Zoeken

Zeewee

“Het begin is altijd het moeilijkst,” fluisterde hij in haar oor. Ze zaten elk met een halve bil op de leren pianostoel, hij met zijn handen op zijn knieën, zij liet de hare op de toetsen rusten. Haar wangen waren rood aangelopen en een lichte frons verraadde irritatie. Zijn ogen gleden van de rimpels in haar voorhoofd naar het puntje van de uitgestoken tong en hij glimlachte. Ze was mooi als ze gefrustreerd was. Hij las een vurige passie in haar lichaamsexpressie. “Probeer nog eens,” moedigde hij haar aan. Ze haalde adem, hief haar vingers op en liet ze met kracht weer neerkomen op de toetsen. Een paar maten lang geselde ze het instrument om tenslotte haar gekromde vingers met volle kracht in het midden van de toetsenrij neer te planten. Een zucht van ingehouden woede ontsnapte aan haar lippen. “Het lukt nooit”. En plots, geheel onverwacht, barstte ze in tranen uit. Haar handen trilden, haar schouders schokten. Een waterval aan klaaglijk gejammer stroomden uit haar longen, langs haar neus, keel, ogen de kamer in, overspoelden de restjes muziek, natrillend in zijn oren. Verbaasd staarde hij naar zoveel verdriet. Haar stem zwol aan, de tranen stroomden ononderbroken uit haar ogen. Haar haren plakten tegen de zijkant van haar wangen. De vrouw die zonet nog doelbewust haar armen en vingers over de piano had bewogen, was verdwenen. Ze had plaatsgemaakt voor een klein meisje dat haar knietjes had opengehaald aan de kiezels van de oprit en nu alleen en verloren met step in de hand in de voortuin stond te huilen. Het gierende gehuil ging over in een schril krijsen, de vuistjes sloegen beurtelings op de toetsen. Haar kleine hieltjes schopten tegen de pianokruk. Toen gooide ze zichzelf op de grond en schopte wild in het rond. Al die tijd sloeg hij zonder een woord de ongelooflijke metamorfose gade. Haar tranen vormden plasjes om haar heen, die ze voortdurend terug oplikte, tussen twee gierende snikken door. Als een dol geworden hondje kroop ze over het parket, haar kanten jurkje doorweekt, haar vlechtjes vormeloos. Toen het emotionele geweld tot bedaring kwam stond hij op van de piano en knielde bij het meisje neer. De snaren trilden nog na van het lawaai. Hij streek een lok haar uit haar roodgezwollen ogen en tilde haar op alsof ze een veertje was. Zachtjes drukte hij het kleine wezentje tegen zijn borst. “Stil maar,” fluisterde hij in haar oor, “morgen is een nieuwe dag”. Hij opende de klep van de piano. Voorzichtig legde hij haar op de snaren.

Cosi Perreth
0 0

Single bells

Single bells… Kerstmis, de leukste tijd van het jaar… Voor wie een gezin heeft of een gezellige familie om dit mee te vieren. Als alleenstaande, kinderloze dertiger staat er geen aspergeroomsoep met balletjes en steengrill op het menu, maar de fles bubbels wordt gelijkmatig verdeeld over de eenzame kerstavond tijdens een serie op Netflix. Dit jaar had ik me door een man laten overhalen om op kerstavond op date te gaan. Alle restaurants zouden zich hullen in een uitgelaten sfeer met gezelligheid troef. Alle restaurants, behalve datgene waar wij die avond terechtkwamen. Wij en twee andere koppels zaten aan somber gedekte tafeltjes. De sfeer was ver te zoeken. De kerstboom was duidelijk van plastiek en het leek of de versieringen waren aangebracht door een kleuter van 5. Afgaand op de familiefoto die boven de bar hing, zat ik er niet ver naast. Mijn date was een grote slanke man met een aanstekelijke lach. Hij had zich niet speciaal opgedoft, maar zijn kontje kwam goed uit in zijn strakke jeansbroek. Dat gaf me een beetje hoop op een aangename avond. Ik had plaats genomen tegenover hem aan het tafeltje. Gehuld in mijn veel te strakke groene jurk en een rode bombastische strik in mijn haar. De kerstboom in het restaurant was er niks tegen. Ik nipte van mijn cocktail. De alcohol kreeg een beetje grip op mijn zenuwen. Mijn date zijn ogen hadden zich gefixeerd op het punt waar mijn borsten samen komen. Ik bekeek hem nauwkeurig, tot mijn blik op zijn schoot rustte. Ik zag zijn geslacht groeien, samen met mijn angst op een faliekante afloop. Ik leunde een beetje verder voorover om het wat beter te kunnen bekijken, waarbij ik per ongeluk een duw tegen het tafeltje gaf en zijn vol glas bier in zijn schoot belandde. Hij sprong op van zijn stoel, maar het kwaad was al geschiedt. Mijn woordenstroom van excuses kon de krimpende bobbel in zijn spannende jeansbroek niet meer tegengaan. Ik rekende onze drankjes af en nam afscheid van mijn date met zijn natte broek. Heel de weg naar huis had ik de slappe lach. Oh wat was ik blij met mijn fles bubbels en Netflix in de zetel. En gelukkig maar, dat ik lasagne had uitgezet. Je weet maar nooit op kerstavond!

RVP
0 0

Appel

Appel   Daar zat ze dan. Helemaal alleen op een bankje in een zo goed als verlaten stadspark. Het was nochtans nog niet zo laat. Of ja, misschien niet, ik wist het niet meer zo goed. Ik was haar al zo lang aan het volgen. Tijd werd een zinloos begrip. Ik kon niets anders dan staren. Staren en hopen dat ze niet zou ontdekken dat ik haar al uren volgde. Uren? Nee, het moesten al dagen zijn ondertussen.   Ze at langzaam van een sappige, rode appel. Het rood stak prachtig af tegen haar blonde haren. Ik spande me zo hard in als ik kon om elk detail in me op te nemen. Ik kon elke knapperige hap horen en keek toe met een flauwe glimlach hoe ze zich een weg baande naar het klokhuis. Er liep een druppeltje sap langs haar kin naar beneden. Hoe graag had ik die druppel met een veeg van mijn duim weggevaagd om zo haar goeddunken te kunnen verdienen. Hoe graag was ik naar daar gegaan en was ik een gesprek met haar begonnen. Iets simpels, iets in de trant van; ‘ Gho, toch weinig volk hier vandaag hé?’ Dezelfde roemloze onzin waar anderen de welbekende paringsdans mee in gang zetten. Maar ik kon het niet. Ik kon mezelf niet overtuigen mijn schuilplaats te verlaten om een zinloze actie in gang te zetten, die toch de enormiteit van mijn gevoelens niet zou kunnen overbrengen. Er moest een andere manier zijn. Een andere manier om te vertolken wat voor warboel ze in mijn hoofd teweeg bracht.   Nu ik er aan terugdenk, was het moment waarop ik het echt besloten had, denk ik. Echt bewust de beslissing gemaakt dat ze van mij moest zijn. Worden. Geweest zijn? Ik denk het.   Toen ze klaar was met de appel, gooide ze het klokkenhuis achteloos in de struiken. In plaats van dat het stuk fruit op de grond zou vallen, waar het na verloop van tijd zou kunnen vergaan, bleef het halsstarrig tussen de takken hangen. Ze stond op en gooide haar rugzak over een enkele schouder. Haar lange haren wapperden lichtjes in de zachte lentebries terwijl ze zich omdraaide om de andere richting op te wandelen. God, wat was ze mooi. Ze liep mijn kant op. Had ze me gezien? Wou ik dat ze me gezien had? Was het gezien worden de ideale eerste stap om samen voor altijd iets te kunnen hebben? Zou ze me eerder al gezien hebben? Zou ze weten dat ik haar al een tijdje volgde? Zou ze me komen uitschelden, wegjagen, mijn enige kans op een aanknopingsgesprek verbranden? Was ik dit aan het overdenken? Gho, wat overdenk ik niet. Al deze gedachten denderden door mijn hoofd als een bende op hol geslagen buffels, achtervolgd door een troep leeuwen. Ze had me niet gezien. Ze liep voorbij de struik waar ik al dan niet subtiel mijn observatiekamp had opgeslagen voor de afgelopen tien minuten. Ze gunde me niet eens een blik.   Waarom keek ze niet? Waarom gunde ze me niet eens het genot van in haar ogen te kunnen kijken, zelfs al was het maar een enkel ogenblik, een enkele halve seconde. Dat ene ogenblik had mijn hele wezen kunnen vullen met een ultiem genot. Maar neen. Ze liep me straal voorbij. Alsof ik niks was. Alsof mijn hele bestaan op die plaats helemaal niet bestond. Alsof ik het zelfs niet waard was op te merken. Wat dacht ze wel niet?! Mij negeren? Mij? Ik was haar grootste bewonderaar, haar prins op het witte paard, haar kaartje om weg te geraken uit deze horendolle samenleving, dit schijthol van een excuus voor een maatschappij. Mij zou ze gewoon zomaar negeren? Ik dacht het niet.   Ik volgde haar richting de uitgang van het park. Nu moest ik wel iets verzinnen om haar te kunnen aanspreken, iets, wat dan ook. Het was nu of nooit. Nooit een antwoord op alles wat ik haar wou vragen, wou zeggen, wou toefluisteren. Ik liep enkele meters achter haar, probeerde gezwind haar pas te volgen, zodat onze voeten gelijktijdig de aarde zouden raken en ze dus niet het geluid van een achtervolger kon opvangen. Ik probeerde telkens zo groot mogelijke passen te nemen, zodat ik toch korter bij haar kon raken, zonder dat ik mezelf verried.   Plots stond ik achter haar. Ik strekte mijn arm en greep die van haar beet. “Hey, ehm, ik denk dat je dit hebt laten vallen.” Ik viste snel een kleinood uit mijn zak en hield het omhoog, zodat ze het kon zien. “Nee hoor, dat is niet van mij, sorry.” Zei ze en ze maakte aanstalten om zich opnieuw om te draaien en verder te wandelen. Het enige wat ik toen kon denken, of nee, het enige wat ik toen kon voelen, was het gevoel dat ik op een afgrond stond. Als ze nog een stap van me weg zou zetten, zouden de laatste kiezels onder mijn ene voet die nog stevig op de richel stond, wegrollen en zou ik rechtstreeks en onomwonden te pletter storten. De paniek gierde door mijn ingewanden. De stress gierde door mijn lijf, maar zorgde er ook voor dat mijn zintuigen scherper leken te worden. Na enkele seconden van tergende angst, maakte alles plaats voor kalmte. Het was duidelijk, alles was opeens zo erg helder. Ik kon niet geloven dat ik al zo lang had zitten tobben en twijfelen, dat ik stress had gehad hierom. Ik wist wat me te doen stond.   Ik greep opnieuw haar arm en vroeg of ze me dan niet meer kende. We hadden immers het hele voorbije jaar samen in dezelfde stinkend hete aula gezeten.  Ze leek me nog steeds niet te herkennen, maar ze keek wel opeens vriendelijker. “Oh! Zat jij ook altijd in die saaie seminaries?” Het was nog wel logisch dat ze me niet kende. Van zodra ik haar de eerste keer gezien had in een les, was ik overdonderd. Ik besloot meer over haar te weten te komen en had mezelf telkens strategisch ergens achter haar gezet in diezelfde aula. Net kortbij genoeg, zodat ik kon horen wat ze zei en kon zien wat ze deed, net ver genoeg, zodat het niet zou opvallen. Zodat ik niet zou opvallen. “Ja, ja, elke week! Kom, laten we wat gaan drinken, dan kunnen we bijkletsen over die lessen, super leuk!” Het was een directe uitnodiging, iets wat ik voor de stilte in de storm in mijn hoofd, nooit had gedurfd. Nu kon ik het met zo veel vertrouwen zeggen. Het was niet eens een vraag. Van wat er daarna gebeurd is, weet ik niet meer zo veel.   We gingen wat drinken in een cafeetje niet zo heel ver van datzelfde stadspark. Het was fijn. We hebben er gepraat over de zinloosheid van de seminaries van het voorbije jaar, over de aangename sfeer van de stad, over dezelfde roemloze onzin waar alle anderen hun paringsdans mee in gang zetten. De hele nutteloze hoop. Ik vertelde een grap, zij lachte er mee. Het was fijn. God, wat had ze een prachtige lach. Dit was het, ik was eindelijk bij haar binnen gebroken, ik had eindelijk contact gelegd. Ik wou haar kussen, man, wat wou ik haar kussen. Toen onze drankjes gedronken waren en de nootjes niet veel meer waren dan een leeg glazen schaaltje, zag ik mijn kans schoon. We stapten naar buiten en stonden even stil. Ik greep haar bij de armen, zachtjes deze keer, en boog zachtjes naar voor, zoals ze dat in die romantische komedies doen. Een filmgenre dat me nooit veel heeft aangetrokken. “Wat doe je? Ik heb een vriendje, sorry.” Een vriendje. Ze had een vriendje. Ongetwijfeld een eikel ten midden van eikels. Een arrogante klootzak die het nodig vond om mijn meisje in te pikken. Wij hoorden samen! Als het ervoor nog niet duidelijk was, dan was het dat zeker wel na die avond. Ze hoorde bij mij. Bij mij alleen.   Als ik haar niet kon hebben, dan niemand.   Wanneer ik me probeer te bedenken wat er daarna gebeurd is, kan ik me eigenlijk alleen nog maar enkele flitsen voor de geest halen. Ik weet nog dat we samen terug het stadspark in liepen om zo naar onze respectievelijke koten te gaan. Een stadspark waar ondertussen niemand meer rondliep. Ik weet nog dat ze maar bleef praten over die lapzwans van een vriend en ik weet nog dat er ergens onderweg een grote zware tak was afgeknakt in de storm van de week ervoor. Wat er daarna gebeurd is, is een waas. Het enige beeld dat ik niet meer uit mijn hersenen krijg, is het beeld van hoe ze daar zo mooi lag. Zo vredig. Het leek wel alsof ze gewoon besloten had om een dutje te doen in het midden van het park. Gewoon, zomaar, eventjes rusten. Het rood complementeerde haar blonde haren zo mooi. Was ze ooit perfect, dan was ze dat nu nog meer.

