Zoeken

Vierentwintig keer regent het treurwilgblaadjes

Groen wordt geel, dan rood, dan bruin. Door de goudgekleurde stralen van een zon die amper aan de hemel rijst, schitteren dauwdruppels als diamanten op de roodbruine bladeren. Het is herfst! Vierentwintig jaar is het al, dat we achter hetzelfde raam, vol bewondering naar deze mooie transformatie in onze tuin staan te kijken.   Het begon ooit in een oud huis met een verfborstel in onze ene hand en twee kleine peuters in de andere hand. Een grote tuin met alleen maar gras. Een hoge brede treurwilg aan de ene kant, een  oude grillige appel- en pruimenboom aan de andere kant.   Het is herfst 1989. Massa's geel gekleurde blaadjes dwarrelen bij elk zuchtje wind naar beneden. Voor de eerste keer regent het treurwilgblaadjes in onze tuin.   Al vijf keer regent het treurwilgblaadjes in onze tuin. Tussen de bergen bouwafval groeit hier en daar een frisgroene grasspriet. Een riddertje speelt op de onderste takken van de appelboom. Hij rent onvermoeibaar in en uit de boom en zwaait vol overgave met zijn zwaard  naar de ingebeelde draak. Prinses Mikie wandelt van boom naar boom, met een cocktailjurk vol gekleurde pailletten aan, om haar hals een hoop klatergoud, aan haar voeten bijpassende schoentjes die op het stenen pad "klak, klak, klak" zeggen.   Tien keer regent het treurwilgblaadjes in onze tuin. Een jonge kat springt wulps tussen de vallende bladeren. De appelboom is gevallen en netjes opgeruimd. Er staat nu een schommel met glijbaan en klimtoren. Aan de rand van fris jong gras prijkt een dun twijgje met een groot label eraan.  Op het label  staat een foto van een grote kersenboom vol lekkere rijpe kersen. Voor de nieuwbouw garage, ten midden van kleurrijke heesters en struiken, klatert water uit een bamboe watervalletje  in een houten ton. Er zwemmen 2 goudvisjes in. Een springtouw en een poppenwagen liggen geduldig te wachten op het nieuwe terras. Net als de mountainbike en het skateboard. De school is nog niet uit.   Vijftien keer regent het treurwilgblaadjes in onze tuin. De pruimenboom stond helemaal dor en is netjes opgeruimd. De schommel oogt zielig eenzaam in een hoekje aan de rand van de tuin. Het watervalletje was niet zo'n succes. Het heeft plaatsgemaakt voor een heg die dwars over de hele tuin tot aan de treurwilg reikt. Er staan een rond zwembad en vier zonnestoelen achter. Uit de kamers van het riddertje en prinses Mikie klinkt "keifakke"  muziek.   Twintig keer regent het treurwilgblaadjes in onze tuin. De kersenboom is nu zo groot als op het labeltje stond. De schommel is netjes opgeruimd en heeft een tweede leven gevonden in een andere tuin. Het ronde zwembad is omgebouwd tot een stenen rechthoekig exemplaar mét zonneterras. Als ik door het raam zie, droom ik weg naar te warme dagen met stralend blauwe hemel en zie twee studenten genieten van "poolparties". Nog steeds mét hippe muziek!   Het is herfst. Voor de vierentwintigste keer zie ik door het raam naar onze tuin. Het regent geen treurwilgblaadjes meer. Hij is gevallen, onze hoge brede treurwilg, en met man en macht netjes opgeruimd.   Het riddertje kijkt nu vanuit zijn appartement naar een laan met vijf hoge platanen. Voor hem regent het grote rode bladeren. Door het raam van hun huis aanschouwt Prinses Mikie met de liefde van haar leven, een berg bouwafval met hier en daar een frisgroen grassprietje. Aan de ene kant prijkt een walnotenboom van middelbare leeftijd. In de weerkaatsing van het nieuwe venster zie je haar bolle buikje.   Vijfentwintig keer en het zal nooit nog treurwilgblaadjes regenen. Of we nog door het raam gaan kijken? Heel waarschijnlijk als paasbloemen gaan bloeien en vogels beginnen te fluiten, zal je ons vinden aan de nieuwe zandbak. De zandbak op het terras waar ooit een treurwilg stond. Waar een klein peutertje samen met oma en opa de mooiste zandkastelen zal bouwen!

