen uitdaging was te groot.  Ze werden een onafscheidelijk duo!  En ja hoor, ze vonden zelfs een vliegende auto uit. Ely ging achter het stuur zitten. “Gelieve bestemming in te stellen”, zei Ely. “Naar de toekomst!” riep Louis uit. Ze vlogen de zeeën over per schip en reden door de lucht, gingen samen uit en reisden de wereld rond en nog ver daarbuiten.  Tot ze op een avond samen op Mercurius zaten  en uitzicht hadden over het sterrenstelsel. De sterren weerspiegelden in Ely’s ogen en plots voelde Louis iets diep vanbinnen. Hij bleef staren naar Ely.  Ze was zo mooi en vooral zo intelligent.  Ze begreep hem, maakte hem gelukkig , hij zou niet meer weten wat te doen zonder haar. “Ely …ik…” haperde Louis. Ely keek hem vragend aan. “Ely, ik hou van je.” “Wat betekent dat?” vroeg ze. “Het staat niet in mijn systeem… Maar… waarom hou je van me?” Louis beet op zijn lip en glimlachte terug naar haar. “Je hart zit op de juiste plaats, Ely”. “Omdat jij die daar hebt gezet”, grapte ze terug. Hoe fantastisch zijn creatie ook was, Ely kende geen gevoelens. Louis doorzocht al zijn boeken maar vond geen antwoord. Hij zocht in de bibliotheek en op het hele internet, maar kon niets vinden over hoe hij op een of andere manier gevoelens zou kunnen programmeren. Uiteindelijk gaf Louis het op. “oh ik wou dat ze wist wat liefde betekende…” De jaren verstreken, zelfs de klokken die in de tijd terugkeerden liepen voor. Louis werd oud, maar Ely niet. Louis lag verbonden aan allerlei kabels en machines en Ely zorgde voor hem. Ze was nog steeds diegene die Louis gelukkig maakte.  Ze liet de herinneringen en mooie momenten zien via haar interne geheugen op het scherm als een filmrol. Opnieuw en opnieuw. Net voordat Louis’ ogen zich voorgoed sloten, fluisterde hij:  “ Ik hou van je, Ely”. “Ik hou ook van jou”, zei ze. Het bleef stil. Enkel de machines maakten nog geluid. Ely voelde een steek van pijn door haar lichaam en iets warms en nat gleed over haar robotwang. “Wat is dit? Een traan? Heb ik gevoelens? Waarom doet dit pijn?” Op haar beeldscherm flikkerden woorden als traan, vloeistof die zout smaakt, komt tevoorschijn bij fysieke of emotionele pijn. Ely raakte steeds meer in de war. Duizenden vragen spookten door haar hoofd. “Menselijke gevoelens” verscheen er in grote rode letters op haar scherm.  Maar ze was geen mens. Ze was een robot. Ze zou voor altijd blijven bestaan, maar dat kon niet… Niet zonder Louis. “je hart zit op de juiste plaats”, hoorde ze hem zeggen op de video die was opgeslagen in haar interne geheugen. Vervolgens nam Ely Louis’ gereedschapskist. Ze rommelde door zijn gereedschap . Ze wist dat haar hart in haar linker borstkas zat. Dat was alles wat ze wilde weten en verder niets. Ze draaide de schroeven los en doorknipte de draden die haar hart verbonden . Het laatste wat ze voelde was een warme traan die nog over haar wang gleed. Omdat jij die daar hebt gezet…  

