Zoeken

Eenzaamheid.

EENZAAMHEID   Communicatie… Ooit zijn stokpaardje maar door omstandigheden volledig uit het oog verloren. Blij, al was het maar als een schim van vroeger, om terug te zijn. Mooi als een nieuw begin. Als elk nieuw begin. Een start? Voorlopig zonder doel en al zeker zonder einde. Kijken naar waar het hem brengt. Meeglijden op het moment. Genieten van wat komt. Een kans op herstel? Diep vanbinnen panische angsten, grote brandende vuren in kilometers diepe afgronden. Gewetenloze krijgers klaar om medogenloos toe te slaan. Afgrijselijke gedrochten dorstig naar jong bloed. De duivel zelf een pasgeboorne verorberend, dansend van extreem genot bij het zien van zoveel innerlijke pijnen. Een bedwelmende roes. Een onomkeerbare extase… Of toch? En toch! Voorlopig zit het goed. Met veel dank aan het hem omringende medische team en hun opgewekte, aanstekelijke doorzettingsvermogen. En de broodnodige medicatie. Dat helpt ook. Laat daar nooit twijfel over bestaan. Medicatie blijft onontbeerlijk. De allereerste contacten met een voor hem verdorven buitenwereld verliepen stroef. Een buitenwereld waarvan hij ooit genoten had als was het een verslaving. Hij had in die periode in zijn leven nood aan aandacht en alles en iedereen zou en moest hiervoor wijken. Verslavingen, van welke aard dan ook, zijn altijd gedoemd om fout te eindigen. Altijd! Aan hem om deze negatieve spiraal te doorbreken. Enkel een positieve ingesteldheid zou hier wonderen kunnen verrichten. Aan hem om zich hiervoor open te stellen. Door de fijne, korte contacten die hij dagelijks beleefde met zijn ‘vriend voor het leven’ leerde hij stillaan weer meer aandacht te besteden aan andere, al dan niet verplichte contacten. Aandacht onder de vorm van bezoek van wat er rest van zijn familie en vrienden, hoefde voorlopig echt niet. Daarvoor was de schaamte voor wat gebeurde nog te sterk aanwezig. Zijn relatie met het verplegend personeel, de dokters, specialisten elk in hun vak, verliep steeds gemoedelijker. Het pure en rauwe negativisme en zijn onbegrijpelijke irritante vijandigheid tegenover iedereen die hem wou helpen, sleet steeds meer en meer af en er kwam een soort van gelaten maar welgemeende appreciatie voor in de plaats. Contacten met andere patiënten en hun familie beperkten zich, al was dat volgens zijn voltallige medische team een wonderbaarlijke vooruitgang, slechts tot een kort knikje als begroeting of bij hoogste uitzondering en dus echt alleen op de allerbeste dagen tot een vriendelijke, korte vocale groet. Drong het dan eindelijk tot hem door dat de contacten die hij zolang schuwde eigenlijk van levensbelang voor hem bleken te zijn. Een belangrijke levenslijn. Als een aorta… Het halsstarig mijden van alle menselijke contact dreef hem uiteindelijk en onvoorwaardelijk richting onverdraagzame eenzaamheid. En zelfs, in zijn donkerste gedachten, tot de dood. Althans tot een poging om te willen sterven. Nu, terugblikkend op die gitzwarte periode, kon hij zelf amper vatten wat hem toen bezielde. Als hij vroeger, in zijn volle glorietijd, verhalen hoorde over jonge mensen die zichzelf van het leven hadden beroofd, dan kon hij dat werkelijk nooit begrijpen. Het leven mocht nooit zo negatief worden dat je er geen zin meer in had. Het leven kan je pijn doen, het leven kan je ontgoochelen, onhoudbaar, ongecontroleerd en onrustig… maar je staat altijd weer op. Je laten gaan, je laten meevoeren in een negatieve straalstroom van foute gedachten is makkelijk. Het vergt bitter weinig energie en al helemaal geen persoonlijkheid. Zieligheid en karakterloosheid. Stoppen met jezelf te wentelen in zelfvernietigend en klaaglijk zelfmedelijden. Gitzwarte gedachten verdrijven met het zoeken naar de laatste sprankeltjes hoop. Helemaal verscholen in het verste uiteinde van de donkerste tunnel. Jezelf optrekken aan laatste kaalgevreten strohalmen. Overschotjes van geluk achteloos overboord gegooid door anderen. Krachtdadig optreden tegen alles wat je neerhaald. Streven naar eigenwaarde, naar menselijkheid. En toch heeft hij zichzelf laten vangen. Toch liet hij zichzelf meevoeren in het kolkende en overhitte negativisme zonder het op het eerste zicht te beseffen. En zelfs al was het te laat aan het worden, dan nog drong het niet tot hem door. De vervloekte verdoemenis sleurde hem steeds dieper en steeds verder weg van elke vorm van voorspoed. Geluk werd toen zelfs een utopische toestand. Maar dan zo stoicijns, zo gelaten dat hij de moed niet meer kon opbrengen om ernaar te streven. Toch merkte hij nu, na de vele dagen, weken en zelfs blijkbaar volledige maanden, die hij in behandeling had doorgebracht, dat hij zich nodeloos had laten afglijden in ongekende droefenis, ongemeen harde eenzaamheid, verlies van vertrouwen en elke zin van realiteit. In een compleet fout en verwrongen zelfbeeld. Brak de zon al door de wolken? Nooit te vroeg victorie kraaien. Opmerkzame verpleegkundigen met hun dagdagelijkse taken voorzagen een schuchtere poging om het zware wolkendek van het donkergrijze onweer te doorbreken. Van blauwe hemels, witte schapenwolkjes en een stralende zomerzon voorlopig nog geen sprake… Eerder een verdwaalde bliksemschicht die het wolkendek voor enkel seconden, minuten soms, opensperde. Momentopnames die even snel vervlogen als ze verschenen. Maar dus wel een merkbare verbetering. Het einde van een zwarte en zware periode. Een zegen voor iedereen en al zeker voor de patient zelf… Zoals gewoonlijk probeerde hij de drukte in de tuin voor te zijn. Maar anders dan op vorige dagen hoopte hij, en wel zo hard dat het zelfs niet stiekem hoefde, dat zijn ‘lifesaver’ er ook zou zijn. Niet dat ze tegenwoordig afspraken als was het een date. Zo sterk zou je hun band niet kunnen omschrijven. Toch merkte het verplegende personeel een duidelijke ontdooing in de omgang tussen de twee meest  moeilijke sujets binnen hun afdeling nu deze karakters elkaar hadden gevonden. Niet dat ze nu meteen het vrolijkste duo binnen de muren van het gebouw vormden. Zeker niet dat ze nu  honderduit zaten te babbelen en te lachen. Maar zeker wel een aangename toenadering. Een knikje, een glimlach bij de begroeting, enkele korte cliché zinnetjes over weer en gezondheid. Samen zwijgend en vooral misnoegd kijkend naar de drukte. Dezelfde afkeer voor de massa. Genietend van intense en interne rust en hoorbare stilte en ook elke keer weer meer van elkaars gezelschap…  

Filip Lamonte
6 0
Tip

een kale kip kan je niet plukken

Antoine zat in een kleine ruimte met zes dezelfde, saaie stoelen. Plots stond meester van Doorn in de deuropening. “Mijnheer Dekkers!” Antoine stond op. Hij en meester Van Doorn liepen de gang door en het indrukwekkende kantoor binnen. Aan de muur hingen reproducties van Canaletto. Aan de linkerwand van de ruimte stonden vijf kasten vol met overzichtelijk geordende boeken. In het midden van het grote bureau lag een dun groen mapje. “U weet dat uw tante nog veel rekeningen te betalen heeft?” zei meester van Doorn verwijtend. “Ja. Nu, ze heeft een klein pensioen.” stamelde Antoine. “Wie gaat dat rusthuis betalen?” vroeg de advocaat dreigend. “Geen idee. Het OCMW misschien?” “En wanneer zie ik mijn centen?” ging meester van Doorn geïrriteerd verder. “Geen idee,” zei Antoine en dacht: ‘typisch advocatuur; die denken enkel aan hun eigen centen.’ “Een kale kip kan je niet plukken.” klonk het op ernstige toon. Antoine kreeg een glimlach op z’n lippen. “Kijk, zou u zo vriendelijk willen zijn oplossingen te bedenken?” “Omdat u meester Peeters zo goed kent maar hij geen expertise heeft als het om bewindvoeringen gaat, wil ik u wel helpen. Na de opstelling van het patrimoniumverslag heb ik maar één conclusie, en zoals ik al zei, een kale kip kan je niet plukken. Ik zal vrederechter Schuermans en het OCMW contacteren.” zei meester van Doorn verzoenend. “Hartelijk dank.” reageerde Antoine opgelucht. “Zou uw tante nog in staat zijn tot op mijn kantoor te komen?” vroeg hij zakelijk. “Geen idee. Ze is niet echt gelukkig in het rusthuis. Af en toe is ze zelfs agressief. Ze doet haar soutien niet meer aan. Haar gebit vindt ze ook overbodig. Tante Lydia gaat erg snel achteruit maar ik wil het haar wel vragen. Misschien is ze vereerd.” klonk het grappiger dan bedoeld. “Goed. Ik hou u op de hoogte. Laat mijn secretaresse maar weten wanneer u en uw dementerende tante langs zullen komen.” en hij schoof het ongeopende, groene mapje opzij. “Wat doe ik met de correspondentie die nog op haar adres toekomt?” “Bezorg me die.” “Ok” “Wist u dat?” “Wat?” “Wist u dat uw tante geen financiële middelen meer heeft?” “Ja” “U heeft mij met een vervelende taak opgezadeld.” “Tja,” reageerde Antoine gelaten. “Goed. On verra bien. Doe uw tante de groeten,” zei meester van Doorn voor het eerst vriendelijk. Meester van Doorn en Antoine stonden recht en gaven elkaar een hand. Ze wandelden tot aan de voordeur. Meester van Doorn deed de deur open en zei koeltjes:“Tot ziens”. “Bedankt!” repliceerde Antoine. Hij stak een sigaretje op en dacht: ‘het blijft toch een merkwaardige man die meester van Doorn en ik hoop dat het in orde komt.’          

Hubert Grimmelt
37 0

Het meisje in de trein

Vanuit zijn coupé ziet hij haar met haastige passen het station betreden. Haar zwarte hakken galmen ritmisch en agressief door de stationshal en met iedere gehaaste stap bewegen haar borsten licht op en neer onder haar zwarte truitje. Ze is mooi. Dikke rode krullen vallen als een waterval over haar schouders en haar gezicht is bedekt met sproeten. Gefascineerd kijkt hij hoe ze een kort sprintje trekt en net voor het fluitje de trein in duikt.   Voorzichtig legt ze even later haar cameratas neer en plofte daarna met een diepe zucht in een stoel aan de andere kant van zijn compartiment. Haar wangen en voorhoofd zijn rood gekleurd en parelende zweetdruppels op haar voorhoofd vonkelen in de late middagzon. Hij kijkt naar haar en grinnikt even om haar ontredderde status. Verbaast kijkt ze op, realiseert zich haar situatie en glimlachte terug, waardoor twee kuiltjes in haar wangen schieten. Even zitten ze gevangen in elkaars blik, maar al snel slaan ze allebei verlegen hun ogen neer. Beiden niet wetend wat ze moeten zeggen of doen. Beiden bang voor het onbekende. Zij pakt haar mobiel en begint driftig te typen. Hij doet zijn oordopjes in, zet een muzieklijst op en staart uit het raam. ‘Ze had net zo goed op de maan kunnen zitten,’ denkt hij bij zichzelf terwijl hij zijn ogen dicht doet. Langzaam begint hij weg te dommelen.   Hij wordt gewekt door een klik en een felle flits. Verbaasd en verdwaasd kijkt hij naar links, recht in de lens van een camera die omlijst is door rood haar. Zij kijkt op en begint direct te blozen.   ‘Ooh sorry, uhm, ik dacht dat je sliep.’   ‘Dat deed ik ook.’ Hij wrijft in zijn ogen.   ‘De flits stond nog aan.’ Haar gezicht was nu vuurrood geworden. ‘Sorry, ... Ik maak altijd foto’s van mensen die slapen op openbare plekken,’ stamelt ze. ‘Ik heb een hele collectie. Maar ik zal hem direct verwijderen. Maak je geen zorgen, ik uhm… Sorry.’ Ze slaat beschaamd haar ogen neer en prutste wat aan de camera.   Hij kijkt haar niet begrijpend aan terwijl de mist van slaap langzaam zijn hoofd verlaat. ‘Ho, wacht even hoor. Wat is er zo interessant aan slapende mensen?’   Blijkbaar had ze deze reactie niet verwacht, want ze kijkt verrast naar hem op.   ‘Nou, mensen zijn zo kwetsbaar als ze slapen,’ zegt ze dan aarzelend. ‘Mensen die slapen in de trein voelen zich daar blijkbaar volledig veilig. Je kan je ook niet anders voordoen als je slaapt. Mensen zijn dan heel puur, dat vind ik mooi.’   Hij glimlacht. ‘Mag ik de foto eens zien?’   Ze draait het kleine schermpje van de camera naar hem toe. Met één hand aan de zijkant van zijn gezicht en zijn kin op zijn borst ligt hij daar, achterover in zijn stoel. Charmant is anders.   Hij grinnikt. ‘Ik heb geen idee wat je hier ‘mooi' of 'puur' aan vindt, maar je mag hem van mij aan je collectie toevoegen hoor.’   Ze kijkt hem dankbaar aan. Er verschijnt een lichte twinkeling in haar ogen, en de kuiltjes in haar wangen springen weer tevoorschijn.   *Station Utrecht Centraal*, galmt het plots door de trein. *Utrecht Centraal*   Verschrikt kijkt hij op zijn horloge. ‘Oh shit, ik had er bij Zwolle al uit gemoeten.’   ‘Er gaat over 20 minuten één terug,’ zegt zij terwijl ze op haar horloge kijkt. ‘Weet je wat, ik koop wel een kop koffie voor je, als excuus voor de foto. Ik moet er hier toch uit.’   ‘Zolang je dan maar geen foto’s van me gaat maken terwijl ik het drink,’ zegt hij terwijl ze samen opstaan.