Bettybie
0 0
Tip

Gurkje leert koken

Gurkje leert koken                     ‘Koos’, zei mam, ‘ik ga een baantje zoeken.’ Het was bij het avondeten, we stopten met kauwen en keken schuw naar pap. Hij liep rood aan, we doken een beetje in elkaar. ‘De jongens worden groot, ze hebben me niet de hele dag meer nodig.’ ‘Ik verdien toch genoeg,’ zei pap. Zijn stem gromde, als een hond aan de ketting. We wisten niet of de ketting goed vastzat. ‘Daar gaat het niet om,’ zei mam, ‘jij hebt je werk, de kinderen zijn naar school. Wat moet ik dan de hele dag doen? Of wil je soms dat ik ga tennissen en sherry drinken?’ Pap ging zonder iets te zeggen van tafel, de grom was in zijn bewegingen gezakt. Hij pakte de krant. Mam begon te bidden, haar bord was nog niet leeg. ‘Meiden,’ zei mam, ‘afruimen en de vaat doen. En doe de keukendeur dicht.’ Harm en Sjaak verdwenen naar boven. We stonden op en pakten pannen, stapelden borden, voorzichtig, beducht om geluid te maken. ‘Doe niet zo ouderwets,’ zei mams stem aan de andere kant van de deur. Paps bromstem was niet te verstaan. We deden de vaat in de aangeleerde volgorde, eerst de kopjes en de glazen, dan de borden en het bestek, de pannen het laatst. De bromstem ging omhoog en omlaag, mams stem klonk steeds sussender. Het water in het teiltje werd viezer. De stemmen uit de kamer daalden tot een gezoem, als van boze hommels. ‘Al goed, doe jij verdomme je zin maar,’ schreeuwde pap, ‘en je ziet maar hoe je het allemaal regelt.’ Een deur sloeg dicht, er werd gevloekt en gestommeld op de trap. We keken elkaar even vragend aan, keerden het teiltje om, namen het aanrecht af, sloten de keukenkastjes. Twee maanden later had mam werk als receptioniste, voor drie dagen in de week. Ze zag er jong uit toen ze het ons vertelde, blij, stralend, een beetje hip.   Het was de derde dag dat mam gewerkt had. ’s Avonds was het stil aan tafel, we aten laat, half zeven. We luisterden naar de tiktak van de klok en prakten onze aardappelen, gebogen over onze borden. Alleen pap en mam zaten rechtop, tegenover elkaar, en zwegen. Ze zwegen hoorbaar, totdat hun zwijgen de klok overstemde. Na het bidden mompelden Sjaak en Harm iets over huiswerk en verdwenen. Wij ruimden af, deden de vaat en gingen boven ons huiswerk maken. Om tien over acht schoot de schelle stem van mam uit. Pap stikte bijna in zijn woorden. Ze hadden het over stofzuigen, boodschappen. Om half negen klapten we de schoolboeken dicht, poetsten onze tanden, trokken onze ponnen aan. Om negen uur sloegen we de dekens van ons af en gingen met ons oor tegen de vloer liggen. Mam gilde ‘Je gunt me ook niks.’ We waren bang dat mam weer weg zou lopen maar er klonken geen deuren, alleen gillende, tierende stemmen. De klok sloeg tien, we hadden maar kort gehuild. Koud geworden, waren we terug in bed gekropen. Pap schreeuwde ‘Ik kan het toch niet gaan doen, wat zullen m’n broers zeggen.’ ‘Ach, jij en die rottige broers van je.’ Er volgde een onbekend geluid, het leek op huilen. Daarna de stem van mam, sussend, die van pap klonk bibberig. In de stiltes daartussen het tikken van de klok.   Bij het ontbijt deelde mam mee dat wij voortaan het huishouden moesten doen, zij kwam daar niet meer aan toe. Ze somde de taken op, dat duurde even. ‘En Harm en Sjaak,’ vroegen wij, ‘wat moeten die doen?’ ‘Die hebben huiswerk,’ zei mam. ‘Dat hebben wij ook.’ Toen zagen we de pollepel naast mams bord en hielden onze mond. We keken op. Harm en Sjaak kwamen binnen, slaperig. ‘Meiden,’ zei mam, ‘je weet het brood en de broodplank te vinden, aan de slag. Sjaak krijgt acht boterhammen mee en Harm zeven.’ We bewogen niet. Pap kwam beneden. ‘Wat kijken jullie verdomme chagrijnig,’ zei hij tegen ons. We keken van pap naar mam naar de pollepel en kwamen in beweging.   Na een week of vier begonnen we een soort van routine te krijgen. ’s Morgens gaf mam aanwijzingen en opdrachten, voor school maakten we de bedden op en smeerden brood voor Harm, Sjaak en onszelf. ’s Middags haastten we ons uit school om boodschappen te doen, het huis aan kant te krijgen, te koken. ’s Avonds na de afwas zetten we koffie voor pap en mam en maakten boven ons huiswerk. Op zaterdag streken we en op zondag gingen we naar de kerk. Het meeste deden we zoals mam het bedoelde, dachten we, hoopten we. Het koken ging niet altijd zoals pap het bedoelde, de aardappelen brandden aan, het eten was te laat klaar, we waren het zout vergeten. Smoesjes, smeekbeden en excuses hielpen dan niet. De volgende dag deden we nog beter ons best, met een steen in de buik.   De kerstrapporten kwamen. Wij hadden zevens en achten, net als Sjaak. Harm had een vier, voor gym. Pap gebood hem te bukken, Harm zei nee. Pap haalde uit, Harm weerde diens hand af en sloeg hem vol op de bek. Wij sloegen een kruis en vreesden Gods oordeel. De bliksem bleef uit, de aarde scheurde niet open, pap vloekte, sloeg met de deur en ging een eind fietsen. Harm grijnsde. Met Kerstmis was alles weer normaal, het stalletje stond, de kaarsen brandden en we aten witlofsnot en ander feesteten. Mam had gekookt. Begin februari hadden we te weinig suiker in de appelmoes gedaan. Pap gooide een lepel naar ons, miste. Er brak iets bij ons, van binnen, een dam ofzo. We dachten aan de kerstrapporten en stonden op. Ik mat Corrie met mijn ogen en zij mij met de hare. We waren kleiner dan pap. Harm en Sjaak stonden op. Pap zag ze rijzen en stond bewegingloos. Toen stortte bij mij de vloed naar buiten. ‘Doe het voortaan zelf, klootzak, als je het beter kunt. We zijn verdomme je dochters en we doen ons best maar Jezus Christus, het is nooit goed genoeg. Er kan toch godver wel eens een complimentje vanaf, of een bedankje.’ Ik stampvoette en gooide mijn bord op de grond, het brak voor zijn voeten in stukken. Harm zei ‘Gurkje’ en maakte een gebaar van tegenhouden. Er zat een tafel tussen en trouwens, ik was nog maar net begonnen. Ik schold pap uit voor huistiran. De ader bij zijn slaap klopte vervaarlijk, het deerde me niet, ik smeet er woorden uit als oudbakken fascist en rechtse zak en stampvoette weer. Corrie was stokstijf blijven staan, nu zeeg ze terug op haar stoel en begon te huilen. De aanblik van mijn bibberende, jankende zusje werd me te veel, ik viel stil, verward, trillend, niet wetend of ik de scherven zou opruimen. Corrie snikte met een snorkende uithaal en ineens wou ik haar troosten, beschermen. Onvast legde ik een hand op haar schouder. Harm haalde de suiker uit de keuken en deed er een schep van in de appelmoes, grijnzend. ‘Ziezo.’ Sjaak ruimde de scherven op. Iedereen ging weer zitten. We aten Saroma als toetje. Bananensmaak.  