Elin
11 1

De uitnodiging

Waarom ik niet van kinderen houd? Die zijn gewoon griezelig, iedereen weet het, maar we negeren het omdat we weten dat de meesten ooit zullen uitgroeien tot normale volwassenen. Ik was net zestien toen ik leerde hoe griezelig juist. Ze heette Maya. Leuk kind om te zien, wipneusje, blos en twee donkere vlechtjes, maar die ogen ... Helblauw en keken recht door je heen. Maar dat heet schattig te zijn, de onbevangenheid van een kind, bla bla. Een jaar of acht, hield van paprikachips en gezelschapsspelletjes. Ik had al een paar keer op haar gebabysit. Zodra haar ouders de deur uit waren, zei ze op samenzweerderige toon dat ze me iets moest laten zien. Ze viste een verfomfaaid kaartje van onder haar hoofdkussen. Vanbuiten zaten er glitters op, vanbinnen stond in nauwelijks leesbaar handschrift gepend: Wul jij bij mij koome speele? Ik woon aan de ooverkand, in het greize huis. XXX “Daar woont toch helemaal niemand,” zei ik meteen. “Dat vervallen krot is al jaren onbewoond.” “Zullen we toch eens gaan kijken, please?” Ze keek me aan met die grote blauwe kijkers van haar. Haar onderlip trilde een beetje. “Heb je dat kaartje zelf gemaakt?” vroeg ik. “Laten we Blokus gaan spelen.” “Oké, maar daarna gaan we in dat huis kijken,” zei ze. In de hoop dat ze het zou vergeten, of dat ik haar zou kunnen omkopen met chips, cola en veel te laat naar bed, gaf ik toe. Een half uur later gingen we het krot binnen. “Hallo?” riep Maya. “We zijn er! Ik kom spelen!” Ik zag in mijn ooghoek iets bewegen en gilde. “Een rat! Kom, we zijn hier weg!” Ik trok Maya aan haar mouw, maar ze rukte zich los. “Bangerik,” fluisterde ze. “Ga jij maar weg als je wil. Ik zie mijn vriendinnetje al!” Ze liep op een plek af waar niets te zien was, behalve een strook zonlicht die door een spleet viel in de planken die voor de ramen getimmerd waren. Ik bleef staan en keek naar haar, hopend dat ze dit spelletje snel beu zou zijn. En toen ... je zult me niet geloven ... maar ze stapte het licht in en ... verdween gewoon ... alsof ze door één of ander portaal gestapt was. Ik liep haar achterna, maar het licht verdween. Wel hoorde ik haar lachen. Ik riep haar, zei dat ik het niet grappig vond, dreigde met straf, begon te huilen, maar het mocht niet baten. Ik hoor haar lach nog steeds, als het donker is en ik alleen ben.  