Aldous Geechyde
0 0

Gordon Blue

Met een kwartier vertraging bolde de trein het station binnen. Verveeld wrong ik mezelf door de menigte op het perron en begaf me naar de uitgang. Gelukkig zou ik binnen enkele minuten thuis zijn. Toen ik de hoek van onze straat bereikte, viel mijn oog echter op een van de vele reclameborden die de etalage van de slager sierden: “VANDAAG: GORDON BLUE: 3 VRAGEN, 2 BETALEN”. Mijn interesse was gewekt.   Ik ging de slagerij binnen en wachtte geduldig. Voor mij stonden er twee dames, van wie ik kon opmaken dat de eerste die avond worst met appelspijs op tafel ging toveren en dat de tweede het op een traditioneel kippetje aan het spit ging houden.   Toen het mijn beurt was, keek de slagersvrouw me vriendelijk aan en vroeg: “Wat mag het voor mijnheer wezen?” “Ik had graag Gordon gesproken, mevrouw,” antwoordde ik al even galant. “Excuseert, mijnheer, dat heb ik niet goed verstaan?” “Ik had graag Gordon gesproken, Gordon Blue.”   Er volgde een pijnlijke stilte. De vrouw frunnikte wat aan het lintje van haar schort, deed alsof ze last had van een droge hoest en vroeg nogmaals: “Pardon, mijnheer?” “Gordon Blue, mevrouw. Hij zou er vandaag zijn, had ik begrepen?” “Euh… Ik begrijp niet wat u bedoelt, mijnheer. Een momentje geduld, ik ga even mijne man halen.”   Rood aangelopen verdween ze als de bliksem door de kanteldeur, op zoek naar haar echtgenoot, de slager. De man heette Barry, zo stond in koeien van letters te lezen boven het winkelraam. Een sterslager, nota bene.   Terwijl ik de twee enkele zenuwachtige woorden hoorde wisselen in de achterkamer, nam ik de tijd om een kijkje te nemen in hun winkel. De pensen waren met autistische precisie in rijtjes gestapeld, de koteletten flankeerden de bakken bereid gehakt en de boterhamslaatjes vormden een aangenaam kleurenpalet naast de gevogelteproducten. De trots waarmee Barry dagelijks de hompen vlees te lijf ging werd zo naadloos doorgetrokken tot in de toonbank door vrouwlief, Marleen. Ze zag er immers een Marleen uit.   Na een vijftal minuten opende een weifelende hand de klapdeur, waarna de rest van het slagerslijf langzaam tevoorschijn kwam, met in zijn zog de nog steeds verbouwereerde echtgenote-verkoopster. Om het ijs te breken, lachte ik de man innemend toe en groette hem. Niet goed wetend zichzelf een houding te geven, beantwoordde hij mijn groet met een stamelende “Ndag.”   “Mijnheer, vergeeft u mijn vrouw, maar er blijkt wat onduidelijkheid te bestaan over uw bestelling,” sprak Barry. “Geen probleem, mijnheer, geen probleem. Tegen het einde van de dag zijn we allemaal wat moe, natuurlijk,” probeerde ik hem op zijn gemak te stellen. “Wat had mijnheer gewenst?” “Ik had graag Gordon Blue gesproken. Hij is vandaag aanwezig?”   Nu moest ook de slager toegeven dat zijn vrouw het niet verkeerd begrepen had. Hij slikte even de kikker in zijn keel weg en keek me vervolgens vragend aan. De spanning was te snijden. Liefst zouden Barry en Marleen mij nu zien vertrekken en doen alsof ik nooit hun zaak binnengekomen was. Ook ik voelde wat ongemak, zij het minder dan hen. Ik besloot te volharden.   “Kan ik u anders de loze vinken aanbieden, mijnheer?,” probeerde de slager het gesprek over een andere boeg te gooien. “Of een kilo bereid gehakt? De actie van gisteren, 750 gram kopen, 250 gram gratis, loopt vandaag ook nog.” “Da’s vriendelijk, maar bedankt. Vanavond staat er pens bij ons op het menu en voor de volgende dagen zijn de inkopen reeds gedaan.”   Ook Marleen probeerde mij subtiel op andere gedachten te brengen en wees het dienblad met cordon bleus aan, terwijl ze me bijna smekend toeknikte. “Eindelijk komt er schot in de zaak,” dacht ik bij mezelf. Desalniettemin weigerde ik vriendelijk haar aanbod en hoopte stilletjes dat ze de link met mijn vraag zou vatten. Mijn hoop bleek echter algauw ongegrond. “Mijnheer,” besloot Barry, “dan vrees ik dat wij u niet verder kunnen helpen, tot onze grote spijt.” “Spijtig, maar het is niet anders. Toch bedankt.”   Ik maakte aanstalten om de winkel te verlaten en werd hun opluchting bijna fysiek gewaar in mijn rug. Ik keerde mij om. Hun opluchting maakte plaats voor vrees, merkte ik.   Aangezien ik nog maar twee keer expliciet naar Gordon Blue gevraagd had, restte er mij volgens de affiche op hun winkelruit dus nog één vraag. “Excuseer, mijnheer en mevrouw, maar aangezien Gordon er niet is, krijg ik dan misschien een vlezeke? Mijn maag begint te protesteren en het avondeten zal toch nog een drie kwartier op zich laten wachten.”   Nu vrijwel volledig uit haar lood geslagen, greep Marleen mechanisch naar de boterhamworst, sneed er een plakje af en bood het mij in opgerolde vorm met trillende handen aan.   “Lekker… bedankt!,” groette ik hen. Ik legde twee euro op de toonbank en zette toen mijn weg naar huis verder.   Die avond sloot sterslagerij Barry uitzonderlijk een kwartiertje vroeger dan normaal.    