Marijke Roza-Scholten
7 2

Ze horen er niet bij

Ze horen er niet bij, die Puerto Ricanen. Alsof een aardbeving iets zou veranderen aan het feit dat het gewoon gaat om een gepest kleutertje dat in de hoek van de klas staat waar de klappen vallen. Heel de wereld moet ook niet wakker schieten dat onzen Donald te laat in gang schoot. Als ik zelf al vragen had of Puerto Rico wel degelijk tot Amerikaans grondgebied behoort? Dan valt het te begrijpen dat het als fake news beschouwd kan worden wat zijn adviseurs hem in het oor fluisterden.   Als het een troost mag zijn voor mijn vriendjes in Puerto Rico... Ik hoorde vroeger ook niet bij “De Dauwtrippers”, een vereniging die wandelzoektochten organiseert ten voordele van de liefdadigheidsinstelling “Aids tegengaan door ontkenning.” En kijk nu? Ik hoor er nog steeds niet bij.   Maar ik begrijp hen wel hoor, die Puerto Ricanen toch. “De Dauwtrippers” is een ander verhaal. Ik heb wel ander dingen te doen op een mooie, koude zondagmorgend om 07h. Niets dus. Maar ergens bijhoren en u niet aanvaard voelen is voor niemand leuk. En al zeker niet als het gaat om het dak van plastic afval dat op uw hoofd is terecht gekomen, en er niemand komt helpen. We hebben hen toch al geholpen met eerst afval de zee in te dumpen zodat ze tenminste al eerst een dak boven hun hoofd hebben voor het geval er ooit eens een aardbeving mocht komen.   “Hoe voelt het eigenlijk Bartje? Als je zo teksten schrijft? Er niet echt bijhoort op dat vlak bij andere mensen? Blijkbaar is uw vunzige praat waar je ons met terroriseert in uw teksten net hetzelfde als je daadwerkelijk praat met ons, die mensen dus?” Ja dat is waar, op het arrogante af, als ik daar al niet ben over geweest. De bevestiging die ik mezelf eens geef door aan alles het schijt te hebben... euhm... Ik nodig zeker niet uit voor een leuk gesprek als ik zo in die bui zit. Hoewel ik me vroeger zelf wel genoeg heb uitgenodigd voor er bij te horen. Naar van die verhalen proberen te luisteren van de stoerste jongens op het school bijvoorbeeld, zeg maar the outlaws op bromfietsen. Al een geluk heb ik me ondertussen kunnen onderscheiden.   Ik hoor er niet echt bij zie ik jullie denken, maar die rol vind ik niet erg. Het is een beetje het omgekeerde als van die muziekgroepjes waar alles rond één iemand draait. Destiny’s Child, wat deden Michelle en Kelly eigenlijk in dat popgroepje? Blij zijn met warme lucht te mogen blazen in de microfoon? Om dan een gooi te doen naar een mislukte solocarrière met een klein zomerhitje hier en daar? Dan ben ik liever Beyoncé van in het begin, zonder een groepje aandachtszangeressen op de achtergrond.   Natuurlijk in Puerto Rico zit het anders, daar heb je een eiland vol met van die achtergrondzangers. Beweren dat ze bij Amerika horen, dat is de theorie alvast. In de praktijk ligt er in Amerika niemand echt wakker van dat daar plasic daken de lucht zijn ingevlogen.   Je kan maar beter Beyoncé zijn vanaf het begin, en niet via een underdogpositie u naar boven proberen te werken vol twijfels en systematisch beklag waar niemand een oor naar heeft. Zelfs niet als je zou fluisteren.   Ik ben Beyoncé. Al van het begin.

Bart Van de Peer
0 0

Bart zegt nee!