David Kempeners
0 0

De Boodschap II

Een auto stopt voor een huis en tegelijkertijd gaat de voordeur open. De vrouw loopt uit het huis naar de auto. Het kind stapt uit. De vrouw strekt haar hand uit om de deur langs de bestuurderskant te openen, maar de auto rijdt al weg. Ze schrikt op en kijkt de auto fronsend na. Dan wendt ze zich tot haar zoon.   ‘Hoe was het?’ Ze knielt voor haar zoon neer en kijkt in zijn ogen. ‘Kijk, wat ik allemaal gekregen heb!’ roept hij. Hij wijst naar een zak vol cadeaus. ‘Wauw, wat mooi!’ zegt ze snel. ‘Maar hoe was het met hem?’ ‘Je moet niet boos op hem zijn, mama.’ Ze slaat haar ogen neer en aait hem door zijn haar. ‘Kom. Het vliegtuig mag niet zonder ons vertrekken hoor. Vanavond slapen we in ons nieuwe huis. Spannend he!’ Ze probeert enthousiast te klinken. ‘Mag ik dan een heel pakje kauwgom tegelijk in mijn mond steken?’ Zucht. ‘Ik denk dat dat vandaag wel kan, ja.’   In het vliegtuig valt haar zoon in slaap. Hij schokt twee keer voor hij inslaapt, net als zijn vader deed toen hij nog naast haar in bed sliep. Weer denkt ze aan die dag.   Die ochtend in april, de ijsbloemen kleefden op het raam, stond ze op met hoofdpijn. Ze had geen oog dichtgedaan. Hij was al vroeg vertrokken en zou laat terugkomen. Om een paar dingen te regelen, had hij gezegd. Ze stond in de badkamer en keek in de spiegel, die in de linkerhoek gebarsten was en door zwarte schimmelpunten werd omringd. Ze zag blauwe lijnen onder haar ogen. Nog in pyjama liep ze naar de keuken. Ze maakte ontbijt voor haar zoon en voor zichzelf. Ze sneed het fruit snel en zonder te kijken sneed ze in haar vingertop. Ze vloekte. Haar zoon had blijkbaar geen last van slapeloosheid deze nacht dus liet ze hem liggen. Ze zat aan tafel, bladerde door reclamefolders zonder ernaar te kijken. Het eten bleef onaangeroerd. Haar zoon liet van zich horen. Ze haalde hem uit zijn bed, knuffelde en kuste hem. Ze zette hem op het potje en prees hem omdat zijn luier weer droog was gebleven.   De rest van de dag was als in een waas aan haar voorbij gegaan, als een video die wordt doorgespoeld. Ze poetste de benedenverdieping, hoewel dat nog niet lang geleden was. Ze werkte de hele dag door, maar haar ogen dwaalden steeds af. Dan staarde ze door het raam. Terwijl ze met haar zoon speelde, keek ze te pas en te onpas op haar telefoon.   Toen ze rond zes uur stond te koken, rinkelde haar telefoon. Ze ademde diep in voor ze opnam. ‘Hallo?’ Haar ademhaling versnelde. Ze zakte neer op de keukenvloer. Ze sloot haar ogen terwijl ze haar hand voor haar gezicht hield. Ze kon niets uitbrengen. Uiteindelijk fluisterde ze: ‘Waarom?’ Haar ogen schoten naar de stapel onbetaalde facturen, hoog op de kast. Daar had zij ze gelegd, uit het zicht. Ze beet op haar lip, tot bloedens toe.   ‘Wanneer zie ik je?’   Een dag later liep ze gehaast door de straat. In de verte, aan haar rechterkant zag ze het arresthuis. Ze vertraagde. Toen ze aankwam, stopte ze. Het was er rustig. Ze keek naar de rode toegangsdeur terwijl ze haar rechteroorlel met haar vingers masseerde. Dat deed ze altijd als ze nerveus was. Zo bleef ze een poosje staan. Toen keerde ze bruusk om en wandelde haastig terug. Sindsdien is ze nooit meer in de buurt van de gevangenis gekomen.   Toen ze thuiskwam, haar zoon was bij haar moeder, liep ze naar de kast en nam een vel papier en een pen. Ze plofte neer aan de keukentafel. Haar ellenbogen leunden op tafel, haar hoofd op haar handen. Toen begon ze te schrijven. De woorden kwamen snel op het papier terecht.   Liefste, Ik wilde je vandaag bezoeken. Ik was het echt van plan. Ik stond voor de poort, op misschien enkele meters bij je vandaan. Maar ik kon het niet. Jij begrijpt waarschijnlijk beter dan ikzelf waarom niet. Ik wil je niet zien in de gevangenis. Ik wil me je herinneren als de goede vader die je bent, die zijn zoon een bad geeft. Als de man die me troost. Als de man die me met een oogopslag kan opwinden. Ons bed was deze morgen zo groot, zo koud. Het bed mist je ook. Je zoon heeft al minstens twintig keer naar je gevraagd. Hoe moet ik hem troosten? Dat was altijd al meer jouw ding. Het lijkt of ik alles opnieuw moet leren, maar dan alleen. Ik wacht op jou. Ik bid voor jou. Maar in de gevangenis zal je me niet zien. Veel liefs   Dit was de eerste brief. Ondertussen heeft ze 814 brieven voor hem geschreven. Een voor elke dag. Ze stuurt ze niet op.   Eindelijk landen ze. Buiten staat haar nieuwe vriend hen op te wachten. Hij lacht terwijl hij naar hen wuift. Ze beantwoordt hem met een korte glimlach. Haar zoon loopt naar hem toe en vliegt in zijn armen. Zij zoent hem.   In de auto vertelt hij over zijn job, die hem goed bevalt. Ze komen aan in hun nieuwe huis. In het echt lijkt het nog groter dan op de foto’s. Haar zoon loopt met grote ogen door de kamers. Na de rondleiding steekt ze een paar pizza’s in de oven. Ondertussen kijkt ze naar haar zoon en haar vriend die samen de gigantische palm in de hoek van het salon bewonderen. Ze glimlacht.     ’s Avonds pakt ze haar spullen uit. Ze legt haar kleren in de kast, en vindt onderaan in haar valies de stapel brieven. Ze neemt de papieren in haar hand. Ze loopt naar de vuilbak en opent hem. Ze houdt de brieven erboven. Ze laat ze niet vallen, sluit de vuilbak weer. Ze opent een schuif en legt de brieven erin, helemaal achteraan.    

