Zoeken

Paris is burning

Parijs staat in branden alle steden staan in brand.Vlammen zien we nietslechts walmende contouren van een stad.Er is mist hierer mist iets.Gelaatstrekken van silhouetten zittenverpakt alsof tongen zijn ingeslikten er van woorden enkel nog maarvia ogen taal kan worden gemaaktof slechts enige vorm van zinsbouw.Hoe gaat het met je? Cava avec toi?Oui oui, maisIk wil een vrouw zijnmet schubben als huid of als schildaansluiten bij een schildpaddenleger.De straten betreden op naaldhakkenzo hoog als steltenbekeken worden, maar niet worden aangegaapt.Om middernacht wil ik geschminkt als manmaar gekleed als vrouwde straten doorkruisenzonder loslopend wild te zijn waarop wordt gejaagd.Ik wil de harten breken vande mannen die dat ook bij mij deden,ze opblazen met heliumen als ballonnen de lucht in laten.Ik wil de zee op varen,een nieuw land stichten.Een eigen taal verzinnen met heel veel scheldwoordenzoals lul en.. sukkel.Slaapliedjes verzinnennachtmerries de nacht uitwiegen.Ik wil mijn herinneringen plooientot origami vogelsen ze de stad in laten vliegen ver weg van broedgebiedenwaar hoofden rusten op kussens van gesneuvelde vleugels.Een lijm uitvinden om gebroken glazendie in duizend stukken opde lineoleum vloer liggenweer aan elkaar te kunnen plakken.Scherven brengen geen geluk.En het glas niet half vol.Het ligt gebroken op de grond.Ik wil heel hard in scherpe voorwerpen springen en pijn en pijnen pijn leiden zodat ik alle pijn uit de wereld…Ik wil een goededoelenfondsmet mijn naam er op.Ik wil een maagring en een trouwringzodat iedereen kan zien dat ik vermagerd ben en verloofd.Ik wil Parijs in brand steken en alle steden in brand stekenen dat in het journaal presenteren als nieuwslezeres.Ik wil blind zijn van de liefde zodat ik vuurnoch vlammen kan zien oplaaienen alleen maar rook ruiken en wat ik mis.Het is ietshet mist hier.

Roos de Buysscher
25 1

Witte slippers

In een flits denk ik dat de dertiger in het rode trainingspak over straat loopt op witte sportsokken. Hij wandelt met wat Amerikanen een “Swagger” noemen, ouderen herkennen hier John Wayne en minder ouderen herkennen vrijwel elke hiphop-ster, zo’n wiegende, zelfverzekerde tred. Bij nadere bestudering loopt die knul niet slechts op sportsokken, hij heeft ze zelfs in slippers gestoken, badslippers om precies te zijn. En zal ik het erger maken? Hij loopt op WITTE badslippers. Zomaar midden in een winkelstraat en geen badkamer in de buurt.   Met een dichtgevouwen boodschappentas van de Lidl onder zijn arm. Een sukkel onderweg naar een volkorenbrood, een pak melk en misschien wel een kraslot.   Ik staar naar zijn voeten en volg hem totdat hij om de hoek verdwijnt. Wat bezielt zo iemand? In zijn schuurtje, of als hij in een appartement woont in de badkamer, pakt hij zijn pas gekochte lichtblauwe slippers uit en legt deze midden op een krant. Hij neemt de spuitbus, die hij speciaal hiervoor bij de hobbyzaak aanschafte, en zorgvuldig, met de tong tussen de lippen, verft hij de slippers. Zonder strepen. En rustig laten drogen, niet te snel aantrekken! Hij wil geen doffe plekken op de lak. Eerst een uurtje FIFA spelen en onder de douche aan zichzelf denken. Daarna een kop koffie en de e-sigaret vullen met aardbeiensmaak en pas als het tankje helemaal leeg is, voorzichtig de slipper bevoelen of de verf droog is. Geduld, daar draait het om, dat is het verschil tussen succes en falen.    Zodra de lak uitgehard is, belt hij zijn moeder. Mannen van die leeftijd die op slippers buiten lopen, bellen elke dag hun moeder. Als een dertigjarige, of iemand op welke leeftijd dan ook, een relatie heeft (met M/V), wordt je met badslippers bij de deur tegengehouden. Helemaal als deze wit zijn. Niemand wil zijn of haar partner zo voor schut zien gaan. Het straalt ook op de partner af en die wil niet in de rij bij de slager aangesproken worden met de achteloze opmerking: ‘Die Henk van jou heeft mooi schoeisel,’ of: ‘Zo, zo, zo, maakt Henk een slippertje?’ En dat de wachtenden op gehakt, gebraden kip en worst instemmend grinniken. Waarna slager Vleeshouwer iedereen tot de orde roept met: ‘Koppen dicht! We beledigen geen klanten, Henk kan het ook niet helpen dat zijn douche aan de andere kant van de stad is.' Hij doorklieft met een ferme klap een varkenspoot. 'Wees blij dat hij niet in zijn witte onderbroek loopt.’    De slipperloper is dus relatieloos en belt zijn moeder.   ‘Mam, het is vandaag een speciale dag. U mag drie keer raden.’   ‘Zeg het maar schat,’ antwoordt zijn moeder en ze vervolgt bezorgd: ‘Je zat toch niet op je knieën bij de brievenbus en door dat gluurtje te loeren naar je buurmeisje op weg naar school? Je beloofde dat niet meer te doen!’     Niets van dat alles natuurlijk. Hij houdt een korte pauze om de spanning te verhogen en met trots in zijn stem meldt hij: ‘Ik heb mijn slippers wit geverfd.’   ‘Lieverd toch!’ Mama is opgelucht. ‘Ik wist dat je het in je hebt. Wat zal iedereen opkijken!’   ‘Over drie uur zijn ze droog en daarna ga ik naar de supermarkt.’   ‘Ik ben trots op je. Vergeet de bananen niet.’   En tevreden hangen ze op. Op sommige momenten, zoals nu tijdens het winkelen, maar het kan ook wachtend op de trein of met een peertje op een bank in het park, voel ik mij ver uitsteken boven mijn omgeving. Het enige dat ik nodig heb is een stakker die langsstiefelt die ik koppel aan mijn fantasie waarin de persoon van mijn aandacht deze keer hard werkt om zijn slippers wit te krijgen en waar een moeder als enige in de wereld trots op hem is.   Met een superieure swagger swing ik verder en bestel ik bij “Charles Coffee Corner” een cappuccino, vandaag gaat deze jongen niet aan de koffie met melk.