Inspiratie vinden is niet altijd zo evident als je pakweg Stacey zou heten. Al een geluk ben ik dus niet Stacey maar Bart Van de Peer. En heb ik dus altijd wel ergens een zwart gat dat gevuld kan worden met inspiratie. Het is verdorie een zware last hoor, liggen rondlopen en denken van “Over wat kan mijn volgend verhaal gaan?”   Het gaat in ieder geval deze keer niet over luchtige zaken als zelfmoord of Chinesen die een hold-up plegen op onze Belgische frituren, Jimmy Frey die onder invloed van speed Chokri omverblies op Pukkelpop, Geertrui van Greenpeace die mij de overbevissing aankaartte aan de Lidl in Zandhoven, ik die nostalgisch 2000 jaar oud ben en de toren van Pisa nog recht heb weten staan,...   “Omai Bartje? Over wat gaat uw tekst dan wel deze keer? Want van de titel -Bart zegt nee! - krijgen we geen hoogte.” Het draait om filosofie, de kunst van het verlangen omzetten in kennis en wijsheid. Althans zal dit zwaar en nog heter hangijzer veel vragen doen oproepen, en het gwn bij vragen laten want er zijn geen zinvolle antwoorden.     Ik liet mijn gedachten eerst struikelen om dan te vallen op iets wat een collega van mij zei “De kracht van de baarmoeder! De kracht van de baarmoeder zeg ik u!”... Helemaal over zijn toeren vroeg ik hem “Rustig Svennie, wat is hier allemaal aan de hand?” Ik ben het allemaal een beetje gewoon aan het worden dat een aanraking met het orakel, ik dus, voor rust en vrede kan zorgen. Zachtjes streelde Svennie mijn voorhuid euhm voorhoofd. De druppels zweet waar ze vroeger slaapmiddelen van produceerden doen nu meer hun werking als zijnde openbaring, en de kunst om uw problemen of zorgen aan te kaarten in de vorm van woorden ipv opgekropte frustratie die tot niets leiden... Of is het lijden?   Ik nam mijn nat washandje uit mijn schoofzak voor hem, samen met een banaan en een blikje cola. “Kom Svennie, zet u eens op de schoot van Bart de kuiper die mss nooit kuiper had moeten zijn. Waarom verkondig je die woorden waar de mensen op een koopzondag in Antwerpen massaal van gaan lopen, als ze zo iemand tegenkomen op de Meir?”   Svennie begon over het feit dat er hier in België, en wss nog in andere Westerse landen, moeders met een drugproblematiek kunnen opgevangen worden samen met hun kind in de psychiaterie. Moeder en kind krijgen onderdak en aangepaste hulp aangeboden. Nu idd, daar is niets mis met. Terecht dat deze mensen geholpen moeten worden. Maar ik stel mij een vraag waarom we het normaal vinden als moeders van die faciliteiten kunnen genieten en vaders met dezelfde problematiek dan weer niet? Niet dat een moeder aan “den bruine” een sociaal aanvaardbaar iemand is natuurlijk, maar dat is een vader aan “den bruine” nog minder. De publieke opinie die steeds gerecycleerd wordt leert mij dat er zich alleen maar vragen bij gesteld kunnen worden waar er simpelweg geen antwoorden voor zijn. Kan er mij iemand een vader aanduiden die samen met zijn zoon of dochter in de psychiaterie heeft gezeten toen hij een junkie pur sang was? Lijkt mij onbestaande. Het is normaal dat we denken... “Moeders hebben een intensere band met hun kind, ze dragen het al een ganse zwangerschap”... “Moeders en de baarmoeder? Dat is de natuur.” Of nog van dat gezaag dat alleen maar als geruis mijn oren bereikt.   Ik zal jullie is iets zeggen. En ik zeg nee! Nee, dat is niet normaal dat we zo denken. Het is niet zozeer een gegeven van de kracht van de baarmoeder die een rol speelt, maar wel die van gewoonte. Een vader met eenzelfde probleem wordt verstoten door een maatschappij waarin de grap uitdraait op “the war on drugs.” Gewoonte. Wij, de mensen die gelijkheid als een naïve weerspiegeling van onszelf willen doen uitschijnen om het verdomse zo hard te pamperen dat uw geweten er rein van wordt. Je kan beter uw tong zijn werk laten doen met mijn voorhoofd ipv die sussende woorden uzelf wijs te maken. Niemand is gelijk.   Moeders en vaders zijn niet gelijk. Het zou hetzelfde zijn als we de vraag zouden stellen wrm juist nu net negers slaven zijn geworden vroeger. Omdat ze zwart zien? Omdat het de natuur is? Of is een rassenkwestie waarin er ook geen gelijkheid is niet hetzelfde als de stelling dat moeders en vaders niet als gelijkwaardig bestempeld worden. Rascisten zien ook alleen maar wit zeker? En mensen die rechts haten zijn zelf geen haatdragende mensen zoals diegene waar ze niets van moeten weten.   “Gelijkheid!” roepen we alleen maar als het ons uitkomt. Het is de mop van lesbo’s die zich eigenlijk altijd maar bewust als man willen kleden met de stretch in hun oor van 6mm, skinny jeans, nike sloefkes, een t-shirt van Star Wars, en wax in hun haar. The devil in disguise, die vuile lesbo’s.   Het is een verdomd excuus geworden dat “gelijkheidgezever”... Van die allochtonen moskeekoorknapen die met hun tienen een BMW hebben gekocht, coke verdelen onder de rascistische witte man, alle soorten vlees naar binnen rammen, pinten zuipen, feesten in de la rocca, nog nooit van de Ramadan gehoord hebben,... Zullen zich ook alleen maar als gelijke willen doen uitroepen als ze zich zelf in de rol van geviseerde minderheid profileren. Een klucht.   Over het filosofisch kantje van deze tekst is het dus dat er zich geen zinvolle antwoorden kunnen plaatsvinden in de vraag waarom moeders anders behandeld worden als vaders wnr ze dezelfde problematiek ervaren. Mss ook even een leuk intermezzo, ik zag vandaag op het nieuws dat vrouwen van Saoedi-Arabië eindelijk kunnen beginnen met het behalen van een rijbewijs... Ik ben vooral nieuwsgierig naar waar ze uiteindelijk gaan rijden met den auto? Zou het iets veranderen aan het feit dat vrouwen daar geen kloten... haha vrouwen en kloten... hebben te zeggen? Blij worden ze daar met een pleister op een houten been. Komaan Ann Christy! Laat de boxen maar eens krijsen ginder achter! “Dat heet dan gelukkig zijn! Een autodeur die plots opengaat! Dat heet dan gelukkig zijn! Waardoor je weer hopen gaat! Dat maakt je blij, maakt je blij, maakt je blij!!!!”   Omdat ik, en dus niemand een zinvol antwoord klaar heeft. Wou ik alles betrekken in een heus absurd complot waarom die moeders dus van een zekere voorkeursbehandeling genieten. In één van de geheime afleveringen van FC De Kampioenen bleek dat Oscar en Pico tevens de vaders waren van Marckske, die op dat moment nog geen radio maakte trouwens... Details. Hij is nog steeds verslaafd aan heroïne, wat veel verklaard van de Willy Wartaal die deze nozem al jaren ligt te verkondigen. Oscar sloeg en misbruikte de moeder van Marckske niet alleen, Pico Coppens was er ook bij. Hopeloos na het jaren mishandelen van de moeder zonder naam werd ze zwanger. Tijdens een wilde nacht met deze 2legendes, werd er raak geschoten net toen Boston door de radio knalde met de hit “More than a feeling.” Een toevlucht in heroïne is de moeder fataal geworden, en met Marckske is het nooit goedgekomen. De producenten hebben destijds zo zwaar lobbywerk ineengestoken om er voor te zorgen dat het met de moeders zonder naam nooit meer zover zou komen. Het is toch verdacht dat Oscar van het toneel verdween? En dat Pico Coppens zich na zijn carrière bleef vol proppen met het extract van de papaver in een caravan? Verdacht toch dat deze vaders van Marckske geen passende hulp hebben gekregen? Zo absurd is mijn complot nog niet.   Het is allemaal de schuld van FC De Kampioenen!

