Zoeken

BLIND GEVLOGEN

“Blind date, blind getrouwd, blind gekocht..man, man onze kijkcijfers kelderen sneller dan het neerstorten van de Boeing Max! Die braillekijkers haken massaal af en gooien hun blindengeleidestok in het hoenderhok! Wij moeten dringend brainstormen en op zoek gaan naar nieuwe programma’s en eens goed nadenken over wie er nog naar onze zenders kijkt. Op onze bingewatchende Netflixjeugd moeten wij niet meer rekenen. Dus welke bevolkingsgroepen kunnen wij nog aan de televisiebuis kluisteren? Op de jonge gepensioneerden moeten wij ook al niet meer hopen, want die reizen de ganse wereld rond. Dus wat blijft er over? De bejaardenberg, de rusthuislogés en de doorsnee Vlaamse televisiekijker die al onze bullshit slikt! Dus iemand een idee?” Awel se, ik wil graag nog eens een stukje van de wereld zien. Dubai, Thailand, Japan, Zuid Afrika, IJsland en misschien Mongolië. Ja Sieg, en dan? Wel ik neem al zeker Olga mee en ik zou een troepje 80 jarigen op sleeptouw kunnen nemen! Een paar die nog nooit buiten België geweest zijn en nog nooit gevlogen hebben.  Kijkcijferkanon in alle rusthuizen niet? Misschien kunnen wij voor het wat spannender te maken een licht dementerende in Chiangmai wat laten verloren lopen, dat wordt lachen hé! Maar at the end komt alles goed hoor! Prima idee! Dat doen we, we noemen het in plaats van de wereld rond in tachtig dagen..“De wereld rond met 80 jarigen” Hola, als hij mag reizen, dan mag ik het toch ook hé? Ik kan bv met wat Bekende Vlamingen op stap gaan. Zeg man, die BV’s dat komt stilletjes bij iedereen de strot uit! Die hebben we nu al genoeg uitgemolken hé. Samen in een jeep of een camper de wijde natuur in. Op een boot, samen in een bed en maar leuteren. Of ze aan de andere kant van de wereld in Die Huis wat laten snotteren over hun jeugd, hun relaties en hun carrières. Ho, wat lieten ze zich daar toch zo lekker kwetsbaar in hun ziel kijken. Denk je dat de kijker nog geïnteresseerd is in dat gezever? Ja zeg, maar als Sieg overal  naartoe mag vliegen, dan wil ook wel eens wat! Ik wil op reis, al moet ik ons moeder meenemen! Prachtig! Dat is het! Je neemt wat BV’s en je stuurt ze met hun moeke de wijde wereld in. Wat denken jullie van “Weg met ons ma?” Hé ik heb ook nog een prachtig idee! Ja Axel? Weer wat geld uitdelen aan de daklozen in Antwerpen? Nog projecten in de aanbieding die al op voorhand gedoemd waren om te mislukken? Nee man, ik heb een grandioos plan. Ik wil naar Namibië, naar Thailand, naar Oekraïne en naar Nepal. Allée gast, wat wil je daar dan gaan doen? Een beest schieten, een nier, een kind en een vrouw kopen. Ja voor zo’n Trafiek hebben wij nog wel ergens een plaatsje. We moeten echter nog wat vliegtuigreisjes overhouden, want die madammen van Radio2 willen ook wel eens wat. Die gaan een quizje houden en dan met een aantal luisteraars naar Zuid Afrika, Noorwegen… Stop, stop, ik wil het niet meer horen!! Verdoeme, verdoeme,!!!  Grrrf,  Ik zie het al, ik val er weeral naast! Dubai, Noorderlicht, IJsland, Mexico, Thailand en voor mij weeral interviews in de straten van Leuven of Gent zeker. Dieter begint te roepen en te tieren! Wat kunnen zij meer dan ik.  Zij de wereld rond en alle vlieggeld opsouperen en ik weeral niks zeker. In de redactieruimte breekt er vervolgens tumult uit. Godverdomme’t is nu genoeg geweest!  Mongool, kan je niet één keer je kwek houden! Hé wacht eens wat zei je daar? Je kwek.. Nee daarvoor!   Dat ik daar nog niet aan gedacht heb! Ik ga zo’n zes lieverds, met het syndroom van Down, mee op reis nemen! Ik noem het Down the road. Ik stop één ervan in een jacuzzi en hoop dat hij niet verdrinkt. De rest van die mannen laat ik zelfstandig koken en moederke en vaderke spelen. Dat wordt een kijkcijferkanon. Moeders, plusmoeders, vaders, plusvaders, minimum twee paar oma’s en opa’s en het voltallige personeel van de scholen en instellingen..niet slecht bedacht hé. En waar wil je met die Downtjes naartoe?  Een vakantiepark ergens in de Ardennen?  Ha nee hé, ergens in het zuiden. Jullie gaan nu toch niet denken dat ik met die gasten aan de watervallen van Coo in een bubbelbad ga zitten! Het zuiden? Ergens in Frankrijk, Spanje of  Portugal? Dag Jan, Portugal zijn de mensen al beu gezien hé, daar toerde die andere kakelaar al rond met die BV Premiejagers. Nee, als ik zeg zuid, dan ga ik ineens voor de andere kant van de wereld hé! Ik ga met die jongelui naar Zuid Afrika, daar was ik nog nooit met vakantie. Is er nog iemand die gezellig in Vlaanderen wilt blijven? Ja Lieven, vertel eens? Wat ik nodig heb is gewoon een mooie nieuwe studio met een gigantische ronde tafel en een paar interessante babbelgenodigden. Ja klinkt veelbelovend, wie wil je als eersten aan je tafel? Wel ik dacht zo, die maandag-, dinsdag-, donderdag- en vrijdag-spijbelpuber samen met haar Zweedse Pippi Langkaus. Daarnaast de minister van onderwijs, die totaal niets van dit spijbelen durft te zeggen, maar wel sancties gaat nemen als ouders één of meerdere dagen voor de eigenlijke vakanties durven op reis vertrekken. Over zo’n hypocriet tjefengedachtengoed moet toch eens duchtig gedebatteerd worden niet? Aan de andere kant die groene roeper, die geen rijbewijs heeft en voor de CO2 in te dijken geen auto wil rijden, maar wel zijn ganse vriendenkring als taxichauffeurs gebruikt. En daarnaast, die linkse wereldverbeteraar. Hoe heet die nu weer? Awel, die met die naam van één van de drie koningen. Je weet wel die zijn vrouw de ganse wereld rondvliegt om een fotootje te nemen. Moet je dan ook niet een rechtser minder groen iemand aan tafel zetten?Nee dat vooral niet, want die nemen met hun argumenten onmiddellijk het programma over. En waarover wil je dan allemaal praten? Awel, Over het blok aan het been in het afbouwen van de gezondheidszorg. Over allerlei gekleurde hesjes en al zeker over de CO2 taks. De dieselrijders die extra moeten betalen en de boetes die men gaat krijgen als men het huis en het dak niet isoleert. De taks op de open haarden, de houtkachels en straks de vergunningen als men de barbecue wil aansteken. Taks op rood vlees en vooral de vliegtaks die in aantocht is!  Wacht eens eventjes! Dat laatste item, dat moet eruit!! Daar gaan we een jaartje mee wachten hé tot al onze programma’s ingeblikt zijn!     Sim, Edegem 31/3/2019

