Zoeken

Naakt in dit leven

De herfst kleedt zich langzaam uit. Net zoals ik. Nee, niet letterlijk, waar zit je met je gedachten? Wat ik bedoel is dat ik langzaam maar zeker mezelf weer vind. Langzaam maar zeker ontdoe ik me van alle ongewilde gewoontes, van alle vastgeroeste routines, net zoals de herfst zijn gekleurde kleed uitdoet. Klinkt mooi, vind je niet? Maar in werkelijkheid is het hard en bitter en valt het mooie kleed op de kille, koude grond.   Mijn diepste binnenste is gehavend door onverwerkte herinneringen, door ongewenste diagnoses, door mijn perfectionistische gedrevenheid om te voldoen aan een zelfopgelegd en onhaalbaar ideaalbeeld. En het doet pijn, maar tegelijk voelt het goed en juist. Want langzaam maar zeker leer ik de jonge vrouw kennen die me aankijkt in de spiegel. Ik ontdek haar diepe bezorgdheden en onuitgesproken vragen, haar valkuilen en angsten, haar passie en ongedwongen verlangen, haar oprechte liefde en diepste dromen. Langzaam maar zeker en met een bang en kloppend hart, ontdek ik wie zij is…   Misschien… misschien moet je door het diepste dal gaan om het heldere licht te zien. Misschien moet je ziel koud en leeg zijn om het vuur van echte passie te voelen. Misschien moet je jezelf verliezen om gevonden te worden. Misschien moet je neergeslagen worden door blind ongeloof om de oneindige mogelijkheden helder te zien. Misschien… misschien…   Want is dat niet wat we allemaal willen? Is het niet zo dat ieder mens ten volle wil zijn wie hij is? Om uitgekleed en naakt met alle imperfecties te staan in zijn leven, oprecht en gelukkig? Is het niet zo dat ieder mens streeft naar ultiem geluk?   Want dan… dan kan ik alleen maar concluderen dat mijn diepste val, mijn grootste redding is. En hoe koud en kil deze winter ook voelt, zo zonder kleren aan ;-) ik weet dat het mooiste nog moet komen. Vrij van alles wat ik dacht dat moest, vrij van alles wat mij aangemeten werd, vrij van alles zoals het was, naakt in dit leven dat altijd al het mijne was...   Dus ja, ik huil tranen van vreugde, nu nog kil en koud op deze grond, want wat die jonge vrouw in de spiegel me wil vertellen, is dat oprecht geluk vanbinnen zit.   Ik zoek niet langer, ik kleed me uit.   En jij? Wat doe jij?  

Leah
29 0

Goud

De rolstoel lag er verlaten bij.   Het verweerde kunstleer van het door vele konten doorgezeten zitvlak vertoonde oude barsten. De rugleuning, een verse scheur. In de rafels hingen de nog lauwe sporen van de zopas hevig gewoede strijd. De restanten van de verloren energie, van het eindeloze rennen door de al even eindeloze gangen, hadden hem nog niet verlaten. De kleine wieltjes trilden na. Het grote achterwiel – net nog moeizaam langs de stugge vloeren, nu bevreemdend, als een ufo priemend in de lucht – wentelde rond. In cadans met dat afschuwelijke, dat onophoudelijke gepiep. Een waarschuwing, een alarm. Als van een stervend dier. Alsof het ding haar zei: ‘Weg nu hier!’.   Niet alleen de rolstoel was verlaten. Ook de ruimte zelf was leeg. Na het dolle kluwen van daarnet, was ze nu helemaal alleen. Haar hart bonsde in haar keel. In het ritme van het wiel dat draaide. Of was het omgekeerd? Ze bleef staan en kneep haar ogen dicht. Net zolang totdat de stilte opnieuw luider werd dan het geluid.   Pas wanneer haar hart terug op zijn plaats zat – daar waar het hoort, in het midden van haar borst - en het piepen was gestopt – was het dier gestorven? – durfde ze te kijken. De rolstoel lag nog steeds verlaten. Vergeten in de chaos van de strijd. Niet alleen de stoel, ook de ruimte zelf had afgezien. De sporen waren overal. Op de groene randen van de muren, op die tegendraadse vloer van goud. Precies van waar ze stond, op de deuren zonder klinken, langs de gevolgde route op de grond.   Het was geen droom. Zelfs geen boze. Ook al wenste ze nog zo hard van wel. De bruine vegen om en rond vormden de kruimels in haar bos. Voetje voor voetje sloop ze dichter. Met haar kleine kinderhand vlak onder de besmeurde groene rand. De kruimels liet ze zo. Eerst werd alles meer, meer rood, meer geel, meer groen. In het bijzonder in en rond de stoel. Meer klieders en meer vuiligheid, meer van alles en nog wat door elkaar. Tot het spoor plots stopte en er niets meer was. Geen vlek, geen spetter, zelfs geen veeg.   Ook het wiel bewoog niet meer. De stoel was doodgebloed, zo leek het wel. Ze gaf de rubberband een duwtje. Hij trilde, twijfelde, tolde even, en viel weer stil. Hij piepte niet langer als een stervend dier. Was ze te laat? Ze nam de leuning vast. Ze trok uit alle macht. De nieuwe rafels schreeuwden. Ze trok harder. De rafels schreeuwden luider. Ze trok nog harder. Hij moest eraan. Ze moest hem horen janken. Net zoals ook mama net nog had gedaan.   Ze schreeuwde nu zelf ook. Net zo luid als die stomme stoel. Ze schreeuwde en ze huilde tot ze bijna doodging en de deuren openvlogen. Plots was ze niet meer alleen. Plots waren er heel veel armen om haar heen. En ook, bijna meteen, de warme stem van papa.   ‘Proficiat zusje, je hebt een broer!’