MCH
18 2

Vlindervingers

Aan de rechterkant van mijn hoofd, zo’n 10 centimeter erboven, hoor ik mijn souffleuse. Als het gevloeide even stokt, rond zich tast, geeft ze mij woorden in. Soms ben ik dicht of lui en dan verpakt ze de inspiratie van het moment. Voor later. Hoeveel van die pakjes er zo al verloren zijn gegaan. Het is een proces dat soms voelt als het verplaatsen van een dood paard, log en moeizaam. Weliswaar ritmisch verlicht door opstoten van treffende woordstromen. Plots ingevallen en al zeulend gevonden, staan naadloos en precieus geschikt naast elkaar. Het puzzelen en polijsten occupeert, doet mij verzinken in het behaaglijke creatorsvacuüm. De essentie bestaat uit het vormgeven en naar mensenmaat reduceren van de abstractie en onoverzichtelijke weligheid van het innerlijk wezen. Een vertaling van het onuitspreekbare. Woordkeuze staat op gelijke voet met inhoud en enig gevoel voor esthetiek is, wat mij betreft, onontbeerlijk. Bladvulling kan wel verzadigen, het is echter de verrassende complexiteit van de smaak die de doorslag geeft. En alle leegtes liggen overwogen gezaaid, in omarmende cirkels. Het zijn zij die met verdeling alles bij elkaar houden. Urenlang naar binnen staren, dwalen en draaien in een vergeten lichaam. Het schrijven is een scheppende schijndood die niet gepland wil worden en zich opdringt, persistent aandringt. Het noodzakelijke spreken dat geen woord waardig genoeg acht. Omgezette peinzingen die bleke vlaktes ontwijden. Gekiemd in zelfklevende reflecties en met bloeitijden die mij hele winters gewichtloos doen uitzitten. Mijn woorden dwarrelen voorbij andermans forten, uitgezonden om herkenning en afgebakende verbinding te vinden. Het zijn passanten die kleine briefjes tussen poreuze stenen moffelen. Dragers van dubbelzijdige spreuken en oneven gedachten. Vlindervingers geven de richting aan, dansend in een klare missie, steeds opnieuw de bestaansdiepte in.