Sim
0 0

Vloerkleed

Ik droomde dat ik de buurman tot vloerkleed had herschapen. Ik stond op en waste mijn handen in onschuld. Van bloed of schrammen geen spoor.  Een dag later kwam ik beneden. Het brood was hard en beschimmeld, de koffie koud.Sinds Pierre me voor zijn yogalerares verliet – nu een week en 12 uur geleden – had ik geen eten meer aangeraakt. De gordijnen bleven dicht. Elk straaltje licht deed me aan de zonnegroet denken. Ik gaf over in de wasbak. Hoe wij hier waren beland was geen verrassing, had Pierre gezegd. Van zodra hij zijn Grote Aankondiging begon, slibden mijn oren dicht. Alsof we onder water zaten en van elkaar moesten raden welke woorden we uit borrelden. Veel meer dan “sleur” en “echt goed voor mijn chakra’s” kon ik er niet uit opmaken. Ik liet hem gaan. Misschien was vechten een optie geweest. Ik had hem kunnen neerknuppelen met de mixer die nog op het aanrecht stond, vastbinden en onder hypnose van gedachten doen veranderen. Dat het niet zó slecht was allemaal, dat na de 7 magere jaren vast wel de vette zouden volgen. We konden samen op retraite gaan tot onze yin en yang weer in balans waren. Al hield ik niet van oprolbare matjes en leggings, wij waren het waard. Maar niets van dat alles. Ik wenste hen veel geluk samen, hield staande tot hij de deur uit was om dan tienduizend ton zwaarder te worden. Een nacht lang lag ik op de keukenvloer. Het volgende wat ik mij herinner is de buurman die in de woonkamer staat. Ik die een mes neem, hem langs achter benader en dan levend vil. Zijn omhulsel schik ik mooi op het parket, benen en armen wijd, de bek open. Mijn jachttrofee tot tapijt herleid.  Ik ben trots.