Lennart Stein
31 1

De Laurahoeve

De “ Laurahoeve “   Met uiterste precisie maakt ze de ketting met een veertje schoon. De ketting is een antiek exemplaar, geërfd van haar oma. Het heeft jaren en jaren in een doosje gelegen. Oma had het nooit gedragen, ze vond hem niet mooi zo vertelde zij ooit aan Marlies, haar enige kleindochter. Marlies vindt hem prachtig, en heeft zich voorgenomen het collier regelmatig te dragen. Daarom was ze nu bezig met een poetsbeurt. De ketting gaat weer mooi glimmen. Vanavond gaan ze, zij en haar man, naar de receptie van zijn werk. Er zijn jubilarissen en dat moet gevierd. Ze zou liever niet gaan maar gezien de positie van Jacob komt ze er niet onderuit. Twaalf jaar zijn ze nu getrouwd, het zijn twaalf lange jaren geworden. Het geen huwelijk dat overloopt van liefde  maar ze leven enigszins langs elkaar heen. Kinderen hebben ze niet dus allebei een fulltime job en het geld stroomt binnen vooral bij Jacob. Marlies werkt als maatschappelijk werkster bij een grote firma. Ze begeleidt personeelsleden tijdens langdurige ziekte om terugkeer op de werkvloer te vergemakkelijken. “ Ik houd van mijn werk “ vertelt ze zichzelf regelmatig. Bij dit bedrijf verdient ze veel meer dan ooit in het ziekenhuis. Maar het werk in dat ziekenhuis was veel interessanter maar geld is ook belangrijk zou Jacob zeggen. Ze legt haar kleren klaar en dan die van Jacob. Marlies doet alles voor hem, tot in het uiterste. Ze wil geen ruzie daar kan ze niet goed tegen. Dus schikt ze zich in zijn wensen en dat zijn er veel heel veel. Oh ze heeft al vele malen gedacht om bij hem te verlaten maar waarheen en wanneer? Weggaan is geen optie dus gaat het leven gewoon zijn gangetje. Maar gelukkig is ze niet.                                                                                                                              Buiten,  ver van de bewoonde wereld  woont Arend in zijn oude boerderij. Vee heeft hij niet, hij werkt gewoon bij de bank, niet romantisch maar goed voor geld. De boerderij heeft hij geërfd en het vee heeft hij verkocht. De meeste grond heeft hij verhuurd aan boeren uit de buurt. Dat geeft geen zorgen. Arend is vijfendertig jaar en nog steeds vrijgezel. Af en toe blijft hij in de stad om in een uitgaansgelegenheid een vrouw te treffen. Het liefst een voor zijn verdere leven, meestal wordt het een zeer kortstondig contact. Zijn werk is niet altijd enerverend dus naast zijn werk speelt hij in de plaatselijke toneelgroep. Dat is elke donderdag repeteren en elke zomer een paar voorstellingen. Hij vindt het geweldig in andermans huid te kruipen.  Volgende maand is het weer zover. Al zijn vrije tijd oefent hij. De tekst kent hij al lang uit zijn hoofd, nu nog de toonzetting en alle bewegingen die erbij horen. Op vrijdag komt mevr. Van Dam voor de schoonmaak. Gelukkig heeft hij iemand gevonden die zijn huis wil onderhouden zonder op hem te mopperen of belerend toe te spreken . Zijn overige vrije tijd besteed Arend aan de natuur. Hij spot vogels, gaat vaak vissen en houdt van boswandelingen. Morgen gaat hij samen met boswachter van Vliet een controle route lopen. Van Vliet is inmiddels een van zijn weinige vrienden. Al met al is hij tevreden met zijn leventje maar echt gelukkig is hij niet.   Doodstil is het buiten, het is inmiddels bijna middernacht. Marlies en Jacob lopen in de donkere avond richting hun huis. “ Je had wel eens wat attenter naar de directeur kunnen zijn, Marlies!” Jacob is razend, hij heeft op het eind van een oersaai feest te horen gekregen dat hij geen promotie maakt.  “ Als jij wat toeschietelijker naar hem geweest was had ik die promotie wèl gekregen, geloof mij. Waarom heb ik je anders meegenomen. Het zijn spelletjes, allemaal doen ze mee, maar mijn vrouw negeert de aandacht van de directeur” “ Ik moet die man niet, ik werk daar niet, dus moet ik niets, Jacob. Als je geen promotie krijgt zal dat wel een oorzaak hebben maar dit niet op mij afschuiven.” Ze voelde zich flink om zo tegen haar man te spreken. Normaal zou ze dat niet durven, maar dit is zo’n onzin. “ Ik wil alleen maar naar huis, Jacob , slapen en verder niets dus hou op met zeuren.” Marlies versnelt haar stap en is als eerste bij de voordeur. Jacob heeft de sleutel dus wachten. Eenmaal binnen begint Jacob weer over de promotie die hij misgelopen is omdat , “ ja ja, moet je horen, omdat zijn vrouw de directeur negeert!!!!!” Hij pakt een glas en schenk een bel whiskey in en gaat zitten. Marlies weet hoe dat eindigt, slapen in de stoel. Dus ze gaat zich verzorgen en lekker naar bed. Slapen kan ze niet en piekert over hoe ze verder moet gaan. Dit is geen leven realiseert zij zich. Dat doet ze wel vaker maar schuift alles steeds opzij. Nu voelt het anders. Ze wil zo niet verder, ze wil anders, helemaal anders. Bij het ochtend gloren heeft ze een besluit genomen, ze gaat weg hij ziet maar. In de kamer ligt Jacob snurkend in de grote fauteuil en met een klein koffertje gevuld met de belangrijkste zaken, ook het collier, verlaat Marlies het huis waar ze twaalf jaar niet gelukkig is geweest.     De kerkklok slaat elk uur heeft ze gemerkt. Het is een geruststellend geluid. Zo verstrengeld is dit met deze omgeving. Ze geniet hiervan. Het kleine dorp in de Ardennen is bij toeval gevonden. Toen ze vorige week een trein kaartje kocht wist ze niet waarheen de reis zou gaan. Voor haar kocht een heer een kaartje naar een voor haar onbekend dorp. “ Doet u mij maar dezelfde als die meneer” had ze gezegd. Zo belandde ze in de Ardennen in een dorp met een kerkklok. Haar mobile heeft een vervanging gekregen. De nieuwe met uiteraard een ander nummer heeft ze in gebruik genomen en haar dierbaren verwittigd had van de nummer verandering. Daarna vloog de telefoon de afvalbak in. Zo dat is dat, heeft ze gedacht. Het dorp telt hooguit 200 mensen, de toeristen die hier rondlopen zijn ver in de meerderheid. Bij de snelstromende beken in de omgeving vangen de mensen vis en met stevige wandelschoenen aan bewandelen velen de heuvels. Het is hier een natuurparadijs. Het kleine pension waar ze haar intrek heeft genomen is vol, de gasten maken veel lawaai zeker in de avonduren maar dat deert Marlies niet. Ze geniet van de vreugde van de mensen. Tijdens de vele wandelingetjes die al gemaakt heeft denkt Marlies na over de toekomst. Bij het verlaten van het huis schreef ze snel een brief aan Jacob.   Beste Jacob. Ik  ga weg bij je en kom niet meer terug.  De scheiding zal ik binnenkort aanvragen en daar zul je bericht van krijgen.  Alimentatie wil ik niet en al de spullen mag je houden. Dag, het ga je goed Marlies.   De opluchting was groot toen ze in de trein zat en zich realiseerde dat ze hem verlaten had. Tranen van vreugde konden niet uitblijven. Maar nu? Ik blijf nog een paar weken hier neemt ze zich voor, dan zoek ik een kamer in een grote stad en ga werk zoeken in een ziekenhuis.  Blij met haar besluit loopt ze na de wandeling terug naar het pension. Op internet zoekt ze naar sites waar huisvesting wordt aangeboden en naar vacatures in ziekenhuizen. Van wandelen krijg je honger dus gaat ze bijtijds aan tafel. Het is nog rustig in de eetzaal waar één tafeltje bezet is. Marlies gaat bij het raam zitten en leest de krant op haar iPad. Het diner is smakelijk en de koffie daarna smaakt haar uitstekend. De heer van het andere tafeltje lacht haar toe en verdwijnt door de deur. Aardige man denkt ze. Bestaan die eigenlijk wel aardige mannen? Ze schud haar gedachten weg en gaat naar haar kamer om lekker een boek te lezen. Het ontbijt is uitgebreid en erg lekker. Alle tafels zijn bezet. Aan een tabtje zit een heer alleen, oh dat is die meneer van gisteren. “ Mag ik hier plaatsnemen? Of wacht u op anderen?” “ Nee hoor, ik ben alleen ,wat je zegt, helemaal alleen. Gaat u maar zitten hoor. Wilt u ook koffie of thee, ik ga het net halen. “ “ Een kopje koffie graag” het is gewoon een aardige man. Ze bestaan besluit ze. Tijdens het ontbijt ontspint zich een gezellig gesprek.  Hij werkt op een bank, eigenlijk geheel tegen zijn zin maar er moet geld op de plank komen.  Marlies vertelt van haar eigen werk en aarzelend vertelt ze dat ze net een eind aan haar huwelijk heeft gemaakt. Vandaar dat ze hier is.  “ Wat brengt u in de Ardennen?”  “Wij hebben van de  een training gehad en daar heb ik een weekje aan vast geknoopt. Het is hier zo prachtig dat wilde ik niet zomaar verlaten.” Ik heb een weekje vakantie opgenomen. Dat doe ik niet snel maar het is best fijn moet ik zeggen.Ik ben alleen dus hoef geen rekening met iemand te houden.” “ Nou ik ook niet meer dat maakt mij ook alleen. Ik ben daar enorm blij over. En u bent u blij alleen te zijn?” “ Nee, ik zou erg graag een relatie hebben maar dat lukt gewoon niet. Ik lijdt niet hoor maar het maakt me ook niet gelukkig.” Ze kijkt hem verschrikt aan twee ongelukkige mensen aan het ontbijt in de Ardennen.  “ Ik ga contact maken met een advocaat om de scheiding te regelen en ga me inschrijven als woningzoekende in Groningen. Dat kan online dus dat maakt het makkelijk. Ik ga nu, fijne dag tot ziens. “ en Marlies verdwijnt door de deur. Na alle formaliteiten hebben afgewikkeld is het inmiddels halverwege de middag. Lopend naar het dorpscafetaria komt er een golf van tevredenheid over haar. Zo dat is maar mooi geregeld. Een kleine lunch doet haar goed en ze wandelt nog een poosje rond. Misschien neem ik wel een hond bedenkt ze zich opeens. Bij Jacob waren dieren niet welkom. Eerst maar een kamer of kamertje, dan ziet ze wel verder. “ Hallo, ook aan de wandel?” Ze loopt bijna tegen hem aan, die meneer van het ontbijt.  “ Ja het is mooi hier hè? Ik geniet er van.” “ Ik zal me even voorstellen Ik ben Arend Kort.” “ Ja dat is misschien wel zo gezellig. Ik ben Marlies hmmm Blauw. Ik moet nog even wennen aan mijn meisjesnaam. Hahaha “ beetje nerveus noemt ze haar meisjesnaam en voelt zich daarna wel stoer. “ Zullen we ergens even koffie drinken? “ Arend had de moed bijenkaar geraapt.  “ Oh ja waarom niet? “  Marlies voelt een baldadig gevoel over zich komen. “ Laten we naar de kroeg gaan en een lekker biertje drinken lijkt dat je wat?” Arend lacht en samen gaan ze naar de dorpskroeg waar het zo tegen etenstijd best al druk is. Het wordt een gezellig uurtje en als de twee terug lopen naar het pension praten ze beide honderd uit. Ook aan het diner hebben ze plezier. “ Marlies zullen we morgen zo’n grote uitgestippelde wandeling maken? Ik heb die folders op mijn kamer, wacht ik zal ze even halen “ Voor ze iets kan zeggen is hij weg. Terug in de eetzaal bekijken ze da routes en besluiten er een te gaan lopen, morgen. Na het diner met de afspraak om morgen 10.00 uur te starten, vertrekt  ieder naar zijn/haar kamer. De zon schijn uitbundig en de wind die gisteren nog waaide is gaan liggen. Het is verrukkelijk wandel weer. Marlies voelt zich als herboren als ze op haar stevige wandelschoenen  ( geleend van een andere gast) door het bos stapt.  Hier had ze natuurlijk niet op gerekend. Aan haar zijde een echt aardige vent Arend die gewoon met haar omgaat. Dat is heel erg prettig. Zo wordt het een fijne dag en s’avonds als ze in bed ligt kan ze met genoegen terug kijken op vandaag, echter een minpuntje moet er zijn, ze heeft spierpijn dat beloofd wat voor morgen. Zo stijf als een plank staat ze op. Kreunend gaat ze douchen en dat helpt even wel iets. Ze moet naar de drogist iets gaan kopen hiervoor. Bij het ontbijt zit Arend al aan de tafel, Marlies strompelt er naar toe. “ Ik denk dat ik weet wat jouw probleem is” Lachend schuift haar haar stoel aan. “ Nou lach maar, in jaren nauwelijks bewogen en nu een route van 20 kilometer gedaan. Mijn lijf is heel erg geschrokken en zo voelt het ook.” Arend biedt direct aan wat te gaan halen een zalfje en wat pijnstillers stelt hij voor. Na het bezoek aan de drogist gaat hij weer een route lopen en beloofd samen te dineren. Marlies verheugd zich daar op. Hij is aangenaam gezelschap kan overal over mee praten. Ze gaat om te beginnen lekker weer naar bed.   Zo verlopen de dagen heel prettig. Arend moet bijna al weer naar huis. Hij vertelt over zijn boerderij en de eenzaamheid die hij daar ervaart. Maar de plek is zo prachtig nooit gaat hij daar weg. “ Ga met me mee naar het oosten van het land. Dat is dichterbij Groningen dan de Ardennen, in ons dorp is ook een prima pension en we kunnen af en toe wat samen doen.” Hij liep al dagen te broeden op dit voorstel, maar hoe breng je zoiets? Zo dus, dacht hij. “ Hmmmm dat zou natuurlijk kunnen, je overvalt me wel een beetje. Wanneer vetrek jij?” “ Morgen om tien uur met de trein. Neem wel een taxi met mijn koffer naar het station. Op het station in Arnhem staat mijn auto, dus alles is geregeld je kan zo mee, alleen nog een treinkaartje.” Marlies neemt een kloek besluit ze gaat mee. Hij vraagt tenminste niet om op de boerderij te logeren. Dat maakt het gemakkelijker. Opeens gaat haar telefoon. Het is Jacob. Hij schreeuwt tegen haar en deelt haar mede dat hij niet akkoord gaat met een scheiding.  Ze moet thuiskomen en voor hem zorgen maar het zal lang duren voordat hij haar dit vergeven kan. Marlies hangt op, stuurt hem een berichtje dat ze nooit meer terugkomt gescheiden of niet. Zo dat is ook weer afgehandeld. Toch hakt zo’n tirade er wel in en even komt alle verdriet weer boven. Ze wil dit niet, ze wil hier niet aan denken. “ Een naar telefoontje? Je kijkt zo bedroefd.” “ Mijn ex. Ik moet terug komen vindt hij, nou ik ga niet terug.” Die avond praten ze bij een glas wijn over van alles hun werk, hun familie, eigenlijk over hun leven. Marlies vertelt over Jacob en Arend over het missen van een geliefde. Het wordt laat maar het is een fijne avond geworden. De trein puft om tien uur het station uit met Arend en Marlies als passagiers. Hoewel ze wat brak zijn na gisteravond hebben ze beide zin in de nieuwe dag. “ Ik ben best benieuwd hoe jij de boerderij zal vinden want ik ga je alles laten zien.” “ Oké maar eerst naar het pension graag kan ik mijn spullen daar achterlaten.” “ Natuurlijk, ik ga met je mee.” De rest van de reis leest ze een boek en hij doet een spelletje op zijn telefoon. Het pension is gezellig en schoon dat is voor Marlies belangrijk. Het koffertje wordt uitgepakt en dan gaan ze naar de boerderij. Stomverbaasd staat Marlies voor een grandioze hoeve. Wat een grote boerderij en wat een ruimte eromheen. Een boomgaard naast het huis staat met bomen vol met fruit. “ Dit is geweldig, Arend wat een schoonheid van een boerderij. Ik vind het echt bijzonder en jij praat over die oude boel? Je bent gek man je moet hier trots op zijn.” Stralend staat ze voor hem en praat weids met de handen. Arend lacht voluit. “ Zo heb ik nog nooit iemand de boerderij zien verheerlijken, je bent geweldig Marlies echt geweldig.” Samen lopen ze door de kamers en keuken. Ook de zolder en de werkruimten van de boerderij worden bekeken. Marlies blijft lyrisch. De paar kamers die Arend gebruikt zijn rommelig en sfeerloos. De rest is afgesloten dus stoffig en vies maar het zijn prachtige ruimten. Bij de koffie vertelt Arend de geschiedenis van de “ Laurahoeve “. Geboeid luistert Marlies en haar handen jeuken om hier iets prachtigs van te maken.  “ Waarom heb je je vee weggedaan?” “ Och in je eentje een boerenleven leiden zag ik niet zitten. Toen kon ik het vee verkopen aan een collega. De dieren hebben het prima en ik heb rust. Ik ben anders dan mijn vader die leefde voor zijn dieren..” “ Dat kan ik wel begrijpen, maar toch dit is zo’n fantastische plek om te werken en te wonen. Ik vind dit heel bijzonder. Trouwens ik heb een mailtje van de woningbouw in Groningen. Ben voorlopig niet aan de beurt. Dus op zoek naar particulier verhuur dan maar.  Ik ga maar terug naar het pension. Heb je soms een fiets te leen? Dat zou het makkelijk maken.” “ Een oude fiets ja nog van mijn moeder. Kom gaan we kijken of die het nog doet.” En zo fietste Marlies op haar gemak door het kleine dorp in de achterhoek.    De pogingen om woonruimte te vinden in Groningen mislukken allemaal. Niemand komt aan de beurt zonder lange tijd op een wachtlijst te staan. Particulier zijn het vooral studentenkamers. Daarvan was Marlies zich niet van bewust toen ze de eerste pogingen deed om woonruimte te vinden. Een diepe teleurstelling komt over haar. Zolang kan ze toch niet in een pension blijven dan gaan haar spaarcentjes wel heel snel. Ze moet verder denken. Ook vacatures zijn niet legio te vinden. Dat had ze zeker niet verwacht.  Met de eigenaar van het pension komt ze een regeling overeen zodat het wonen daar toch geen hele grote aanslag is voor in haar budget. Arend lacht stiekem in zijn vuistje. Hij vreest de dag dat ze naar Groningen gaat. Geen woonruimte en baan in Groningen, dan blijft ze hopelijk nog langere tijd hier. Dat bevalt hem wel ze is echt een geweldige vrouw. Zo een heeft hij nog nimmer mogen ontmoeten.   Nu Arend weer werkt zien ze elkaar alleen s’avonds en in het weekend.    Voortaan kookt Marlies als ze s’avonds bij hem is. Ze maakt hemelse renrechten vindt hij.  Ze hebben afgesproken samen te eten, gezellig en het meest voordelig.  Marlies kan best goed koken vindt ze zelf, ze vindt het ook erg leuk om te doen. “ Je moet een kruidentuin aanleggen dat is fijn elke dag weer.” “ Mijn hemel waar eindigt dit?” Lachend staat hij op “ als jij dat wil ga ik dat het weekend in orde maken” De scheiding gaat door. Jacob heeft zich erbij neergelegd. De advocaat regelt alles en het zal niet erg lang duren of de scheiding is een feit. Ze is mee geweest naar de repetitie van de toneelgroep. Ze spelen Antigone, een klassiek drama. Het vermakelijk om te zien, Arend in een dramatische rol. Hij kan het echt heel goed, ze klapt als ze klaar zijn met repeteren.  “ Echt heel mooi Arend, je  kan het hoor.”Arend glimt van oor tot oor.   Tijdens een wandeling in de mooie omgeving van de boerderij stopt Arend opeens.  “ Ik ga je het bedrijf laten zien van de boer die mijn vee heeft gekocht. Ik heb hem gebeld en we zijn van harte welkom.” “ Oh wat aardig en spannend ook. Ben zo benieuwd wat ik te zien krijg.” De boer, een nog jonge vent, geeft ze uitgebreid een rondleiding over het bedrijf. Marlies kijkt haar ogen uit, dit is echt geweldig om te zien, ze zou hier wel willen werken. Ze bedanken hem hartelijk voor zijn tijd voor hen en op de terug weg kan Marlies niet nalaten te  zeggen. “ Dit had ook jij kunnen hebben. Jammer hoor “ “ Als jij het zou aandurven om samen met mij zoiets te beginnen dan wil ik er wel overdenken.” Opeens flapte hij eruit wat al langer in zijn hoofd zat. Samen met haar……. “ Wat bedoel je precies Arend. Ik snap niet goed wat je vraagt.” Ze stoppen de wandeling en gaan op een bankje zitten.  “ Ik ben veel te impulsief, ik had moeten wachten met mijn vraag. Maar ik meen het wel, het is mij ernst. Ik ben verliefd op je Marlies.” Voorzichtig legt hij zijn arm om haar schouder. “ Ik weet wel we kennen elkaar nog kort, ik wil je niet meer kwijt en dan samen de boerderij? Ik bedoel met vee en alles wat daar bij hoort. Ik bedoel dan kunnen we samen hier werken en wonen en en en……..” Markies bloost, tranen wellen op. Het lijkt wel een sprookje dat waarheid kan worden en of ze wil? “ Lieve Arend het is maar heel kort dat we elkaar kennen. Ook is het nog maar heel kort geleden dat ik weggegaan ben bij Jacob. Maar jouw vraag maakt me zo blij. Heel graag wordt ik jouw boerin, boer!” Ze geeft hem voorzichtig een kus. Ze moeten allebei lachen van nervositeit en van opwinding. Hier gebeurt het weten ze, ze gaan samen verder. Geen banen meer bij banken en bedrijven. Nee hier wordt een nieuwe toekomst geboren. Ze worden boer en boerin op de “ Laurahoeve “