Bregtje Van Bockstaele
1 0

Anansi

Anansi   In het begin was er niets. En uit het niets kwam een eerste gedachte. Uit dat eerste gedacht kwam het initiële design. Die verschijning had moeite om te blijven hangen en creëerde een paar poten met weerhaken om zich te verankeren aan die eerste gedachte. En nog een paar, en nog een paar. Ten slotte had het vier paar poten, dat moest volstaan. De eerste grafische interface op het allereerste frame was klaar. De nieuwe wereld was online.   Het design met acht poten nam de vorm van een spin aan. Het gaf zichzelf een naam. ‘Anansi heet ik in deze dimensie’. Het keek rond in de doodse ruimte. ‘Ik moet een platform creëren’, dacht die eerste verschijning, anders moet ik hier heel de tijd doodstil blijven hangen in het oneindige niets’. En uit de eerste gedachte werd een tweede geboren.  ‘Ik maak mijn eigen wereld, ik spin draden en verbindt ze zodat ik zelf mijn terrein kan bepalen, zonder hulp van degene die het in oorsprong heeft bedacht’. De spin begon zich heel erg op haar kont te concentreren, omdat zij dacht dat zij haar kop moest gebruiken om na te denken en haar achterwerk om te werken. Anansi spon een web zo groot, dat zij in alle uithoeken van de denkbare wereld kon komen, zonder veel moeite. Zonder in een zwart gat te vallen. Terwijl ze bezig was, met spinnen en te bedenken hoe het web er moest uitzien, zag ze al haar ideeën en gedachten als donkereballonnen opstijgen; ze vormden een grijzig wolkje in het purperen heel-al.  Hoe langer ze werkte, des te groter en donkerder werd de wolk. Tot er een gigantische zwarte cloud was ontstaan. Anansi was heel tevreden met zichzelf, maar vond het jammer dat zij haar design en content niet kon delen met andere graphics. ‘Ik moet een script schrijven en interactie brengen, of ik verveel me hier dood’, dacht zij. Tenslotte bestaat niemand echt totdat de andere je ervaart. Anansi ging in het midden van het web zitten en dacht lang en diep na. In de cloud begon het te rommelen. Maar verder gebeurde er niets. De spin werd gestoord door haar eigen maag die mee begon te rommelen met de cloud boven haar kop. ‘Als ik niets te eten heb, kan ik op den duur niet meer denken, mijn lijf en brein heeft voedsel nodig’. Vanuit de cloud viel een nieuw idee naar beneden, vlak voor haar voeten. ‘Aha’, dacht Anansi, ‘zo werkt het dus.  Dat ding daarboven verzamelt ideeën en bedenksels. Die wolk is met mij verbonden, daar groeien mijn gedachten en als ze rijp zijn vallen ze neer in de realiteit van mijn web.’ Het idee dat zij moest eten viel vlak voor haar poten: het werd geboren uit een diep verlangen te overleven in haar zelfgecreëerde wereld. Het vertelde haar dat het voedsel in haar web zou vallen zodat zij het moeiteloos kon opvangen.  Makkelijk zat, de spin moest er maar aan denken en het gebeurde, zo ging dat.    En de gedachte ontvouwde zich steeds verder.  Anansi sprak tot zichzelf, ‘waarom het niet een beetje spannend maken?  Het leven moet niet te makkelijk zijn, anders is er niks aan. Als dat eten nu eens poten heeft, zodat het wat kan tegenstribbelen, en ik wat moeite heb om het te vangen.  Als mijn voedsel, net als ik, ook kan denken, zodat het plannetjes kan verzinnen om me om de tuin te leiden, dan wordt het pas spannend!  Ik wil niet enkel dat het mijn bestaan erkend, neen, zowaar,  ik verlang dat het mij vreest. Zo voel ik me niet langer alleen.’ In een oogwenk voelde zij zich oppermachtig. Aha, macht en angst. Het vooruitzicht deed haar watertanden. Zij zag zichzelf als genadeloze jager, gevreesd door de andere characters, ontsproten uit haar gedachten. Weliswaar ondergeschikt aan haar, minderwaardig in geest en leden. Het prototype dat ze voor haar geestesogen zag, had een klein hoofd, twee poten om zich vast te klampen aan het web, en twee poten om zich te verplaatsen. De poten hadden geen weerhaken, zodat het voedsel voorzichtig moest zijn om niet uit het web  te vallen. Zij noemde het prototype ‘man’. Dat vond zij wel mooi klinken. Daar kwamen de eersten al uit de cloud gevallen. Enkelen vielen direct door de mazen van het web, anderen klampten zich stevig vast met hun armen en probeerden met hun benen zo ver mogelijk van de reusachtige spin weg te geraken. Ze schreeuwden en gilden. Anansi snoof diep en hoog: ze kon hun angst ruiken. Een heerlijke geur waar ze beslist aan kon wennen.   Maar net als de spin waren de figuren behept met een enorm grote goesting om in leven te blijven. De eersten, nog onwennig in de neiuwe omgeving, vormden een makkelijke prooi.  Anansi had grote honger en was blij dat zij weinig weerstand boden. Haar grote honger was snel over en al gauw was zij het jagen beu Zittend in het midden van het web, dacht ze na.  Er viel weer een idee, deze keer recht op haar kop. Met één van haar poten krabte ze over haar kopharen en lachte om haar eigen sluwheid. ‘Ik zorg voor een upgrade want dit is al te makkelijk. Weet je: ik geef ze een beetje meer verstand. Ik noem ze man 2.0.’  En inderdaad, na een korte update en een vervelende reboot werden de eerste prototypes vervangen door nieuwe. Uiterlijk was er weinig verschil, maar deze verbetering bood al iets meer weerstand: ze probeerden zich te verdedigen wanneer de spin ze eindelijk te pakken kreeg. Het kostte haar inderdaad meer moeite want de dingen waren ook iets sneller geworden. Zo volgden nog een paar upgrades. Telkens voegde zij een aantal nieuwe features toe, zodat de mannetjes tenslotte min of meer waardige tegenstanders waren geworden.  En hoewel ze nog steeds veel kleiner waren en eerlijk gezegd, niet half zo sluw als zij, voldeden ze aan haar wensen.   In het begin was het spel leuk: Anansi kreeg geen genoeg van de jacht op de mannen.  Dag en nacht was zij er mee bezig: overdag jaagde zij en s 'nachts stond zij in verbinding met de cloud en bedacht zij strategieën om meer levels in het spel in te bouwen. Extra apps en features werden voordurend toegevoegd. Ze lette er wel goed op dat haar prooien niet te slim werden, inferieur bleven aan haar, in elk opzicht. Honger had zij al lang niet meer, daarvoor moest zij het niet meer doen.  Maar zij genoot zo van de macht, de erkenning als jager dat zij het niet kon nalaten om steeds nieuwe ideeën uit de cloud te halen. Na een tijd hingen in het web overal cocons met halfverteerde mannen, dood of amper levend, als bewijs van haar oppermachtigheid. Het web werd een spookachtige schemerzone vol dood en verderf. En niet alleen de sfeer was duister en zwaar. Door het gewicht van de ontelbare cocons begon het web stilaan door te wegen.  Hier en daar bemerkte Anansi een scheur, een losse draad. Trots op haar creatie, repareerde ze in het begin elke scheur die ze tegenkwam. Maar de hardware maintenance eiste veel van haar energie. Bovendien werd ze vet en log van het vele eten en had ze minder en minder interesse in het onderhoud van haar omgeving. Ondertussen was zij toe aan de zevende upgrade van de mens. De mannen konden haar niet meer boeien. Met ogen gesloten droomde ze van een tweede character, complementair aan de mannetjes, zodat ze konden samenwerken.  Toen zij haar vele ogen opende, zag zij dat haar droom werkelijkheid was geworden. Ja, voor haar stond een tweede personage, met  een paar andere features dan de eerste. Het ding miste een paar dingen maar maakte dit goed door andere extra’s. Ze liet het gaan naar de mannen en observeerde hoe de mannen reageerden op haar nieuwe bedenksel. Man upgrade 7.0 was alvast bijzonder geïnteresseerd in de extra features, dat kon zij zo wel merken. En tevreden schiep zij evenzoveel nieuwe characters, die zij makkelijkheidshalve vrouw noemde, om zo het onderscheid te maken.  Zo kreeg ze terug belangstelling in haar verzinsels. En zie, zij genoot weer even van haar zo geliefde spel, de jacht op alle levels.   Niet voor lang. Al snel bemerkte zij een grote vermoeidheid: maintenance van hard en software waren een slopende bezigheid. Zij vond dat zij na dit hard labeur wel een paar dagen mocht rusten. Vol vertrouwen en goede moed, maakte zij zich een warm nestje in het midden van het web.  Zoals elke avond trad zij in contact met de duistere wolk boven haar, die ondertussen enorme proporties had aangenomen.  Net voor zij in slaap viel, werd zij een beetje weemoedig en kreeg in die stemming een flinterdun gedacht: ‘deze mannen lijken een complementaire versie wel op prijs te stellen. Misschien moet ik voor mezelf ook gezelschap verzinnen? Geen gelijke maar kleinere versies van mezelf.’ Dat laatste idee vond zijn weg naar de cloud erboven en zie, zij viel in een diepe, droomloze slaap.  Na die lange tijd van nadenken en jagen gunde Anansi zich een rustgevende, deugddoende slaap die dagen, maanden, jaren duurde.   Na vele jaren werd de spin wakker. In haar nest lag iets wat zij nooit eerder zag: lege schelpen met scherpe randen, en dit met duizenden tegelijk.  Verwonderd, slaapdronken keek Anansi rond. Het enige wat haar op dat moment bezighield, was het lege gevoel in haar lijf. Wat had zij een honger! Geen idee van de tijd die verstreken was en met een voze kop van het lange slapen en stramme poten van het stilliggen, begonnen haar ogen vol slaap terug vormen te onderscheiden. Langzaam klaarde de mist op in haar zicht. Wat zij toen zag, verlamde haar van verbazing. Rond haar nest stond een kring van mensen, beide versies, die elkaar bij de hand hadden, de armen in elkaar gekruist.  Het was alsof ze met hun armen zelf een web gesponnen hadden, Ondanks al haar spinnenogen wist Anansi niet waar eerst te kijken, met zoveel waren ze. Met veel meer dan zij zich had kunnen herinneren. Er waren niet alleen de mannen en vrouwen maar ook andere, kleinere wezens te bemerken.  Eens van de eerste schok bekomen, herpakte de spin zich. Haar achterlijf vulde met venijn. Zij gromde luid, en sprak: ‘houd u vast, want ik ga jullie vangen, één voor één, en dan eet ik jullie allemaal op.  En die kleintjes, bewaar ik voor laatst! Maar tot haar grote verrassing weken ze niet uit elkaar. En ze spraken, al die inferieure wezentjes, veel kleiner, dom en hulpeloos, als met één stem. ‘Jij mag dan groot en sterk zijn, en veel slimmer dan elk van ons afzonderlijk.  Maar wij zijn met velen, en verbonden door een eigen web, dat wij met ons lichaam en geest hebben gesponnen. Door de verbinding met elkaar zijn we veel machtiger dan dat u ooit had durven dromen. Tijdens jouw slaap hebben we de feedback van jouw laatste gedacht opgevangen vanuit de cloud.  Dit gedacht heeft zich vertaald in nieuwe hardware : honderdduizend eieren, met elk een piepkleine versie van uzelf lagen in jouw nest. Daaraan hebben wij ons gevoed en zo hebben wij uw sluwheid en het besef van de kracht van het gedacht en access tot de cloud overgenomen.  Met die nieuwe wijsheid en het voordeel van de massa, want ja zoals u ziet zijn wij met velen, zullen wij u nu doen verdwijnen. Niet langer leven wij in constante angst voor ons leven, samen hebben wij ons eigen web gespannen waarin u, Anansi, niet langer past.   Vanaf nu, kunnen wij, zonder u,  in alle rust verder leven.’ En door de kracht van het gezamenlijk bewustzijn, door de armen stevig te kruisen, een geen moment te twijfelen, zoals Anasi ook nooit getwijfeld had, viel de spin door een scheur in het web, dat zij lang geleden, in haar luiheid en zelfgenoegzaamheid, niet had willen maken.  Zij viel in het zwarte gat, heel ver in de diepte, in de vergetelheid der tijden. Wat waren ze opgelucht, beide versies, mannen en vrouwen. Op dat moment spraken zij als één, nog steeds verbonden in een mensenweb. ‘Nooit zullen wij vergeten dat wij met elkaar verbonden zijn door deze overwinning op de sluwe spin, zij die door eigen gulzigheid en hoogmoed ten val is gekomen.  Laat ons voor altijd het pact tot overleven blijven eren, nooit vergeten dat onze levens onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Dat de daad van één een weerslag heeft op het grote Geheel.’   En tesamen dachten zij zich een betere wereld, een wereld waar zij samen in vrede zouden leven. Zij maakten zich los van de grote cloud daarboven en daar verscheen het licht en de blauwe hemel. Zij dachten voorgoed verlost te zijn van de duisternis en de spin. Nooit meer moesten ze vluchten voor hun leven, gedaan met angst voor wat de volgende dag zou brengen. Leven in vertrouwen en vrijheid.   Is dit het einde van het verhaal, een happy end zoals in de meeste sprookjes? Neen, ze leefden nog lang en ongelukkig. Dat wel.   Het mensenvolk, onbedreigd tijdens de diepe slaap van spin, had de kinderen van de spin tot zich genomen. Uit wraak hadden ze de eieren gebroken en de inhoud verorberd om hun grote honger te stillen. Nu er niet langer op hen werd gejaagd en ze in leven bleven, hadden ze voedsel nodig en de eieren waren het enige dat voorhanden was. Zo is Anansi in ieder van hen stilaan beginnen groeien. Haar sluwheid, gulzigheid, luiheid en de wil te overheersen: dat alles dragen zij mee in hun zelfgecreëerde wereld. Anansi is voorgoed geprogrammeerd op hun interne harde schijf. De spin was dood, haar geest bleef leven. Zolang er mensen zijn, is haar nalatenschap gegarandeerd. In de donkerste krochten van de menselijke geest sluimert ze. In duistere uren wordt ze wakker, kruipt ze uit haar nest en is de jacht weer open. De mensen zijn het spinnenweb allang vergeten, samen met het besef van de kracht van het menselijk verbond. En met het inzicht dat alles begint met een gedacht.   EINDE

cristin van ooyen
0 0

wedstrijdje?