KarolienDeman
30 0

Slagersblues

Opgewekt maar toch peinzend doofde Kathy de lichten van haar winkel. Ze wreef zich in de handen. Dikke koude handen. Reeds vijfentwintig jaar had ze een slagerij die ze ‘slagerij, bij Kathy’ noemde, de klanten hielden het op ‘Kathy’, het leven was al moeilijk genoeg. Ze stond er al die tijd alleen voor. Door het harde werk waar ze, op drie weken in juli na, eigenlijk nooit mee ophield was ze in een constante staat van trance geraakt. Haar dagen leken al vijfentwintig jaar exact op elkaar. Tot zaterdag was het werken wat de klok sloeg, op zondag ging ze naar de viswinkel en bestelde ze een schotel vis. Die at ze met een glas witte Moezelwijn. Na dagen in het vlees te moeten graaien vond ze een visschotel er aangenaam en smakelijk uitzien. Ook met de visvrouw kon ze goed praten. Ze deelden dezelfde frustraties. Dat kwam ze te weten toen ze ooit een schotel vongolé vroeg, ze had daar zin in. Annita van de viswinkel zuchtte diep, haalde haar schouders enigszins somber op en staarde naar de grond terwijl ze voorzichtig stamelde: ‘ach, hier wil niemand vongolé. Ze kennen dat niet eens. En als ik er bestel moet ik er meteen genoeg nemen, met als gevolg dat ik binnen de kortste keren rotte vongolé heb. Mij niet gezien.’ Kathy begreep Annita. Ook in haar beenhouwerij was er amper sprake van eens een avontuurlijke vraag. Gehakt met kilo’s, koteletten en vogelnestjes, echt veel verder reikten de verlangens van haar klandizie niet. Ook tijdens de feestdagen was er maar weinig vraag naar een echt wildmenu waar ze zich nog eens uit de naad voor zou moeten werken. Fondue bij de vleet en gourmet. Mensen waren hier lui en niet geïnteresseerd in goed eten maar vooral in veel eten. Soms had Kathy er genoeg van, al wist ze drommels goed dat ze geen andere optie had dan verder doen, de zaak moest hoe dan ook worden afbetaald voor ze kon verkopen. Toen ze thuis kwam waste ze haar handen volgens een vast ritueel. Eerst nam ze een kraakverse handdoek, rook aan de zeep, deed de warmwaterkraan open, net warm genoeg, iets boven lichaamstemperatuur en begon zich langdurig de handen te wassen, ze nam daarbij twee keer zeep. De zeep geurde naar den. Den of munt, al was dat vrijwel hetzelfde natuurlijk. Ze rookte muntsigaretten. Kathy wilde alles fris, dat kwam natuurlijk omdat ze al jaren in een eerder frisse omgeving werkzaam was. In haar atelier was het altijd fris. Daar hield ze sinds een aantal jaar een chronische stijve nek aan over. De laatste tijd was er iets anders wat haar zorgen baarde, ook vandaag zag ze het opnieuw duidelijk. Haar handpalmen waren bezaaid met rode vlekjes. ‘Slagerseczeem’, ze proefde het woord alsof het een plakje charcuterie betrof. ‘Driehonderd gram gehakt en vijf sneetjes slagerseczeem alstublieft’, ze lachte met haar eigen grapje, bekeek zichzelf in de spiegel en zag dat ze ouder werd. Wie niet vaak in de spiegel kijkt kan zichzelf nog verrassen en vaststellen dat de tand des tijds ongenadig zijn klauwen zet in alles van waarde. Na het handen wassen, warmde ze een teiltje melk op in de microgolf oven, strooide er een beetje cacao poeder in met één klontje suiker en installeerde zich in de zetel. Ze slurpte quasi geruisloos van haar chocolademelk. Ze keek ernstig naar de hallogeenspot die spiegelde in het raam. ‘Slagerseczeem’, ze hield het woord even in de lucht. Als het doorbreekt zou dat gewis het einde van haar carrière betekenen. Wat moest ze dan? Ze nam een dekentje en verstopte haar handen onder een extra kussen. Wat er ook gebeuren zou, Kathy bleef trouw aan zichzelf. Al wist ze dat haar nog donkere tijden te wachten stonden.