mme evil
85 2

Een nieuwe koning

Mensen, ik heb iets meegemaakt. Iets uitzonderlijk. Als het iets normaals was, zou ik het niet op een podium vertellen, maar op het toilet terwijl ik wacht tot er iemand klaar met zijn grote boodschap is.   Mensen, ik kwam een raar figuur tegen. Dichtbij de statie. Hij riep naar het noorden, zuiden, oosten en westen. Ik kon niet nalaten hem een half oor te schenken. Hij zag dat oor en nam mijn hoofd. De man keek mij recht in de ogen en zonder enige introductie begon hij zijn relaas.   “Beste mens, waarde landgenoot. Tis tijd. Om even te babbelen. Over onze democratie, en hoe het daarmee gaat. Het wordt geen gezellige babbel. Tot spijt van wie het benijdt. Het was een leuk idee, versta me niet verkeerd, maar de uitwerking loopt mank. We blijven achter met een pad vol blutsen en gaten. Daar strompelen we doorheen met een knoert van een kater. Het volk beslist, dat zeker, het volk beslist zeker, maar het is eerder de beslissing van een kleuter om snoepgoed als gezond eten te beschouwen. Is het niet waar wat ik zeg? De ene verkiezing draait nog slechter uit dan de andere. Net als je denkt: het kan niet erger, wordt het nog erger. Zinken we nog dieper. En het resultaat? Regeringen vallen uiteen, leugens eindigen in doortraande persconferenties. “Ik moet hier ontslag nemen.” Is het niet waar? Een democratisch verkozen politicus met het zelfmedelijden van een Zonnekoning. Ik kan nog een eeuw doorgaan, mijn opsomming eeuwig updatend met de laatste onzin die passeert.   Om al dat gedoe, hé, daarom zeg ik: het is goed geweest. Het was leuk, maar het is genoeg geweest. België kan het niet meer aan. Natuurlijk niet. Waarom verschiet u daarvan? Het was al vanaf de start doorgestoken kaart. Vanaf de dag dat mijn voorvader, Karel August Eugène Napoleon de Beauharnais, zijn rechtmatige Belgische troon niet kreeg door de leugenachtige en valse stemming georkestreerd door die vuile Leopold I. Toen zat het al scheef. Mijn voorvader werd bestolen door die eerste Leopold. Was het maar bij 1 Leopold gebleven! Is het niet waar wat ik zeg? Zijn afstammelingen bleken nog armzaliger te zijn.   Net na het kronen van Leopold I bleek al wat een knoert van een vergissing zich daar had voltrokken. De kroon (van smaragden en schijn) zat amper op de inferieure krans van Leo, of daar stonden de Nederlanders al om deze nieuwe staat te betwisten. Je kan het hen moeilijk kwalijk nemen, met zo’n uil van een ‘heerser’. Een heerser die naam waardig is Leotje nooit geweest. Hij en zijn troepen werden overrompeld door de Nederlandse troepen. Engeland en Frankrijk hadden amper hun rug gekeerd, of ze moesten Leotje al uit de penarie redden. Om al dat gedoe, hé, daarom zeg ik: we moeten de historische fout corrigeren en de erfgenaam van Karel August Eugène Napoleon de Beauharnais zijn rechtmatige troon toewijzen. Ter uwer info: dat ben ik.   Meneer, ik zie dat u zich amper kunt bedwingen. U kwijlt al bij het binnenhouden van de woorden: “tis weer een witte heerser”. (Zo sprak hij recht in mijn irissen met speeksel spuwend op mijn oogwallen.) Ik zal u eens iets zeggen. U bent mis! Mijn voorvaderen had allen (en letterlijk allen) kinderen met hun Congolese huisbedienden. Thomas Jefferson-gewijs. Dat maakt van mij helemaal geen witte heerser. En als daar ook al iets verkeerds aan mocht zijn, dan hoor ik het graag. Uw commentaar kan u richten aan Geert Bourgeois, Martelaarsplein 19, 1000 Brussel.   De jeugd wil mij. Zij verkiezen een sterke leider boven democratie. Wat zullen hun ogen pronken bij het zien van niet enkel een sterke leider als ik, maar zowaar een sterke leider met steeds een sterk glas vol sterke drank! Ik hoor het u al mompelen. Allemaal goed en wel, maar waarom jij?  Tegen die twijfelaars die zoiets nooit in mijn gezicht zouden durven zeggen (en durf dat op dit eigenste moment niet te doen), zeg ik “Waarom niet ik?” Ik durf het in uw gezicht zeggen, maar u hebt daar de ballen niet voor. En tegen diegenen die zeggen: “Je kan het niet in je gezicht zeggen, omdat je bij de minste kritiek als een Olympisch renner wegloopt.” Daar zeg ik tegen: “Ik ren weg omdat ik aan mijn conditie werk. Met je kritiek heeft dat niet te maken. Het is louter toeval. Ik werk aan mijn conditie. De toekomst vraagt dat van mij.”   Mag ik jullie er ook aan herinneren dat ons koningschap niet familiaal hoeft te zijn? Jazeker. Wij kijken naar Filip als een koning uit vergane tijden. Maar onze koning regeert niet bij gratie Gods. Het is geen vanzelfsprekende opvolging van ouder op kind. Wij zijn geen Britten. De Koning der Belgen is koning bij gratie van zijn landgenoten. Hebt U daar gratie voor? Keurt U dat goed? Die gratie is zijn houdbaarheidsdatum al lang gepasseerd. Er zit schimmel op. De landgenoten moeten een nieuwe koning gratie verlenen. En daarom zeg ik: Waarom niet ik?   De Civiele Lijst. Nog zoiets. In deze tijden waarin armoede welig tiert, worden de onkosten van de koning gedekt. Gedekt, zomaar. Als koning beloof ik U dat ik zal leven als een bedelaar voor een supermarkt. Ik slaap op straat, ik eet wat er nog rest in de vuilstraatjes op de laatste dag van de maand. Geen cent betaalt het volk aan mij.   Wat ik wel zal doen als Koning is veroordelen en gratie verlenen. En of ik die rol met verve zal vervullen. Ik begin er meteen aan.   Wie wordt veroordeeld? Joke Schauvliege, die als een strontvlieg maar rond onze hoofden blijft cirkelen, zoemend in de microfoon. Met mij als koning der Belgen veroordeel ik Joke tot een bestaan als strontvlieg. Haar tijd op deze aardbol wordt beperkt tot 1 dag stront opkuisen in een manège. Daarna moet ze vertrekken en verrekken. Voorgoed.   Wie krijgt gratie? Wel, vanuit de goedheid van mijn hart en ziel, met alle liefde verwoord, schenk ik de gratie aan NIEMAND! Zorg ervoor dat ik je niet veroordeel, want dat is alles wat ik doe. Gratie is voor in historische romans.   Mijn credo aan het Belgische volk is dus: Leef volgens het goede, of anders zwaait er wat! Als die freakshow Filip I dit alles betwist, nodig ik hem graag uit om dit met mij uit te vechten in een duel. Zaterdag om 10u30 voor de HUBO op de Dambruggestraat. Het duel zal uitgevochten worden in sumo-stijl met fatsuits.   Dank mij. Dank mij. Dank mij.   Gegroet!"   Hij marcheerde van mij weg, steeds oogcontact houdend. Plotsklaps keerde hij zich 90 graden en marcheerde voorwaarts. Hij sprak een oude vrouw met een wandelstok aan en zei: “Beste mens, waarde landgenoot. Tis tijd. Om even te babbelen.””   Ik kocht een smos in de Panos, dronk een cola en ging verder de dag tegemoet. Tot spijt van wie het benijdt.