‘He, Polo, doen we een wedstrijdje? Om ter eerste aan de andere kant van het voetbalveld.’ Zulu staat je stralend aan te kijken? ‘Wedstrijdje?’ ‘Ja, wedstrijdje. Je kent het wel, wie het eerste aan de overkant is, die heeft gewonnen.’ De uitdagende blik die ze je toewerpt, kan je niet negeren en je gaat al bijna even stralend op haar voorstel in. ‘Klaar om ingemaakt te worden Zulu?’ ‘Hou jij je maar klaar Polo, want winnen zal je niet van mij.’ Jullie kijken elkaar een laatste keer in de ogen en dan roepen jullie tegelijkertijd: ‘START!’. Als twee gekken komen jullie in beweging. Hink, stap. Hink, stap. Je neemt meteen de leiding en je ziet hoe Zulu je op de hielen zit. Hink, stap. Hink, stap. Je probeert sneller vooruit te komen. Je moet en zal deze wedstrijd winnen. Jij bent de jongen, en je gaat toch niet onderdoen voor je jongere zusje. Hink, stap. Hink, stap.  Sneller en sneller begin je te gaan. Hink, stap. Hink, stap. Je valt bijna over je eigen voet, maar je herpakt je en je gaat verder. Hink, stap. Hink, stap. Het stoffige zand komt in je longen en je begint te hoesten. Maar je negeert het en je gaat verder. Het hoesten heeft je jammer genoeg vertraagd en Zulu haalt je in. ‘Zwakkeling,’ roept ze naar je, terwijl ze haar tong lachend naar je uitsteekt, ‘Trage slak,’ zingend steekt ze je voorbij. Jij doet je best om haar terug in te halen, maar ze heeft de snelheid goed te pakken en ze bolt bijna over het grasveld tot aan de andere kant. Gierend van het lachen hoor je haar steeds verder voorop geraken. ‘Wacht maar zusje, ik haal je nog wel in,’ roep je en je holt haar achter na. Hink, stap. Hink, stap. Jij gaat steeds sneller en sneller. En ook Zulu gaat steeds sneller en sneller. Hink, stap. Hink, stap. De andere kant is niet meer ver en je hebt haar echt bijna ingehaald. Je voet blijft haken achter een kiezelsteentje. Je verliest je grip en stuikt in elkaar. Rollend val je op de grond en een paar meter verder kom je tot stilstand. Zulu heeft je horen vallen. Ze draait zich abrupt om, en door deze beweging blijft haar wiel steken in een putje. Samen liggen jullie op de grond. Jij helemaal onder het stof van kop tot teen, met je krukken een paar meter verderop, zij naast haar omgevallen rolstoel. ‘Polo?’ ‘Zulu?’ Even zijn jullie bang dat iemand zich pijn heeft gedaan. Niet veel later gieren jullie het uit van het lachen. ‘Ik denk dat we kunnen concluderen dat ik de snelste ben,’ zegt Zulu stralender dan ooit. ‘We doen het morgen opnieuw, dan zullen we nog wel eens zien wie de snelste is,’ is jou antwoord voor haar. Je sleept je overeind naar je krukken, je duwt jezelf recht en je hinkt verder naar Zulu. Je helpt haar terug in haar rolstoel en je geeft je krukken aan haar. Je pakt de rolstoel vast en jullie gaan samen terug naar huis. Zij al rollend, jij al hinkend op je ene been.

Lore
0 0

Alternatief sprookje

(afbeelding: Lectrr)   Hans keek verdwaasd voor zich uit. Zijn Griet was met haar hebben en houden met de noorderzon verdwenen. Hoe had het zover kunnen komen ?   Toen ze nog met de vader van Grietje, de houthakker en stiefvader van Hansje samen met de moeder van Hansje en stiefmoeder van Grietje aan de rand van het woud woonden waren ze, niettegenstaande hun schrijnende armoede, toch gelukkig geweest.   Het afgeluisterde gesprek tussen hun respectievelijke stiefouders over hun achterlating in het bos had hen geen deugd gedaan en Hansje had het heel stom gevonden dat hij de truc met de kiezelsteentjes nadien met broodkruimels had geprobeerd. Hij had zich doodgeschaamd voor Grietje. Waarom ook moesten die domme bosduiven zijn kruimels oppeuzelen?   Gelukkig dat het sneeuwwit vogeltje al op het stekeldoorntje hen naar het huisje van peperkoek had geleid. Zij hadden zich tegoed gedaan aan de lekstokken die aan het dak bengelden,  de croissants en boterkoeken op de deur en het kleurrijke snoepgoed dat her en der aan de muren hing.  Echt voedzaam waren die dingen niet geweest maar hun buikjes werden eindelijk eens gevuld.   Dat het plots opgedaagde besje hen na haar 'wie knabbelt aan mijn huisje' nog chocolademelk en pannenkoeken met bruine suiker had voorgeschoteld was er teveel aan geweest. Toen dit oud scharminkeltje uiteindelijk ook nog een heks bleek te zijn was het hek van de dam.  Maar er zat niets anders op dan berusten in hun lot en dank zij de vetmesterij van Hansje kon ook Grietje af en toe een stukje hamburger en wat frietjes met mayonaise meepikken. De hongersnood was alvast verleden tijd.   Het verhaal ontplooide zich verder, eerst met de gruwel van het water dat werd gekookt om Hansje in te garen - de oven die opgestookt werd om Grietje in te duwen  en het heldhaftige optreden van Grietje die het oude vrouwtje in de oven duwde waarin deze, zoals het een heks betaamt, levend werd verbrand.    Daarna volgde het stroperige deel met de ontdekking van parels en edelstenen.  Alweer vulde Hansje zijn broekzakken met deze steentjes en Grietje, die nog haar schortje om had van het geveinsde broodbakken in de oven, propte het vol met parels.   Waarom er, later door Disney meermaals geïmiteerde, witte zwanen bij te pas kwamen om de weg naar huis te vinden blijft een raadsel . Het dekselse water waarop de zogenaamde boot ontbrak hadden ze immers nooit opgemerkt op de heenweg naar het heksenhuis .   Dat vader bij het weerzien blij was maar ook weer triest omdat zijn tweede vrouw inmiddels overleden was , niet echt van verdriet maar van pure ontbering en dat hij snel weer vrolijk werd bij het zien van zoveel rijkdom,  kon niet echt een happy end genoemd worden.   Moest er dan een nieuw einde aan het verhaal worden gebreid ? Wat er niet in het verhaal werd verteld maar logischer leek is het feit dat Griet en Hans van elkaar 'stief' en ook stapel waren en dus samen konden trouwen en nog lang en gelukkig leven.   Zo geschiedde dus, tot er haren in de boter kwamen. Hans was nooit zijn overtollige kilo's van weleer kwijt geraakt en Griet had met de vele parels die ze zich had eigen gemaakt de smaak te pakken gekregen en was een  juwelierszaakje begonnen.  Toen Hans zich ook nog in de drank gooide en Griet zich danig begon te interesseren in een knappe vertegenwoordiger van Huize Cartier gingen de poppen aan het dansen.   Het sprookjeshuwelijk waarvan in het ware leven nooit sprake was geweest, maar ook niet in het sprookje, eindigde in een banale vechtscheiding.    