Thomas De Mulder
17 0

Jan

Jan was al de dagen vergeten waar hij stuiptrekkend over de vloer wriemelde op zoek naar zijn eigen kamerdeur . De enige deur in de witte rivierlange gang met een papier pal in het midden van het deuroppervlak geplakt . Met als functie dat hij ze makkelijker zou terug vinden . Wat er op het papier stond speelde totaal geen rol , het ging om het papier . & Voornamelijk dat zijn deur zich dus onderscheidde van de andere deuren in de gang . Een wit licht in de vorm van een A4 in dagen van bedwelming , platliggen onder antipsychoticum & alprazolam & overleven op ingedikte melk & ongezoete pudding , hij verdraagt geen zoetigheid in zijn kapotgeknarste gebit . Hij was de dagen al vergeten waar hij zichzelf vervloekte voor de zoveelste verslaving & voornamelijk om van die verslaving af te geraken . Hij was de dagen al vergeten waar hij een halve eeuw oud werd in de psychiatrie . Hij was de dagen al vergeten waar hij nog goed at , ook al vond hij goed eten datgene wat de gemiddelde Belg beschouwt als slecht eten , lees fastfood van fastfoodketens met epilepsietriggerende logo's . Lees Mcdonalds . Hij was de dagen al vergeten dat de heroïnewaas wegtrok & hij weer kon vertellen over de goude jaren negentig , de hoogdagen van The Stone Roses , het vergeten one hit wonder van de jaren negentig . Hij was de dagen al vergeten waar hij het positieve inzag van zijn job als dokwerker . Roken kon er ten allen tijde & ge ontmoet wel ne man of vier vijf & alles valt er nu eenmaal veel goedkoper te regelen , de legale zowel als de illegale middelen . Jan was de dagen al vergeten waarin hij niet zat vastgebeiteld in vervelend cynisme alhoewel het vaak dichtbij vervelend realisme lag in zijn wereld . Jan was de dagen alweer vergeten dat hij terug zijn eigen moeder herkende . Jan was weer te druk bezig met andere dingen , zoeken achter dagene wat het snelste geeft . Slenterend aan de bouwbevallige bruingebladerde appartementsblokken aan den Beerschot , het kiel . De holle kies in het gebit van Antwerpen , de nagel aan Meneer De Wever zijn doodskist , de golden ticket in het achterhoofd van Meneer Van Grieken . Het kiel . Die plekken aan de randstad waar de schimmel op het gemiddelde badkamerplafond meer leeft als de gehele buurt bij elkaar . Die plekken waar de gemiddelde inwoner nog in nihilisme gelooft & waar gentrificatie nooit in de mond zal genomen worden maar eenieder die het uitspreekt wel stevig aan de tand zal gevoeld worden . Hier haten ze Tourist Lemc , want die man is niet eens een echte Antwerpenaar & zo teren op de miserie van een ander . Sukkeleir! Hier is het café op de hoek de stront die het ongedierte uit hun huizen slurpt & waar er af en toe nog echt geleefd word . Maar hier verstaat men onder leven , liefst zo snel mogelijk het huidige moment vergeten . Hier in dit kruipkotgroot kot zijn de oudste stukken antiek de mensen die er de krukken warm houden & de mensen hun mentaliteit geurt ouder als dat antiek worden kan . Boerkesglazen , bifiworsten , roycosoep & Oxo . Pitjesbak , beeldbuis , sigarettenbakken op den toog . Authenticiteit is hier belangrijker als beleefdheid , hier weet men wat men wilt & wat men niet wilt . Hier kleuren de straten vijtig tinten grijs & vijftig tinten spierwit . Hier loopt geen Marokkaan of neger een paar uur leven rond & diegene die er dan toch rondlopen zijn even halfdood als Jan in zijn ontwennigsperiodes van weleer . Even diep , even ver weg , even van alles vandaan . Hier wordt de kebabzaak gediscrimineerd , maar ze hebben wel friet te graaien , carapils is hier water & brood & de colruyt iets voor de rijke mensen . Jan was te druk bezig met halfdood te zijn in het badkamergroot appartement dat hij ooit van zijn grootmoederlief had geërfd . Smack . Daar moest hij het van hebben . Smack . De cocaïne die je kan roken , daar diende je niet voor in de aders te prikken , die in Jan zijn geval al vijftig maal hergebruikt leken te zijn . Ecologisch leven heeft in Jan zijn wereld een geheel andere betekenis als de algemeen herkende , maar Jan kent er al effe iets van . Een Junk in hart & nieren . Een Junk in menselijk verval . Een held in escapisme , een held in herval . Jan nam de dingen terug zoals ze altijd al waren geweest . Jan was het weeral maar eens niet verleerd . 