Trees Middelkoop
0 0

Gevonden

‘Ik zal je vinden!’Ze schreeuwde het uit alsof het alles was en niets.‘Ik zal je vinden’, ook al was ze eigenlijk niet op zoek.‘Ik zal je vinden!’ Ze schreeuwde het uit over het grauwe, barre land en de trillingen deden een zaadje van hoop ontluiken tot een bloem, een vlekje kleur temidden van bijna niets.   De tijd ging voorbij en zij trok voorbij.De bloem verdorde en bloeide weer, verspreidde zijn zaad tot het bijna niets bijna iets werd.‘Ik zal je vinden!’Ze was er zeker van. Net zo zeker als ze wist dat ze niet op zoek was. Ze zou enkel vinden. Het zaadje hoop dat zich door haar schreeuw had ontluikt, had zich ook in haar geplant. Ze had nooit het bijna iets gezien dat uit haar woorden was gebloeid, maar ze voelde dat er iets veranderd was. Het barre land had plaatsgemaakt voor lichte vreugde en een zware, gemoedelijke warmte.    Er kwamen mensen naar haar toe, die de hoop die zich had verspreid in haar herkenden. ‘Zullen we helpen zoeken?’ vroegen ze.Zij schudde het hoofd. ‘Ik zoek niet.’Verbijsterd schudden ze het hoofd. ‘Hoe kan je nu vinden als je niet zoekt?’Ze haalde haar schouders op. Ze kon het hen niet uitleggen. Het was gewoon zo. Een voor een dropen de mensen af. Zij knikte alleen maar. ‘Ik zal je vinden.’   Haar woorden vlogen met de wind mee, naar een koninkrijk vol kleur en schoonheid, en volgen door het raam van een man die de kleurenpracht niet zag. Verbaasd keer hij op. Hij hoefde niet gevonden te worden, hij was toch hier? Vreemd. Hij haalde zijn schouders op en ging verder met zijn leven, terwijl zij verder reisde, dichter en dichter bij dat kleurrijke koninkrijk. Steeds verder weg van dat barre, dorre land van bijna niets.    ‘Ik zal je vinden.’Als een mantra dreef het haar voort. Het klonk in elke voetstap, het bonsde met haar hartslag mee. ‘Ik zal je vinden.’Met elke stap groeide de zekerheid, en hoe groter haar zekerheid, hoe luider haar overtuiging.    ‘IK ZAL JE VINDEN!’ Ze riep het keer op keer, en keer op keer waaiden haar woorden door het raam van de man naar binnen. ‘Vind je me?’ dacht hij, ‘ik ben toch al hier?’ Tot hij het opgaf, en gewoon dacht ‘ja, je zal me vinden.’Zijn gedachte botste op haar overtuiging, en door de klap vlogen de ramen open. Zonlicht stroomde de kamer in en zette alle grijs in brand. Uit de as kwamen de kleuren tevoorschijn die de man al jaren had gemist. Verbaasd keek hij op. ‘Ja,’ dacht hij, ‘je zal me vinden. Ik ben hier.’    Zijn gedachte kreeg vleugels, en haastte zich naar haar toe. ‘Ja,’ lachte ze, ‘ik zal je vinden!’ Ze keek om zich heen en zag een grijze deur tussen de kleurenpracht. ‘Daar moet ik heen’, dacht ze. Ze blies, en onder het grijs kwam een diep rood vandaan.Ze blies, en de deur vloog open. Haar glimlach joeg het laatste restje grijs naar buiten. De man keek op. ‘Gevonden.’ 

Rinke R.
0 0

Vooroordelen en darts

Vooroordelen. Ik heb ze. Ik lijd eraan. Nog steeds. Zelfs na 39 jaar ervaringen opdoen op dit bolletje sterrenstof en na 15 jaar lesgeven aan nieuwkomers van alle pluimage. Vooroordelen werken als darts: je gooit negen keer tevergeefs richting roos en wanneer de tiende keer raak is, onthoud je enkel die ene worp. Vooroordeel 1: Mispoes Een moslima uit Pakistan zit tijdens een spreektest van top tot teen gesluierd in haar zwarte bijna-boerka. Dat uitzicht werkt blijkbaar nog steeds op me in. Op de vraag waarom ze naar België is gekomen, antwoordt ze: omdat de vrouwen in mijn land minder kansen krijgen. Hier in België is het modern en mag ik werken. Vooroordeel 2: Mispoes Een man uit Bosnië is al de ganse cursusperiode opvallend stil. Niet echt handig voor een mondelinge module. Zijn houterige houding en bloeddoorlopen ogen interpreteerde ik -redelijk onbewust- als desinteresse of erger.Bij dezelfde spreektest over de komst naar België blijkt dat hij hier al 28 jaar woont (en nu pas in niveau 2.2 zit! Hoe kan dat in godsnaam? … vooroordeel 3: Mispoes) Daarna gaf hij eerst toe dat hij enorm gesloten is en deed vervolgens in verrassend goed Nederlands zijn verhaal. Zijn teruggetrokken attitude en vermoeide blik kregen voor mij gaandeweg een totaal andere invulling toen hij vertelde over hoeveel vrienden en familieleden hij in de Joegoslavische oorlog had verloren, over zijn scheiding, zijn depressies, over de overuren die hij jarenlang aan de Antwerpse haven deed om zijn zonen te laten studeren. ‘Ik was vòòr de oorlog helemaal niet zo gesloten.’ Het stuwmeer van zijn stilzwijgen was zodanig doorheen de dam gebroken, dat hij de vijf minuten spreektijd fel overschreed en andere cursisten pas volgende les aan bod konden komen. Vooroordeel 4: Mispoes Vraag nu aan honderd FB-vrienden om een moslimterrorist te tekenen en je krijgt ongeveer een afbeelding van mijn Afghaanse cursist. Toen ik polste naar zijn welbevinden in België, was hij uitermate positief. Enkel miste hij zijn familie, vooral zijn mama want die lag chronisch ziek in bed. Hoe moet ik dit zeggen? Zijn bedroefde ogen in combinatie met de uitspraak van het woord ‘mama’ deden mijn pijltje zo fel afwijken, dat het naast het dartsbord terecht kwam. Vooroordeel 5: Raak Vraag nu aan honderd FB-vrienden om een oudere bibliothecaris te tekenen en je krijgt ongeveer een afbeelding van mijn Syrische cursist. Wat blijkt nu? Hij was gewoon écht bibliothecaris! En nog wel in de grote nationale bibliotheek in Damascus. Hij beheerde tienduizenden oude manuscripten op 500m van het paleis van Assad die soms op officieel bezoek kwam. Wat een volstrekt ander leven heb je, als je je een paar jaar later in een klas in Borgerhout bevindt tussen mensen van de hele wereld met allen slechts één en hetzelfde boek voor hun neus. Vooroordelen: laten we vooral wat minder pijltjes proberen gooien.

Joachim Stoop
41 0

Glimlach van de dag

  Om de zon in volle glorie van achter de wolken te lokken, gaf ik in mijn NT2-klas de opdracht om een positief verhaal te schrijven rond een verrassende ontmoeting, een grappig toeval, een hoopvolle boodschap. Er was hierbij slechts één doel: de leraar doen lachen -met glim of schater. En de taal moest natuurlijk ook wel een beetje kloppen. Het is tenslotte les Nederlands.Het verhaal van een Afghaanse cursist ging zwaar en zenuwslopend van start: na zijn eerste twee weken in België te hebben doorgebracht in een gesloten asielcentrum in Brussel, werd hij met een treinticketje enkel richting open asielcentrum van Kapellen gezonden. Nu laten we je los, Samir. Van hieraf moet je gaan.Op het briefje las hij zonder enig begrip: Kazerneweg 35, 2950 Kapellen of stel dat jij in Afghanistan bent en enkel Nederlands begrijpt: کازنیویوګ 35، 2950 کاپیلین Met het adres in de hand ging hij koortsachtig op zoek naar hulp van medereizigers op perrons en in treinen. Tenslotte kwam hij opgelucht aan in het station van Kapellen. Oké, en wat nu? Sommige mensen waren behulpzaam, anderen lieten hem links liggen. Hoopvol wandelde hij in de vermeende goede richting en stopte een auto met een heel vriendelijke man die hem vroeg waar hij naartoe moest. ‘Stap in!’ Hij gaf het briefje aan de man. ‘Ik rijd je erheen’ moet hij gezegd hebben in die taal van Mars. Met gebaren vroeg de man of hij kleren nodig had. Wou hij een stuk chocolade? Ja, dat wel. Hij zou de man nooit vergeten. Zo vriendelijk, en wat is het woord … gastvrij.Ik vroeg of hij de man ooit nog heeft teruggezien.‘Nee, nooit meer. Maar ik had in de auto zijn telefoonnummer gevraagd en ben diezelfde dag nog als een gek Nederlands beginnen leren om hem na een paar maanden in een perfecte sms te kunnen bedanken. En dat heb ik gedaan. ’ De glimlach.De zon.