Jeroen Meylemans
0 0

Een bocht naar rechts, een bocht naar links

Als je door mijn raam kijkt, zie je een baan die donker kleurt onder windwolken. Regenvlagen spoelen dagen weg, maar de straat geeft niet op. Die zal er altijd blijven. Naast de klaprozen die zich verspreiden over de velden rondom. Vanuit mijn raam, zie je de weg twee bochten nemen. De eerste is naar rechts, de tweede naar links. Alsof het weet dat het fout zit, maar er niets aan kan doen. Het moet die mogelijkheden nemen, die ervaringen van beweging opzoeken. De wandelaars moeten proeven van het leven, maar ook niet al te veel. Te links of te rechts en je komt uiteindelijk op hetzelfde punt terug terecht. En een straat weet dat het leven zo niet in elkaar zit.   Na de eerste bocht naar rechts, herinneren kleurrijke paaltjes dat er een gasleiding onder de grond zit. Je kan maar beter op de baan blijven, ook al spoort de straat je aan om af en toe de zachte grond op te zoeken. Aan beide zijden van de baan is er geen voet- of fietspad. Het asfalt helt wat naar beneden en groet daar het gras. Wandelaars kunnen gerust zijn, ook al komt er een wagen aan, ze hebben steeds een plek om veilig te staan.   Tijdens mijn jeugd werd de straat ooit opengebroken. Een geraamte slingerde maar wat voort. Het gezicht verdwijnt onder voortdurend gestamp van gemeentewerkers. Na verloop van tijd komt het terug. Het slingert niet meer, het waadt door het landschap. Terug de bocht naar rechts, daarna de bocht naar links en hup, verder naar het volgende dorp. Over het kruispunt, maar daar eindigt een kleine wereld.