Bart Van de Peer
2 0

Een rage

De definitie van een rage is... "Iets dat tijdelijk populair is." Helaas zijn tattoos niet tijdelijk. Tenzij je uw lichaam wil bekladden met van dat Hennagepuber. Zelf heb ik geen tattoos, allé voorlopig toch nog niet. Ik wil niets hebben dat tijdelijk populair is. “Seg Bartje? En de naam van uw dochter? Is dat niet origineel?”... Ik heb geen tattoos nodig om te weten waar mijn kind thuishoort. Ik heb geen tattoos nodig om anderen te laten weten dat ik mijn beste vriend Pieter mis. Ik heb geen gedachten nodig die in een vorm van inkt op mijn kurkdroog lichaam anderen moeten zien op te vallen. Ik hoor simpelweg niet thuis in het rijtje van mensen met tattoos. De eeuwige ham met kaasvraag is natuurlijk of je er later geen spijt van zult krijgen...Ik zou iets anders willen hebben wat nooit tijdelijk is... Humor bijvoorbeeld. De olympische ringen op mijn schouderblad was en is een leuke fantasie... Kunnen opscheppen dat ik als 12jarige bengel nog heb gezwommen in Sydney 2000...  Maar de stap effectief zetten naar een man met een vaste hand die zelf volhangt met tattoos en een berg rondellen in zijn oren, lippen, neusgaten heeft ... Eerlijk gezegd? Ik schrik daar een beetje vanaf. Niet van het fysieke, maar eerder het stereotype. Iedereen heeft dezer dagen tattoos. Van bloemen tot namen, Romeinse cijfercombinaties, Latijnse quotes, sterren, spinnenwebben, rozen, duiven, konijnen, ezels, egels, zwanen, kippen, geiten, walvissen, stenen, balen stro, tractors, boten, poorten, pelikanen, granaatappels, rode bieten, knolselder, schatkisten, strikjes, hondenpootjes...   In wat kan ik mij dan nog onderscheiden als verdorie iedereen al een tattoo heeft laten zetten? “Ja maar Bartje, je schrijft toch al leuke teksten? Daar onderscheid je u toch al in?”... Zeker weten! Maar ik moet verdorie nog meer hebben. Ben meer en meer wetenschapper aan het worden in de ongeletterde letterkunde van wat de mensen hun verhaal is. En als een tattoo een heel verhaal vertelt van u? Dan ben ik zeer benieuwd. Ik ben één en al oor voor jullie hoor mensen. Oprecht.   Het verlies van een familielid, vertel mij er meer over. Zelf heb ik mijn beste vriend verloren door zelfmoord. Het was een andere legende uit Oelegem, zelfs toen hij nog leefde. Hij was Pieter, beste vrienden kan je pas zeggen als de vriendschap abrupt tot een einde is gekomen. Natuurlijk is de dood wel een zeer brut gegeven om het zo te symboliseren. Maar dan besefte ik pas eens te meer dat hij echt wel mijn beste vriend was en altijd zal zijn. Ondanks dat hij verdomse enkele keren mijn tenen serieus heeft platgetrapt, stoten heeft aangevangen die desastreus waren voor het verloop van zijn leven, maar ook dat het tot onrechtstreekse gevolgen heeft geleid dat het leven van anderen tot een dieptepunt zijn gezonken...   Zelfmoord is geen rage, is geen tijdsgebonden tafereel dat zich alleen maar plaats vindt als er vraag naar is. Het is niet zoals die Japanner die Pokémon Go uitriep tot hype van het jaar 2016. Zelfmoord is brut, is een antwoord formuleren op iets waar er nooit een gepaste vraag op aangeboden is geweest. Het is ook niets laf, ik wil het niet verheerlijken, zeker niet... Het is een kreet die wordt uitgeslagen naar dove mensen die later liegen dat ze hebben het gehoord. Als er elders het geluk zich kan bevinden in het geven van een balpen aan een kleine hongerige neger in allé allé Zimbabwe... Dan is het woord geluk eens te meer een complex vraagstuk waar iedereen koortsachtig naar een antwoord opzoek is hier, in het “rijke Westen”. Tevredenheid is het antwoord dat (tussen haakjes) diep verstopt, in een codetaal zit waar zelfs de Engima het loodje zou leggen als het er nog maar een poging aan zou ondernemen om het te vertalen naar een taal die u zich het beste uitkomt.   Mensen die zelfmoord plegen, of pogingen hebben ondernomen... Die hebben zich vol overgave bezig gehouden met het kraken van de code “geluk” zonder een electronisch codeermachine zoals “de Enigma”... Er bestaat geen toestel die ons kan vervangen of helpen naar het zoeken van “the pot of gold”... Verwacht dat aub ook niet. Je zal het moeten doen met wat je hebt. Ik heb altijd gedacht dat ik het wel beter wist dan wat ik tegelijk altijd heb proberen te ontkennen.   Soit, tattoos staan garant voor iets tijdelijk, het moment “nu” dat je ze laat zetten en dat gaat verheerlijken om vervolgens te beloven dat je het altijd even leuk zal vinden. Maar een rage blijft een rage. En stiekem wil ik er zeker aan meedoen, maar het zullen ogen op mijn gat worden, of die olympische ringen van de tijd dat Fredje Raketje al op retour was in de bloemenzaak van zijn moeder. Het zal iets worden dat nooit een rage zal zijn, maar een standaard gegeven. Humor dus.   En dat mijn opvattingen over bepaalde zaken bedenkingen kunnen oproepen bij diezelfde bepaalde mensen? Ja jij daar gepensioneerde zagevent die alleen maar aan den band des levens heeft gestaan int fabriek in den tijd... De rij van mensen die staan aan te schuiven voor men kloten te kussen is lang, maar u laat ik met plezier voor steken om men gladschoren zak eens te bewonderen. Uw oor er tegen houden zal de zee niet dichter bij brengen, maar je zou eens moeten rieken. Zijn het trouwens niet mensen als jij waar de apen in de dierentuin nootjes naar gooien?   Of wacht jij daar, Hollebolle Gijs met de booster onder zijn fake Armani schoenen. Ik ben er zeker van dat je niet alleen papier hebt gegeten in de Efteling. Vertel mij liever eens de mop van de opvoeding die je hebt gekregen van uw soortgelijke kansarme moeder?   Hebben wel gelachen hoor. Allé ik toch, jij niet Hollebolle Gijs.