Joachim Stoop
19 1

Eerste brief aan mijn zoon

Eerste brief van Joachimus aan Louie Stopius.   Toen ik je daar zag liggen terwijl de verpleegsters je zoals bij een pitstop tijdens Formule 1 proper maakten, je reflexen testten en me de schaar aanreikten om het meest wonderlijke der wonderen door te knippen, kon ik enkel denken: Wat maak je enge bewegingen? En wat een grote voeten heb je? Hebben we een monstertje gecreëerd? Wist ik veel dat baby's net op het allereerste moment dat ze een teken van leven uitstralen, op hun lelijkste zijn. Wist ik veel dat die eerste reflexen raar ogen en bij alle nieuwkomertjes de voeten buitensporig groot lijken omdat ze nog zo dun en wit zijn in vergelijking met de rest. Wist ik veel dat je weldra zo ontzettend mooi ging worden. De bevreemding die ik de eerste momenten voelde, werd helemaal gedicht toen men je in mijn armen legde. Nabijheid van lichaam overbrugt mentale afstanden. Apetrots stapte ik naar je mama en toonde ik je met verbale opluchting: ‘alles is goed met hem, alles is goed.’ Cum laude op je eerste rapport.   Je bent nu een weekje oud en ik kan niet geloven dat je met je kleine lijfje al zo’n grote plaats in ons universum inneemt. Papa was een gewaarschuwd man: mijn leven ging hélemaal veranderen, de aarde zou plots omgekeerd draaien, links wordt rechts, onder wordt boven. In alle eerlijkheid: dat valt wel mee. Je zit volkomen in het verlengde van wat mijn leven vóór je komst was. Je bent de vlinder die als een uitgedragen cocon uit de liefde tussen je papa en je mama komt. Je bent gemaakt van het overschot van genegenheid tussen je ouders, alsof we van onze overlopende hartstocht een nieuw leven konden kneden die op zijn beurt hopelijk ooit zal overvloeien van liefde. Je aanwezigheid voelt zo natuurlijk en organisch aan. Zo logisch ook. Het meest vreemd vind ik dat het helemaal niet zo vreemd is. Ik ben dus geen compleet ander mens geworden, maar ik voel me wel een stuk rijker. Rijker in zijn eenvoud. Papa heeft namelijk nogal de neiging om met het ene been op planeet hier en het andere op planeet ginds te staan. Jij houdt me hier en nu in het hier en nu. De rust die ik voel wanneer onze hartslagen een duet spelen als je op mijn borst ligt, is voor mij zo’n openbaring. Nooit verwacht! Spoedcursus mindfullness gratis aangeboden door een manneke van één week oud.   Ik ben heel lang bang geweest om een kindje te krijgen en mijn vrijheid in te wisselen voor verantwoordelijkheid. Ik had schrik om overal waar ik zou lopen een elastiek te voelen die altijd naar mijn kind zou leiden. Angst om niet langer geheel als individu te mogen ontsporen, verdwalen. Een kans tot escapisme die ik niet per se zou benutten, maar wel de aanwezigheid ervan zou blijven koesteren. Noem me voorbarig, maar ik ervaar het niet zo. Als er al een elastiek is, is die uit liefde gefabriceerd. Dat die liefde verantwoordelijkheid met zich meebrengt zal nog ongetwijfeld meermaals blijken. Ik weet intussen wat de bovenhand zal nemen en behouden. Love is all.   Zoals ik onder al die lagen mens-zijn blijkbaar ook een dik laagje papa in me heb, heb jij nog alle lagen in je. Je kan worden wie je wilt worden. Of nog liever -in de woorden van die maffe Duitser met zijn snor (nee, niet die, gekkie. Die andere)- ‘word wie je bent’. We zullen je vrij laten en helpen waar nodig om op deze maffe aardbol te beseffen dat cowboys de slechterikken en indianen de goeien zijn; dat niet iedereen met evenveel kansen aan de start vertrekt en dat liefde altijd en overal koning hoort te zijn. Ik herhaal me: Love is all.   Het vonkje waaruit jij bijna 8 jaar later bent gevormd, ontstond toen ik met je lieve mama Fien op een feestje in de zetel belandde. Steek het op het bier (of was het Heineken?) maar we lieten van in den beginne de pionnen voor wat ze waren en grepen meteen naar de koning en de koningin. Thema van een spontane eerste date: hoe we allebei apart ontdekten dat de zoektocht naar liefde en de queeste naar vrijheid geen afzonderlijke verhaallijnen hoeven zijn, maar met wat geluk samen komen. Los van elkaar hadden we zoals velen liefde als iets van mensen samen en vrijheid als een individueel pad gezien. Ik gaf mama het beeld dat niks weerhoudt om het wandelpad richting vrijheid te zien als een weg waarop je samen loopt. Je kan ook met z’n tweetjes vrij zijn. Dat papa daaraan het geleende woord ‘tweezaamheid’ plakte en deed alsof het copyright Stoop was om je mama in te palmen, kan je me hopelijk vergeven. Ik en mama lopen nu nog steeds op dat pad. Jij kwam ons sinds vorige week vergezellen. Eerst in de draaidoek, dan in je buggy, op je stepje, driewieler, fiets met en zonder extra wieltjes, op de scooter die je stiekem achter onze rug hebt aangeschaft, in je elektrische, computer gestuurde auto en tenslotte misschien met je eigen vonkje, overvloeiende liefde en cocon. Geen haast hoor. Je bent tenslotte nog maar zeven dagen oud.    

Joachim Stoop
39 0

Tweede brief aan mijn zoon

Tweede brief van Joachimus aan Louie Stopius. Psalmen 1:42 tot 3:14   Je mama vroeg me vandaag wat ik het leukste vind aan papa zijn. Na even nadenken, zonder echt te twijfelen, noemde ik de aanraking, het voelen, jouw lichaamswarmte. De manier waarop je met de cadans van aanspoelende golven op een zomerdag met je mond tegen mijn wang ademt. Elke dag wordt de (her)ontdekking aangescherpt dat tastzin de puurste vorm van ervaren is. Reuk, gehoor en beeld creëren interpretaties die als omwegen de werkelijkheid verbuigen. Aanraking is aanraking: de meest basale, pure vorm van in de wereld staan. Je zal het later nog aan je huid merken als je diep geraakt wordt door een reeks woorden die je hand grijpen en je vingers leggen op wat je zelf net niet kunt uitdrukken; als je je favoriete liedje uit je puberteit na twintig jaar onverwacht terughoort; als je over een heuvel rent en op de top bijna opstijgt van geluk bij het goddelijke landschap tot de horizon en terug. Kippenvel is het uithangbord van de ziel. Je huid is je huis.   Als we over een paar jaar in de natuur lopen, zal ik je vertellen hoe je een bos zowel kunt zien als bos op zich maar evenzeer als som van bomen, en bomen als som van bladeren en takken, en bladeren als som van nerven. Een mens is een machtig wezen met een aangeboren vrijheid van inzoomen en uitzoomen. Je ogen, oren, neus en mond zijn sleutels waarmee je schatkisten opent. Met je huid de boomschors aaien is wonderlijk aarden. We zullen onze ogen sluiten, onze geest volledig vullen met aanraken en de wereld als een verdwaalde strandbal loslaten. Daarna pas zullen we de warme leegte volgieten met onze verbeelding. Ik zal je zeggen dat het grootste wonder op aarde de aarde zelf is. Dat de boom voor onze neus ringen in zijn stam draagt die stroken met onze planeet één keer rond de zon. Dat hier hon-der-den jaren geleden net als wij een andere papa en zijn zoontje stonden met handen vol schors en koppen even zonder kopzorgen. Jij zal me zeggen wanneer dat beloofde ijsje er nu eindelijk aankomt.   Omdat ik enorm van taal hou, vreesde ik vóór jouw blije intrede dat ik je eerste maanden maar niks ging vinden. Veel ellendige nachten, plus een beperkte improvisatie op grondtonen als slapen, kakken, huilen als hij niet kan slapen, huilen omdat ie onder de kak zit (of poep zoals ze in je raar thuisland zeggen). Bij enkele vaders komt hierdoor de echte klik pas bij eerste herkenning of woordjes. Bij mij in tegendeel. Vanaf dag één communiceren onze huiden als twee aparte golven die lang genoeg over elkaar vloeien om te beseffen dat ze uit hetzelfde water bestaan. We klikken, Louie. Als magneten. Jij de plus, ik te min. Onze huid is een tactiel kijkgaatje naar het heelal wat ons in oorverdovende stilte omringt, omarmt, omsluit. Wang tegen wang is de snelste route naar de sterren. Mijn binnenweg richting geluk.   Later zullen je eerste woordjes komen. dada, mama, papa, kaka. Trotse woordjes na je eerste schooldag: maan, vuur, roos. En nog later komen je eerste vragen. Waarom is de lucht blauw? Omdat God stiekem van smurfen houdt. Waarom zijn meisjes zo stom? Om puisterige slungels op afstand te houden. Waarom zijn jij en mama een koppel? Omdat mama uiteindelijk toch op een puisterige slungel is gevallen. En dan komen ongetwijfeld ook de vragen waarvoor ik bang ben: Waarom wordt er gepest op school? In begin kan ik je nog iets wijsmaken: de ergste pester van de school wordt later als hij groot is sowieso een mislukkeling. Bullies schoppen het nooit tot bedrijfsdirecteurs, populitici (geen taalfout) of president van de Verenigde Staten. Nog later, nog moeilijker: waarom is er oorlog? Waarom hebben jullie niet méér gedaan voor het klimaat en tegen ongelijkheid? Waarom zijn zoveel mensen boos op het Westen? Hoe zal ik je in vredesnaam kunnen uitleggen dat er op jouw geboortedag ouders aanspoelden aan de voorspoedige oevers van Europa, misleid door Verlichting uitstralende vuurtorens, denkend eindelijk veilig voet aan wal te zetten om meteen weg te zakken in een moeras van kille tentenkampen en dito onthaal, met kindjes in ontrafelde draagdoeken negen maanden daarvoor verwekt in donkere schuilkelders waar mama en papa hun huiden lieten dansen en zingen tegen de donderslagen van de hel daarbuiten. Geboren als een speldenprikje hoop, een restantje warmte, een middenvinger naar dood en verderf. Hadden die mensen dan iets fout gedaan? Konden jullie niet meer doen voor hen? Mijn mond vol tanden zal boekdelen spreken. Ik weet niet wat er lastiger wordt: die keerzijde van de wereld verdragen, of ze verklaren.   En dat laatste, lieve Louie, is nu juist waar ik even niet aan denk als je ligt te knikkebollen tegen mijn warhoofd. Ik wentel me gaarne in jouw onwetendheid, in de zalige zuiverheid van je zijn. Later kan je nog genoeg aan bomen aaien, over heuvels rennen, pesters op hun plaats zetten, de wereld proberen plaatsen en leren hoe je met mama’s humor papa’s gefilosofiepieker kunt compenseren. Maar geen haast hoor. Je bent tenslotte nog maar een dik maandje oud.        

Joachim Stoop
0 0

Derde brief aan mijn zoon

Ik heb hier een brief voor je moeder (en voor jou): de derde brief aan Louie Stopius. Uittreksel uit het evangelie volgens Johannes de Stoper 3:14 tot 6:08   Lieve Louie, het wordt hoog tijd dat we het even uitvoerig over jouw mama hebben. Je zou denken dat je papa de gekste van je twee ouders is, gezien de momenten waarop hij met zijn grotesk gezicht veel te dicht over je komt hangen en met sopraanstem de vreemdste koosnaampjes op je loslaat. Maar laat je door die lawine aan Koekiemonsters, Kleine Freggels, Dikkie Diks en Chewie Chewbakkas niet in de maling nemen… het is je mama (ter stond door mij liefkozend met albinokonijn, Samson, ijsbeer, lastige Trees en Bossche Bol ... betiteld) die werkelijk de zotste is ten huize Stoop-Huige. Louie, schrik niet als je later een boodschappenlijstje vraagt en van pokerface-mama een papiertje ter grootte van een postzegel krijgt met de etenswaren in microscopisch kleine letters. Verschiet niet als je ‘s avonds rustig op het toilet met boekje in de hand je ding doet, wanneer plots het licht uitgaat en je in het donker enkel witte tanden en gegrinnik opmerkt. Wees niet verbaasd als je na een monoloog waarbij je tot je eigen verbazing ein-de-lijk de zin van het leven verbaal benaderde, van je mama hoort: ‘Wacht! Kan je opnieuw beginnen? Ik heb niet geluisterd!’ Ja Louie, een verwittigde Chewie Chewbacca is er twee waard. Maar je mama is niet alleen de grappigste vrouw in de Lage Landen, ze is een bodemloze schatkist aan kwaliteiten. Zoals een dobbelsteen geheel per toeval honderdachtendertig keer op rij telkens met één stipje boven komt te liggen, heb je het als zoontje getroffen met de unieke speling van de natuur, Fien Huige genaamd. Je mama is zowel lady als gaga, the voice of Holland (bij de deaf auditions), lowbrow met een knipoog, highbrow als ze er zin in heeft, alles wat je nodig hebt op een onbewoond eiland, de druppel die mijn oceaan doet overlopen en zo golven verwekt die aanspoelen op een voorheen ongekende kust van rust met daarop een enkele bloem die elke lente exact genoeg blaadjes telt om van me te houden. Dit alles kon ik niet vermoeden toen ik haar voor het eerst zag op het Amsterdams antikraakfeestje (je weet wel, met die Heineken). Ik was als een gehaaide tortelduif met arendsogen op zoek naar een vrouwelijke versie van mezelf die urenlang over de katten en opwindvogels van Murakami kon praten, over Jimi Hendrix met The Experience of toch liever met The Band of Gypsys, en over Nietzsche en diens eeuwige terugkeer van hetzelfde – wat bij je mama veeleer als de perfecte voorzet van een grap zou dienen ‘Weet je wat de eeuwige terugkeer van hetzelfde is? Wat er uit jouw mond komt! En dan keihard lachen om haar eigen grap. Denk hierdoor niet dat ik de slimste in huis ben. Ik ben weliswaar meer belezen, maar je mama’s emotionele voelsprieten en psychologisch vernuft zijn zo hoog dat haar IQ dichtbij de warmte van haar EQ is gekropen om samen te groeien als kool. Ik vernoemde het al in mijn trouwspeech toen jij nog enkel uit sterrenstof en een vaag idee bestond: er reageert niemand ter wereld enthousiaster op leuk nieuws en niemand zal je meer begripvol, streng maar rechtvaardig ontvangen als je met een nota van de directeur thuiskomt omdat je stiekem lijm op de leraarsstoel hebt gegoten. Je mama's luisterend oor werkt als een geöliede tandem samen met haar adviserende mond. Ze wordt ongetwijfeld jouw zorgzame gids die weet wanneer ze achter de schermen moet blijven als jouw souffleur van goede raad, en wanneer ze je los moet laten. Nee, een wetenschappelijke studie of dating-site gebaseerd op gemeenschappelijke interesses had Vlaamse reus en het Hollands albinokonijn niet bepaald gekoppeld, maar geen handboek of expert kon me meer over liefde en mezelf leren dan je mama. Niet liefde, maar verliefheid is blind. Liefde is met de ogen wagenwijd open elkaars gebreken ontzien. Liefde is lief zijn, open staan voor uiteenlopende interesses, allebei weg stappen van het eigen gelijk om in het midden te kruisen, verbouwereerd zijn over hetzelfde onrecht, genieten van het ene moment, loslaten van het andere, verwondering delen, vragen stellen, frustratie uiten, luisteren, zorgen, klieren, ruzie maken, uitpraten, zingen, lachen, kletsen en morgen weer doorgaan. Eeuwige terugkeer... Louie, later als je (met of zonder Augmented Reality-lenzen) hoopt de vrouw (of man) van je dromen te strikken, weet dan dat liefde méér gaat over overeenkomen dan over overeenkomsten. Maar geen haast hoor. Je bent tenslotte nog maar acht weken oud.