Schrikkentist
19 0

winter 1994

Het vers verdiende nieuwjaarsgeld rinkelde en schuurde in onze broekzakken. De koude wind blies alle neuzen in dezelfde richting en kondigde een nieuw jaar aan met ongetwijfeld meer van hetzelfde. Enorme saaie weken gebald in een schooljaar dat nu al verloren leek. De lichte motregen sloeg in ons haar. In de tijd die restte voor de bus zou komen rolden en rookten we nog snel een sigaret. We stapten in de karig gevulde bus. Altijd een opluchting als er ruim plaats is om te gaan zitten. Dat was tijdens schoolweken wel anders. Dan moest je je vaak door mensen murwen die je of niet zagen omdat je probeerde zo geruisloos mogelijk in de massa op te gaan of die onverzettelijk hun ochtendhumeur met meer égards wilden behandeld zien dan een medepassagier. Mijn moeder stond te zwaaien achter de gordijnen van het livingraam, toen de oranje bus ons huis passeerde. Tot zes uur ’s avonds had ik gekregen om mijn buit te verzilveren. Free record shop, Fnac en Superclub zouden de komende uren onze habitat en toevluchtsoord worden. Mijn schoolmakker en beste vriend Fred was er bij. Hij: groot, slank, lang blond sluik haar en een beetje verlegen. Ik: klein, nog meer verlegen en vervelend bruin, krullend haar. We waren net twee puzzelstukjes die bij elkaar pasten. Op de een of andere manier vulden we elkaar aan, vanaf de eerste dag dat we elkaar zagen, een paar maanden eerder, hij was nieuw in de klas dat schooljaar. We deelden dezelfde muzieksmaak. Hielden van dezelfde meisjes. Moesten dezelfde bus op. En, we waren ingenieuze spiekers. Kortom we deelden alles: de taken, de punten én onze sigaretten. Gent, in die dagen, zowat midden jaren negentig, was een stuk rauwer en donkerder dan het nu is. De gevels waren grijs, de mensen ook. Het regende constant, zelfs in de zomer waar, na de ‘Gentse feesten’, alles maanden apocalyptisch stil was, leek het wel. ‘Het Damberd’ was de enige referentie voor vertier, toch voor twee onschuldige pubers uit een nabijgelegen boerengat. Hoewel de bus ook stopte aan de Korenmarkt stapten wij toch al af aan de Dampoort. Dat gaf ons tijd om te roken en na te denken welken cd’s we zeker moesten kopen. De treinen die boven ons hoofd naar bestemmingen zoefden waar wij het raden naar hadden, maar die in ons toch het vuur ontstaken van een spannender leven, maakten een schurend geluid op de rails, ook dat vonden wij muziek. We passeerden onze school. Een statig wit pand dat enigszins werd verdonkeremaand door de met troleylijnen vertekende straat.   Iets voor de school zat een gigantische speelgoedwinkel. Amper een paar jaar voordien had ik daar een gameboy aangeschaft. Ook met nieuwjaarscenten. Dat was bizar, mijn zus en ik hadden beslist te sparen voor een gameboy. We hadden een tante, rijk maar krenterig. We hadden voorgerekend dat we met alles wat we normaal gezien ophalen voldoende zouden hebben om een spelconsole en één spelletje te kopen. We waren er bijna, juist die ene tante moest ons nog iets geven, daar verwachtten we niets van, tot we de envelop openden en het bedrag zagen. Ze had de geest gekregen, zoveel was duidelijk. In die envelop zat voldoende om ons vooropgestelde doel te behalen, console en spelletje. Het lijkt allemaal al zo lang geleden nu ik hier met Fred wandel. Ik bleek niet vatbaar voor een gameverslaving en mijn zus deed vooral haar eigen ding, liefst zonder mij en daar was ik niet rouwig om. Die middag, die laatste middag, voor alles zich opnieuw op gang zou trekken en de regen en de wind ons zou blijven teisteren tot we volwassen waren geworden kocht ik ‘Vitalogy’ van Pearl Jam en ‘Unplugged in New-York’ van Nirvana. Het werd donker, liep tegen zessen en we keerden huiswaarts. Mijn moeder had soep gekookt en stond er op dat we eerst een tas dronken voor ze Fred naar huis zou brengen. Later trok ik me terug op mijn kamer, luisterde naar beide albums. Nog één weekend en dan terug naar school, dus. Terug volle bussen en gejaagde speelplaatsrituelen, gehaaide jongens met knappe meisjes. Ik werd er week van, verder gebeurde er, in lengte van dagen, absoluut niets.

Thomas De Mulder
5 0