Simon Sileghem
0 0

Driehoek

Frank gooit zijn pen neer en kijkt door het grote raam naar buiten. De tijd verstrijkt langzaam. De velden spreiden zich voor hem uit, de bomen deinen zachtjes mee met de wind. In dit niemandsland voelt hij zich thuis, hij houdt van het desolate landschap, van de oneindige leegte die hem rustig laat betijen. Gewapend met een rugzak, een zaklamp, een veldfles gevuld met rode wijn en zijn manuscript gaat Frank de deur uit. Hij haalt zijn fiets uit de schuur en volgt het pad langs de rivier, het rimpelende water schittert in het zonlicht. Hij fietst snel, de wind schuurt langs zijn wangen en huilt in zijn oren als een roedel hongerige wolven. Plots gooit hij zijn stuur naar links, hij rijdt door het gras tot hij aan een beek komt. Hij gaat in kleermakerszit op de grond zitten. Twee eenden protesteren luidkeels tegen zijn komst, hij kijkt hen verontschuldigend aan. De mannetjeseend draait zijn glanzend groene kop soepel in zijn richting en spoort zijn gezellin aan onmiddellijk op de vlucht te slaan. Ze spreiden hun vleugels en zoeken veiligere oorden op. Frank leest voor de zoveelste keer zijn manuscript door. De stilte wordt nu slechts doorbroken door het kabbelende water van de beek. Het is tijd, langzaam kruipt hij overeind. Hij vervolgt zijn weg langs een smalle, flauw oplopende weg die het landschap in tweeën deelt. De akkers liggen er verlaten bij, het avondrood tovert hen om in een vuurzee die smeekt om geblust te worden. Hij kijkt bewonderend naar het betoverende schouwspel waarbij de schaduwen de lichtvakken langzaam uitgommen. Eindelijk vlijt het duister zich als een zacht deken over het glooiende landschap. De kerktoren vangt het laatste beetje zon. Enkele koeien kijken hem nieuwsgierig aan met hun grote, vriendelijke ogen wanneer hij komt aangestoven en een stofwolkje de zachte avondlucht instuurt. Frank is als eerste op de plaats van afspraak. Marie komt enkele minuten na hem. Zijn hart maakt een sprongetje als hij haar lange wapperende krullen in het donker ziet opdoemen. Samen wachten ze op Stijn. Frank, Stijn en Marie wonen al hun hele leven bij elkaar in de buurt. Ze delen de liefde voor hun geboortegrond en de liefde voor het geschreven woord. Als kind lazen ze alle boeken die ze in handen konden krijgen. Ze ruilden hun boeken zoals andere kinderen Panini-stickers ruilden. Eigenlijk was het onvermijdelijk dat ze ooit zelf schrijversdromen zouden koesteren. Vijf jaar geleden richtten ze onder impuls van Stijn een geheim literair genootschap op. Eén keer per maand spreken ze af in een verlaten hut die ze vele jaren geleden per toeval ontdekten. De hut ligt verscholen diep in het bos, overwoekerd door onkruid en struikgewas. Het is een enclave waar tijd en ruimte vervagen. Tijdens hun nachtelijke bijeenkomsten drinken ze wijn, praten ze over boeken en lezen ze voor uit hun werk. Ze zijn vrienden en tegelijk ook concurrenten. Ze beoordelen elkaars teksten en tillen elkaar naar een hoger niveau. Stijn is zonder twijfel de meest getalenteerde schrijver van hen drieën. Enkele belangrijke literaire tijdschriften pikten zijn werk al op en op zijn vierentwintigste staat hij op het punt zijn debuutroman uit te brengen. Stijn is een krak, hij slaagt er keer op keer in de werkelijkheid te vangen met zijn woorden, zijn beschrijvingen zijn loepzuiver en trefzeker. Frank moet het meer hebben van zijn verbeelding, de verhalen in zijn hoofd zijn als wolkjes die zich aan het hemelgewelf vermenigvuldigen, maar als hij zijn verhalen op papier probeert te krijgen, stokken zijn woorden. Hij slaagt er maar niet in uit te drukken wat hij eigenlijk wil zeggen. Frank zit vol verhalen, maar een schrijver is hij niet. Stijn is nog steeds niet komen opdagen. Marie stelt voor van start te gaan, ze bijt de spits af en leest enkele van haar nieuwe gedichten voor. Marie’s gedichten zijn als pleisters op de wonden van een onzekere twintigjarige jongen als Frank. Maar vanavond, zonder Stijn, kan hij zich moeilijk concentreren op de betekenis van haar woorden, enkel de zoete klank van haar stem dringt tot hem door. Frank zet de veldfles aan zijn lippen, hij drinkt zichzelf moed in. Hij geeft de fles door aan Marie en haalt het manuscript uit zijn rugzak. Hij kucht, haalt diep adem en begint de woorden voor te lezen aan zijn muze die loom tegen hem aanleunt. Haar knie rust onafgebroken tegen zijn bovenbeen, hij voelt de warmte van haar frêle lichaam. Zijn woorden doven uit en blijven nog even hangen in de stilte van de nacht die hen omringt. Hij kijkt Marie vragend aan. ‘Dit is het beste wat je tot nu toe geschreven hebt, het raakt me.’ ‘Dank u,’ fluistert hij.   In het karige licht zoekt hij haar ogen. De guitige glans maakt plaats voor een ernstige, donkere blik, vol verlangen, en vol spijt voor wat onvermijdelijk komt. Zijn lippen raken de hare, eindelijk, hij proeft de rode wijn en laat al zijn twijfels varen. Haar lippen zijn mooi en vol, haar kussen zacht en vurig. De nacht loopt ten einde als hij terug naar huis fietst, de zon komt op aan de einder. Hij fietst snel, hij wil thuis zijn voor zijn ouders ontwaken, hij probeert niet aan Stijn te denken.    Hij sluipt naar binnen en voor hij zich op bed neerploft kijkt hij door het grote raam, de velden zijn onaangeroerd, de vogels laten zich rusteloos meedrijven met de wind. Frank slikt zijn schuldgevoelens weg en speurt met kleine oogjes naar nieuwe kansen en onbegrensde mogelijkheden.