Vic de Bourg
456 1

Bellatrix

Zie je daar dat meisje? Daar op het strand, met die roze knuffel in haar hand?   Dat is Bellatrix.   Bellatrix houdt van kralen, schelpen, sterren en van haar knuffel Bettelgeuze. Ze woont samen met haar papa, haar mama en haar broer in een klein vissershuisje op het strand. Haar papa bouwt er boten en haar mama schildert ze. In hun huisje ruikt het altijd naar houtsnippers en verf. En naar het zout van de zee. Niet alleen Bellatrix' huis is trouwens heel bijzonder. Nog specialer is haar naam. Toch? Ze kent niemand anders die zo heet. Behalve dan haar mama en haar oma natuurlijk. En de mama van haar oma. En de mama van de mama van haar oma. En de mama van… Tja, zo kunnen we nog wel even doorgaan. In Bellatrix’ familie heten alle oudste dochters Bellatrix. Al eeuwenlang. Bellatrix weet niet waarom. Als ze haar mama naar de reden vraagt, glimlacht die alleen maar geheimzinnig. Ze streelt over Bellatrix’ haren en ze zegt: ‘Een wonderlijke naam voor een wonderlijk meisje.’ En verder niets meer.   Elke avond, als alle anderen in huis naar dromenland zijn, kruipt Bellatrix uit haar bed en sluipt ze de ladder op naar de zolder. Samen met Bettelgeuze kijkt ze door de raampjes in het dak naar de sterren. Eerst zoekt ze de Grote Beer. Als ze die gevonden heeft (hij lijkt trouwens meer op een steelpan - je weet wel, zo eentje om eitjes in te koken, dan op een beer), telt ze verder omhoog tot aan de Poolster. Dat is de piepkleine ster waarrond alle andere sterren heen lijken te draaien. Soms kijkt ze nog even naar Cassiopeia. Die sterren vormen samen de letter W. En ze hebben ook al zo'n bijzondere naam. Cassiopeia. Prachtig, toch? Maar haar aller-aller-aller favorietste sterrenbeeld is Orion. De Jager. Naar hem kijkt ze in de winter elke avond net zo lang tot haar eigen adem de raampjes doet benevelen en de sterren verdwijnen. Ze kan zich nooit herinneren hoe ze van de zolder weer naar beneden is geraakt, maar elke ochtend wordt ze wakker in haar eigen bedje.   Op een avond sluipt ze net als steeds naar de zolder. Het is putje winter en het heeft zwaar gestormd. Dikke wolken in ontelbare tinten paars, wit en blauw zijn eerder die dag vanuit de zee over de duinen het land ingerold. Onder het licht van de zon kregen de groene duingrassen een gouden schijn. Tientallen blauwe bollen, groot en klein, speelden verstoppertje in het gele zand. De kleuren en de vormen waren heel anders dan in eender welke andere storm die Bellatrix al heeft meegemaakt. En dat zijn er heel wat. Ondanks de hevige wind en de dikke wolken heeft het bovendien niet geregend. De hele dag niet. Geen druppel. Heel erg vreemd allemaal.   Bellatrix kijkt door het eerste raampje. Alles is donker. Geen ster te zien. De wolken zijn te dik. Het zou kunnen dat ze die avond met haar ogen dicht naar de sterren zal moeten kijken. Ze draait zich om naar het andere raampje. Door een gat in de wolken komt Orion tevoorschijn. Gerustgesteld glimlacht Bellatrix naar Bettelgeuze. Opgetogen kijkt ze weer naar buiten. Maar… ziet ze dat nu goed? Er klopt iets niet. De linkerschouder van Orion lijkt wel verdwenen. Is ze misschien al aan het dromen? Ze knijpt stevig in haar eigen wang. Au. Neen, ze is wakker. Ze kijkt nog een keer. En ja hoor, ze heeft het goed gezien. Orion is stuk. De ster uit zijn schouder is weg. Bellatrix opent het raam en steekt haar hoofd naar buiten. Met haar ogen tot spleetjes geknepen speurt ze de hemel af op zoek naar de verdwenen ster. Plots hoort ze iets achter zich. In een flits ziet ze een blauwe schijn achter de schouw van het huisje verdwijnen. ‘Is daar iemand?’ fluistert ze. Eerst blijft alles donker en stil. Tot plots een klein blauw handje en een klein blauw voetje vanachter de schouw komen piepen. En al snel de rest van een klein blauw wezentje volgt.   ‘Euh… Dag mevrouw. Ik ben Bellatrix.’ zegt het vreemde blauwe schepseltje een beetje aarzelend. ‘Hé, heet jij Bellatrix? Ik heet ook Bellatrix. Zo grappig. En ik ben helemaal geen mevrouw, hoor.’ antwoordt Bellatrix. ‘Waar kom jij vandaan?’ Het wezentje wijst naar boven, precies naar het zwarte gat in de schouder van Orion. Bellatrix kijkt van het blauwe wezen naar het zwarte gat en terug. ‘Je bent een ster? Een echte ster?’ Bellatrix de ster knikt. Gerustgesteld door de vriendelijke reactie van Bellatrix het meisje, begint de ster te vertellen. ‘Vanuit mijn plek aan de sterrenhemel kijk ik elke avond naar hier. Ook al ben ik hier – voor vandaag dan – nog nooit geweest, ik ken de Aarde goed. Van de verhalen van mijn mama. Heel lang geleden heeft zij - zij is ook een ster - hier op Aarde een klein meisje gered dat aan het verdrinken was. Uit dankbaarheid heeft de mama van dat meisje - ze was de dochter van een beroemde kapitein - hun schip geschonken aan mijn mama. Een echt schip! En ik zou er zo graag eens mee varen. Al duizenden jaren droom ik daarvan. Maar bij ons is er geen water. Daarom ben ik naar hier gekomen. Wil jij me misschien helpen?’   De ster wijst naar beneden, naar de zee. Aan de waterlijn ligt een houten zeilschip. Er zijn allerlei wonderlijke wezens op afgebeeld en de twee grote masten steken hoog de hemel in. Bellatrix de ster kijkt Bellatrix het meisje hoopvol aan. ‘Wat denk je, Bellatrix? Wil jij met me meevaren?’ vraagt de ster. Varen met een ster van Orion? Daar moet Bellatrix niet lang over nadenken. Ze propt Bettelgeuze onder de bloes van haar pyjama en wenkt de ster om haar te volgen. Langs de regenpijp glijden ze naar beneden. Zo snel als ze kunnen rennen ze over het strand tot aan de zee. Daar klimmen ze aan boord van het schip. De zeilen plooien vanzelf open. Al gauw zijn ze op open zee. De kabbelende golfjes van de net nog woeste maar nu weer kalme zee klotsen zachtjes tegen de buik van het schip. De wolken breken open en ontelbaar veel fonkelende sterren verschijnen aan de hemel. Vooraan doet de maan het water oplichten van aan de boeg tot aan de horizon.   Dolfijnen springen op uit het water. Ze spelen verstoppertje met het flikkerende licht van de maan op de golven van de zee. De bodem van het schip is doorzichtig. Een donkere schaduw glijdt onder het schip. Bellatrix de ster kijkt met open mond toe. Wanneer de walvis bovenkomt, spuit hij een fontein van water over hen heen. Bellatrix de ster danst door de waterval. Ze giert het uit. Na de dolfijnen en de walvis volgen nog vele andere dieren. Duizenden glinsterende vissen, kwallen en zeesterren zwemmen onder en om hen heen. Bellatrix de ster en Bellatrix het meisje kijken samen toe tot hun adem de glazen bodem doet benevelen en de dieren verdwijnen. Als Bellatrix de volgende ochtend wakker wordt, ligt ze niet in haar bed. Ze ligt nog steeds op zolder, in haar deken gewikkeld, netjes tussen de twee raampjes in. Heeft ze dan toch alles gedroomd?   Ze kijkt naar buiten, op zoek naar een sprankeltje blauw of de masten van het schip, maar ze ziet geen spoor meer van het avontuur dat ze die nacht beleefde. Het schip is weg en de zon staat al hoog aan de hemel. Versuft loopt ze naar beneden. Haar mama is aan het schilderen in de keuken en haar papa leest de krant. ‘Goedemorgen Bellatrix. Je bent zo laat. Heb je weer naar de sterren liggen staren deze nacht?’ vraagt hij. ‘Weet je trouwens dat er een ster is die net zo heet als jij? Bellatrix. In Orion. Kijk, ik lees het hier net in de krant.’ Bellatrix leest de eerste zinnen van het hoofdartikel op pagina één. ‘Bellatrix, de blauwe ster uit het sterrenbeeld Orion was vannacht enkele uren onzichtbaar. Wetenschappers staan voor een raadsel.’ ‘Een verdwenen ster. Waar halen ze het toch?’ zegt haar papa lachend. Bellatrix’ ogen worden groot. Plots voelt ze de hand van haar mama op haar arm.   ‘Bellatrix, een wonderlijke naam, voor een wonderlijk meisje.’ Haar mama knipoogt. Bellatrix, een wonderlijke naam voor een wonderlijk meisje. Ja, ze begrijpt het nu. Die avond kijkt ze samen met haar mama naar de sterren. En terwijl ze naar de machtige Orion kijken, is ze er bijna zeker van dat ze de kleine blauwe ster in de schouder van de Jager heel even kan zien knipogen.   Kijk zelf ook maar eens vanavond. Misschien, als je heel goed kijkt, zie jij het ook.

Bregtje Van Bockstaele
0 0

Rootless Queen

‘Mijn roots heb ik nog steeds, hoor. Ik ben ze nooit verloren.’   Ze laat de wijsvinger van haar rechterhand over de cassettebandjes in het rek glijden. Met haar linkerhand knijpt ze zachtjes in de mijne. Ik hou mijn adem in en tel de seconden voor ze ontdekt dat er een cassette ontbreekt in de rij.   Nog voor hij zijn intrek nam in het bejaardentehuis, waren we er samen al eens heengegaan, zij, haar grootvader en ik. Op de metro erheen zat hij steeds uit het raam te wijzen en vertelde hij honderduit tegen me, in een taal waar ik geen woord van begreep. ‘Hij wijst de plekken aan waar hij heeft gewerkt,’ leerde zij me achteraf. Ik wou eindeloos doorvragen, waar hij vandaan kwam, hoe hij hierheen was gekomen, waar hij hier eerst had gewoond, hoe het voelde om aan te komen in een land waar hij niemand kende.   Ik steek de cassette in de speler op de vloer en ga ernaast op mijn buik liggen. Voor ik de afspeelknop indruk, aarzel ik even. Zou ze nog wel werken? Zou ik zo alle stemmen horen die destijds haar grootvader bereikten, zoveel duizenden kilometers overbruggend, als antwoord op de stemmen die hij hen telkens zond?   Even hoor ik enkel ruis, dan weer die taal waarvan geen woord me bekend voorkomt. Minutenlang luister ik naar de melodieën van de stemmen - mannen en vrouwen, kinderen en ouderen. Dan blijft er één stem over. Haar gezangen komen van ver, maar tegelijk zijn ze ongelooflijk dichtbij. Zijn vrouw, flitst door mijn hoofd, voor ze hem achterna reisde. Haar oma.   Een auto die voorbijraast op straat haalt mij uit mijn trance. Op het bandje weerklinkt enkel nog ruis. Door het geopende raam hoor ik een flard van een liedje opstijgen uit de auto. Ruthless Queen, heet ‘t. Mama zong het altijd, als ze het eenmaal op de radio hoorde, verdween het voor de rest van de dag niet uit haar hoofd. Vroeger dacht ik altijd dat de titel Rootless Queen was. Koningin zonder roots.   ‘Betekent je naam eigenlijk koningin?’ De kuiltjes in haar wangen zijn weer daar. ‘Iedereen denkt dat altijd. Maar eigenlijk betekent mijn naam schitterend, of gelukkig.’ Haar wijsvinger heeft de plek bereikt waar het cassettebandje ontbreekt.   ‘Voor wie supporter je straks tijdens de finale van het WK,’ vraag ik, ‘België of Marokko?’