Joachim Stoop
0 0

Vierde brief aan mijn zoon

Vierde brief aan Louie Leviticus 6.57 tot 9.23   Terwijl je wel al kunt communiceren, kan je nog niet praten. Geen paniek, dat kan nog niemand op jouw leeftijd. Sterker nog: jullie negen weken oude monstertjes, missen nog een algeheel taalbesef. Ik vraag me dus oprecht af wat er dan wel in je hoofdje omgaat. Zijn je gedachten wazige droombeelden; je gevoelens de meest pure gewaarwordingen? Als je naar me lacht, spreek je dan bij gebrek aan letters, woorden en zinnen de enige echte taal der liefde of mag ik mezelf als papa nog niet zoveel eer toedichten? Er staat je nog wat te wachten jongen. Taal is immers al te vaak frustrerende onmacht om ladingen te dekken, maar evengoed zalig buiten de lijntjes van de realiteit kleuren. Taal is harten veroveren en geesten betoveren; het is alles tussen aartsgevaarlijk en pure schoonheid. Dromen bijvoorbeeld, waarover gaan die op jouw leeftijd in jouw taalloos universum? Ik gok op een vage mengelmoes van mensen die je de hele tijd liefkozend aanspreken met Chewie Chewbacca, eeuwig propere kleren met sokjes van dezelfde kleur die gewoon wél allebei urenlang blijven zitten, in woonkamers boordevol overvolle borsten. Nu ik er zo bij stilsta: minimaal verschil met halfmannelijke dromen tussen je twaalfde en je achttiende.   Taal kan trachten de werkelijkheid als in een worsteling stabiel te houden om ze lamgelegd te vereeuwigen in formules en definities. Toch bewandelen werkelijkheid en taal veel vaker aparte paden en omwegen. Zo zit onze vocabulaire volgepropt met zegswijzen, spreekwoorden en metaforen die we vaak onbewust gebruiken. Wolkenkrabbers zijn gebouwen zo hoog dat ze aan de wolken krabben. Huismussen, pechvogels, proefkonijnen, kippen zonder kop zijn warempel geen dieren maar mensen. Het gaat ver hoor, Louie! Bomenknuffelaars en geitenwollenssokkendragers die in komkommertijd muggenziften en mierrenneuken over huisjesmelkers zeggen dat het vijf voor twaalf is maar botsen op een dovemansgesprek en struisvogelpolitiek omdat ze van een mug een olifant zouden maken.   Taal is dus een onophoudelijk feest! In het Shakespeareaanse dialect van mijn geboortedorp Beveren, zegt men bijvoorbeeld: ‘Keenders: asse joonk zin zudde ze willen opfretten, a se our woure krigde spijt dagget nie gedoun et.’ Vrij vertaald: ‘ Kinderen: als ze jong zijn zou je ze willen opeten, als ze ouder worden, krijg je spijt dat je ‘t niet gedaan hebt.’ Zo’n ogenblikken van ‘willen opvreten’ zijn trouwens niet zeldzaam. De lastigste situatie om te vermijden dat ik mijn vertedering letterlijk zou verteren, is wanneer je eigenlijk moet slapen maar aan de geluidjes en bewegingen vanuit de wieg te horen, daar even geen zin in heeft. De fopspeen (nog zo’n woord waarbij ik nooit echt bij heb stilgestaan dat je de baby daar daadwerkelijk mee ‘fopt’) moet dan door een sluipende ouder tot in zijn mond gebracht worden. Geruisloos als een paracommando begeef ik me dan richting wieg, gluur ik van achteren net over je rieten dakje, steek zorgvuldig mijn hand uit zoals een spin haar vlieg benadert en doe de speen in je mondje. Zo goed als elke keer mislukt dit. Je opent dan net op tijd jouw ogen om mijn terugtrekkend gezicht te fixeren en me met zo’n gulzige lach te verwelkomen dat ik je wil… opeten is het niet echt. Ook hierin schiet taal tekort. Ik wil zoiets als de vage grenzen van de menselijke huid opheffen en op atomair niveau versmelten. Ik wil één worden, met je samenvallen, samen vallen doorheen era’s en lichtjaren en zwarte gaten tot we de historische ballast afwerpen, de onvermijdelijke onmenselijkheid van mensen en de zorgen over de toekomst kunnen uitbannen. Louie, met taal ridderlijk aan onze zijde, wil ik de korrels uit zandlopers onvindbaar leeggieten in verloren gewaande woestijnen, Pietje de dood omkopen om Vadertje Tijd om te leggen en de wereldklok pauzeren om voor eeuwig van ons momentje te genieten. Ik wil het heelal met ezelsoren op in de hoek zetten en geschiedenis herschrijven tot één enkele zin waarin mijn liefde voor jou als een dikke laag graffiti de ganse aardbol verfraait. Maar telkens wanneer we eventjes voor altijd in dit liefdevol vacuüm vertoeven, klopt de werkelijkheid onverbiddelijk aan -gebukt onder een historische erfenis van tekortschieten staat ze voor de deur met in haar vermoeide armen de onvervulde droom waarin alle kinderen met evenveel welvaart, vrede en liefde omringd worden als jij.   Ik wil je alles en meer geven, Louie, maar wat ik je het allerliefst had willen bieden, is niet voorhanden: geboren worden in een wereld waarin kansarmoede kansloos is, alle bloedvergieten voorgoed vergoten en slechts eén uitgestorven diersoort, de geldwolf. Ik kan wel pogen je via taal over een wereld te vertellen waarin Vladimir, Kim Jung, Recep, Bashar, en Donald onderbetaalde poetsmannen zijn, waarin natuur koningin is met mensen als onderdanen, maar na dit talig uitstapje moeten we onverbiddelijk terug naar de onverbloemde werkelijkheid. Ja, kleintje, papa houdt van grootspraak, maar dat is waarschijnlijk om zijn eigen beperktheid te camoufleren.   Louie, hoewel je nog aan de borst hangt, krijg je al veel op je bord. Je bent nog te jong om te jongleren met woorden en alle metaforen te tellen in bovenstaande brief. Dus geen haast hoor. Je bent tenslotte nog maar negen weken oud.

Joachim Stoop
0 0

Vijfde brief aan mijn zoon

Lieve Louie, je hebt nu al vier brieven achter je nog onbestaande kiezen. De eerste ging natuurlijk over je geboorte, jouw eerste levensweek en de start van mijn tweede leven. In de volgende had ik het over zintuigen, meer bepaald de kracht van aanraking. In de derde stond mama Fien centraal en de vierde zwoegde met de macht en onmacht van taal. Genoeg verstoppertje gespeeld dus: tijd om eindelijk te tonen wie je papa is. Je papa is rustig, warmbloedig, en toch heetgebakerd. Ik kan me moeilijk verzoenen met sterfelijkheid en onomkeerbaarheid. Ik ben trots, met een grote angst om pretentieus of arrogant over te komen. Ik ben slordig in wat me koud laat en perfectionist in mijn passies. Mijn zelfzekerheid en onzekerheid organiseren dagdagelijks een wedstrijdje worstelen.  Wacht, nu maak ik het mezelf veel te gemakkelijk. Laat ik enkele aspecten feller belichten: Ik ben een typische voorgerechtenman. Ruim de tijd nemend overschouw ik de mogelijkheden, breng mijn associatieve geest aan de kook en experimenteer met passende combinaties. Vaak is het lekker, soms mislukt het. Maar who cares? De weg is belangrijker dan de bestemming; vrijheid essentiëler dan juistheid; het samenstellen crucialer dan het smakken en smaken. Je mama daarentegen is een dessertvrouw. Met het kookboek opengeslagen, gewogen ingrediënten en afgestreken lepeltjes verzilvert ze het gerecht dankzij haar goede zorg en precisie. Indien dit koud klinkt, zie het dan als roomijs na een middagje speeltuin: verfrissend en toch zoet. Soms durft ze er wel eens een snufje zout , een blaadje basilicum of een chilipeper toe te voegen, want uiteindelijk is zij wilder, creatiever en gekker dan papa. Ik ben een geheugenman. Ik heb sowieso een waanzinnig waterdicht geheugen. Ik ken de naam nog van het Franse dorpje dat ik op mijn tiende in Frankrijk met mijn ouders bezocht én wat we daar aten én welke chateau’s we bezochten. Van een totaal andere dimensie zijn mijn herinneringen over twee dingen: de leeservaring op mijn dertiende van Tolkien’s In de ban van de ring en mijn eerste Indiareis tien jaar geleden. Ik kan de rest van mijn leven blijven vertellen over het belang hiervan voor mijn essentie én over de intensiteit van de gewaarwording van het her-inner-en: het opnieuw naar binnen loodsen van wat ooit was. Zie het als stokpaardjes die in eeuwig groene grassen grazen als evergreens op grijs gedraaide groeven van LP's op zolderkamers. We hebben voor dit soort diepe en scherpe herinneringen andere begrippen nodig. Hetzelfde met woorden als liefde en verdriet, rouw en geluk die verre van ver genoeg kunnen grijpen omdat ze al te vaak hun stempel hebben gedrukt in meer dagdagelijkse context. Het kussentje inkt is dus al opgedroogd. Sommige gevoelens en verlangens vergen verf. Ik ben en blijf jeugdig enthousiast en dankbaar. Druppelsgewijs kan ik van dingen blijven genieten: dat tomaat totaal anders smaakt dan aardbei, hoe ons appartement uitkijkt op een park, over hoe Booksounds mijn twee grootste passies verzoenen, over het schrijven voor het tijdschrift waarvoor ik vroeger elke donderdagochtend met mijn zus om vocht om het als eerste te pakken te krijgen; over het feit dat ik van mijn ouders een opvoeding heb genoten met een onevenaarbare balans tussen warmte en verwachtingen, vrijheid en grenzen. Over die ene dag waarop ik de trein heb genomen richting Amsterdam om uiteindelijk totaal onverwacht in de zetel naast de vrouw van mijn leven te belanden, over dat jij er bent en dat we leven… Ik ben hypocriet. Als hypocrisie betekent dat wat je doet omgekeerd evenredig is met wat je weet en zegt, dan fiets ik vooraan in het peloton der schijnheiligen, in achtervolging van een nooit meer in te halen kopgroep van Brusselse politici die geld voor daklozen in eigen zak steken, priesters die met de ene hand naar de hemel wijzen terwijl ze met het andere geniepige handelingen onder het altaar doen en zowat elke regeringsleider die de vinger wijst naar corrupte regimes terwijl ze met het ander hand er stiekem geld van aanneemt voor wapendeals. Die Oxfam-medewerkers met hun minderjarige sexfeestjes in het zwaar getroffen Haïti bevinden zich al lang over de finishlijn.  Maar ik ben dus hypocriet. Dat ik wellicht tot de meest hypocriete generatie ooit hoor, verzacht dit slechts gedeeltelijk. Wij zijn het vol in de zon badende, globetrottende, benzine tankende, vlees verslindende, huizen bouwende volkje dat de laatste 10 jaar stuiterend tegen zowat alle lampen en muren is gelopen. Wij, plastic people, kwamen, zagen, overwonnen … en lieten een berg smerigheid achter. Wellicht zijn we ook de meest welvarende, gefortuneerde generatie ooit, maar hebben te laat ontdekt dat je het nooit massaal goed kunt hebben in een moreel en ecologisch vacuüm. Welvaart bestaat niet zonder bloederige vertakkingen en doornige wortels in vreemde gronden. We hebben met mondjesmaat geleerd dat zowat voor elke lach hier een zweetdruppel of traan elders neerdaalt; dat mijn hoera bij een geslaagde shopping dag andermans tragische werkdag kan betekenen; dat mijn hedonistisch leventje een ecologische prijs kent. Zoals de eerste wet van theormodynamica stelt dat geen energie ooit verloren gaat of uit niets kan ontstaan, is er ook op mensenmaat geen actie zonder repercussie. Als er al sprake is van yin en yang is het dit wel: voor wat je neemt, wordt meestal ergens wel een offer gebracht door natuur of onzichtbare medemens. Ondanks dat ik dit allemaal weet en al jaren opschrijf, blijf ik gretig nemen. Ik bestel online kleren; ik mijd niet consequent genoeg plastieken verpakkingen; als het regent en ik moet veel boodschappen tillen, neem ik soms de auto; als ik merk dat mijn vliegticket naar Engeland minder dan de helft kost van een treinticket smelten mijn principes als sneeuw voor de zon. Blijkbaar is de hardnekkige aanlokkelijkheid van consumptie sterker dan mijn wilskracht. Het is zo moeilijk om dit patroon te doorprikken, zelfs nu jij hier bent. Het is dus afkicken hoor, dat grenzeloze kapitalisme! We hebben onze aardbol dermate dolgedraaid dat de natuur de kluts kwijt is en de mens duizelig ronddwaalt. Ik heb hier een vies vuil steentje aan bijgedragen, terwijl jij en je (klein)kinderen de boel moeten zien op te kuisen. Pompen of verzuipen. Daarvoor is geen verontschuldiging doortastend genoeg. Ik ben papa Joachim. Hoe wonderlijk te merken hoe mijn liefde voor jou nog dagelijks kan toenemen. Dubbel wonderlijk omdat dit merkbaar groeit tot iets onvergelijkbaar met mijn liefde voor je mama. Liefde heeft meer gezichten dan ik dacht en het jouwe geeft me levensvreugde. In je gezicht begin ik ook meer fysieke gelijkenissen tussen ons te zien. Hoe je blik angstig verfrommelt als je in een warm badje wordt ondergedompeld en hoe het erna traag opklaart bij gewenning. Dezelfde smoel die we trekken als jij die vieze vitamine K ingelepeld krijgt en ik op pakweg zondagochtend een vies bruistablet naar binnen giet. En niet te vergeten: de groei van je voetjes zit boven de curve. Als je nu over mijn hypocrisie terecht denkt dat het niet te laat is om te veranderen, zeg dan niet: ‘geen haast hoor’, want ik ben tenslotte al negenendertig jaartjes oud.  