Hekate
12 1

De ontwaking

Het eerste licht druipt mistig binnen doorheen het fijne laagje katoen dat voor de verdiepshoge vensters hangt. De houten omlijsting ervan is naar buiten gekeerd en de bries creëert geesten in het gordijn. Daarbuiten ligt Parijs op zondagochtend in het najaar. Geluiden van een ontwakende stad. Echo's van stiletto's over de Champs-Elysees. Parisiennes in bont.  Een witte scene spreidt zich over de hotelkamer. Maagdelijk wit omhult de muren, het nachtkastje, de lakens, het meisje. Enkel de vloer is eikenhoutbruin en het plafond is een korrelige zilveren spiegel. Het omlijst een vrouwenlichaam omheen een puinhoop van lakens. Lang uitgestrekt, schuin over de kingsize. Ze lijkt wel een Griekse godin. Omhult in haute couture witte zijde dat haar tepels aftekent. Haar golvend goud en huid winterwit. Botticelli's Venus in de 21e eeuw beeldt zich af boven haar.  Ze ontwaakt door de bries op haar pols die over het bed hangt. Wrijft enkele zwarte korrels uit haar ogen. Restanten van volmaakte wimpers gehuld in pikzwarte mascara liggen nu levenloos op haar wallen. Ze kauwt op een lokje haar dat in haar mondhoek blijft steken en laat haar vingers eventjes spelen met het spaghettibandje van haar jurk. De stof kreukt onder haar perfect gevijlde vingernagels. Mat roze en witte elegantie over een hard bollende huid. Beeld je het geluid in wanneer laagjes zijde over elkaar glijden. Zacht geruis, bijna opwindend. Haar vingers omlijnen een doolhof van geborduurde bloemen die haar grootmoeder op de jurk liet naaien.  Ze rekt zich uit. Haar zijden omhulsel tekent elke spier af die zich strekt doorheen haar egale lichaam. Haar handen blijven even wijdgespreid op haar onderbuik rusten. Ze beeldt zich een kind in, in zomer tussen bloesems en heide. Een jongetje met helderblauwe ogen lacht haar toe met een mond vol melktandjes. Even voelt hij zo echt. Ze kan zijn aanwezigheid bijna bij haar in de kamer voelen. Het beeld creëert een frons op haar voorhoofd en jeukt in haar gedachten. Ze schudt het weg alsof haar hoofd een sneeuwbol is die de inhoud wazig maakt. Ze weigert dieper in deze gedachte te verzinken.  Opstaan kost moeite. Haar lichaam voelt nog uitgeput aan. Maar wanneer opnieuw een scherpe herfstbries door de kamer raast en kippenvel op haar armen tekent, vindt ze de kracht. De houten vloer kreunt onder het gewicht wanneer ze haar stoffen nest verlaat. Voetje voor voetje baadt ze zich een weg tussen sigarettenpeuken en half, met champagne gevulde coupes. Haar jurk gaat op in de stof van het gordijn wanneer ze haar borstkas laat rusten over het balkon. Ze kijkt over de ontwakende stad naar mogelijkheden, dromen en toekomst. Ze voelt zich uitzonderlijk ongelimiteerd deze ochtend. Ze voelt zich vrijer. Ze laat het moment even tot haar doordringen. Wordt er bijna verlegen van. Ze ademt diep in doorheen haar neus, ruikt de rottende herfstbladeren en het versgebakken deeg uit het bakkerijtje om de hoek. Ze had nooit verwacht zich te settelen in de Franse hoofdstad. De Franse taal is en blijft maar moeizaam over haar tong rollen. Maar Parijs stal haar hart sinds de eerste keer dat ze er naartoe trok. Een lastminute tripje om twee uur ’s nachts, om de zonsopgang te gaan bewonderen aan de Eiffeltoren, verkocht haar ziel aan de stad der liefde en croissants. Een liefde die langer zou blijven hangen, dan de jongen die toen haar hand vasthield.  Ze neuriet zich een weg naar de badkamer. Once upon a time in December kleeft voor eeuwig aan de binnenkant van haar hersenen. In een soepele beweging bindt ze haar haar vlug in een weelderige knot en grijpt de telefoon in het passeren. ‘Bonjour Gabriel! Puis-je avoir un croissant et une tasse de café, s'il vous plaît? Gekraak aan de andere kant van de lijn, gevolgd door de warme stem van de receptionist waar ze enkele nachten geleden het bed mee deelde, antwoordt haar terug. “Oui, un café fort! Merci Gabriel!”. Haar stem klinkt nog ruw. Een pijnlijk symptoom van het overtollige tabaksgebruik.  Ze geeft de spaghettibandjes een klein duwtje van haar schouders en de jurk glipt van haar lichaam als een tweede huid die ze niet langer nodig heeft. Ze bestudeert even haar naakte versie die terugkijkt in de badkamerspiegel. Ze ziet er knap, maar gehavend uit. Blauwe, bijna zwarte plekken onder de ogen. Gebarsten lippen. De nacht bracht opnieuw niet veel slaap met zich mee. Een leven buiten haar bereik spookt in haar dromen. De bolle buik, de moeder.  Ze wast de zonden van vorige nachten van haar af onder een hete douche en wanneer ze klaar is staat haar koffie en croissant voor de deur. Op de kartonnen koffiebeker staat iets geschreven in dikke, zwarte marker “Bon appétit. Appelle-moi!”. Ze rolt met haar ogen en uit een spottend lachje. Het mannelijke wezen heeft zich altijd al aan haar voeten geworpen, maar zij konden haar behoeften nooit bevredigen. Zij konden haar nooit geven waar ze werkelijk naar verlangt. Op zondagochtend houdt ze ervan naar de oude boekenwinkel in het achtste arrondissement te trekken. Haar sixties schoenen met brede hak klinken luidt op de kasseien om 8u30 in de nog verlaten Parijse straten. Agnes is de 73-jarige eigenares van ‘The Shakespare & company bookstore’. Ze groeide op in Londen en verloor ook haar hart in deze stad. Ze begroet haar met twee kussen op de wang en kan een kleine omhelzing niet laten. De muren zijn van vloer tot plafond gevuld met boeken en om elke hoek, doorheen smalle paden, vind je een nieuwe kamer gewijd aan een ander literair thema. Beethovens vijfde symfonie klinkt doorheen het winkeltje. Vandaag is het moment, fluistert ze zichzelf toe. Vandaag raapt ze de moed bijeen het achterste kamertje, niet groter dan een bezemkast, te betreden. Als ze zou binnen gaan, zou het een teken zijn van acceptatie. Ze wist niet of ze daar werkelijk klaar voor was. Boven de deur hangt een houten bordje met in sierlijke letters ‘Motherhood’ in gegraveerd.  Ze weet niet hoe lang ze al naar het boekenrek staat te staren wanneer ze plots een hand op haar schouder voelt. Wanneer ze zich omdraait ontmoet ze Agnes haar blik. Haar ogen lijken waterig en medelevend. Agnes reikt met trillende hand naar het boek dat ze stevig in haar handen houdt. Ze leest de titel nog eens voor het wordt teruggeplaatst. ‘Infertility and how to live with it’. “You are not ready. And that’s okay”. Ze staart naar haar handpalmen waar het boek enkele ogenblikken geleden nog lag en een traan glipt tussen haar lange wimpers. “Let me make you a cup of tea while you read some more entertaining litrature, dear”, werpt Agnes haar toe. Het doet een klein lachje op haar gezicht verspreiden. “Okay”, fluistert ze zacht en volgt Agnes de trappen op. “Okay.”. 

Ari
10 0