Anneke
0 0

De Boodschap I

De man neemt een slok van het glas water dat voor hem staat. Naast hem ligt een grote zak vol cadeaus, ingepakt in felgekleurd papier. Hij kijkt naar de klok die aan de groen geverfde muur hangt. De deur gaat open. Een jongen van bijna vijf jaar komt binnen, gevolgd door zijn grootmoeder. De man staat op en de vrouw geeft hem een zoen op de wang. Ze praten op zachte toon tegen elkaar. Ondertussen schuifelt de jongen naar de tafel en blijft naast zijn stoel staan. Hij kijkt naar de grond. De man knielt neer voor het kind. Ze kijken elkaar een paar tellen aan. De man grijpt de jongen vast. Hij klemt zijn armen om hem heen. De jongen hangt roerloos tegen het lichaam aan.   Terwijl de man de jongen op de stoel zet, neemt de vrouw plaats aan de overkant van de tafel en bladert door een tijdschrift. Haar ogen schieten af en toe naar haar kleinzoon en zijn vader, waarbij haar mondhoeken omhoog krullen, maar haar ooghoeken niet. De man heeft de jongen op de stoel gezet. Hij geeft het eerste cadeau. Het kind opent het aarzelend, met een voorzichtige glimlach op zijn gezicht. Het is een vuurrode treinlocomotief. Ze spelen samen met de trein. De trein rijdt onder de tafelpoten door, langs de muur, tussen de benen van de man.   ‘Waar is mama?’ ‘Mama is wacht thuis op jou.’ ‘Waarom?’ ‘Mama wil even niet met papa praten.’ ‘Waarom?’ ‘Omdat ik stout ben geweest, lieverd.’ ‘Wat heb jij dan gedaan?’ Het rechteroog van de man trekt samen. ‘Dat zal ik je later wel eens uitleggen.’ Hij kijkt naar de vrouw. De vrouw kijkt naar het tijdschrift. Hij staat op en neemt een tweede cadeau uit de zak.   ‘Ik heb ook iets voor jou. Dit is van mama’ zegt het jongetje. De man neemt het briefje met bevende handen aan. Het kind pakt intussen het tweede cadeau uit. Er zitten vijf knalgele knikkers in. De man leest het briefje. Zijn ogen worden groter terwijl zijn gezicht wit weg trekt. Het kind rolt de knikkers over de vloer. De man staart voor zich uit.   ‘Wist jij hier al van?’ Hij geeft het briefje aan de vrouw. Ze leest het en haar gezicht betrekt. Voor ze kan antwoorden komt een man in uniform de kamer in. De vader neemt de jongen in zijn armen. Hij slikt luid terwijl hij iets in het oor van het kind fluistert. De bewaker trekt de man omhoog. Ze verlaten de kamer. De jongen en de vrouw lopen met de bewaker naar links, de man loopt met een andere bewaker naar recht. Hij ademt zwaar in en uit, al zijn spieren gespannen. Net voor hij door de poort loopt, draait hij zich om. Hij kijkt naar zijn kind, voor het laatst in een waarschijnlijk lange tijd. In zijn cel slaat hij zijn handen kapot op de muur. Meer kan hij niet doen. De waarheid blijft onveranderd, hard als staal.   Het was april maar ijskoud. Er waren weinig mensen op straat. Hij zat in zijn auto, onder de schaduw van een eik verscholen, langs de kant van de weg. Hij veegde bruusk de zweetdruppels van zijn bovenlip. Dit was niet de eerste keer, en toch begon zijn rechterbeen weer te wiebelen. Hij legde zijn armen gekruist over het stuur en leunde er met zijn hoofd tegenaan. Zo bleef hij een paar tellen roerloos zitten. Hij schoot recht, trok handschoenen aan en opende het portier. Hij haalde een metalen kist uit de kofferbak. Hij liep naar het huis waarvan de deur verstopt lag achter een grote vlinderstruik. Een kennis had hem over dit huis getipt. Er woonde een plastisch chirurg met zijn weelderige vrouw. Er zouden zeker waardevolle spullen te vinden zijn. Hij had het huis gedurende twee weken begluurd. Telkens tussen 16 uur en 18 uur was het huis verlaten geweest. De vrouw vertrok met haar zwarte poedel aan de hand.   Het was half vijf, er was geen ziel te bespeuren. Binnen komen was geen probleem meer. Hij sloot de deur en begaf zich naar de slaapkamer. Al snel vond hij de gouden juwelen van de vrouw, bezet met verschillende dure stenen. Hoewel hij haastig te werk ging, probeerde hij zo weinig mogelijk rommel te maken. Hij vond nog een I-phone en een I-pad, maar aan de juwelen had hij al een mooie buit. Tijd om te gaan. Nog geen tien minuten was hij binnen geweest. Hij stak alles in de kist. De koevoet paste er niet meer in. Die nam hij in de hand. Hij keek door het raam. Niemand. Hij opende de voordeur. Pal voor hem stond een man die net de bel in wilde duwen. Oog in oog met de inbreker bevroor zijn hand ter hoogte van de bel en hij bleef versteend staan. De hand van de inbreker vloog samen met de koevoet de lucht in. De koevoet kwam op het hoofd van de man terecht. Hij zakte ineen.   Zonder aarzelen stormde hij naar zijn auto. Daarbij liep hij bijna tegen een meisje, dat hem met grote ogen aankeek. Hij sprong zijn auto in en schoot weg. Zijn handen trilden. Hij klemde zijn vingers rond het stuur waardoor zijn knokels wit werden. Hij duwde het gaspedaal volledig in. Zijn tanden knarsten en hij zag zwarte vlekken voor zijn ogen dansen. Hij moest stoppen. Hij reed een parking op. Hij parkeerde tussen twee lege auto’s in. Terwijl hij met zijn vuisten op het stuur sloeg, brulde hij zijn longen leeg.   Zijn proces was een catastrofe geweest. Even daarvoor had hij de brief gekregen met de melding dat zijn slachtoffer na een lange strijd het leven had gelaten. De slag had een hersenbloeding veroorzaakt, en de man met een zwakke gezondheid had weinig kans op herstel. De rechter had de inbreker vijftien jaar gegeven voor slagen en verwondingen met de dood tot gevolg en inbraak. Hij zal de kinderjaren van zijn zoon missen. Hij zal hem niet kunnen opvoeden. Nog twaalf jaar te gaan. Dan zal zijn zoon zeventien zijn. Hij zal hem niet meer herkennen.   Hij staart naar de bloedvlekjes die zijn knokels op de muur hebben achtergelaten. Hij moet zich op een strafvermindering concentreren, zich goed gedragen. Hij brult de hele gang bijeen. Een cipier komt naar zijn cel. Hij snauwt de cipier af. Hij gooit zijn eten door de cel waardoor hij een laatste waarschuwing krijgt. Als hij zich nu niet herpakt, steken ze hem in het cachot. Dat zou in zijn dossier terechtkomen. Hij staat met zijn rug tegen de muur.   De dag wordt nacht. Zijn schreeuwen en slagen nemen af in kracht. Hij neemt pen en papier en begint te schrijven. Vroeger schreef hij al naar haar. Hij is er nooit mee gestopt. Schrijven werkt beter dan de weinige therapieën die hij krijgt. Hij steekt het briefje bij de andere, die verstopt zitten onder een losse tegel. Hij stuurt ze niet op. Elke avond neemt hij ze mee naar bed. Hij leest ze niet, dat is niet meer nodig.

Anneke
0 0

Gaatje

“Ja, je hebt een gaatje.” Ik hoor het haar nog zeggen. Alsof de hemel naar beneden stortte. Daar zat ik dan met mijn mond vol tanden. Dertig jaar en mijn eerste gaatje. Het moest er eens van komen, toch? Tegen de tand des tijds is niets bestand. Neen, echt?! Dat kon niet! Ik deed exact wat moest. Geen frisdrank, snoepjes of “verzuurde boodschappen”. Twee keer per dag zo twee minuten de borstel over mijn tanden laten walsen. Ja hoor, plichtsgetrouw, àlle 32 – 4 (want die “verstandsstenen” ben ik ergens onderweg verloren). Was dat niet perfect volgens het boekje?   Belachelijk misschien, maar ik voelde me gegeneerd, betrapt, gekrenkt, teleurgesteld. Met dat gaatje was ik “de eerste” onder mijn broer en zussen – die bovendien al meer jaren telden. En ja, ik moet bekennen. Ik durf ‘s nachts wel eens wat melk drinken of iets gaan knabbelen zonder mijn tanden nadien op een laagje dentifrice te trakteren. Verdorie toch! Was dat gaatje er echt? Had ze dat wel goed gezien? Bij mij toch niet?! Toch wel? Tot daar mijn voornemen om mijn mond “vullingvrij” te houden. Tot daar de illusie. Het leek alsof ik in een gat zou vallen…   … tot PRIK, de verdoving wat redding bracht. Mijn mondgrootte verdubbelde in omvang, waardoor mijn grote mond niet anders kon dan zijn vertrouwelijke activiteiten staken. Maar goed ook. Een tandarts met een boor onderbreek je best niet. En met haar vingers op mijn mond zou dat trouwens niet zijn gelukt.   Zo lag ik stil, de mond gesnoerd, de ogen toe. De strijd gestreden, een beetje moe. Zucht. Perfectie? Het bestaat niet. ‘t Leven loopt zoals het loopt. Loopt het mis, dan spoel je door. Want mis loopt het; hoeveel boekjes je ook volgt: geen enkel boek kan alle gaatjes vullen.   God-zij-dank dus dat er tandartsen bestaan. Merci aan de mijne voor die extra in-vulling die dag. ‘t Werd er zo toch een zin-volle.  