Joachim Stoop
0 0

Zesde brief aan mijn zoon

Lieve Louie,   wanneer jouw uitbundige lach me vanuit de wieg tegemoet komt, zie ik wat vele volwassene najagen: volledig ontdaan van het eigen ik naar hogere sferen opstijgen en zichzelf eventjes vergeten. De beoogde terugkeer naar dit oergevoel kent vele gezichten: de roes van alcohol, de shanti van meditatie, de hitte van passie, de magie van muziek, de knal van kunst, de zzzing van drugs, de steun van religie, de troost van schoonheid en de schoonheid van al deze troost. Overal op deze aardbol liggen dingen verspreid die je de vaste grond van alledag kunnen doen ontstijgen. Als eenmaal je venster op de wereld wat meer samenvalt met de brede horizon, zal je beeldige gebouwen, schitterende schilderijen en ware woorden aantreffen. Van de metamorfosen door Ovidius, Kafka, Philip Glass tot een rups die zich geduldig tot vlinder ontpopt: de wereld is zo rijk, Louie, vol met schatten waarvan je zegt: ‘enkel en alleen al dit muziekstuk, deze voorstelling, dit kunstwerk maakt mijn leven het leven waard.’ Toen ik bijvoorbeeld de laatste bladzijde van Richard Powers’ epische roman ‘Het zingen van de tijd’ had gelezen, was ik een tikkeltje teleurgesteld. Dit had immers voor mij het boek der boeken kunnen worden indien de auteur op het eind was teruggekomen op een bepaalde scène van eerder in zijn roman. Toen ik achteloos een pagina verder bladerde, zag ik pas de epiloog. Met mijn gezicht doorweekt met tranen las ik de verwerkelijking van het door mij gesmeekte slotstuk en bedacht ik voor de zoveelste keer: ‘een goed boek lezen is gelijk aan een extra gewonnen leven.’ Ook de mmm van muziek, musea en voor sommigen van een misviering (met één ‘s’) kunnen deze rijkdom aanstippen. Het is vreemd hoor: je hele leven zal je worden gevraagd hoe het op school gaat of wat voor werk je doet, terwijl de dingen die er écht toe doen amper de moeite van het polsen waard Blijken. We hebben onze baan, status, positie tot platgetreden hoofdweg gepromoveerd terwijl we uiteindelijk allen hunkeren naar zijpaden waarin we mogen verdwalen. Als je ooit op een afgelegen camping met je beste vrienden naar de sterrenhemel tuurt en nageniet van een zomerdag waarop je in een autorit vergezeld van Pink Floyd tussen kerkjes en musea leek te dwarrelen, zal je begrijpen wat papa bedoelt. Geloof me, het licht wat tijdens die roadtrip invalt op de glooiende heuvels en samenvalt met een specifieke geur van bloemen, zal je langer bijblijven dan eender welk schoolrapport (waarmee je vader niet wil zeggen dat je daar je best niet voor hoeft te doen ;-) Alle wegen leiden niet naar Rome, maar naar boven. Het is de zwaarte, de kracht, de zwaartekracht van alledag die ons in het hier en nu houdt. Ik denk dat we allen een onweerstaanbare drang meedragen om te versmelten met wat groter is dan onszelf. Dit opgaan in het geheel sijpelt door in patriottisme, winkelcentra, bedevaartsoorden, wereldkampioenschappen. Oh, wat vormen we graag een -liefst onmisbaar- puzzelstuk van een geheel wat we bewonderen of waarin we ons thuis voelen.   Dit klinkt wellicht allemaal heel ingewikkeld voor je. Sommige dingen zijn gelukkig ook verbazend eenvoudig. Je mama vroeg me vandaag bijvoorbeeld wat ik het leukste vind aan papa zijn. Na even nadenken, zonder echt te twijfelen, noemde ik de aanraking en jouw lichaamswarmte. De manier waarop je, zoals de cadans van aanspoelende golven, met je mond tegen mijn wang ademt. Elke dag wordt de (her)ontdekking aangescherpt dat tastzin de puurste vorm van ervaren is. Je zal het later nog aan je huid merken als je diep geraakt wordt wanneer je je favoriete liedje uit je puberteit onverwacht terughoort of als je over een heuvel rent en op de top bijna opstijgt van geluk bij het goddelijke landschap rondom je. Kippenvel is het uithangbord van de ziel. Je huid is je huis. Vanaf dag één communiceren onze huiden als twee aparte golven die lang genoeg over elkaar vloeien om te beseffen dat ze uit hetzelfde water bestaan. We klikken, Louie. Als magneten. Jij de plus, ik te min. Louie, als we later in de natuur lopen, zal ik je vertellen hoe je een bos zowel kunt zien als bos op zich, maar ook als som van bomen, en bomen als som van bladeren en takken, en bladeren als som van nerven. Een bos is kunst van de hoogste orde en de mens is een machtig wezen met een aangeboren vrijheid van in- en uitzoomen op deze kunst. Je ogen, oren, neus en mond zijn sleutels waarmee je schatkisten opent. Met je huid de boomschors aaien is aarden. We zullen onze ogen sluiten en de wereld als een verdwaalde strandbal loslaten. Ik zal je zeggen dat het grootste wonder op aarde de aarde zelf is. Dat de boom voor onze neus ringen in haar stam draagt die stroken met onze planeet één keer rond de zon. Dat hier honderden jaarringen geleden net als wij een andere vader en zijn zoontje stonden met handen vol schors en koppen even zonder kopzorgen. En jij ...jij zal me vragen wanneer dat beloofde ijsje er nu eindelijk aankomt. Je bent een mens; een druppel in de mensenzee. Mensen zijn onderling uniek, maar ook als soort zijn we onvergelijkbaar. We zijn de enige dieren die werkelijk beseffen dat ze leven en dat er zoiets als tijd bestaat, hoewel ook wij moeten roeien met de riemen die we hebben. Zo las ik in De werkelijkheid is niet wat ze lijkt van fysicus Carlo Rovelli dat we ‘tijd’ enkel ervaren omdat ons brein te beperkt is. Met hersenen die honderd procent compatibel zouden zijn met natuurwetten en universum, zouden vroeger, nu en later gewoonweg niet bestaan. Tijd tikt dankzij -niet ondanks- ons. Tijd voelt soms aan alsof ik de godganse -tja- tijd een heel zacht, quasi onmerkbaar duwtje in mijn rug krijg. Steeds maar vooruit. Ik kan wel achterom kijken, maar nooit rechtsomkeer maken. Tik tik tik duw duw duw stap stap stap… Even stilstaan bij het hier en nu is dus ironisch genoeg juist halt houden bij het besef dat we vooruitgaan. In het moment leven is het traag voorbij zien gaan. Zo is de mens de maat van alle dingen. Met uurwerk, beitel, pen(seel), dirigeerstokje in de ene hand en jammer genoeg met wapens in de andere geeft hij door de geschiedenis heen de maat aan. De Homo Sapiens schept Goldberg-Variaties en goelags, Guernica als slachtpartij en als schilderij, machtig grote piramides en de slavenarbeid die hun bouw moest bewerkstelligen. Louie, geloof me: er is niks mooier en er is niks lelijker dan de mens. Ik hoop, dat je met jouw leventje de mooie kant op kruipt, stapt, loopt.   Indien je me later vraagt: ‘Papa, waarom leven wij?’ heb ik geen idee. Jouw zoektocht naar wijsheden zal sowieso wijzer zijn dan je bestemming. Daarin zal ik je proberen loslaten. Waar ik je iets nadrukkelijker in de juiste richting wil sturen, is bij de vraag: ‘Papa, hóe moeten we dan leven?’ Kunst, religie, filosofie staan hoog, maar ethiek staat er wat mij betreft boven. Er is niks mooier dan iets moois doen voor een ander. Ook dat is kunst. Maar ik moet toegeven dat ik deze levenskunst zelf te weinig toepas. Het is ook voor mij moeilijk om geen kind van mijn tijd te zijn. Een tijd die te fel wordt overschaduwd door zelfzucht en een hartvochtigheid die hartelijkheid als naïef bestempelt. Alsof onze blik op de medemens standaard op selfie staat. Hoe zal ik je kunnen uitleggen dat er op jouw geboortedag ouders aanspoelden aan de voorspoedige oevers van Europa -misleid door vuurtorens die wereldwijd Verlichting uitstralen. Vluchtelingen die denken eindelijk veilig voet aan wal te zetten om meteen weg te zakken in een moeras van kille tentenkampen en dito onthaal, met baby’s in ontrafelde draagdoeken negen maanden daarvoor verwekt in schuilkelders waar mama en papa hun huiden lieten dansen en zingen tegen de donderslagen van de hel daarbuiten. Kinderen geboren als een speldenprikje hoop, een restant warmte, een middelvinger naar dood en verderf. ‘Hadden die mensen dan iets fout gedaan?’ zal je me vragen. ‘Konden jullie niet meer doen voor hen?’ Mijn mond vol tanden zal boekdelen spreken. Ik weet niet wat er lastiger wordt: die keerzijde van de wereld verdragen ... of ze je verklaren. Ik wil je alles en meer geven, Louie, maar wat ik je het allerliefst had willen bieden, is niet voorhanden: geboren worden in een wereld waarin kansarmoede kansloos is, alle bloedvergieten voorgoed vergoten en slechts één uitgestorven diersoort: de geldwolf. Ik kan wel pogen je via taal over een wereld te vertellen waarin Vladimir, Kim Jung, Bashar en Donald onderbetaalde poetsmannen zijn, waarin natuur koningin is met mensen als onderdanen, maar na dit talig uitstapje moeten we onverbiddelijk terug naar de onverbloemde werkelijkheid. Ja, kleintje, je vader houdt van grootspraak, maar dat is ongetwijfeld om zijn eigen beperktheid te camoufleren.   Ik heb het gevoel dat ik je met deze brief alles en niks heb verteld. Ik weet zelf niet goed wat je uit deze woordenbrij kunt opvissen. Wat ik je vooral wil zeggen is dat het leven de moeite waard is, dat kunst overal is, Vadertje Tijd relatief en Moeder Natuur absoluut. En dat je op je schattenjacht het goede moet proberen doen voor andere schattenjagers. Terwijl je nu nog hooguit pap drinkt, krijg je hier wel al een hele boterham op je bord. Neem dus rustig de tijd om lekker te zoeken, verdwalen, schatten delven. Geen haast hoor, je bent tenslotte nog maar zes maandjes oud.   Veel liefs, je vader Joachim   Ps. Volgende keer schrijf ik over liefde. Dat is véél eenvoudiger.