Bart Van de Peer
38 0

Rijbewijs

Het werd hoog tijd. Volgende maand, wnr de nationale feestdag weer samenvalt met mijn verjaardag... 11oktober dus, krijg ik de eer om welgeteld 29kaarsjes uit te blazen van de taart die mijn moeder niet klaar heeft staan als ik het ouderlijk huis bezoek. Zo een groot feest hoeft het trouwens ook weer niet te zijn. Ik zal het nog wel een paar keer in mijn leven deftig uithangen, maar een 29ste verjaardag is nu ook weer niet zo speciaal. Ik plan om het varken uit te hangen als ik de kaap bereik van 30jaar, dat is zo een ongeschreven regel in het leven dat je met uw 18de en 30ste verjaardag een heus feest gaat geven. En bij voorkeur zijn het dikwijls vrienden die er een heus verrassingsfeest op nahouden om u met een list ergens te kunnen droppen waar er een heel feestje voorzien wordt voor u dus, de jarige.   In elk geval, zal deze 29ste verjaardag er mij wel aan herrineren dat ik mij al 10jaar in het trotse bezit mag beschouwen van een rijbewijs type B. En dat moet zeker gevierd worden. Ik ben slecht in verrassingen geheim te houden en pas te overhandigen wnr de tijd er rijp voor is. Ik doe mezelf alle eer aan door het jubilieum te vieren met een tekst. Als dat geen shitty cadeau is?   Is 10jaar trouwens ook al geen relevante tijdspanne dat ik er nog even nostalgisch mag overdoen dat het in 2007 nog niet zo moeilijk was om een rijbewijs te halen? Ik was maar 2x gebuisd voor zowel het theoretisch als het praktisch examen. Dezer dagen is het nog moeilijker geworden, en al zeker als je mijn verstand en onzekerheid van toen zou kunnen overhandigen aan een jonge knaap van 19jaar anno 2017.   Mijn eerste wagen, was een Renault Clio. Nu een wagen kopen, dat gaat meestal gepaard met een stel goede voornemens. Deze voornemens gaan al even snel voorbij zoals de prijs die zakt van uw wagen als je er nog maar met naar buiten rijdt van de garage. Ik ging bijvoorbeeld niet roken in mijn auto, hem netjes houden, er niet onder invloed met rond rijden. Voornemens zijn naïef, ze zijn niet alleen kinderlijk en fantasierijk. Ze willen ons laten geloven dat oude gewoontes slechts oud zullen blijven. Met dat in mijn achterhoofd begon ik maar gewoon te roken in mijn autotje, kuiste hem hoogstens één keer op een jaar, werd verschrikkelijk lui door alle afstanden meer dan 25meter af te leggen met mijn Clio. Pinten pakken deed ik ook met mijn partner in crime. Belachelijke naam trouwens “Clio”.   Vanaf het grote avontuur kan beginnen dat je over al onze wegen kan gaan bollen hier in België en omstreken zijn er wel enkele zaken die je niet in de hand hebt. Het zijn zaken die teleurstellingen tot een gevolg dragen, namelijk de andere generatie die ook in het bezit zijn van een rijbewijs type B. Linksrijders, de bejaardenbond, moeders, vrouwen, homo’s... Er zijn naast files dus nog veel meer frustratie’s te bespeuren op de baan. Ik probeer mij de laatste tijd niet meer zo druk te maken in zaken waar ik geen controle over heb, maar als ik mezelf onder stress zet kan ik het niet laten om iedereen onderweg eens goed uit te schijten. Ik bereid mij mentaal al voor wnr ik eens moet uitstappen aan de volgende verkeerslichten, de action pants van Chuck Norris uit mijn koffer haal, de bandana van Rambo gecontroleerd over mijn hoofd vastmaak... En vervolgens enkele rake klappen uitdeel.   Het kan natuurlijk nog altijd erger, want toen de wegcode werd geschreven was er van Bart Van de Peer nog geen sprake. Ik had het veel beter gedaan... Voorrang van rechts kon mijn kloten kussen, ritsen deed je maar beter op tijd, camions reden enkel maar ’s nachts, voor mij werd het nooit rood licht, geen flitsmarathons om de staatskas te spijzen,...   Maar het ergste moet nog komen, voetgangers op kop van het leger des heils der zwakke weggebruikers. Het is blijkbaar een even groot zwak om voor de minderheid, de klagers, een gans wetboek speciaal aan hen te besteden. Ik snap niet dat er nog geen zebrapaden op de autostrade worden voorzien. Ik sta tegenwoordig op de lokale wegen mee aan te schuiven tussen letterlijk 100auto’s om mss een glimp te mogen opvangen van een bejaarde kwijler, en een moeder die met haar kroost oversteekt. Tegenwoordig brandt een rood licht ongeveer 13minuten. In vergelijking met het geluk dat je mag hebben als je toch eens zo een klager kan zien oversteken is dat verdomd een zeer klein gegeven. De kans dat ik morgen Euromillions win is groter dan dat ik van het andere gegeven eens getuige mag zijn.     Maar natuurlijk, een democratie is gebouwd op de fundamenten van een bende klagers over fijn stof, rokers op café, files, de overkapping van de ring in Antwerpen, de sinksenfoor op het zuid, het klimaat, ... Zwakke weggebruikers zijn klagers. En klagers krijgen altijd gelijk.   De wet van de sterkste of die van Murphy is voor rascisten. Als ik ooit zo eens een voetganger tegenkom zal ik er eens mijn gepeperde mening aan vertellen. Den afgekapte boom in vuilen aap! Over apen gesproken, ik zag vandaag op het nieuws dat minister van migratie Theo Francken bakken kritiek kreeg omdat hij Soedanese illegalen wil laten identificeren door een compartiment van diezelfde regering. Nu luistert goed, Soedan daar is het warm. Maar nu ook weer niet zo plezant warm als in Bodrum tijdens september. Er is daar een luguber figuur aan de macht, met name Omar al-Bashir... Basshie voor de vrienden. Deze man hebben ze in Den Haag al eens willen vervolgen voor de genocide in Darfur. Ik kan snappen dat mensen, apen, vogels, en nog van die dieren die alleen maar in Afrika voorkomen naar hier willen komen ondanks de regen.   Maar hoeveel stof er daar ook mag zijn, ze hadden vast niet verwacht hoeveel stof hun komst hier zou doen opwaaien. Er zouden 60 van die Soedanesen hier in België zitten, waarvan er 1 op de 2 een asielprocedure met onderscheiding kan afwerken. Dus als je dacht dat het examen voor een rijbewijs moeilijk is moet je maar eens polsen bij die bende negers hoe moeilijk het is om hier in fort Europa te willen komen wonen... Niet zo supermoeilijk me dunkt.   In ieder geval, de regering is niet tevreden over de communicatie waar onze Theo zich onderscheid van zijn andere collega’s. Over zijn manier van aanpakken werd echter niet gemoved, het waren klagers zoals de hooligans van écolo die van zich lieten horen. Theo werd met een nazi vergeleken.   Heel het land op zijn kop omdat er uiteindelijk 30 illegalen van Soedan in Brussel wat verlopen liggen te lopen. 30man... Een bus vol... Daar klagen ze hier over. En iedereen springt mee de bus om hun mening zeker eens te laten horen. Geen nood, iedereen komt aan de beurt. Als je een klager bent tenminste.   Maar is er hier iemand die voor mijn belangen eigenlijk opkomt?   Ahja wacht, dat ben ikzelf.