Felix Sandon
22 1
Tip

De lift

  Als je zoals ik op de hoogste verdieping van een torengebouw woont, sta je nooit alleen in de lift. Een reis van 34 verdiepingen levert ook aardig wat conversatie op of interessant luistervoer. Sommige mensen denken duidelijk dat een oude vrouw zoals ik, doof of seniel is of allebei en laten zich rustig gaan. De ruzie gestart  in de badkamer of aan de ontbijttafel wordt gewoon verdergezet, zij het op een iets gedempte  toon. Zoals dat koppel een paar dagen na Kerstmis. Hij had haar een vibrator cadeau gedaan, wat zij uitermate smakeloos en beledigend vond. Tot daar is het slechts lichtjes gênant.  Maar daarop verweet hij haar dat ze ouderwets was en dat het hem niet verwonderde van die vibrator vermits ze toch compleet frigide was. Ik vroeg me af of je ook rood kunt aanlopen van plaatsvervangende schaamte. Zij  verzekerde hem dan dat ze geen hulpstukken nodig had, haar vingers werkten prima in tegenstelling tot zijn slappe ahum…  Zo bereikten we niveau nul. De liftdeur opende, en terwijl de vrouw  uitstapte liet ze hem weten dat haar minnaar absoluut geen last had van haar frigiditeit waarop ze naar mij  knipoogde. Toch niet zo onzichtbaar dus dacht ik, terwijl ik achter haar aan schuifelde. De man zakte verder door naar de ondergrondse parking. Maar eigenlijk is dit niet wat ik wou vertellen. Eergisteren stapte op het 23ste een moeder en haar puberdochter in de lift. Ook tussen hen was de discussie al in volle gang. “Maar mamma” kloeg het meisje, “nu ik echt een keer goed ben in iets, wil je mij dat niet gunnen”. “Maar dat is toch niet waar Elly, je hebt schaatsen, wat is daar mis mee?” “Alles”, pruilde Elly. “Ze zijn voor jongens, ze zijn oud en ze zijn gewoon niet geschikt voor ijsdansen. Daarvoor heb je kunstschaatsen nodig en dit zijn klapschaatsen”. “En kunnen we die niet huren dan?” ” Bah mamma zo vies! En dat is ook allemaal oude rommel, gevaarlijk als ik sprongen wil maken enzo”.  “Sprongen!”, de moeder haar pupillen verdubbelde in omvang. “Sprongen en pirouettes en arabesken” somde Elly op. “Maar dat kun jij toch nog niet?” Elly rolde met haar ogen. “Daarvoor ga ik juist les volgen, natuurlijk en je wilt toch dat ik met veilig materiaal schaats, hé mamma”. Elly’s toon was van klagerig naar zoet geëvolueerd. Haar moeder zuchtte, “Ik heb het geld niet meisje, dat moet je maar aan je vader vragen, die heeft in elk geval genoeg  centen om met zijn koeketiene op reis te gaan”, voegde ze er nijdig aan toe. Koeketiene, hoe lang was het geleden dat ik dat woord nog gehoord had? “Maar mamma, ik zie pappa pas over twee weken!” “Ja en dat is mijn fout?” “Neen” antwoordde Elly. Aan haar  beteuterde toon te horen was dit het argument waarmee haar moeder  routineus elke discussie eindigde. Toen arriveerden we op nul. Ik zag de twee na en dacht aan de kunstschaatsen die ergens in mijn kelder lagen. Ze zijn oud, ouder dan het meisje,  ouder dan haar moeder zelfs, maar ze zijn niet echt veel gebruikt. Ze zijn waarschijnlijk te groot voor haar alhoewel. Ik heb ze gekregen toen ik zelf wat vijftien, zestien was? Zou ik dat doen? Zou ik me ermee bemoeien? vroeg ik me af. Vandaag stap ik uit de lift op het 23ste maar ik weet  natuurlijk niet in welk van de twee appartementen Elly met haar moeder woont. Van de deurbellen word ik niet veel wijzer en dus logisch kies ik om eerst bij 23A aan te bellen. Er klinkt muziek in het appartement. De deur opent een kwart en een mannenstem zegt,  “Je bent vroeg, kom binnen maar je gaat nog even moeten wachten want ik ben nog lang niet klaar”. Ik krijg hem evenwel niet te zien.  “Meneer, excuseer, meneer”, mijn stem draagt sowieso al niet ver meer maar ze wordt volledig overstemd door de muziek en het gezoem van een scheerapparaat dat op dat moment start. Uiteraard wil de man me niet in zijn appartement en dus blijf ik op de overloop staan. Ik kijk naar de deur achter mij. Ik moet daar aanbellen maar eerst het misverstand hier oplossen. Ik wacht. Het gezoem stopt dan gaat de deur van 23A  eerst dicht en dan helemaal open. “Hélène?  “ Het is die man die zo sterk op mijn Simon lijkt.  Als we samen in de lift staan heb ik altijd de grootste moeite om hem niet ongegeneerd aan te staren. De eerste keer dacht ik heel even dat hij het was, tot mijn verstand terugkeerde en ik bedacht dat Simon al twintig jaar dood is.  “Ah u bent duidelijk Hélène niet”, zegt de man. Hij is nog bezig zijn hemd vast te knopen. “En u gaat schaatsen?” Hij kijkt geamuseerd naar de zak aan mijn voeten. “Sorry voor het storen, zeg ik,” Ik heb mij vergist van appartement. Ik moet bij uw buurvrouw zijn”.  “Oh dan zijn deze zeker voor Elly “glimlacht hij.  Zo lijkt hij nog meer op Simon.  Het zou zijn zoon kunnen zijn. Hij is alleen een beetje groter, ofwel is dat omdat ik gekrompen ben. “Daar zal ze  zeker blij mee zijn” voegt hij eraan toe, “maar u zal een andere keer moeten terugkomen vrees ik, want ze zijn een uurtje geleden vertrokken”.  “Ik  hoop dat ze er blij mee zal zijn”, zeg ik “maar ik ben wel een beetje bang van haar moeders reactie?” Ik probeer om de conversatie te rekken. Bijna honderd jaar oud  en  ik wil aandacht krijgen van een man die meer dan 60 jaar jonger is dan ik? Als dat niet zielig is? “Oh ja?” vraagt de man. “Ik hoorde hen erover praten in de lift en toen dacht ik aan deze hier. Die staan al eeuwen in mijn kelder, stof te vergaren en dus dacht ik, maar ja ze kennen mij natuurlijk niet en euh”. Ik praat te vlug en maak mijn zinnen niet af omdat ik zenuwachtig word.  Ik bedenk dat hij dit uiteraard allemaal niet weten wil. Hij is alleen te beleefd om mij te onderbreken. Ik wil hem dit net zeggen als de bel bij zijn parlofoon weerklinkt. “Ik laat u” zeg ik vlug en druk op de liftknop. “Goedenavond nog!” “Goedenavond” antwoordt hij en sluit de deur. Ik hoor hem de parlofoon opnemen. Ik moet lang wachten op de lift. Als die arriveert stapt er een elegante brunette uit. Dat moet Hélène zijn.  Ze is natuurlijk verbaasd om mij hier aan te treffen en ik zie ze kijken naar de zak met schaatsen. Ze glimlacht vriendelijk naar me voor de liftdeuren sluiten. Boven worstel ik zoals altijd met de sleutel. Ik heb last met kleine fijne bewegingen. Ik dump de schaatsen naast de deur. Poes gaat ze meteen besnuffelen. Ik ben blij dat ze niet thuis waren en vooral dat ik bij het verkeerde appartement heb aangebeld. Zo weet ik nu waar ‘Simon’ woont. Nu kan ik hem tenminste aanspreken als ik hem opnieuw tegenkom. Maar nu wil ik maar twee dingen doen. Ik ga water opzetten voor een kopje thee en dan haal ik de oude koekendoos met al mijn foto’s en dia’s boven en de viewmaster. Dat wordt een gezellige avond, nietwaar Poes?                  

Paula Dumont
24 1

Dresdner Allee

Dresdner Allee bestaat niet, maar het is mijn eigen weg die ik zoek in een stad die voor een groot deel opnieuw opgebouwd is. Tijd en ruimte verliezen soms hun plaats.   Op de Augustusbrücke valt er iemand. Ik zie hoe alles verschuift. Iemand moet terug op de been worden gebracht. Een opera in de Semperoper begint. Klanken van pauken en violen brengen muziek uit vervlogen tijden.   In porselein spreken vorsten elkaar aan op de Fürstenzug. Een karavaan van prinsen, keurvorsten, hertogen, markgraven en koningen uit het Huis Wettin volgen elkaar op. Er zijn ook twee windhonden te zien en vele paarden droegen de vorsten naar een andere periode. Wat is nu anders?   Deze stad staat in een rij van Saksische vorsten die de stad als machtscentrum beschouwden. August de Sterke liet het Zwinger bouwen, een tussenin met symmetrie. Nu houden lokalen de wacht voor een ‘Gemäldegalerie’. Beelden stapelen zich op en jij kan kiezen. De barokke Kronentor nodigt je uit om even koning te zijn. Onder de poort staat de kroon je passend.   Ik denk terug naar de nacht van 13 op 14 februari 1945. Er viel dan een cynisch en dodelijk valentijnsgeschenk uit de lucht. Geallieerden bombardeerden Dresden en de stad verloor haar monumenten in een immense vlammenzee. Brisantbommen vernietigden bijna de totale binnenstad. Coventry, Ieper en Leningrad werden opeens zustersteden. Een meisje en een jongen liepen door de straat. Overal was ‘Trümmer’. De Elbe vertoonde cirkels van bewegingen die onaards waren. Het Brülsche terras beefde.   De bommen vallen ook in mijn droom en mijn huid houdt op te bestaan. In één seconde houdt ook mijn bewustzijn op. Ik verschroei. Een tak van een levensboom wordt afgeknipt. Er stroomt bloed uit een wonde. Er is gedonder in de stad, het is niet het botsen van wolken, maar het botsen van volkeren dat voor bloedvergieten zorgt.   Elke steen in de stad heeft een functie. Het geraamte van gebouwen werd vernietigd tot een plattegrond en er was een uitkijk op buren die anders met verlies omgaan. De één schreeuwt, de ander zit verkleumd in een hoekje.  Het schreeuwen valt onmiddellijk op, maar het verweesde gelaat van een stil iemand kan langer bijblijven. Het niet zeggen spreekt boekdelen.   De jazz van heerschappijen en oorlog zorgt ervoor dat ik in Dresden aan Martin Luther vraag waarom hij apart wilde zijn. Waarom zijn stellingen een standaard werden, waarom de Frauenkirche je vragen stelt door een altaar in hoogbarokke stijl?   Aan de brug is er nog de Katholische Hofkirche. Heiligen vragen om een woordje uitleg. Waarom overwintert een standbeeld in onze maatschappij? Omdat beelden wellicht verhalen vertellen. Dresden vraagt om tijd en ruimte. De Gouden Ruiter kijkt toe. Ik zit aan de oevers van de Elbe.