Ine Moreels
4 1

Het mythologisch verbond tegen het ongecontroleerd zot worden

Ringg, ringg...   'Goeiemorgen! Met het mythologisch verbond tegen het ongecontroleerd zot worden!' 'Ik word zot, ik zie het niet meer zitten!' 'Rustig aan meneer! Eerst en vooral voor de goede orde, moet U mij herhalen, anders mogen wij U niet helpen van het syndicaat!' 'Zeg mij na; Ik word zot, ik herhaal en corrigeer; Ik word ongecontroleerd zot!' 'Ik word zot, ik herhaal en corrigeer; Ik word ongecontroleerd zot!' 'Goed, goed, goed...zeg het eens, wat kan ik voor U betekenen?' 'Wel, ik schrijf me hier zot, hoe meer ik schrijf hoe zotter ik wordt en...' 'Ja, ik hoor het al, een geval van individu hysterie, bij gebrek aan massa!' 'Zeg eens A meneer!' 'A..Aan..hangsel!' 'Ja, ja overduidelijk, zeg eens B!' 'B..Bes..chrijvend!' 'Hmm, ik ben bijna zeker! Zeg eens N!' 'N..NO..Noteren!' 'Juist, juist, meneer schrijft al met twee handen tegelijk zeker!' 'Eh, beh, ja, hoe weet U dat? 'Wij kennen onze pappenheimers meneer!' 'Het is hier een geval van tekort aan dopamines, tekort aan adrenaline als gevolg van een gebrek aan succes!' 'U kunt zichzelf al helpen door één arm af te binden!" 'Denkt U?' ' Vrijwel en geheel zeker, ja! Hebt U al een verzekering tegen gecontroleerd zot worden? Nee, dan kunnen wij U d'r wel één aan de hand doen.' 'Wel, euhh..' 'Kijk, wij hebben een mooie oplossing voor U. U gaat naar een voetbalwedstrijd, liefst zo grootschalig mogelijk, een internationale wedstrijd als het even mogelijk is! U neemt uw schrijfmateriaal mee en zorgt dat uw verhaal af is als er een doelpunt gemaakt wordt. Vergewis U ervan dat de bal inderdaad het doel ingaat, bij het net missen zijn de gevolgen niet te overzien. In zo'n geval dekt de verzekering de schade niet!' 'Ok, ok en wat dan?' 'Wel, zorgt U ervoor, dat U vrije toegang hebt tot het spelersveld, dat uw verhaal af is voor de commotie uitbreekt. Als het doel gemaakt wordt, rent U met uw afgewerkt verhaal het spelersveld op. Zorgt u ervoor dat U uw verhaal hoog in de lucht steekt en U maakt juichende gesticuleringen.' 'Succes verzekerd!' ' Het hooliganisme zal uitbreken, men zal U hoog in de lucht gooien, alsook uw armen breken. Een tweede neveneffect waar we op uit zijn!' 'Hoezo?' 'Wel, men moet van zijn successen genieten, van zijn roem genieten zolang die duurt, maar wij weten hoe moeilijk dat is voor beginnende schrijvers, dus zorgen wij er liever voor dat de schrijver een wijl schrijfonbekwaam is!' 'Hmm, denkt U, misschien het overwegen waard?' 'Ons verbond biedt garantie en kwaliteit meneer!' 'Vergeet U niet uw bijdrage te storten! Houdt U wel in gedachte dat U enkel verzekerd bent in geval van gecontroleerd zot zijn!' 'In geval van twijfel kunt U Thor raadplegen, bedenkt U wel dat Thor bijzonder klopgraag is!' 'Dag meneer en veel succes!'  