Bart Van de Peer
0 0

De wachtzaal

Een kind kan niet blijven zitten en de moeder heeft het opgegeven hem terecht te wijzen. Iedereen wordt aangesproken. Meestal vangt hij bot, ogen star vooruit blijven ze aan hun stoel gekluisterd. Meneer, heb jij ook pijn? Pijn, niet bepaald, jongen. Maar het is hier een ziekenhuis en ik denk dus wel dat er iets mis is met mij. Mijn mama heeft pijn, zegt ze. Oh, en daarom ben jij nu met je mama hier. Ja, dat denk ik. Maar ik ben niet ziek. Als enige wilde ik wel een woordje met hem praten. Die steriele bedruktheid, dat gevoel mag wel even ontlopen worden. Het lijkt hier meer op een lijkwake. Wil jij met mij spelen? Ik verveel mij! Dat zal niet gaan, hé jongen. Ook ik zit hier te wachten. Milan, laat meneer eens met rust. Mijn blik gaat naar de moeder die met een veel te strenge stem haar zoontje toeriep. Kan dat ook niet rustiger? En is het niet te begrijpen dat die jongen zich verveeld. Was het niet mogelijk voor een oppas te zorgen, of zijn ze hier voor hem, en niet voor haar? Met een sussend gebaar kijk ik haar even in de mooie groenbruine ogen. Een glimlach komt om haar lippen. De heer De Bruiker, de heer De Bruiker. Ik sta op en volg de corpulente man in witte doktersjas. Ach, moet ik bij deze man … Tweede deur rechts - klinkt het bars – alleen je slip en kousen aanhouden. Verdomd zeg, wat een hoffelijke begroeting. Moet ik deze man in volle vertrouwen mijn rugprobleem gaan beschrijven? Tweede deur rechts, een piepklein pashokje met alleen een kapstok en spiegel aan de muur. Zo kan ik straks controleren of ik het overleefd heb. De grijns om mijn lippen doen mezelf even schrikken. Zo ongerust? Mijn evenbeeld vertelt me meer dan ik zelf vermoed. Opletten of de spiegel barst. Gaat u maar liggen, mijnheer De Bruiker, het is voor uw rug zeker. Dan zullen we langs die kant beginnen. De barse stem is verdwenen en deze aanspreking is met een zekere lach in de stem. Natuurlijk wordt u helemaal doorgelicht. Legt u zich maar op de rug, in het toestel zien wij u van alle kanten. Mijn voeten schuiven het eerst naar binnen. Met mijn hoofd blijf ik buiten, voldoende zicht op het glas waarachter de dokter mij beveelt Even rustig ademen, en dan proberen stil te blijven. Dank u. Langzaam schuif ik nog iets verder in een holle koker. Veel kan ik niet zien, ook mijn hoofd moet ik stil houden. Gelukkig, en dat is toch vreemd, heeft die dokter mij bijna ongemerkt, met twee riemen vastgegespt. Stil liggen is dan de enige mogelijkheid. Alleen mijn handen zijn vrij om te bewegen. Toch houd ik die ook stil, opdracht is opdracht. Hoe sneller ik hiervan af ben, hoe beter. En als er iets misloopt door mijn schuld, dan zal terug de barse stem tot mij spreken, vermoed ik. Een gezoem weerklinkt. Verder gebeurt er schijnbaar niets. Is dat doorlichten? Er komt geen licht aan te pas. Even beweeg ik terug, verder de koker in. Een ander zoemend geluid geeft mij precies trillingen aan de onderrug. Dat zal dan het specifieke aan dit onderzoek zijn. Ik voel vreemde tintelingen in mijn rugspieren. Mijn buik heeft teveel spekvet, zouden ze daar door geraken? Mogelijk een nieuwe manier om te vermageren. Moet ik straks eens vragen of dat kan. Ik voel weer enkele snokjes en wordt terug naar mijn beginpositie geschoven. Lachend komt de dikkerd uit het glazen kantoor. Zo, mijnheer De Bruiker. U kan terug langs pashokje twee verdwijnen. De secretaresse aan de balie hierboven zal u een document geven waar u beneden de rekening mee kan betalen. Volgende week woensdag weet uw huisdokter de uitslag. Bedankt en tot een volgende keer. Ondertussen ben ik bevrijd en kan ik nog net de uitgestoken hand van mijn goedlachse dokter drukken. In het pashokje zie ik verwonderd in de spiegel. Was dat het? Zal die dokter zonder een hand naar mijn rug uit te steken, kunnen zegge wat er met dat lichaamsdeel misloopt? Dan heeft mijn huisdokter er al meer energie in gestoken. Zij heeft heel mijn rug handmatig gecontroleerd en zo vastgesteld dat ik naar deze specialist moest. Die laat dat zijn specialistendoos werken en zal op zijn computer mijn probleem kunnen vaststellen. De spiegel blijft mij aanstaren, ik knipper met de ogen. Dit wordt beantwoord, waardoor ik mij zekerder voel. Mijn kleren passen nog en angstzweet voel ik niet. Bij de balie komt de jongen naar mij toelopen. Alles goed met u, mijnheer? Met mij wel, heeft de dokter gezegd. Ik mag naar huis. Komt u bij mij spelen? Lachend geef ik de jongen een hand terwijl de moeder vriendelijk naar mij wuift.