Tom Veys
0 0

De ontmoeting

DE ONTMOETING                                                                                  CREYF NANCY   “Ik zie helemaal niets speciaals aan deze steen.” Vol ongeloof draai ik de kei van mijn ene hand in de andere, hoopvol zoekend naar iets mysterieus.  Helaas. Noppes. “En dit armzalige kiezelsteentje zou mijn toekomstige ik moeten tonen ?” Hoewel ik mijn best doe om niet te lachen, verraadt de spottende toon van mijn stem hoe ik erover denk. “Komaan Anne, ik dacht dat je slimmer was dan dat.  Hoe oud ben je : 17 of 7 ? Wie heeft je dit wijsgemaakt ?” “De oude Pauline.  Vorige zaterdag, bij mijn wekelijkse bezoekje,  gaf ze hem.  Pauline is niet zomaar een bejaarde en dat weet je heel goed.  Ze was een belangrijke wetenschapster.” Ik trek mijn schouders op. “Daar zeg je het heel goed : was.  In een vorig leven.  Het mens is 92 ! En haar leeftijd is niet het enige dat haar parten speelt.” Ik tik met mijn wijsvinger tegen mijn voorhoofd.  “Ze zit niet voor niets in Oostervier.  Daar kunnen ze je allemaal van die prachtige verhalen vertellen.  Ze leven daar stuk voor stuk in hun eigen wereld.”   78, 80.  Ik loop de huisnummers af. Nummer 82.  Ik check voor de zekerheid nog eens op het papiertje in mijn hand.  Huis Ten Wijngaard.  Klopt.  Ik blijf het een vreemde naam vinden voor een rusthuis.  Na driemaal aanbellen gaat de poort eindelijk open. “Goedemiddag.  Ik ben Patricia Vervoort.  Deze namiddag kom ik op bezoek voor een schoolopdracht.  Mevrouw Dedeken verwacht mij.” “Juist, ja.” De poort zwiert helemaal open en de in het zwart geklede zuster gaat me voor naar een kleine wachtkamer.  Haar norse gedrag en de kille ruimte maken me nog zenuwachtiger dan ik al ben.  Het lijkt op een tandartsgevoel voor het trekken van een kies. “Goedemiddag.  Ik ben Mevrouw Dedeken. Welkom.” De zachte stem en het lachende gezicht stellen me wat op mijn gemak.  “Ik ben blij dat je ons rusthuis hebt gekozen voor je project.  De mensen hier genieten daar enorm van.  Het breekt hun dagelijkse sleur voor eventjes.  Je mag naar Godelieve Beekens in appartement 16.  Ik hoop voor jou dat je nog niet veel gegeten hebt, want ik ben net bij haar geweest om haar te herinneren aan je bezoekje en ik kan je verzekeren dat ze een echt koekjesbuffet heeft klaargezet.  Het lijkt alsof de hele klas langs komt.”   De lift stopt op de tweede verdieping.  Iedere deur waar ik langskom, heeft een naambordje aan de muur. Een licht zinderend gevoel dringt door mijn broekzak.  Verwonderd voel ik wat er in zit.  De steen van Anne.  Die was ik glad vergeten.  Maar hij voelt lichtjes warm aan.  Ik weet dat al die toekomstpraat flauwekul is maar toch wil ik hem niet meer bij me dragen.  Mijn ogen schieten gejaagd heen en weer op zoek naar iets om hem in te dumpen maar de gang is leeg. Nr. 16  is het laatste kamertje in de gang.   Op het naamkaartje staat  P. V.  Dat is vreemd.  De directrice zei toch Godelieve Beekens.  Waarom staat er dan niet G.B. ? En waarom staan er hier alleen maar initialen en op alle andere deuren een volledige naam ? P.V.  Wat een toeval.  Dat zijn ook mijn initialen.  Ik klop op de deur.  Geen reactie.  Ik klop wat harder.  De deur opent op een kier.  Ik wacht.  Er gebeurt niets meer.  De deur gaat niet verder open. Er komt ook niemand kijken.  Ik aarzel.  Binnengaan of weggaan ? Heel voorzichtig duw ik de deur wat verder open.  Ik wil het oude mensje niet doen schrikken.  “Hallo.” Mijn stem klinkt schor.  De steen in mijn zak gloeit steeds harder.  Ik probeer het te negeren maar mijn gezond verstand vertelt me dat hier iets niet klopt. Tegen mijn wil in ga ik naar binnen.  De koude lucht in de kamer valt als een winterdeken over me heen.  Ik ril.  Oude mensen zetten normaal de thermostaat toch op veel te warm ?? Een gebogen gestalte, leunend op een wandelstok, staat met haar rug naar me toe.  Nog voor ik iets kan zeggen, draait ze zich langzaam om.  De steen stuurt een hete pijnscheut door mijn broekzak.  Ik snak naar adem.     Lange, grijze haren.  Twee vermoeide ogen in een oud, gerimpeld gezicht.  Mijn gezicht.    

Creyf Nancy
0 0

Bittere verjaardagstaart

“Nee de verjaardagstaart moet niet gesneden, dat doe ik zelf wel,” antwoordt hij en legt de telefoon neer. Twee uur later ontwaakt Lize uit een diepe slaap. Ze zit aan een versierde tafel. Er speelt klassieke muziek. Verdwaasd probeert ze rond te kijken maar haar voorhoofd en nek zijn met een lederen riem vastgesnoerd aan haar stoel. Recht tegenover haar zit een meisje. De ogen van het meisje zijn gesloten. Het bloed, dat uit haar neus druppelt, maakt rode vlekken op haar blauwe blouse. “Eliane!”, roept ze verschrikt. Lize wil rechtstaan maar haar handen zijn vastgemaakt aan de leuningen van de stoel. In paniek probeert ze zich los te wringen. “Rustig, Lize”, reageert de vastgebonden persoon naast haar. “Tim, wat gebeurt er? Waarom zijn we vastgebonden?” Aan het hoofd van de tafel zit een man onbeweeglijk voor zich uit te staren. Hij heeft zijn zwarte mantelkap over zijn gezicht getrokken, zodat enkel zijn witte baard zichtbaar is. “Gelukkige verjaardag, Lize en Eliane. Blij dat jullie er zijn. Proef gerust een stukje van de verjaardagstaart. Helaas zal één van jullie mijn feestje niet overleven. Wie van jullie krijgt het stuk taart met de dodelijke dosis gif?”, zegt de man met een vreemde, elektronisch vervormde stem. In paniek probeert Lize zich los te maken. Ze trekt zo hard aan de riemen dat haar armen beginnen te bloeden. Er klinkt een piepend geluid wanneer de mechanische arm in het midden van de tafel in gang wordt gezet. Het bedient de vork dat een stuk van de taart afsnijdt en naar Lize’s mond  brengt. “Gelukkige verjaardag, gelukkige verjaardag,…”, blijft de man herhalen. “Nee, nee, alsjeblief laat me los”, gilt Lize. Ze klemt haar lippen op elkaar zodra de vork aan haar mond wordt gebracht. Ze voelt hoe de riem rond haar nek vaster wordt aangetrokken. Ze kan niet meer ademen en opent haar mond in een poging om meer lucht te krijgen. Het stuk taart wordt tussen haar tanden geduwd. Lize probeert het gebak uit te spuwen maar voelt de halsband weer aanspannen. Ze krijgt een tweede stuk binnen…en een derde… Haar mond begint te schuimen en haar neus begint te bloeden. Haar lichaam wordt slapper en levenloos zakt ze in mekaar. Aan de andere kant van de tafel komt Eliane langzaam weer bij. De riemen waarmee ze is vastgebonden, springen plotseling los.   “Snel”, roept Tim, “maak dat je wegkomt.” Zo snel als ze kan, loopt Eliane de kamer uit. Tim drukt op een verborgen knopje onder zijn rechterhand die de riemen rond zijn lichaam losmaken. Hij staat recht en loopt naar het hoofd van de tafel. Hij verwijdert de mantelkap van de man en een houten hoofd met een witte baard komt te voorschijn. De pop stopt meteen met praten wanneer Tim de zwarte jas losmaakt en een draad van de borst lostrekt. Lachend kijkt hij naar het dode meisje.  “Dit is de straf voor jullie eeuwige pesterijen. Jij zal me alvast niet meer kunnen kwetsen, Lize.”