Aline
0 0

de tuin

19:00 MAGALI Nonchalant plet Magali de aardappeltjes in de pan, terwijl ze met een halve blik de broccoli op het vuur ernaast in de gaten houdt. Na het eten heeft ze afgesproken met Sofie. Ze bellen bijna elke twee dagen uitgebreid, maar het praat toch gezelliger met een drankje en elkaars gezichtsuitdrukkingen erbij. Bij Jan kan ze haar ei niet echt kwijt, hij houdt niet van “geklets”. Hun relatie lijkt zich vacuüm te trekken. Magali hapt naar lucht. Ze ziet zichzelf de aardappels steeds fijner pletten en realiseert zich dat Jan daar ab-so-luut niet van houdt. Tja, hij zal het er mee moeten doen. Ze zet beide kookvuren uit, giet de broccoli af en gooit de koude kip van gisteren in de magnetron. Ze laat haar blik over de ruimte glijden en perst goedkeurend haar lippen samen. Alles ziet er netjes uit. Ze veegt haar handen af aan haar broek, ziet dan dat ze haar uniform nog aanheeft en snelt naar de slaapkamer om zich om te kleden.     19:30 JAN ‘Hoe was het in het ziekenhuis, schat?’ Iedere avond vraagt Jan hetzelfde, zelden luistert hij naar het antwoord. Hij weet dat het Magali de illusie geeft dat hij interesse heeft in haar en dat het hem vijftien minuten schenkt waarin hij ongehinderd naar haar kan kijken. Dat ze de mooiste vrouw is die hij ooit heeft gekend, is telkens weer zijn conclusie. Dat het jammer is dat ze zoveel praat en dat ze bovendien wil dat hij net zoveel terugpraat, is het andere. Toch houdt hij van haar. Alleen weet hij niet in welke vorm. Hij wil haar zien, ruiken, voelen en beminnen, maar het geringste woord van haar doet hem in die gedachte bevriezen. Jo heeft het tegenovergestelde effect op hem. Binnen twee uur ziet hij haar weer.     20:00 SOFIE ‘Hoe lang is het nu al geleden?’ ‘Pff. Ik ben de tel inmiddels kwijt. Drie maanden of zo?’ ‘Jeezes.’ ‘Tja. Regelmatig komen we wel eens in de buurt. Hij kan soms intens naar me zitten te kijken. Als ik hem dan een zoen geef en hem dicht tegen me aandruk voel ik dat hij hard is. Fysiek is er dus zeker geen probleem.’ ‘Waar gaat het dan mis?’ ‘Ik wou dat ik het wist. Er is altijd een moment waarop het helemaal kantelt, en dan lijkt het zelfs of hij afkeer voor me voelt. Hij draait zich dan snel van me weg en kijkt verder naar de sportzender.’ ‘Wat vreselijk. En ondertussen heeft hij jou natuurlijk helemaal opgegeild.’ ‘Inderdaad.’ ‘Je masturbeert dan wel even, veronderstel ik?’ ‘Hm. Eigenlijk niet. Dat is toch niet hetzelfde.’ ‘Natuurlijk niet, maar het is niet gezond om je verlangens op te potten.’ Sofie weet dat Magali haar als een soort promiscue vlinder ziet die langs de mannen en door het leven fladdert. Ze laat haar in de waan. ‘Misschien heeft hij wel gewoon een ander.’ ‘Misschien moet jij een ander nemen.’ ‘Ik heb hem eeuwige trouw beloofd.’ Sofie draait met haar ogen en giet het glas wijn in één teug naar binnen. Ze kijkt op de klok die links van haar aan de natuurstenen muur hangt. Ze moet het gesprek afronden, Thomas verwacht haar binnen een kwartier. ‘Wat versta je onder trouw? Zoenen, neuken, intimiteit? Want wat je met mij deelt is ook behoorlijk intiem. Misschien bedrieg je Jan wel een beetje met mij, het is maar hoe je het bekijkt.’     20:30 JAN Hij is te vroeg. Hij heeft nochtans traag proberen te stappen, maar het verlangen gaf hem vleugels. Normaal ziet hij haar minstens één keer per week, nu hebben ze elkaar door omstandigheden bijna een maand niet gezien. Hij steekt een sigaret op en leunt met zijn rug tegen de lantaarnpaal op het plein waar ze steevast afspreken. In deze buurt zijn er een hoop pensions, ze proberen af te wisselen zodat ze nergens worden herkend als vast stel. Hij ontmoette haar op zijn kantoor, nu zo´n half jaar geleden. Ze is pakjesbezorger voor hun bedrijf. Bij toeval liep hij een keer langs de receptie toen ze daar stond te wachten op een handtekening. De receptie was leeg. Jan vond haar meteen intrigerend, hoewel erg jong. Ze was excentriek gekleed, punk vermoedde hij. Kort rokje, lange zwarte laarzen, kapotte panty´s, knalrood haar, piercings. Jammer van die piercings, dacht hij nog, anders wel een lekker ding. Hij keek even of hij de receptionist kon vinden maar zag hem niet meteen. Ze stelde zich voor als Jo, hij besloot bij haar te wachten. Vreemd genoeg kan hij zich niet meer precies herinneren wie van hen met het voorstel was gekomen om af te spreken. Wel ziet hij helder voor zich hoe ze hadden staan flirten…     21:00 LARA Lara maakt zich klaar voor een avond uit. Ze is niet zeker wat de gepaste kledij is voor de gelegenheid. Uiteindelijk kiest ze voor een zwart jurkje, eenvoudig maar sexy. Jo gaat niet mee vanavond. Lara heeft niks van haar plannen verteld. Jo is niet thuis, vast weer op avontuur met één of andere scharrel. Ze hebben een open relatie, maar die wordt vooral door Jo geconsumeerd. Lara houdt niet van onenightstands en al zeker niet met mannen. Hoe ze op vrouwen moet toestappen weet ze niet. Ze is best verlegen en is er vast van overtuigd dat ze op niemands gaydar verschijnt. Soms voelt ze echter wel een zeker verlangen in haar borrelen. Haar stille fantasie is om een keer met een stel te vrijen. Ze besloot dat het tijd was voor actie, maar in plaats van een idiote advertentie te plaatsen, koos ze voor de “veilige” omgeving van Club Eden.     21:30 MAGALI Magali ligt uitgestrekt op de bank naar één of andere romcom te kijken met een glas wijn in de hand. Ze zapt regelmatig door om te zien of er niets beters is, want het rom-gedeelte begint haar flink tegen te steken. National Geographic misschien. ‘Het paargedrag van vrouwelijke kevers laat mannetjes koud…’ Zucht. Dan maar uit. Toen ze thuis was gekomen had ze het huis verlaten gevonden. Ze wilde vooral niet piekeren over waar Jan zou kunnen uithangen dus liep ze naar de koelkast, schonk zich een glas witte wijn, dronk het in een paar slokken leeg en vulde het meteen weer tot de rand. Ze gaf zichzelf een schouderklopje en duffelde zich in onder het deken op de bank. Maar nu overheerst plots weer de stilte en voelt ze de onmiddellijke aandrang om in ieder geval nog één glas te drinken. Kan je overspel plegen met een boezemvriendin? En is dergelijke ontrouw verkeerd? Is het wel overspel als de ander niet van je houdt? Magali is ervan overtuigd dat Sofie haar een beetje saai vindt. Na het vierde glas kruipt ze in bed. Ze weet nu wel zeker dat Jan een affaire heeft. Hij dacht vast dat ze de hele avond op stap zou zijn met Sofie, wat normaal ook zo zou zijn geweest, alleen had Sofie nog andere plannen voor vanavond, geen idee wat eigenlijk. Ze zou moeten masturberen, inderdaad. Straks misschien.         22:00 SOFIE Sofie kan de afdruk van zijn lippen op de hare nog voelen. Thomas zoent haar altijd op de mond, eender waar of met wie ze zijn. Ze vindt het tegelijk leuk en een beetje irritant. Alsof hij haar wil bezitten of zo, afschermen van andere potentiële kapers op de kust. Terwijl ze helemaal niet van hem is, integendeel. Thomas is behoorlijk gay of bi of whatever. In zíjn woorden: “vrij-seksueel”. Sofie geniet ervan met hem te vrijen omdat de intimiteit tussen hen als beste vrienden haar een veilig gevoel geeft. De anderen zijn altijd toevallige en niet zo succesvolle ontmoetingen, die boordevol onhandigheden zitten en weinig voldoening bieden. Jammer eigenlijk dat Thomas en zij niet verliefd zijn, ze passen op veel vlakken goed bij elkaar. Het contact met hem heeft haar wel veranderd. Enerzijds heeft ze ontdekt dat ze best seksueel is, haar lustgevoelens lijken te vergroten na elke vrijpartij. Anderzijds is het duidelijk dat ze die seksualiteit wil beleven met een echt maatje, een partner, “die ene”. Vanavond gaat ze iets doen met Thomas waar ze allebei stiekem over fantaseerden en wat ze vanuit de vertrouwensband met elkaar nu aandurven: ze gaan naar een seksclub. Sofie kijkt van onder haar wimpers naar Thomas die op het bankje tegenover haar uit het raam van de trein zit te staren. Hij bijt op zijn nagels. Ze reikt over het halfslachtige tafeltje en pakt zijn handen in de hare. Ze beeft een beetje.     22:30 JO Jo steekt twee sigaretten tegelijk aan en geeft er een aan Jan. Zoals gewoonlijk nemen ze tussendoor even pauze, op vraag van Jan. Ze vindt hem wel vermakelijk. Niet heel aantrekkelijk, maar dat heeft weinig belang. Dat hij een man is, is eigenlijk meer dan voldoende. En dat hij niet wil leuteren over zijn werk, zijn vriendin, wat dan ook. In die zin is Jan meer dan geschikt. Presteert behoorlijk, houdt zijn bek, zelfs tijdens de rookpauze. Wanneer ze ziet dat hij nog een sigaret aansteekt besluit ze niet langer te wachten. Als een adder glipt ze onder de lakens en laat haar tong trillen tegen zijn lid, net zolang tot het weer wakker schiet.     23:00 THOMAS Van zodra ze binnen zijn in Club Eden, heeft Thomas al spijt. De schaars verlichte ruimtes met hun donkerfluwelen bekleding verhullen niet dat de meeste gasten boven de vijftig zijn. Gelukkig komt de entree met vrije consumptie van alcohol. Hij bestelt een whiskycola, voor Sofie een gintonic. Terwijl hij bedachtzaam aan het rietje slurpt observeert hij Sofie, die met een brede glimlach de ruimte rondkijkt. Hij meent in die glimlach een spoortje van paniek te ontdekken. Gelukkig.             Na een paar drankjes zijn ze uitgelaten genoeg om nog eens een rondje langs de kamers te lopen. Ze beloven elkaar een open geest te houden. De alcohol doet de mensen er plots aantrekkelijker en jonger uitzien – of is het nu nóg donkerder dan in het begin? Door kijkgaten in de muur kunnen ze gluren naar een stel dat ligt te vrijen. Thomas merkt dat hij vooral naar de man kijkt, maar weet niet of hij zichzelf ermee vergelijkt of dat het hem gewoon esthetisch aantrekt. Sofie grapt altijd dat hij uit de kast moet komen. Maar hij zit niet in de kast, er ís geen kast! Of beter nog, iederéén zit in de kast, allemaal op een hoop, wat veel mogelijkheden biedt…     23:30 JAN Jan komt thuis met een onbevredigd gevoel, ondanks de twee orgasmen van vanavond. Het huis is in duisternis gehuld. Zachtjes sluipt hij naar de slaapkamer, waar hij beweging ontwaart onder het dekbed. Wanneer hij zich realiseert dat het Magali is die ligt te masturberen blijft hij in de deuropening staan kijken en luisteren. Hij ritst zijn broek open.     Magali merkt niks, ze heeft vast de ogen gesloten en gaat helemaal op in haar eigen fantasie. Juist dát doet de passie in hem helemaal oplaaien. Alsof ze hem helemaal niet nodig heeft. Ze wil op dit moment niks van hem en net daarom wil hij haar alles geven. Geruisloos kruipt hij onder de dekens tegen haar aan en fluistert in haar oor: ‘Ik hou van je, Magali. Zal ik dat even van je overnemen, schat?’     00:00 JO Jo is nog wakker. Ze loopt rondjes in huis. Ze verlangt naar Lara. Vraagt zich af waar die eigenlijk uithangt. Lara is er niet het type naar om laat weg te blijven. Ze gaat zelfs nauwelijks op stap. Lara is haar kleine, altijd studerende, lieve huisvrouwtje. Kicken. Dat ze er nu niet is maakt Jo nerveus. Ze beseft dat de aanwezigheid van Lara in dit huis haar enige constante is. Haar bron van rust, die de stemmen in haar hoofd werkelijk tot bedaren brengt. Al het andere is spel, onschuldige afleiding. Waar blijft ze toch?     00:30 LARA Lara voelt zich warm vanbinnen. Aan de alcoholvrije cocktail waar ze af en toe aan nipt zal het niet liggen. Ze voelt zich een beetje Alice in Wonderland, hier tussen al die onbekende, fascinerende mensen. Sommigen dragen leer en kettingen, anderen lopen halfnaakt rond. Ze merkt dat ze best veel aandacht krijgt van iedereen. Ze geniet. Drie koppels spraken haar al aan, maar ze voelde zich te onzeker om er op in te gaan. Ze besloot een beetje rond te lopen. Op de eerste verdieping zag ze een deur die ze impulsief opentrok. Een man en een vrouw lagen naakt op het bed dat de piepkleine ruimte volledig vulde. ‘Oh, sorry, excuseer. Ik wilde niet… Ik wist niet…’ Ze sloeg de ogen neer en wilde de deur weer dichttrekken, wanneer de vrouw zich in één beweging naar haar toe boog en haar hand nam. ‘Kom…’ Ze wist niet meer zeker of ze Lara of Alice was, of wie van beiden haar werkelijke zelf was. Sofie en Thomas waren lief voor haar, zeiden dat ze mooi was, stelden haar op haar gemak. En plots was ze niet meer onzeker, maar gaf zich volledig over.     01:00 THOMAS Thomas laat de meiden achter in de club. Hij voelt zich onbehaaglijk maar weet niet precies waarom. De vrijpartij met hun drietjes was prachtig. En toch… Hij stapt stevig door, de weg naar huis is nog lang. Thomas vindt zichzelf een ruimdenkend mens, hij gelooft niet in vakjes. Toch voelt hij dat er één vakje is dat steeds meer aan hem trekt. Hij vloekt. Maar Sofie dan… en Lara? Na nog een kwartier wandelen besluit hij iets radicaals: als hij morgen tijdens de repetitie met de jongens zoals altijd de elektriciteit in de lucht voelt, alsof zijn gitaar onder spanning staat, dan… Dan weet hij dat het niet aan de gitaar ligt.     01:30 SOFIE Sofie belt een taxi. Nu Thomas weg is, is de lol er voor haar af. Ze belt even naar Magali, laat een voicemail achter. Deze avond heeft haar gevoelens bevestigd: dit soort avontuurtjes vindt ze spannend. Alleen zou ze echt iemand willen vinden waarmee ze dit alles en meer kan delen, waarmee ze zichzelf kan delen. Iemand die niet gay is, iemand die de hare is.     02:00 MAGALI Ze had de sigaret geroken op zijn lichaam en het had haar opgewonden. Ze had in zijn ogen zijn lust en zijn liefde voor háár gelezen. Ze zit in het donker op de bank, Jan slaapt al. Ze voelt zich fantastisch en wil eigenlijk een sms naar Sofie sturen wanneer ze ziet dat ze een voicemailbericht heeft.   Hoi Mag, ik bel je maar even, zomaar. Kom net terug van een club. Had ik je niet over verteld,…  ach, het doet er niet toe. Ik wou je even melden dat ik een man ga zoeken. Een echte man! Zo eentje als die van jou... Beloof me dat je er zorg voor draagt? Hij houdt van je, net zoals ik. Dat weet je toch hè, dat ik van je hou? Oké… goed, ik ga ophangen. Spreek je later!