Manuel Van den Fonteyne
19 1

Verbondenheid in de ziekenhuiskamer

De vrouw naast mij op de kamer was 71 jaar oud. Ze was bang en had pijn. De dokters bevestigden twintig nietjes in haar onderrug. En wanneer ze pijn had, deed het deugd om te praten. Ze vroeg of ze met mij kon praten. Ik had daar absoluut geen probleem mee. Want ik kon ook best wel wat afleiding gebruiken.   We waren allebei geopereerd door dezelfde dokter. Alleen kon ik al na een nacht terug uit bed en zij niet. De eerste nacht was voor beiden de moeilijkste. Ik hoorde haar soms huilen in haar bed. Ze schaamde zich en ik vertelde haar dat het niet hoefde.   Het gordijn tussen onze beide kamerdelen was gesloten voor de nachtrust. Dat had de verpleegster gedaan. Toen het ochtend was, vroeg ze me of ik al wakker was. "Ik moet je iets vertellen" zei ze. "En je zal waarschijnlijk lachen maar dat geeft niet." Ik schoof het gordijn opzij en beloofde plechtig om niet te lachen.   "Ik kan niet slapen als ik niet heb gebeden. Ik heb gisterenavond voor iedereen die het nodig heeft gebeden. Ook voor u zodat je snel terug voor je kinderen kan zorgen." Haar gebaar ontroerde me. Ik vertelde haar dat ik nooit met zoiets zou lachen want dat ik die avond ook had gebeden. En ook voor haar, dat ze niet teveel pijn zou hebben die nacht. Het was mooi om in die kamer te liggen met haar. Geloof komt in de media en het dagelijks leven vaak voor als iets wat ons uiteen drijft. Maar daar, die negende februari in die ziekenhuiskamer, zorgde het voor verbondenheid tussen ons. Tussen jong en oud, twee tot voor kort onbekenden. Iets wat me, ondanks de pijn, heel dankbaar stemde.

Alice Bremt
0 0

Het kapsalon

Al jaren kom ik in dit kapsalon. Hier blijft alles hetzelfde, behalve de hoofden van mensen. Dat klinkt gewichtig maar er vindt geen wezenlijk verschil plaats. Het meubilair staat sinds eeuwig. Je ziet het als je de zonnebloemen op de sofa echt bekijkt. Twee van hen verbleekt, net iets meer dan de anderen. Een ironische speling van de zon die elke dag rond een uur of twee langs het raam binnen breekt. Ik wil die sofa verschuiven. Het voelt oneerlijk ten opzichte van die bloempjes. ‘Kappen want ik ga je knippen’ zou ze zeggen. Dus ik laat het. Wens ik thee of koffie. Ach, wat ik apprecieer ik haar consistentie. Het werd nooit koffie en ik breng mijn eigen builtje mee. Ik heb erover gedacht, dat wel. Enkel om die kersenrode lippen van haar een welgevormd o’tje van verbazing te zien maken. Maar ze weet wat cafeïne met me doet. Ik maak het haar niet wijs. ‘Mijn nek wordt het wel eens beu om dit hoofd recht te houden’. Woorden ontglippen mijn lippen en ze kijkt me aan, hoofdschuddend alsof zij weet hoe dat dan voelt. Ik mag het daar in laten vallen, gebaren die kleine handen van haar. Het uitspreken zou misschien te zwaar wegen, voor haar en voor mij. Je hoofd is vrij van zorgen terwijl iemand het voor je wast. Je zou het kunnen proberen, je druk maken terwijl het gebeurt. Maar dat lukt je niet. Er is alleen warm water, de geur van een goddelijke zeep die jij zelf nergens kan vinden en vingers die de liefde bedrijven met je schedel. Als je erin slaagt je ergens druk om te maken, dan dien je een nieuwe kapper te vinden. Ik beeld me in dat een hond zich net zo voelt wanneer hij uit het water komt, heerlijk vermoeid van zijn zwempartij. Hij absorbeert de liefde van zijn baasje die hem in een grote handdoek omarmt, terwijl hij trots de stok tussen zijn tanden klemt. Toch is dit anders, zij bezit me niet. Ik hou niet van het deel waarbij ik naar mezelf staar in de spiegel. Gisteren heb ik erom gebeden. Dat ze het dit keer niet zou vragen. Oh, ik had grootse ideeën over gebeden maar er sneuvelden er teveel tussen een ver verleden en vandaag. Dus. ‘Ja Shirley, hetzelfde als altijd.’  Ik zag haar niet eerder twijfelen met die schaar, al zou ik zweren dat er nu meer haar staat dan de vorige keer. Ik denk dat ze weet wie mij bezit. Ik kan nu enkel maar wachten. Hier in dit spiegelbeeld waar zij mijn blik ontwijkt. Tot ze zal doen wat ze allen doen. Trachten te verzachten. Vreemd genoeg lijken ze het allemaal te weten. Je zou denken dat ze geheime vergaderingen bijwoonden waarop ik niet uitgenodigd werd. Het moet daar zijn dat ze het leerden. Dat het prima is om los te laten. Dat mijn arme lijf zo’n moedige strijd leverde. En over de rust die ik wel verdien, nu. Het is een kwestie van seconden tot die woorden uit haar strot omhoog kruipen en zich nog een keer doorheen mijn vermoeide lijf tot recht in mijn ziel krassen. Misschien moet iemand het een keer opnemen voor de stervenden onder ons. Niet iedereen wil roesten. We willen het gevecht niet staken. Bedenk het alternatief! Maar ik wil niet stoppen. Ik moet dit gewaad dat de dood me heeft opgedrongen van mijn vel scheuren. Weglopen wil ik, zoals ik van zoveel dingen eerder deed maar. De dood zet door in mijn lijf. Er is niets wat ik nog kan doen dan gebaren dat ik er vrede mee heb. Dus wij, de stervenden, wij houden onze monden dicht. Om de gemoedsrust van de levenden niet te verstoren. Het is een ongeschreven regel, dat wij kalm blijven om geen angst te zaaien in de hoofden van hen wiens beurt nog moet komen. Voor de allerlaatste keer kijk ik toe hoe mijn plukjes dons op de vloer van Shirley’s kapsalon neerdwarrelen. Ze is niet zo’n prater. Ik hoop dat ze die kwaliteit mag behouden. Het zijn haar ogen die het dan toch fluisteren. Terwijl ze mijn lichaam observeren lezen ze welverdiende rust. Kappen, Shirley. Hier wordt alleen geknipt.  