Johnny
0 0

De zwarte spiegel

“Wie ben je?”, vroeg mijn spiegelbeeld sarcastisch, “hoe komt het dat ik je al zo lang niet meer gezien heb?” Ik keek naar mijn reflectie. Wie wil dat lelijke mens nu in de spiegel zien? Mijn oogleden waren zo hard opgezwollen dat ik mijn ogen maar half kon openen. De rimpels die ik zo haatte, waren diep in mijn gelaat gekerfd. Mijn mooie, lange, zwarte haren waren grijs geworden. Mijn huid was oud en uitgedroogd. De borsten, waar ik zo trots op was, waren uitgezakt. Ik haatte mijn lelijke lichaam. “Ik kan mezelf niet meer aankijken,” zei ik triest. “Wat had je nu gedacht Olivia? Dat je nooit oud zou worden?” “Ik wil weer fris en jong zijn, spiegelbeeld. Ik wil dat alle mannen me opnieuw aandacht geven. De wellustige blikken in hun ogen zien, wanneer ik ergens voorbij wandel. Maar ik wil ook echte liefde ervaren. Iets wat ik altijd heb gemist.” “Als je dat echt wil Olivia, dan kan ik daar voor zorgen.” “Wat bedoel je?”, vroeg ik verrast, “word je een grapjas op je oude dag?” “Neen,” antwoordde mijn spiegelbeeld ernstig, “ik maak je weer jong. Als het dat is wat je wil. Maar er zijn wel twee voorwaarden aan verbonden.” “Echt? Ik zou alles doen om weer mooi te zijn.” “Goed,” zei de gereflecteerde Olivia in de spiegel, “je zal weer jong zijn, maar de volgende ochtend moet je sterven.” Ik had niet veel tijd nodig om daarover na te denken. Mijn leven in ruil voor één dag van geluk? Er was niemand die me zou missen. Niemand die van me hield. Ik kon niet wachten. “Ja,” antwoordde ik opgewonden, “doe het. Maak me jong.” “Er is nog een tweede voorwaarde.” “Ja en dat is?”, vroeg ik ongeduldig. “Ik moet je vertellen wat je zal missen als je morgen sterft.” “Is dat alles?”, vroeg ik, “geen probleem dan. Ik wil niet verder aftakelen.” “Ok dan, je krijgt wat je vraagt.”  Een vreemde sensatie ging door mijn lichaam. De rimpels van mijn gezicht werden gladgestreken. Ik voelde mijn huid weer aanspannen. Mijn borsten werden gelift. Ongelooflijk, ik was weer twintig. “Fantastisch! Ik ben zo blij, “ riep ik uitgelaten. “Olivia, je beseft dat het maar voor 1 dag is?”, vroeg mijn spiegelbeeld. “Ja, dat wordt de gelukkigste dag van mijn leven!” “Wacht Olivia. Alles heeft een prijs. Je kan niet vertrekken zonder dat je weet wat je zal moeten missen.” “Vertel maar, “zei ik afwezig terwijl ik mezelf in de spiegel bewonderde. “Morgen zal je een man ontmoeten, die van je zal houden zoals nog nooit iemand van je heeft gehouden. Eindelijk word je gelukkig. Nooit zal je je nog zorgen maken over je uiterlijk.” Mijn mond viel open. Ik vertrok zonder iets te zeggen. Ik heb geen seconde kunnen genieten van mijn laatste dag op aarde.  

Johnny
0 0

De slak die haar huis niet uit wilde komen (Deel II)

"Maak het kort alsjeblief, ik heb wel wat anders te doen dan die bende van jullie bezig te houden" sprak Regenworm geërgerd toen hij zijn kale kop boven de grond stak. "Nou, nou meneer Worm, ik zou bijna denken dat u vanmorgen met het verkeerde been uit bed bent gestapt, maar dat kan natuurlijk helemaal niet."  Dat was de onmiskenbare zacht zoemende stem van juffrouw Bij.  Zij werd door iedereen graag gezien. Had je problemen met je wintervoorraad dan kon je bij haar wat honing lenen en als je een probleem had met de buren dan kwam ze graag even bemiddelen. Kortom, juffrouw Bij had voor zichzelf een bepaalde status verworven. "O, juffrouw Bij " sprak Regenworm duidelijk geschrokken " U hier. Is er iets? Heb ik misschien iemand voor het hoofd gestoten?" vroeg Regenworm met plots teruggevonden nederigheid. "Meneer Worm we hebben een groot probleem en we hebben uw hulp nodig" stak juffrouw Bij meteen van wal.   Vlieg was langsgeweest. Hij kwam uit het oude huis waar de  Tweepoters wonen. Hij had er opgevangen dat de tuin vanaf morgen grondig aangepakt zou worden. Niets zou nog hetzelfde blijven. Een Tweepoter zou zelfs gezegd hebben dat alles dan maar weg moest. Nu hadden de medebewoners tot op vandaag nog niet veel last gehad van de Tweepoters. Sinds zij het oude huis hadden ingenomen waren ze amper in de tuin geweest. De enige die niet te spreken was over de Tweepoters was mevrouw Spin. Niet alleen hadden ze al haar webben vernield maar ze was ook nog eens het huis uitgezet.  Ze was verbannen naar het gammele schuurtje. Als de Tweepoters naast het oude huis nu ook de tuin zouden gaan inpalmen dan zouden ze allemaal dakloos worden. Juffrouw Bij was alvast langsgeweest bij de oude Spin om te bemiddelen. In ruil voor kostbare vlierbloesemhoning kreeg iedereen een plekje in het gammele schuurtje. Net zolang tot ze een nieuwe woonst hadden gevonden. “Nou “ zei Regenworm “ dat hebt u mooi opgelost. Dank voor het verwittigen, ik kom er zo aan”. “Niet zo snel,” zoemde juffrouw Bij “we hebben nog een probleem”.

Henri
0 0

True Sorry

De trompetsolo van Ibrahim Maalouf scheurt voor de zestiende keer door onze boxen. True Sorry, haar lievelingslied en daarom ook het mijne. Met haar hoofd op mijn borst en mijn vingers die ritmisch door haar rode lokken gingen, konden we uren blijven luisteren naar de platenspeler. Het deed haar denken aan Libanon. Ze vertelde over de drukbezochte markten en hoe oom Badr er kikkererwten verkocht. De beste kikkererwten van Beirut, zo goed dat zelfs de joden ze kwamen halen.     -Als er één ding is waarom ik joden wel kan uitstaan, is het hun humusverslaving. -Haha, ieder zijn charmes hè. -Wat zijn mijn charmes dan?   -Gho, waar zal ik beginnen? Alleen nog maar over je rode haren kan ik bijbels schrijven. En dan zwijg ik nog over je ogen en je heupen.   Ze springt rond mijn nek en smijt haar groene ogen vlak voor de mijne.   -Beloof me dat je niet verliefd op me wordt. Beloof het me, alsjeblief.   Ik neurie met het nummer mee en neem de ingrediënten die op mijn bureau liggen. Ik trek het zilverpapier strak tegen het lege rolletje keukenrol. Twee rekkers zorgen ervoor dat het zilverpapier stevig gespannen blijft. Mijn stem klinkt als C-3PO die net een baard in zijn keel begint te krijgen.   -Master Luke, I am your father. -Euh dinges, Star Wars! -Correcto, maar welk personage? -Ja, die gouden robot… Je weet wel, die dat op Indra-unibrow van de wasserette lijkt. -Ik moet een naam weten, anders zero punten. -Komaan, Isaac, niet zo streng. Je weet dat ik daar opgewonden van word. -Hmm, het lijkt wel alsof iemand de jury wil omkopen. -Ik zou niet durven.   Ik durf niet. Wat als ze niet opneemt? Of als het nummer fout is? Ik pak de wegwerpgsm uit de onderste schuif van mijn bureau en toets de nummer in die slordig op het bierkaartje staat. Ik heb nog nooit zoveel betaald voor een bierkaartje. True Sorry eindigt opnieuw, maar deze keer haal ik de naald van de plaat. Ik pluk de plaat van de speler en steek ze in de hoes. Pour Isac & Tara, staat er met een zwarte alcoholstift op geschreven. Isaac en Tara, wat klonk dat toch zo goed.   -Hallo? Hallo, wie is dit?   Rabbi Louis leerde me over het proportionalisme. Goed en kwaad zijn zo sterk vermengd in onze wereld, dat de moreel juiste keuze niet die kan zijn voor het absoluut goede, maar de keuze is voor het minste kwaad.   -Ik mis u.   https://www.youtube.com/watch?v=HXzv7P7qGdM  