LL Rigby
0 0

Een gezegende kerst

 EEN GEZEGENDE KERST                                                    Pauline staart verbijsterd naar de twee lege sokkels.  De engelenbeelden die Maria flankeren, staan er niet. “Potvermercietjes, wat is dat nu ? Misschien zijn ze weg voor restauratie.  Hoewel, er mankeerde niets aan,”  spreekt ze luidop tegen niemand, zoals oudere mensen wel vaker doen.  Ze trekt  haar schouders op .  “Waarschijnlijk zullen ze schoongemaakt worden.”   Ze denkt er niet verder over na en steekt, naar jaarlijkse gewoonte op de dag voor kerst, kaarsjes aan in de kleine kapel van de kathedraal.  Binnensmonds prevelt ze een gebedje en sloft naar buiten, licht gebogen en bevend op haar wandelstok, maar verder nog gezond voor haar 82 jaar. De sneeuw rolt zich als een laagje glazuur uit over de stad en knispert onder haar voeten.  Uiterst voorzichtig  stapt ze naar huis.  Enkele meters verder ligt een bananeschil midden op het voetpad.  Pauline, met haar gedachten in haar eigen wereldje, merkt het niet.  Wanneer zij haar rechtervoet bijna op de schil zet, schuift deze vanzelf een klein beetje opzij, net ver genoeg zodat ze er niet op trapt.  Een oud heertje aan de overkant van de straat blijft verbaasd staan. “ Was dat nu…. ?  Potverdikke, voor mij geen borreltje meer straks. “ De klok in het belfort luidt drie maal  en speelt een kerstmelodie.   Het stadscentrum is ondergedompeld in een feëerieke kerstsfeer.  De koetsen, die de toeristen rond de bezienswaardigheden voeren, zijn versierd met kleine lichtjes en zelfs de paarden dragen een  rode muts boven hun oren. Op het marktplein verdringen de mensen elkaar tussen de kraampjes van de kerstmarkt.  De geur van aangebrande hamburgers vermengt zich met het zoetige aroma van de gluhwijn.  Een bejaard dametje  warmt  haar pijnlijke, verkleumde handen aan een koolvuurtje. Tussen de eet- en drinkstandjes prijkt de kerststal  omringd met balen stro.   Een groepje luidruchtige  tieners lacht met het kindje Jezus in de kribbe.  Eén van hen gooit zijn sigarettepeuk nonchalant een eindje weg, midden in een baal stro die onmiddellijk begint te smeulen.   Maar, nog voor het vuur zich kan voortzetten, dooft het als vanzelf uit.  Niemand merkt er iets van. Een eindje verderop, in de winkelstraat, speelt “White Christmas”  voor de zoveelste keer door de luidsprekers.  De etalages zijn prachtig versierd en schreeuwen om aandacht maar het is te druk om ervan te  kunnen genieten.  Ellebogen stompen in je rug of duwen je opzij, want het voetpad is niet breed genoeg voor de krioelende massa . Kleine Jonas loopt braafjes naast zijn mama, smullend van een  geurende, warme suikerwafel.  Een streng uitziende mevrouw passeert ruziënd met haar partner, ziet hem niet en loopt hem omver.  Ze merkt het niet en loopt gewoon door.  Jonas valt op de straat vlak voor de zware wielen van de aanrijdende stadsbus.  Onmiddellijk begint de motor van het gevaarte te sputteren en valt stil.  “JONAS !!!!”  Met een gezicht, wit als de sneeuw,  sleurt zijn moeder  hem overeind en overlaadt hem met kussen.  De motor van de bus start weer op nog voor de chauffeur de sleutel in het contact heeft omgedraaid.  De man begrijpt er  niets van,  maar zet vlug zijn rit verder.  Tijd om na te denken heeft hij niet want veel oponthoud kan hij zich vandaag niet veroorloven. En zo gaat het de hele dag en avond door.  Ieder onheil wordt ongemerkt voorkomen.  Klokslag middernacht staat engel  Ariel weer mopperend op haar sokkel . “T’is altijd hetzelfde liedje op kerstavond.  Die drukte is om gek van te worden.  Moet ik nu werkelijk ieder jaar de bewaarder zijn van deze drukke stad ? Kan God niet met een beurtrol werken ?”  Jaloers kijkt ze naar de engel Muriel die ondertussen ook weer  naast Maria staat.  “Zij heeft het makkelijk.  De hele nacht waken over een piepklein dorpje waar niets gebeurt.  Ik ben bekaf.  En bekijk mijn vleugels  nu eens.  Allemaal zwarte roetvlekken.”  Zo hard ze kan, wrijft ze over de vuile vegen.  Zonder resultaat.  “Ja, dan zal het zo moeten.  Ik kan het ook niet helpen.” Haar tijd voor dit jaar zit erop.  Heel,  heel langzaam, wordt ze steeds harder en harder tot ze weer helemaal versteend is. De volgende morgen doet de koster zijn ronde in de kathedraal.  Wanneer hij bij engel Ariel komt, blijft hij verbaasd staan.  Zijn verwondering slaat om in boosheid wanneer hij het vuile beeld ziet. “Wel, heb je ooit.  Hoe komen al die zwarte vegen op de vleugels ? Weer van een bende kwajongens zeker.  Potverdju, dat zal een heel karwei zijn om het af te kuisen.  Het kan wachten tot morgen.  Het is voor mij ook Kerstmis vandaag.”

Creyf Nancy
0 0

Een gezegende kerst

 EEN GEZEGENDE KERST                                                    Pauline staart verbijsterd naar de twee lege sokkels.  De engelenbeelden die Maria flankeren, staan er niet. “Potvermercietjes, wat is dat nu ? Misschien zijn ze weg voor restauratie.  Hoewel, er mankeerde niets aan,”  spreekt ze luidop tegen niemand, zoals oudere mensen wel vaker doen.  Ze trekt  haar schouders op .  “Waarschijnlijk zullen ze schoongemaakt worden.”   Ze denkt er niet verder over na en steekt, naar jaarlijkse gewoonte op de dag voor kerst, kaarsjes aan in de kleine kapel van de kathedraal.  Binnensmonds prevelt ze een gebedje en sloft naar buiten, licht gebogen en bevend op haar wandelstok, maar verder nog gezond voor haar 82 jaar. De sneeuw rolt zich als een laagje glazuur uit over de stad en knispert onder haar voeten.  Uiterst voorzichtig  stapt ze naar huis.  Enkele meters verder ligt een bananeschil midden op het voetpad.  Pauline, met haar gedachten in haar eigen wereldje, merkt het niet.  Wanneer zij haar rechtervoet bijna op de schil zet, schuift deze vanzelf een klein beetje opzij, net ver genoeg zodat ze er niet op trapt.  Een oud heertje aan de overkant van de straat blijft verbaasd staan. “ Was dat nu…. ?  Potverdikke, voor mij geen borreltje meer straks. “ De klok in het belfort luidt drie maal  en speelt een kerstmelodie.   Het stadscentrum is ondergedompeld in een feëerieke kerstsfeer.  De koetsen, die de toeristen rond de bezienswaardigheden voeren, zijn versierd met kleine lichtjes en zelfs de paarden dragen een  rode muts boven hun oren. Op het marktplein verdringen de mensen elkaar tussen de kraampjes van de kerstmarkt.  De geur van aangebrande hamburgers vermengt zich met het zoetige aroma van de gluhwijn.  Een bejaard dametje  warmt  haar pijnlijke, verkleumde handen aan een koolvuurtje. Tussen de eet- en drinkstandjes prijkt de kerststal  omringd met balen stro.   Een groepje luidruchtige  tieners lacht met het kindje Jezus in de kribbe.  Eén van hen gooit zijn sigarettepeuk nonchalant een eindje weg, midden in een baal stro die onmiddellijk begint te smeulen.   Maar, nog voor het vuur zich kan voortzetten, dooft het als vanzelf uit.  Niemand merkt er iets van. Een eindje verderop, in de winkelstraat, speelt “White Christmas”  voor de zoveelste keer door de luidsprekers.  De etalages zijn prachtig versierd en schreeuwen om aandacht maar het is te druk om ervan te  kunnen genieten.  Ellebogen stompen in je rug of duwen je opzij, want het voetpad is niet breed genoeg voor de krioelende massa . Kleine Jonas loopt braafjes naast zijn mama, smullend van een  geurende, warme suikerwafel.  Een streng uitziende mevrouw passeert ruziënd met haar partner, ziet hem niet en loopt hem omver.  Ze merkt het niet en loopt gewoon door.  Jonas valt op de straat vlak voor de zware wielen van de aanrijdende stadsbus.  Onmiddellijk begint de motor van het gevaarte te sputteren en valt stil.  “JONAS !!!!”  Met een gezicht, wit als de sneeuw,  sleurt zijn moeder  hem overeind en overlaadt hem met kussen.  De motor van de bus start weer op nog voor de chauffeur de sleutel in het contact heeft omgedraaid.  De man begrijpt er  niets van,  maar zet vlug zijn rit verder.  Tijd om na te denken heeft hij niet want veel oponthoud kan hij zich vandaag niet veroorloven. En zo gaat het de hele dag en avond door.  Ieder onheil wordt ongemerkt voorkomen.  Klokslag middernacht staat engel  Ariel weer mopperend op haar sokkel . “T’is altijd hetzelfde liedje op kerstavond.  Die drukte is om gek van te worden.  Moet ik nu werkelijk ieder jaar de bewaarder zijn van deze drukke stad ? Kan God niet met een beurtrol werken ?”  Jaloers kijkt ze naar de engel Muriel die ondertussen ook weer  naast Maria staat.  “Zij heeft het makkelijk.  De hele nacht waken over een piepklein dorpje waar niets gebeurt.  Ik ben bekaf.  En bekijk mijn vleugels  nu eens.  Allemaal zwarte roetvlekken.”  Zo hard ze kan, wrijft ze over de vuile vegen.  Zonder resultaat.  “Ja, dan zal het zo moeten.  Ik kan het ook niet helpen.” Haar tijd voor dit jaar zit erop.  Heel,  heel langzaam, wordt ze steeds harder en harder tot ze weer helemaal versteend is. De volgende morgen doet de koster zijn ronde in de kathedraal.  Wanneer hij bij engel Ariel komt, blijft hij verbaasd staan.  Zijn verwondering slaat om in boosheid wanneer hij het vuile beeld ziet. “Wel, heb je ooit.  Hoe komen al die zwarte vegen op de vleugels ? Weer van een bende kwajongens zeker.  Potverdju, dat zal een heel karwei zijn om het af te kuisen.  Het kan wachten tot morgen.  Het is voor mij ook Kerstmis vandaag.”