Charlie Claes
0 0

Burenruzie

Goeiemorgen, Katrien.Goeiemorgen, Hugo. Stuurs bleven ze voor zich uit kijken. Hij stapte in zijn auto, zij reed weg op haar fiets.Vroeger was hun goeiemorgen hartelijk geweest. Ze hadden de tijd genomen om eenbabbeltje met elkaar te doen. Zelfs wanneer ze maar vijf minuten hadden, bleven ze minstens een kwartier met elkaar kletsen. Beter een goede buur dan een verre vriend, maar nog beter is het wanneer je beste vriend naast je woont, zeiden ze vaak lachend.  Dat was vroeger, vóór de fietsostrade. Toen de provincie aankondigde dat ze een fietsostrade door hun straat zouden trekken, had Hugo meteen een actiegroep opgericht. Natuurlijk had hij eerst bij zijn lieve buur Katrien aangebeld. Groot was zijn verbazing toen ze enthousiast bleek over de geplande fietsostrade. 'Hugo, je snapt dat toch, ik zou elke dag tien minuten vroeger op mijn werk zijn.' 'Maar Katrien, mijn tuintje ...' Hugo zijn volkstuintje zou er inderdaad aan moeten geloven, daar had ze wel al aan gedacht.    Het werd een verhitte discussie. Zij had hem NIMBY genoemd. Hij had haar apathisch en asociaal genoemd. Ze hadden meteen spijt van hun woorden, maar waren allebei te koppig om zich te excuseren. Hoe meer jaren er verstreken, hoe moeilijker het werd om hun fout toe te geven. Elke keer hij haar zag vertrekken op haar fiets verweet hij haar dat ze niet met hem op de barricaden had gestaan. Zij verweet hem dat hij hun vriendschap op het spel had gezet voor een fietsostrade waar hij toch niets tegen kon beginnen. Wat ze elkaar en zichzelf nog het meeste verweten was de verloren vriendschap. Ze miste hem, haar lieve buurman die elke week langskwam met een emmer verse soep van de groenten uit zijn tuin. Hij miste haar, zijn lieve buurvrouw, die honderduit kon vertellen over wat ze beleefde op haar werk en die altijd goede boekentips had. Die avond kwamen ze op hetzelfde moment terug thuis.  Ze zag hem uit zijn auto stappen en vroeg zich af: 'zou ik het hem zeggen, dat er een volkstuintje vrij is op 500 meter hiervandaan?'  Maar ze zei het niet.  Hij zag van haar fiets afstappen en dacht: 'zou ik het haar vertellen, dat ik van werk verander binnenkort, en nu ook elke dag over de fietsostrade zal fietsen? Misschien kunnen we zelfs samen fietsen.'  Maar hij zei het niet.   Stuurs wandelden ze elk naar hun eigen voordeur zonder elkaar aan te kijken. Goeienavond, Hugo.Goeienavond, Katrien.

Sofie Strubbe
35 1