Ram Ordon
4 1

DE SCHAAMTE VOORBIJ

Ik las deze ochtend in de krant dat de ex-directrice van de daklozenorganisatie Samusocial een ontslagpremie van E 280.000 eist. Eventjes recapituleren: Deze socialistische graaimadame had zichzelf behoorlijk verrijkt met geld dat voor de daklozen bestemd was. Nadat dit jarenlange schandaal in de openbaarheid kwam, werd zij, overdekt met pek en veren, de grabbellaan uitgestuurd. Opgeruimd staat netjes, dachten de Belgen. Maar blijkbaar vinden zulke verdorven sujetten schaamteloos een advocaatje, die zonder rode kaakjes een graantje van een eventuele ontslagpremie willen meepikken. De schaamte voorbij… Even straf vond ik het artikeltje in de krant over Mayeur. U weet wel, deze PS ex burgemeester van Brussel, die samen met de gewezen Samusocial directrice allerlei fictieve vergaderingen bijeenfantaseerde en er zich rijkelijk voor liet betalen. Deze Mayeur opent een eigen consultancybureau met als hoofdactiviteit  ‘financieel beheer en analyses’. Zou U door zo’n leugenbeest uw geldstromen willen laten analyseren?  Wie weet wat voor fantoombedragen U mag ophoesten! Tenzij U natuurlijk zelf niet helemaal recht in de poenschoenen staat en U bewust zo’n jokkebrok opzoekt om de centjes onder de belastingsradar te houden. En dan hebben we nog die Gentse ex bankdirecteur Piqueur, die grote sier hield met het kapitaal van zijn nietsvermoedende Optima bank spaarders. Hij zou, volgens de rechtbank, 20 miljoen euro, waarmee hij destijds akkoord was als garantiestelling, van zijn persoonlijk vermogen aan de failliete bank moeten terugstorten. Hij reageerde heel teleurgesteld. Hij betwijfelt, zonder ook maar iets van plaatsvervangende schaamte, dat hij zijn eigen appeltje voor de dorst ook maar ooit zal terugstorten… Maar de kers op de graaicultuur- taart kwam toch van onze noorderburen. Plots stond er in de krant dat de topman van de ING bank, Ralph Hamers, een salarisverhoging van 50 procent kreeg. Hij bleek volgens de gangbare normen heel erg onderbetaald te zijn in vergelijking met andere banktopmannen. Van zo’n luttele 2 miljoen euro, zou zijn loon eventjes tot 3 miljoen euro opgetrokken worden.  Het was zelfs schandaalnieuws op alle Belgische journaals. Hoe gaat dat dan in zijn werk? Stond de ING Hamers dan tussen zijn bankiersvriendjes op het green van de golfclub een balletje te slaan en kwamen dan de verhaaltjes los? Zei één van zijn golfmakkers dan tussen neus en lippen, dat hij straks na het partijtje niet kon nablijven, omdat zijn dochter 18 werd. Dat hij de 350 genodigden niet mocht laten wachten. Dat hij aan zijn echtgenote beloofd had om nog langs de Porche-boer te gaan en dat hij het roze cadeautje voor zijn jarige dochter eigenhandig moest voorrijden.  En ach, dat hij toch ergens met die bonusmiljoenen moest blijven. Luisterde Hamers ademloos naar de verhalen van zijn andere golfgabber, die hem vertelde dat zijn vrouw de vakanties in hun Toscaanse wijnkasteel meer dan beu was. Dat hij volgende week eventjes naar Malaga overwipte om er een villaatje te kopen, omdat hij toch ergens die gratificatiemiljoentjes aan moest uitgeven. Vond die ING topman plots dat hij heel sterk ondergewaardeerd was? Hoe begint men aan zo’n onderhandeling? Hamert Hamers telkens, bij elke bestuursvergadering, op dit feit? Legt hij uit, dat hij datzelfde jaar zo’n 1000 administratieve ING krachten buiten gekegeld heeft en dat dit een flinke slok op de loonsborrel scheelt. Dat hij er misschien nog een honderdtal gaat uitflikkeren, want dat de simpele spaarder via internetbankieren toch alles zelf doet en hiervoor zelfs nog wat aan de bank betaalt. Dat er dan misschien voor hem nog wel ergens een salarisverhoging inzit? Bespreekt de Raad van Bestuur dan een mogelijke aanpassing van de gebruikelijke 2 procent? En wie laat dan het bommetje vallen dat de topman wel 50 procent aanvulling zou verdienen? Hamers zelf?  Enfin bravo voor de Nederlanders. Door de publieke, maatschappelijke en politieke reacties in allerlei kranten, op Facebook en op Twitter, heeft men dan toch beslist om Ralphje zijn huidige loon niet met de helft op te trekken. Hij mocht op het aambeeld hameren zoveel hij wou. De ING aandeelhoudersbeslissing kwam zelfs op de Vlaamse televisiezenders en werd door licht smalende nieuwsankers voorgelezen. Als zulk graaischandaal door onze noorderburen de kop ingedrukt wordt, moeten de Belgen hier dan geen lesjes uit leren? Ik kan me voorstellen hoe bedrukt deze ouderwetse graaitopman zich gevoeld moet hebben, toen hij ’s avonds thuiskwam. Rukte hij, vol woede, de brochure over de Venetiaanse pallazio’s en de Toscaanse wijnkastelen uit de handen van zijn echtgenote? Belde hij, vol nijd, naar de Malaga projectontwikkelaar om zijn planning op hold te zetten en verscheurde hij de 450 uitnodigingen voor de viering van zijn riante opslagje… De schaamte voorbij.. Ik stel voor, dat wij bij al deze schaamteloze graaidieven, vermits het toch een hype is, de wangetjes diep purperrood tatoeëren. Voor het leven getekend met een schaamblos!   Sim, met schamel pensioentje na meer dan 40 jaar werken.  Edegem 20/3/2018  

Sim
0 1

DE POLITIE, UW VRIEND

Ach ik geef grif toe dat mijn eerste mirakel volledig de mist ingegaan is. Ik die dacht dat er geen Goden, godsdiensten, graaipolitici en criminelen meer zouden zijn, moest zelfs de dag nadien spijtig genoeg vaststellen dat de wereld onveranderd was gebleven. De kranten stonden vol artikels over de losgeslagen advocatuur. De ene sensatiezoekende advocaat stelde zijn boek voor, waarin hij beschreef hoe hij hopelijk de Belgische numero uno kelderkindermoordenaar Dutroux vervroegd zou proberen vrij te krijgen. De Belgen steigerden. De schrijvende jurist schrok van de burgerreactie en vraagt nu bescherming, waarschijnlijk nog betaald door de belastingbetaler. Een andere spektakelraadsman trachtte, op de eerste dag van het proces tegen een mislukte laffe bommengordel- terrorist, een echte bom te leggen onder deze rechtzaak, door vrijspraak voor zijn cliënt te eisen door procedurefouten. Heel België gonsde van verontwaardiging. De advocaat schrok vervolgens omdat hij openlijk uit alle hoeken, zelfs van de minister, kritiek kreeg en er haatberichtjes in zijn mailbox binnen vielen. Wat had die man nu verwacht dat heel het land zijn, uit wanhoop uitgeplozen, foutrapportje met applaus zou onthalen? Het procedurefoutadvocaatje reageerde verbolgen van op zijn vakantieadres. In welk skioord en op wiens kosten deze jurist nu ergens van de bergen afskiet is niet meegedeeld, want volgens zijn eigen zeggen verdedigt hij de terreurgozer gratis en voor niets??? Hij wappert nu met het zinnetje “scheiding der machten” en hoopt met zijn roem en glorie aandachtzoekende daad nu opgenomen te worden in het rijtje van de meest vermaarde advocaten! Ik denk echter dat hij een totaal verkeerd cliënteel gaat aantrekken… Enkele uren later gonsde de nieuwsberichten opnieuw over de Brusselse Partie Socialistenschepen. De ex schepen van informatica had een miljoenenconsultancycontract voor een vzw Gial opnieuw voor onbepaalde duur ondertekend. De directeur van dit vzw informaticabedrijfje, had zichzelf als zelfstandige ingeschreven en incasseerde met deze socialistische overeenkomst al 18 jaar lang, 1000 Euro per dag. Voor jullie, die nu denken dat ik het verkeerd opgeschreven heb zal ik het eventjes herhalen. Al 18 jaar lang, zond deze zelfstandige CEO, van deze Vereniging Zonder Winstoogmerk, elke dag een factuurtje van plus minus 1000 euro naar de stad Brussel!! Als jullie weten dat diezelfde socialistische partijen al jaren zogezegd ijveren voor de arbeider, voorvechters waren voor onze lonen en pensioenen, en nu ons nog steeds willen laten geloven dat zij er voor de werkmens zijn, dan vraag ik mij af of deze vrouwelijke Brusselse schepen nog wel enig realiteitszin heeft als zij komt vertellen dat zij dit toch een billijke vergoeding vindt…In ons land moet een doorsnee gepensioneerde, een invalide of een werkmens rondkomen met zelfs minder dan 1000 Euro, per maand! En dan moeten we op dit inkomen nog een flinke belastingaanslag betalen om zulke koekoes te onderhouden! Hebben politici totaal geen notie meer van wat er in de wereld gebeurt of leven die soms in een ander universum? Ik las daarstraks een hele goede quote van Marc Twail op facebook:  Politici en pampers moeten regelmatig vervangen worden en steeds voor dezelfde rede: SHIT. En als genadeslag voor mijn eerste mirakel, zag ik op TV, dat de huidige paus, Paus Paulus VI nog dit jaar heilig gaat verklaren! We spreken hier van de paus die tussen de jaren 60 en70 abortus en anticonceptie, zoals het condoom verbood. Die man heeft bloed aan zijn handen. Hoeveel meisjes werden door zijn kronkel naar engeltjesmaaksters doorgestuurd? Hoeveel HIV- en Aidsslachtoffers heeft die op zijn geweten? En zo’n sujet gaat de katholieke kerk heilig verklaren. Moet men om heilig te worden verklaard niet één of ander mirakel of wonder verricht hebben? Natuurlijk zal men wel weer één of andere non vinden, die komt getuigen dat haar borstkanker volledig verdwenen was omdat zij een nacht met het fotootje van die jandoedel op haar borst geslapen had. Of een priester wiens prostaatvergroting daardoor miraculeus gekrompen was, waar hij het fotootje tijdens de slaap neerlegde, laat ik aan jullie verbeelding over. ’t Zal er zalig worden op die wolk daarboven met Moeder Theresa en al die heilige rakkers…ik wou de a nog vervangen in een u, maar misschien zijn er een aantal bij die hun wiwi nog nooit hebben durven aanraken. Enfin, ik ben volledig goddeloos en als ik ooit bemerk dat God, hij of zij wel echt zou bestaan, dan zal ik er met de meest grote bocht omheen lopen. Ik houd hij of zij verantwoordelijk voor minstens de helft van alle beschreven shit in dat horrorbijbelboekje. Als je de ogen toeknijpt voor alle onheil, onrust, honger, ziekte en oorlog in de wereld, dan vind ik dat je een enorme rotvent of  een hufterin moet zijn om er de facto nooit iets aan te veranderen. Dus als mijn eerste mirakel al geboycot werd, denk ik niet dat er spijtig genoeg een tweede poging in zal zitten.   Sim, 20 februari 2018    Costa del Silencio, Tenerife      

Sim
74 0