Creyf Nancy
0 0

Een gezegende kerst

 EEN GEZEGENDE KERST                                                    Pauline staart verbijsterd naar de twee lege sokkels.  De engelenbeelden die Maria flankeren, staan er niet. “Potvermercietjes, wat is dat nu ? Misschien zijn ze weg voor restauratie.  Hoewel, er mankeerde niets aan,”  spreekt ze luidop tegen niemand, zoals oudere mensen wel vaker doen.  Ze trekt  haar schouders op .  “Waarschijnlijk zullen ze schoongemaakt worden.”   Ze denkt er niet verder over na en steekt, naar jaarlijkse gewoonte op de dag voor kerst, kaarsjes aan in de kleine kapel van de kathedraal.  Binnensmonds prevelt ze een gebedje en sloft naar buiten, licht gebogen en bevend op haar wandelstok, maar verder nog gezond voor haar 82 jaar. De sneeuw rolt zich als een laagje glazuur uit over de stad en knispert onder haar voeten.  Uiterst voorzichtig  stapt ze naar huis.  Enkele meters verder ligt een bananeschil midden op het voetpad.  Pauline, met haar gedachten in haar eigen wereldje, merkt het niet.  Wanneer zij haar rechtervoet bijna op de schil zet, schuift deze vanzelf een klein beetje opzij, net ver genoeg zodat ze er niet op trapt.  Een oud heertje aan de overkant van de straat blijft verbaasd staan. “ Was dat nu…. ?  Potverdikke, voor mij geen borreltje meer straks. “ De klok in het belfort luidt drie maal  en speelt een kerstmelodie.   Het stadscentrum is ondergedompeld in een feëerieke kerstsfeer.  De koetsen, die de toeristen rond de bezienswaardigheden voeren, zijn versierd met kleine lichtjes en zelfs de paarden dragen een  rode muts boven hun oren. Op het marktplein verdringen de mensen elkaar tussen de kraampjes van de kerstmarkt.  De geur van aangebrande hamburgers vermengt zich met het zoetige aroma van de gluhwijn.  Een bejaard dametje  warmt  haar pijnlijke, verkleumde handen aan een koolvuurtje. Tussen de eet- en drinkstandjes prijkt de kerststal  omringd met balen stro.   Een groepje luidruchtige  tieners lacht met het kindje Jezus in de kribbe.  Eén van hen gooit zijn sigarettepeuk nonchalant een eindje weg, midden in een baal stro die onmiddellijk begint te smeulen.   Maar, nog voor het vuur zich kan voortzetten, dooft het als vanzelf uit.  Niemand merkt er iets van. Een eindje verderop, in de winkelstraat, speelt “White Christmas”  voor de zoveelste keer door de luidsprekers.  De etalages zijn prachtig versierd en schreeuwen om aandacht maar het is te druk om ervan te  kunnen genieten.  Ellebogen stompen in je rug of duwen je opzij, want het voetpad is niet breed genoeg voor de krioelende massa . Kleine Jonas loopt braafjes naast zijn mama, smullend van een  geurende, warme suikerwafel.  Een streng uitziende mevrouw passeert ruziënd met haar partner, ziet hem niet en loopt hem omver.  Ze merkt het niet en loopt gewoon door.  Jonas valt op de straat vlak voor de zware wielen van de aanrijdende stadsbus.  Onmiddellijk begint de motor van het gevaarte te sputteren en valt stil.  “JONAS !!!!”  Met een gezicht, wit als de sneeuw,  sleurt zijn moeder  hem overeind en overlaadt hem met kussen.  De motor van de bus start weer op nog voor de chauffeur de sleutel in het contact heeft omgedraaid.  De man begrijpt er  niets van,  maar zet vlug zijn rit verder.  Tijd om na te denken heeft hij niet want veel oponthoud kan hij zich vandaag niet veroorloven. En zo gaat het de hele dag en avond door.  Ieder onheil wordt ongemerkt voorkomen.  Klokslag middernacht staat engel  Ariel weer mopperend op haar sokkel . “T’is altijd hetzelfde liedje op kerstavond.  Die drukte is om gek van te worden.  Moet ik nu werkelijk ieder jaar de bewaarder zijn van deze drukke stad ? Kan God niet met een beurtrol werken ?”  Jaloers kijkt ze naar de engel Muriel die ondertussen ook weer  naast Maria staat.  “Zij heeft het makkelijk.  De hele nacht waken over een piepklein dorpje waar niets gebeurt.  Ik ben bekaf.  En bekijk mijn vleugels  nu eens.  Allemaal zwarte roetvlekken.”  Zo hard ze kan, wrijft ze over de vuile vegen.  Zonder resultaat.  “Ja, dan zal het zo moeten.  Ik kan het ook niet helpen.” Haar tijd voor dit jaar zit erop.  Heel,  heel langzaam, wordt ze steeds harder en harder tot ze weer helemaal versteend is. De volgende morgen doet de koster zijn ronde in de kathedraal.  Wanneer hij bij engel Ariel komt, blijft hij verbaasd staan.  Zijn verwondering slaat om in boosheid wanneer hij het vuile beeld ziet. “Wel, heb je ooit.  Hoe komen al die zwarte vegen op de vleugels ? Weer van een bende kwajongens zeker.  Potverdju, dat zal een heel karwei zijn om het af te kuisen.  Het kan wachten tot morgen.  Het is voor mij ook Kerstmis vandaag.”

Creyf Nancy
0 0

Dialogica

Dialogica   Niemand leest nog en wij, geachte lezer, weten waarom: niemand heeft er de tijd voor want iedereen schrijft. Welaan, voor de woordworstelaars onder ons die beter willen, is er in Antwerpen de SchrijversAcademie en daar krijg je bijvoorbeeld deze opdracht:   [Twee broers, 32 en 23 jaar, komen elkaar tegen op de speelgoedafdeling. De vrouw van de oudste kan elk moment bevallen. De oudste broer verdenkt de jongste dat die het met zijn bevallige vrouw heeft gedaan. Die verdenking blijft onuitgesproken. Hoe gaat hun dialoog?]   Branded content De schrijver richt een camera aan het plafond van de speelgoedafdeling ener Walmart op het personage David. David is 23 jaar en heeft een typische Justin Bieberkop. Vanuit het vogelvlucht-perspectief kan de lezer goed zien dat David een pop uit het schap pakt, een levensechte baby-pop met opengetuit mondje waar precies de speen inpast van het melkflesje dat naast de pop zit geklemd in de geheel transparante plastic verpakking.[1] ‘Je kunt hem er zo instoppen,’ klinkt van opzij een lijzige stem, de stem van Davids broer Max. Deze Max is een soort van ouwelijke, diepdoorgroefde Bieberbroer, ongeschoren bovendien, en de schrijver heeft hem weggeplukt vanbij het kraambed zijner vrouw Liza. Daartoe zijn de weeën enige uren uitgesteld, eerst moet pa-in-spe een appeltje schillen met oom-in-spe, of omgekeerd, opdat de lezer zich niet vervele. David houdt geschrokken de pop tegen zich aangeklemd. Dan vraagt hij: ‘Hem?’ Max klemt zijn ongeschoren kaken op elkaar. David vraagt opnieuw: ‘Hem? En waarin gestopt?’ Max ontklemt zijn kaken. ‘Je pink bijvoorbeeld,’ zegt hij terwijl hij een non-verbale, maar door de lezer niet mis te verstane, Elvis-the-pelvis beweging maakt. ‘Ooh, lekker,’ steunt gladgekaakte David. ‘Net als toen…’ Nu maakt Max een Lucky Luke-achtige beweging, sneller dan zijn schaduw, waarbij hij onder meer een sinds Trump vrij verkrijgbare knaldemper gebruikt. Er verschijnen enkele ketchup[2]-achtige vlekken op Davids shirt. Hij kreunt en zakt traag en theatraal in elkaar. Max probeert de beketchupte babypop+fles-verpakking onder zijn stervende broer vandaan te trekken. Dat lukt niet. Dan zegt hij, opkijkend naar de camera: ‘Het kind heeft hoe dan ook de genen van onze ouders. God bless her. Ik zal van haar houden.’ Maar helaas, David is al dood[3], zodat hij zijn laatste woorden niet meer kan uitspreken: ‘Nee joh, het was een pakketje van de DHL-man[4].’ Onuitgesproken – tja, dat is het nadeel van dit vogelvluchtperspectief.   Paul Braamberg   [1] Made in China, door kinderhandjes. Tezamen met een kortingsbon voor roze babypopkleertjes. [2] Momenteel in de aanbieding bij Walmart, de enige echte, van Heinz. [3] Die Trump is ook zo’n verdomd effectieve president. [4] DHL is immers een global market player en bezorgt ook bij jou thuis, lezer, waar je ook woont.   [Hum, dat was nogal wraakgericht, dat was vooral veel te rechttoe-rechtaan. Maar drama ontstaat niet door eenduidige emoties. Herschrijf de tekst vanuit een andere onderliggende emotie. Laat je personages denken, laat een omwenteling plaatsvinden, een inzicht…]   Zo dan ‘Gaap,’ zegt de lezer. ‘Bedoel je?’ vraagt de schrijver. De schrijver denkt even na, dan zegt hij: ‘Geef me een paar minuten voor ik een trialoogje met vieze Lieze[5] klaarheb.’ De schrijver zegt tegen zijn personages Max en David: ‘Kom jongens, ruim die kliederketchup op, dan haal ik Liza.’ Max en David gaan in de weer met Vanish Oxi Action vlekverwijderaar en de schrijver licht Liza van het kraambed[6]. De schrijver appt: ‘We zijn zover.’ De lezer neemt de roltrap naar de literatuur-afdeling van de Walmart. Het is er stil. Smakelijk liggen de kookboeken uitgestald[7] en daarnaast schittert de literaire-non-fictie-top-20. De lezer bladert in deze, de lezer bladert in gene, de lezer legt het boek telkens hoofdschuddend terug. Het mobieltje van de lezer twinkeliert. Dus snel terug naar de kinderafdeling. Daar houden rood-witte linten de toegestroomde belangstellenden op afstand. ‘Lieve lezer,’ zegt de schrijver. ‘Je bent de mooiste/stoerste[8] lezer die ik ooit gehad heb. Voor jou doe ik alles.’ De lezer schudt het hoofd en denkt: dat las ik net in elke flaptekst. ‘Maar ik méén het,’ zegt de schrijver wanhopig. ‘Kijk maar.’ Op een waterbed[9] ligt het stapeltje personages, naakt. Onderop Max, de mogelijke vader, daarop Liza, als het ware om haar hoogzwangere buik gedrapeerd, die van voren genomen wordt door Max en van achter door David, de mogelijke oom dus. De lezer schudt het hoofd. ‘De weeën!’ krijt Liza. Haar rug en billen beginnen ritmisch te contracteren. ‘Ik kom,’ gilt David in de maat. ‘Ik voel het komen,’ gromt Max eveneens in de maat. De lezer schudt het hoofd. ‘Gaap.’ ‘Hoepel dan maar op,’ zegt de schrijver en smijt zijn pen door de rood-witte linten. Maar de lezer en het overige publiek blijft staan kijken. ‘Iets fris graag. Iets taboeërigs.’ De schrijver denkt even na en kolft dan met enige moeite een plastic glaasje melk uit een der wippende borsten van Liza. ‘Hier, ’t is nog warm.’ De lezer schudt het moeie hoofd. De schrijver wordt boos. ‘Zo dan,’ brult hij en rukt zich de kleren van het lijf. Hij heeft zo’n enorme erectie dat die bijna zijn kinnebaardhaartjes raakt. ‘#WeToo[10],’ kraait de lezer[11] en stroopt de broek af, resp. rok op[12] en trekt de billen van elkaar zodat de anus frank en vrij en hongerig vol in beeld komt.   ==== Einde 1, over-de-top: ’s Schrijvers eikel nadert ’s lezers sterretje en ’s schrijvers stem schort: ‘Je bent een kind.’ ‘Jaah.’ ‘Je bent míjn kind.’ ‘Jááh.’ ‘Je bent dood want ik heb je net laten stikken.’ ‘Jááh, en hé, noem me Pauw[13].’ Veren in de kont, denkt de schrijver opgewekt. Buiten beeld, in de tuin-afdeling op het dakterras van de Walmart, plukt een jongen een madeliefje voor een meisje.   [14]Paul Braamberg.   [5] Dat is haar bijnaam in de stad. [6] De weeën wederom even uitstellend. [7] Alleen deze week 2-voor-1. [8] Doorhalen en/of omcirkelen wat van toepassing is. [9] Topstuk van de Walmart-collectie, ook op afbetaling verkrijgbaar. [10] Dit is geen enkele kritiek op het aan de (al of niet ongeschoren) kaak stellen van seksueel misbruik. Wel op het publicitair misbruik daar weer van. [11] Goddank, eindelijk! [12] Doorhalen en/of omcirkelen. [13] Is ook als podcast te downloaden. [14] Dit is niet geschreven door:   ==== Einde 2, overder-de-toppest: ’s Schrijvers eikel nadert ’s lezers sterretje en ’s schrijvers stem schort: ‘Full consent?’ ‘Vol erin,’ smeek en gebied je, vooroverbuigend en achteromkijkend. Welaan, vol gaat ie erin tot ie welhaast in je keel kriebelt en je niet meer achterom kunt kijken. ‘Vooruit,’ hoor ik je steunen. ‘Meer diepgang.’ ‘Je bent een kind,’ zeg ik ritmisch. ‘Jaah, pedofilie!’ stoot je uit. ‘Je bent míjn kind,’ zeg ik ritmisch. ‘Jááh, incest!’ stoot je uit. ‘Je bent dood want ik heb je net laten stikken op de literatuurafdeling.’ ‘Jáhá, necrofilie!’ hoest je. ‘Re-te-span-nend. En hé, noem me Pauw[15].’ Veren in je kont, denkt ik, steeds meer en steeds dieper. Buiten beeld, in de tuin-afdeling op het dakterras van de Walmart, roffelt regen op parasols en palm- en vingerplantgebladerte. Een jongen, druppeltje aan z’n neus, plukt een madeliefje voor een roodkonig meisje.   [16]Paul Braamberg[17].   [15] Is ook als podcast te downloaden, wel eerst 18+ aanvinken. [16] Dit is niet geschreven door: [17] , dan zou deze tekst minstens twee pagina’s langer zijn.  