Joachim Stoop
0 0

Wereldloper

Gefascineerd staarde Edie naar de rozige, zachte armen en lange, dunne vingers die vanaf nu de hare zouden zijn. Pas toen ze voorbij de douane waren, hadden haar bewakers haar handboeien af gedaan. Afscheid nemen van het zuurstofmasker was daarentegen voorlopig nog niet aan de orde. Langzaam pompte het ding gelijkmatige hoeveelheden zuurstof in Edie’s nieuwe longen. Edie wreef over haar polsen en wierp de bewakers een vuile blik toe: twee stuks, elk van een identieke hoogte, gehuld in hetzelfde grijsgroene uniform. De ene hield zijn badge voor de scanner tot de machine met een piepgeluid aankondigde dat ze mochten doorlopen. De andere klikte de handboeien weer in zijn broeksriem, nam Edie bij de bovenarm en loodste haar door het poortje. Met één vinger duwde ze voorzichtig op de rode plekken die op de plaats van de metalen ringen waren ontstaan. De pijnlijke sensatie die ze ervoer was er eentje die compleet nieuw was voor haar. Eén van de vele ongemakken die bij dit vreemde lichaam kwamen kijken. De gedachte aan haar eerste toiletbezoek enkele dagen geleden deed de haren op haar arm nog steeds overeind komen.“Aardemensen doen wàt met dit ding?” had ze vol walging en ongeloof gevraagd toen ze haar naar het kleine kamertje met de witte marmeren stoel hadden gebracht.“Het went wel.” had de bewaker schouderophalend geantwoord, alvorens hij haar genadeloos een kwartier had opgesloten. Je behoefte doen. Een pitstop houden. Geen wonder dat aardemensen er zo veel eufemismen voor bedacht hadden, dacht Edie huiverend.Geflankeerd door haar begeleiders, gleed Edie langs een eindeloze roltrap naar boven. Een gigantische glazen ruimte kwam langzaam in beeld. Roltrappen kruisten elkaar in alle richtingen, zo ver naar boven als ze kon zien, een kluwen glanzende stalen draden in een oneindig spinnenweb.Langs alle kanten stroomden wezens van allerlei werelden, al dan niet vergezeld van groene uniformpjes, de ruimte binnen. Van sommige soorten had Edie al eens gehoord, andere herkende ze totaal niet. Het harige bruine geval dat op zijn achterpoten een steile roltrap afdaalde tegenover hen, was een lychantroop, wist ze. Ze herinnerde zich het plaatje in haar schoolboek, maar de details over zijn soort, zijn dieet, zijn thuiswereld, waren al lang vervlogen. Het was nog maar enkele eeuwen geleden sinds Edie’s tijd op de schoolbanken, maar het leek nu plots veel langer. Een vorig leven.“Welkom in het Geantropisch Integratiecentrum.” kondigde een warme vrouwenstem aan. “Het zuurstofgehalte is 12 procent. De temperatuur is 21 graden Celsius. We wensen u een aangenaam verblijf.”Haar bewakers brachten haar een gang door, een trap af, een andere trap weer op. Aan het eind van een volgende gang doemde een massieve dubbele deur op. ‘Examinatieruimte’ prijkte er op een metalen plaatje. Edie slikte. De bewaker aan haar linkerarm stak zijn badge uit naar het uniformpje dat post had gevat bij de deur. “Geantroop?” vroeg de opzichter met een knik in Edie’s richting.De bewaker schudde zijn hoofd. “Veroordeelde in geantropische vermomming.”Met zijn beide handen tastte de opzichter over Edie’s armen en benen. Alsof ze het in haar hoofd zou halen om iets te proberen, nu ze al zo ver gekomen was. Hij knikte en deed een stap opzij. De deuren werden geopend met een druk op de knop. Een duwtje in de rug deed Edie een stap naar binnen zetten. De deuren sloten zich meteen weer achter haar.De ruimte was zo helder dat Edie’s ogen zich vanzelf een beetje dicht knepen. Witte muren. Witte tegels op de vloer. Ze weerkaatsten het licht dat binnenviel door de hoge ramen. De zon, besefte Edie. Ze had erover gelezen, maar nog nooit had ze haar in het echt gezien. Ze voelde haar op de huid die als een nauwsluitende jas over haar ziel was geritst. Dit was de aardewereld. De magieloze gevangenis waar ze de rest van haar dagen zou slijten. Toch leken die paar ogenblikken in de zon haar magischer dan alles wat ze al ooit had gezien.“De examinator komt zo bij u.” Edie draaide zich om en zag een vrouw in een wit pakje verschijnen door een kleine deur in de hoek. Ze was geen aardemens, maar ze deed aardig haar best. Groenige huid, gele ogen. Soms wilde de transformatie gewoon niet lukken. Mensen zoals zij kregen netjes een baantje in het integratiecentrum. Het was even goed gevangenschap.De vrouw glimlachte vriendelijk en gebaarde naar de rij plastic stoeltjes tegen de muur. Dan draaide ze zich om en verdween.Edie zakte neer op een stoeltje en liet haar blik door de ruimte glijden. Enkele vergeelde posters aan de muur en folders op het tafeltje toonden informatieve boodschappen als ‘Relaties met aardemensen: gevaarlijk experiment of het begin van uw romantisch interwereldlijk avontuur?’ of ‘Aardewereldalcohol: alles wat u wilde weten over de effecten op uw ras!’ Wellicht moesten ze de ruimte minder klinisch doen lijken, maar tevergeefs. Edie wilde net een foldertje over tewerkstelling bestuderen, toen haar oog viel op het aardemeisje in het midden van de tegenoverliggende muur, omlijst door een sierlijke gouden kader. Boven haar hoofd dezelfde vergeelde posters, de letters vervormd en onleesbaar in spiegelschrift. Edie stond op, wandelde naar haar toe en bleef pal voor haar staan, zonder haar blik ook maar een tel van haar af te halen. Lange, koperkleurige krullen vielen in dikke lokken over haar smalle schouders. Geen marmeren huid maar een rozige teint. Weg waren de schubben op haar armen en wangen. Sproeten. Geen spitse snuit, maar een idioot wipneusje. Geen hoorns. Onwillekeurig zocht Edie’s hand op haar hoofd naar wat er niet meer was. Het vond alleen haar. Dik, ros, lelijk aardemensenhaar. Het enige wat van haar was overgebleven waren haar donkergroene ogen. Het zou nog even duren voor het niet meer vreemd zou voelen, had haar transitiebegeleider tijdens één van hun eerste sessies gezegd. Dat was zacht uitgedrukt. Edie had nog nooit gehuild.

S.E.T.
0 0

Dat land met die mensen.

Toen ze aankwam hing de kip er al. Aan het spit boven een vuur in de buitenkeuken die niets meer was dan een hoop stenen, een verwijzing naar. Het weer was mild genoeg voor haar blote armen en te warm voor de sjaal die ze omhad. Toen het gezin in de ochtend had voorgesteld een dagje in het zomerhuis te spenderen, wist ze niet goed waar ze zich aan moest verwachten. Nu zaten de moeder en dochter naast haar, tegenover het vuur, terwijl de vader het spit draaiende hield. Er werd weinig gezegd. Of eerder weinig gesproken. Want iedere blik verhaalde van overweldigende dankbaarheid. Voor het eten, het gezelschap, de rust. Ze peuzelden samen van de kip. Vette vingers en smakkende geluiden. Het familierecept smaakte even verrukkelijk als beloofd, zelfs met haar licht verbrande tong. Slechts twee dagen eerder leerde ze de ouders kennen. De dochter beschouwde ondertussen, een maand na de eerste ontmoeting, als goede vriendin. Hoe komt het, vroeg ze zich af, dat ze zich hier onmiddellijk thuis had gevoeld? Dat het vreemde bed waarin ze deze ochtend ontwaakte al zo vertrouwd leek?  Dat ze woorden meenden te begrijpen uit hun harde onverstaanbare taal? Ze wist nu al dat het afscheid haar zwaar zou vallen.   Of ze zin had om naar het meer te wandelen? De dochter stelde de vraag heel stil, nog steeds onzeker over haar accent. Ze stemde onmiddellijk in. Het meer bleek een kleine vijver, een vertalingsfout. Ze namen plaats in het gras en praatten over de eenden die voor hen op het water dreven. Over hoe die er in België anders uitzien. Over die week samen, daar in België en nu hier. Over de toekomst, het verleden en hun dromen. Over alles en niets.   Toen ze, eergisteren net na haar aankomst, een flesje Duvel uit haar koffer tevoorschijn haalde, vertelde de vader dat er in dit deel van het land meer wijn dan bier gedronken wordt. Had ze hun wijngaard al gezien? Ze werd rondgeleid in de tuin die, verspreid over verschillende niveaus, groter bleek dan verwacht. De hond, nog heel klein, dartelde hen vrolijk achterna terwijl de vader met enorme trots iedere bloem en plant uitlichtte. De wijngaard bevond zich op het laagste punt van de tuin. Zonder woorden maar met dezelfde fierheid als haar man lichte de moeder haar het bereidingsproces van hun wijn toe. Ze openden een fles. Toost op het gezelschap.   De hangmat hing in een streepje licht. Vanaf dit punt keek ze uit over het volledige stuk grond. De hond genoot iets verderop van de zon die ook daar het gebladerte wist te doorbreken. Ze nam een slok van haar water en keek geïntrigeerd naar een kolonie mieren die ijverig te werk was. Met haar ogen dicht en armen lam naast haar luisterde ze naar de complete stilte. Niet veel later werd ze zacht gewekt. De moeder, warm gezicht, probeerde haar gebarend iets duidelijk te maken. Ze lachten beiden zachtjes om hun gedeelde onbeholpenheid.   Mens erger je niet op de te kleine tuintafel. Het was laat in de namiddag, op het mooiste uur van de dag. Het spel ging rustig vooruit en pretlichtjes waren goed vertegenwoordigd. Wachtend op haar beurt keek ze naar het huis, opgebouwd uit brede houten balken. Dit land, deze mensen. Volledig onbewust besloot ze zich nooit meer zo gelukkig als hier te voelen.  

parallellepipedum
0 0

Schrijftaal ? spreektaal ? dialect ? ( ge meugt gerust zen )

Hedde tal gehoord? Verleden dinsdag zat ik bij Chantal int café. Ineens loept daar een grote rat de frituur van dikke Guy langs achter buiten recht het café binnen. Dat was daar een gekweek en gedoe. Een geroep en een getier. De Laenen zat er me nen borstel achteraan. Chantal die wier zot. Ze dacht da speelt dieje nooit kleer. Het succes was novenant. Aloïs begon al lelijk te doen. Die zijn keers was bijna uit. Tripel van Westmalle die kunnen daar niet tegen. Zuiver voor de commerce. In café ‘in de Volksvriend’ daar worden ze opgedaan. Da was geen aardigheid in diejen tijd.             Ge meugt gerust zijn. Lachen dat die dee. Da’s iet aarig ze, een rat. Goe zat allemaal. Dieje is er afgevallen. Da was t’een en t’ander. Just op tijd. Gustje was ze weer aant plagen. Da gezaag zal sebiet wel gedaan zen, zei ze. Toen wast vat af. Genne De Keuninck nie meer. Chantal belde naar Louis van café ‘ De Pelikaan’ Wulle met dat leeg vat naar den overkant. Rolt er nie mee of ge ga wa voorhebben zei Louis. Dieje loempe van de vakbond van z’n kloten maken Veul te zwaar. Dieje is dan ook geboren op 1 april. Alleman zat. Den dag van heden mag da allemaal. Op ne werkdag lopen ze al van t’een café naar tander, oep ne werkdag hè. Goe gelachen wel.             Iet anders. Ik heb ne nieve caravan. Als k het kraantje in da keukentje openzette begon toilet te lopen.. Da darmpke zal verkeerd. Iet later stond de schuif onder de poempbak, met bestek, ge weet wel, helemaal vol water. Vloeken jongen, vloeken. Na zat er een ander darmpke los. Veel gezever mee gehad. Dieje verkoper stamp ik onder zenne put da de ballen in’t rond vliegen. Da’s veel beter dan een Rapido plooicaravanneke. Na moet ik wel naar de keuring want de nieve is meer dan 700 kilogram. Chance da we in Hühnerscheid genne regen hemme gehad. Da’s Luxemburg nie ver van Bastogne. Kelly had voor niks greppeltjes gegraven. Hoe loemp kunde zen? Veurige keer hadde we regenweer. Niks dan modder. Klote weer en problemen met gasvuur. Een steekvlam van zeker drei meter. Da darmpke zat geplooid. Bekan heel de voortent weg. Da’s nylon, hè da zeil. Nog nooit zoveul sigaretten meegebracht. Die camions konden allemaal aan de kant. Met ne caravan konde gewoon door. Den Opel Vectra is wel aant verslijten. Di van ons zegt dat geld op is.             Ik hem gehoord dat de Léon bekan met visbak en al de vort ingeduikelt is. Voorover, recht erin, bekan. Die kan nie vissen met den haak. Neen, neen ne meerval. Genne snoek. Verkeerd aas. Hoe loemp kunde na zen. De miserie van een ander daar zijn we nie mee gediend. Da maakte mij nie wijs. Ja, ja, café Arizona was om drei uur nog open. Ge meugt gerust zijn.

Hubert Grimmelt
0 0

Een vreemde reflex

De professor keert zich naar zijn studenten. In een poging om zijn bordschema te verduidelijken opent hij zijn mond. En dan gebeurt het. Een indringer pakt het strotklepje op snelheid. De man hapt naar adem. De haartjes in zijn luchtpijp krijsen het uit bij het vaststellen van de ongenode gast. Elektrische impulsen flitsen door zijn zenuwvezels, worden chemisch doorgegeven van synaps naar synaps, van insnoering naar insnoering om dan weer elektrisch  op weg te gaan naar het centrale zenuwstelsel. De reflexboog staat gespannen, zijn nekspieren ook. Aan zijn slapen verschijnen wild pulserende aders. Achter het nalatige kraakbeenklepje klappen zijn stembanden spastisch open en dicht. “Hukh, ukh, kh” brengt hij uit. Een traan rolt over zijn wang.   De hoest is een reflexmatige explosieve uitademing die ontstaat bij prikkeling van de luchtwegen en deze reinigt van slijm en vreemde voorwerpen. In tegenstelling tot bijvoorbeeld de enkelvoudige kniereflex is de hoestreflex complex van aard. Bij de receptie van een sensorische impuls –de prikkeling van het slijmvlies in de luchtwegen - wordt een signaal doorgegeven via afferente zenuwvezels naar het ganglion, een bundel zenuwcellen naast het ruggenmerg. Van daaruit worden twee soorten efferente zenuwvezels aangestuurd die de reflex in gang zetten. Complexe reflexen zijn langzamer dan enkelvoudige, er ontstaat een korte tijdspanne tussen receptie en reflex. Zij worden derhalve ook wel vreemde reflexen genoemd.   Wat volgt is een briesende luchtstoot die zich met een kracht van jewelste en een vlaag van kleverig slijm de ruimte in stort. De professor kijkt beduusd naar het snot op de tafels van zijn studenten op de eerste rij. In het midden plakt een zwart schepseltje met poten. “Excuseer” herpakt hij zich. “Er zat een vlieg in mijn keel. Ze is eruit nu.”

Fien
46 1