Paul Braamberg
0 0

Waarom Sinterklaas geen Zwarte Pieten met een rood jasje nog in dienst wil nemen.

Sinterklaas was er eerder dit jaar vroeg mee begonnen. Waarmee? Met het voorbereiden van de jaarlijkse festiviteiten rondom zijn naamfeest natuurlijk. De verschillende Pieten waren de afgelopen maanden druk in de weer geweest. Diegenen met het gele jasje hadden aan een heet geblakerde oven gestaan en hadden Sinterklaasspeculaas gebakken. De hete dampen die toen uit de schoorsteen kwamen hadden de Spaanse hemel verschroeid en zij hadden ervoor gezorgd, tezamen met een lichte bries, dat tijdens de zomeravonden de wolken boven de Vlaamse horizon roze hadden gekleurd.Andere Pieten, zij met het blauwe kostuum, hadden een dun laagje chocolade gegoten over een koekje met daarbovenop een licht gezoet eiwitschuimpje. Zo hadden ze weer een grote lading negerzoenen klaargestoomd gekregen. Wel had Sinterklaas, terwijl hij zich tegoed had gedaan aan een verse moorkop tijdens de koffiepauze, laten weten dat ze dit woord “negerzoen” niet meer mochten gebruiken. Vanaf dan zou dit lekkers schuimzoen of chocozoen moeten genoemd worden. Maar de blauwe Pieten wisten maar al te goed dat de Vlamingen dit koekje nog anders noemden en ze hadden toen eens goed in hun vuist gelachen.Naast de zoenenfabriek had Sinterklaas een groot gebouw neergepoot waar de Pieten met groene outfit aan het werk waren geweest. Zij hadden zich gespecialiseerd in het zure snoepgoed. Ze hadden zuurstokken aan een hoog tempo gefabriceerd en de dropveters waren kilometers lang over de band komen rollen.Maar in de grootste van de Sinterklaassnoepgoedenalleswatdaaroplijktfabrieken, kortweg de SSAWDLF, hadden de Pieten met het paarse pak letters van chocolade gesmolten en hadden zij munten van datzelfde, lekkere bruine goedje geslagen. Elke dag was Sinterklaas gaan inspecteren of alles er wel goed verlopen was.Zo was hij ook het kleine gebouwtje binnengelopen waar de Pieten met het rode jasje aan het werk hadden moeten zijn. Maar er was niet gewerkt geworden. De rode Pieten hadden gestaakt. “Deze aardappeltjes van marsepein ruiken wel naar venijn en we maken er geen andere, dat zal niet zijn” had de wat luie en altijd opstandige rode adjunct-Opperpiet geroepen. “Het is venijn, ’t zal niet zijn,” hadden de andere meegeheuld. “En wat gaan onze Vlaamse kindjes daarvan zeggen,” had Sinterklaas zich dan kwaad afgevraagd. De rode Piet had zijn hoofd zodanig hard geschud dat de pluim van zijn muts was gevallen, zomaar pardoes in het blubberende marsepeinfestijn. “Dan moeten jullie maar aan de Costa del Sol in de horeca gaan werken,” had de Sint zich geërgerd en hij had met een roe de rode garde naar buiten gedreven. Aan zijn Opperpiet Nicodemus had hij laten weten dat de aardappeloogst dit jaar mislukt was en dat de kindjes wat extra suikerbeestjes en smikkelbeertjes zouden krijgen. En een extra goede tandenborstel. Die Sint toch ! Altijd stond ie klaar voor een grapje.

Marc M. Aerts
3 1

MY famous blue raincoat

1975 : De vinylplaat Greatest Hits van Leonard Cohen wordt uitgebracht.  Op de  negende plaats van het  album prijkt zijn song ‘Famous bleu raincoat.’   1986 : Jeniffer Warnes  begeleid door saxofoon, piano en cello covert ‘Famous bleu raincoat’ van Cohen.   1989 : Joan Baez begeleid  door gitaar, cello en piano covert ‘Famous blue raincoat’ van Cohen.   1995 : Tori Amos begeleid door piano covert ‘Famous blue raincoat’ van Cohen.   Ook al is het origineel niet te evenaren, deze covers zijn, stuk voor stuk, pareltjes die vandaag gelukkig nog via You Tube of Spotify  kunnen beluisterd worden.   2017 : In November is het een jaar geleden dat Leonard Cohen is overleden.  Toevallig lees ik in DS Weekblad een column van Bernard De Wulf met de titel “Schaduw” en krijg deze flash back:   1953 : Mijn oudste broer is met zijn prille zeventien jaar ‘ingetreden’ bij de Luchtmacht van het Belgisch Leger. Hij zou piloot worden maar een viertal jaar later beslist het noodlot er anders over. Een valpartij met zijn brommer wordt hem haast fataal maar bij wonder overleeft hij.  Zijn pilotendroom moet hij opbergen maar zijn jongere zusjes en broertjes blijven naar hem opkijken in zijn indrukwekkende uniform.   1961 : Ik weet niet wat mij overkomt, maar mijn moeder zegt dat ik nu groot genoeg ben en geeft mij met  Kerstmis mijn eerste pakje sigaretten. Mijn Ma stamt uit de tijd dat al haar broers er vanaf hun dertiende al lustig op los paften.  Het is een geel pakje ‘Laurens filter’.   1963 : Mijn oudste broer is inmiddels getrouwd.  Bij het leger krijgt hij om de zoveel tijd een nieuw uniform. Bij die outfit hoort ook een donkerblauwe regenjas.  Hij heeft zijn oude regenjas niet moeten inleveren en laat hem thuis achter voor een van zijn jongere broers.  De jas is nog als nieuw en op mijn vijftiende voel ik mij de koning te rijk met het imposante kledingstuk.   Veel van de details zijn door de tand des tijds opgevreten maar ik herinner mij hoe ik ’s avonds met opgetrokken kraag in mijn blauwe regenjas het dorp introk.  Als ik dan onder een straatlantaarn liep zag ik voor mij mijn schaduw.  Dan stond ik even stil en stak een sigaret op. Met de rook om mijn hoofd waande mijn schaduw zich James Dean of een andere jeugdheld van het witte doek.   Dank zij mijn broers’ regenjas was het plots niet meer de onbehouwen slungel die in de winkelramen werd weerspiegeld. De jas werd een verlengstuk van mijn opgroeiende mezelf en gaf mij een gevoel van zekerheid en vertrouwen in de onzekere toekomst.   Nog beter werd het toen ik merkte dat bij sommige gelegenheden met neonverlichting er dames vanachter hun etalages opkeken en mij een zwoele blik of guitige knipoog toewierpen. Overwelmend bestaat niet volgens het groene boekje dus houd ik het bij 'overwhelming'.   Pas in 1988 schreef Cohen zijn: 'I am your man'.  Werd ik destijds niet zo door de meisjes overrompeld - ik had hen met die titel van antwoord kunnen dienen.   Onlangs werd in hetzelfde dorp de première opgevoerd van de musical: ‘Meisjes van Plezier’. Graag  had ik hem aan één van de bejubelde artiesten  willen uitlenen, maar helaas MIJN blauwe regenjas is niet meer.    

Vic de Bourg
14 1

Hoe is Sinterklaas een grote fan van Madonna geworden?

Er waren in Vlaanderen zeer veel brave meisjes en jongens. En vele van hen stonden in een lange rij in het Huis van de Sint te wachten tot zij met allerhande vragen de goedheiligman konden bestoken: wat hij nam als ontbijt, welke fiets hij had, hoe de naam was van zijn moeder en of hij ook een ezel had.   Toen die laatste vraag door Lars werd gesteld begon de Sint te bulderlachen, zodanig dat de jongeman bijna van schrik wegliep. Maar de jongen werd al vlug getroost toen Sinterklaas aan Nicodemus, zijn Opperpiet, vroeg om dichterbij te komen.‘Kijk,’ zei hij toen, ‘dat is mijn ezel, want hij draagt de allerzwaarste zakken en hij sleurt die over de berijmde en besneeuwde daken mee’.Mijn grote baas heeft toch een speciale zin voor humor, vond die brave helper, maar hij vergaf het hem want ze waren al eeuwenlang bevriend.‘Mag ik nog iets vragen beste Sint,’ vroeg het kleine baasje.‘Natuurlijk, ga je gang, Larsje,’ stelde de oude hem gerust.Of hij van moderne muziek hield, wilde de dreumes weten.‘Jazeker, ik ga met mijn tijd mee hoor. Honderdvijftig jaar geleden waren dat de walsdeuntjes en de operettes, maar nu zie ik Beyoncé en Katy Perry wel zitten hoor.’Lars kon zijn oren niet geloven. Hij hoorde de namen van de idolen van zijn oudere zus.‘Maar heb je ook een favoriet?’ wilde hij toch ook nog weten.‘Ja, ik heb een favoriete en dat is die al wat oudere maar toch wel getrouwe Madonna,’ bekende de oude snoeper.Van Madonna had het kleine jongetje nog nooit gehoord maar dat moest ie dan maar eens vragen aan zijn mama en vooral aan zijn papa had Sinterklaas vervolgens gezegd.‘Ik zal je verklappen waarom ik zo’n fan geworden ben van deze dame,’ wilde de muzikale kindervriend er nog aan toevoegen:‘Tijdens de afgelopen zomer, om precies te zijn op 15 augustus, was er een feestje in de hemel. Iedereen zou een nummertje opvoeren. En moeder Maria mocht beginnen. Zij steeg tot helemaal in de nok van de hemel en deed toen een imitatie van Madonna en ze zong “Like a virgin”. Heel de hemel stond op zijn kop. Sinte Pieter was van zijn wolk gevallen en was de sleutel van de hemelpoort bijna kwijtgespeeld. Het engelenkoor was helemaal buiten adem want de serafijntjes en de cherubijntjes waren enkel gewend om psalmen en madrigalen te zingen en geen stomende popmuziek. Sint Jozef deed alsof hij een ferm stuk in zijn voeten had en riep voortdurend: “Zie daar de onbevlekte gevangenis”. Gelukkig kon de zoon erom lachen. Hij had het feest georganiseerd en iedereen was na afloop dik tevreden. Met Kerstmis zou er opnieuw een fuif gehouden worden had hij ons verzekerd. Er zou dan tevens voor speciale verlichting gezorgd worden, iedereen zou pakjes krijgen en er zou voor één keer geen rijstpap met gouden lepeltjes worden gegeten, maar wel ganzenlever en everzwijnensteak. Er was maar één voorwaarde gesteld: iedereen moest een week later zorgen voor een mooie nieuwjaarsbrief. We hebben toen dadelijk Sint Sylvester en het heilig paterke van Hasselt ingeschakeld om ons daarbij te helpen. Ja, beste Lars, het is dus sinds deze zomer dat ik zo’n grote bewonderaar van deze zangeres ben geworden, maar natuurlijk kan niemand tippen aan Maria.’‘Maria, die ken ik niet en die heb ik nog nooit op Tv zien optreden,’ moest de verbaasde kleuter wel toegeven.‘Kijk maar eens af en toe op zondagvoormiddag,’ zei Sinterklaas, ‘maar vergis je niet van zender want dan zit je misschien met K3 opgezadeld en sorry hoor, die meisjes kunnen niet tippen aan Madonna, laat staan aan Maria.’

Marc M. Aerts
0 1

Voornaam

Dit jaar valt het nog mee.  Het was pas rond de dag van de Wapenstilstand herdenking dat er Sinten uit chocolade en speculaas in de winkels opdoken.  Verleden jaar was dat al rond Allerheiligen.    Alleen de concurrentie van de Kerstmannen valt tegen want die hebben hun versieringen al overal opgehangen.  Gisterenavond schrok ik mij een hoedje toen ik op de Leuvensesteenweg verblind werd door de overdadige en hoogst wansmakelijke Kerstverlichting van een villa of wat er moet voor doorgaan.   Wij zijn vandaag pas 1 december, dus nog  5 keer slapen voor de Sint komt.  Onze noorderburen moeten maar 4 keer meer slapen want zij houden reeds op 5 december hun pakjesavond.  De Nederlanders zijn altijd al wat ‘gedrevener’ geweest dan hun zuiderburen.  Ze zullen nooit toegeven dat ze op zeker willen spelen om als eersten de buit binnen te halen. Gelukkig weet de Sint beter en reserveert dan ook de betere chocolade, marsepein en speculaas voor de Belgskes.   Inmiddels weten wij dat de schimmel van de Sint ‘Slecht weer vandaag’ heet maar wie hoorde ooit het verhaal over de voornaam van Sinterklaas?   In de klaasperiode ziet men in haast alle groot- en kleinwarenhuizen, sportclubs, scholen, verenigingen, enz… de ‘helpers’ van de enige echte Sint opduiken.  Soms prachtig uitgedost, soms , zoals Toon Hermans zaliger reeds opmerkte, met het tafelkleed van de salontafel op de rug waarop de afdruk van de asbak te zien is.   Zo is Jefke met zijn mama naar één van de vele tronen van de Sint getrokken.  Bij thuiskomst toont hij aan zijn papa fier de puntzak met snoep die hij gekregen heeft en zegt: “Papa, ik weet een geheim.” “Zo, Jefke, laat horen”, zegt papa. “Ken jij de voornaam van Sinterklaas?” vraagt Jefke.  Papa kijkt verwonderd en schudt langzaam het hoofd van links naar rechts. “De voornaam van Sinterklaas is Oscar!” jubelt de kleine. “Hu?”, is alles wat de vader kan uitbrengen waarbij hij met een grimas naar de moeder kijkt. “Hoe weet jij dat zo zeker, Jefke?”, vraagt papa. “Toen ik op de schoot van de Sint zat, ging er een gordijntje opzij achter de troon en vroeg een dame aan hem : ‘Oscar, wil je een sjat koffie ?’ – en de Sint antwoordde: ‘Ja, graag Julia.’ “, antwoordt Jefke.   Voor onze noorderbuurtjes: een sjat is een leuk Vlaams woord voor een kopje.

Vic de Bourg
20 2

Waarom Sinterklaas zoveel mag drinken als hij wil

Gezeten op een grote fauteuil met vergulde poten en dito armleuningen en met boven zijn mijter een overdadig met brokaat versierd baldakijn, reikte Sinterklaas met zijn rechterhand naar het lege glas. Hij had aan de winkelverantwoordelijke uitgelegd dat zij best de fles ook maar op het tafeltje kon neerzetten. Dan moest hij haar niet telkens lastig vallen om zijn glas bij te vullen. Blijkbaar viel het niet in goede aarde bij de kwezelachtige bazin van de plaatselijke supermarkt. Het had haar sowieso al niet aangestaan toen de Sint een uurtje eerder een fles whisky vroeg in plaats van de voorziene anderhalve liter frisdrank in plastic uitvoering. Hij had de Schotse godendrank zelf mogen kiezen en dus stond de fles Auchentoshan Solera op het bijzettafeltje te pronken, weliswaar al half geledigd. Er gaat niks boven een lekkere single malt, dacht hij en hij goot het glas nog eens bijna vol. ‘Deze Solera is van een uitstekende kwaliteit jongedame. De naam doet mij aan de Spaanse zon denken,’ probeerde de goedheiligman het mens wat te sussen. Zij vroeg zich enkel af waarom de “classic” niet voldoende was geweest want die was driemaal goedkoper. ‘Mag mijn dochtertje u een vervelende vraag stellen Sinterklaas,’ vroeg een mooie mama waarvan de Sint vond dat ze op een Andalusische schone leek.‘Natuurlijk jongedame,’ antwoordde hij wat verlegen maar door zijn baard en snor zag Rosalie’s moeder niet dat hij tot achter zijn oren zat te blozen. Of was het de whisky die hem parten begon te spelen.‘Vertel eens meisje, wat wil jij weten?’ herpakte hij zich meteen.‘Ik had willen weten beste Sint of je wel zoveel mag drinken? Pintjes en zo, of whisky en …’Het arme kind werd onderbroken door de oude dronkaard:‘Eerst moet ik je zeggen dat je, zoals je mama dat net zo goed voordeed, mij moet aanspreken met “u” en niet met “je”. Dus vanaf nu mag jij mij u-wen en dan zal ik jou je-jen. OK?’‘Dat heb ik goed begrepen Sinterklaas. Ik zal u in het vervolg met u aanspreken maar hoe zit dat nu met die drank?’ herhaalde het meisje gevat.Eerst trok de Sint zijn beide dikke wenkbrauwen naar omhoog maar dan moest hij lachen.‘Jij bent mij toch een uitgekookt persoontje moet ik zeggen mijn beste Rosalie. Maar ik zal jou eens iets verklappen. Iets wat nog niet zo veel mensen weten en zeker geen kleine mensen zoals jij.’Sinterklaas deed teken aan het guitige wicht dat ze wat dichter moest komen en hij fluisterde in haar oor:‘Ik ben een sint, een heilige dus, en heilige mensen kunnen niet dronken worden. En weet je waarom?’Sinterklaas begon al bij voorbaat luidop te schateren: ‘Omdat wij ons altijd in hogere sferen bevinden. Snap je het?’De oude man vond zichzelf wel grappig.Rosalie begreep er niet zoveel van.‘Dag Sinterklaas. Ik zal het zo aan mijn papa vertellen’.Het verbouwereerde ukkie verliet aan haar mama’s arm de supermarkt.‘Mama, hogere sferen, wat zijn dat?’ vroeg het dochtertje wat confuus.‘Daar zal papa aanbeland zijn, als hij straks na het werk op café blijft hangen,’ antwoordde de zwoele Spaanse ad rem.‘Haha, nu begrijp ik het. Die Sint wordt toch echt wel oud hoor.’

Marc M. Aerts
0 1

Waarom Sinterklaas soms een slagzin uit “Van Vlees en Bloed” gebruikt.

Het is zaterdag. Baddag dus.Sinterklaas is bloot op zijn mijter na. Hij stapt in een ruime flamingoroze badkuip. Hij heeft vandaag geen zin om zijn haar te wassen. Zijn schedel jeukt nochtans en zijn baard schilfert wat. Maar ’t is toch zo’n gedoe, vindt hij. Hij gaat wachten tot hij terug in zijn Andalusische haciënda is. Daar heeft hij zijn verzameling shampoos die hij van over heel de wereld bijeengesprokkeld heeft. En daar heeft hij ook méér tijd en een flinke haardroger te zijner beschikking om zijn weelderige haardos en knevel te föhnen en in de juiste vorm te brengen.Jaja, Sinterklaas is best een fiere man.   Hij zet de kraan helemaal open. Geen druppel komt er uit.‘Nicodemus,’ roept hij. Zijn Opperpiet kan hem niet horen. Hij staat wat verderop in een gesloten douchecabine. Maar hij heeft hetzelfde droogteprobleem.De Sint stapt dan maar weer uit bad. Afdrogen hoeft niet, want hij is niet nat.Nicodemus komt aangelopen in adamskostuum en niet in zwarte-pieten-pak. Het is een gek zicht: een moorkop op een wit lijf.‘Ook geen water in de douche?’ vraagt de goedheiligman.‘Geen water en ook geen zeep. Geen handdoeken en ook geen washandjes,’ zegt Nico wat knullig.‘Spijtig voor de Gamma. Kom, dan proberen we eens in de Brico, hier om het hoekje,’ zegt Sinterklaas enigszins beteuterd en hij vervolgt:‘Euh Nicodemus, zodra je aangekleed bent ga jij dan eerst met Slecht-Weer-Vandaag naar de carwash? Doe maar alles erop en eraan voor mijn witte schimmel.’Sinterklaas heeft binnenpretjes en roept zijn hoofdpiet nog na:‘Ik ben toch nogal een kerel hé. Met mij kunt ge nog eens lachen’.

Marc M. Aerts
73 1