Luc Van Roosbroeck
0 0

Uw maatschappij? Daar zit ik ook in

“Zeg mij eens Bartje, heb je nog over andere zaken een mening die je maar al te graag wilt delen op het wereldwijde web?” vroeg ze zeer oprecht. Het leek toch zo. Dus ik probeerde een gepast antwoord te geven. “Ja hoor, ik heb een mening over mensen met witte sokken in hun sandalen zoals jij, de parochiefeesten van Oelegem, de pannekoekenbak van de scouts, het schuldgevoel dat ik heb als ik weer maar eens iets bestel bij Zalando... Maar doe mij maar eerst een halve kilo van jullie gehakt die ik zo meteen in de spaghettisaus ga draaien” Ze leek een beetje verrast door het vlotte antwoord waar ik haar met bediende toen ze nogal nerveus haar lepel in het gehakt stak, om een poging te ondernemen om in 2keer perfect af te kiepen op 500gram...   “Wendy is uw naam toch? Ik weet dat uw man de naam Koen draagt, er zijn nog al een hoop verhalen die de ronde gaan als ik hier wat verderop een pint ga scheppen in de kroeg... Naar het schijnt heeft hij eens gekust met een gehandicapt meisje van 20jaar met carnaval, ze was niet verkleed en dat was het ergste. Maar allé van horen zeggen, hoorde veel natuurlijk é Wendy?”   “Mijn naam is idd Wendy, mijn man en ik zijn uit elkaar, maar we runnen nog wel deze slagerij samen... Je zal zelf weten hoe het gaat in een dorp als Oelegem é Bartje? Het zal u wss niets verbazen dat ik uw naam ken? Moet je nog iets hebben Bart? Het is vandaag hamburgerdag, 3kopen is 1gratis.”   “Nee bedankt, ik kom eigenlijk hier maar gehakt kopen omdat ik er een autistisch trekje op nahoud dat ik voorverpakt gehakt niet leuk vind. Ik ben ooit eens toen ik klein was ziek geweest van het eten van een curryworst. Sindsdien, eet ik geen curryworsten meer. Verleiding is er eigenlijk ook niet meer geweest hoor Wendy als dat als een geruststelling mag tellen voor u. Dat jullie slagerij afrip 1ste klasse is neem ik er maar bij”   “Dat is dan €3,88 aub...”   “Ik vraag u de rekening Wendy, ik vraag u niet hoeveel het kost om deze tent over te nemen!” Al een geluk kom ik er nog vanaf met een mopje... In plaats van een kans te benutten om een vraag te stellen waarom ik een schuldgevoel heb telkens ik iets bestel bij Zalando, verstopte Wendy zich maar achter de rol van de vrolijke slagersvrouw die bedrogen werd door een man die een zwak had om onschuldige wannabe adolescente vrouwen te kussen op carnaval.   Ik voel me schuldig als ik iets bestel op Zalando omdat ik weet dat de werkomstandigheden daar allesbehalve zijn, mensen die daar werken zijn niet gelukkig. En diegene die dat wel beweren te zijn? Die zijn nog minder gelukkig dan de rest die daar hun tegen hun zin de shiften tot een eind brengen om dan thuis te komen en vrouwlief met een Tefalpan de kop in te slaan.   Ik ben met momenten nogal gewend aan het dragen van verschillende merkkledij. Nu dat kost geld, ik heb hier zo een polo liggen van Hackett. Het koste mij €90 om het ten huize Van de Peer te krijgen. Dat is veel geld voor iets dat me even gelukkig kan maken. Ik voel me één op dat moment met deze geplaagde maatschappij waarin “kopen” en “graag gezien” worden de nummer 1 delen. Het is een totale verrassing als mensen als ik er dan nog eens over gaan schrijven ook. Bart zou Bart niet zijn mocht hij daar zijn hoofd niet over breken. Ik stel mezelf constant in vraag. Waarom doe ik dat eigenlijk? Niet het in vraag stellen van mezelf maar waarom hecht ik er belang aan om verzorgd voor de dag te komen... Het feit dat ik mijn geweten probeer te sussen dat mijn aandeel niets bijdraagt, laat staan mijn standpunten halfhard probeer te maken waarom het een vergiftigd geschenk is dat ik kledij bestel op Zalando.   Zinloos.   Soms moet ik mezelf maar eens wat meer proberen bij te brengen dat sommige vragen waar ik met zit even zinloos zijn als ik ze nog maar effectief zou stellen. Niemand is er dezer dagen met gedient om een vraag te krijgen van... “Zouden er echt vrouwen wakker worden die met een tas koffie staan te dansen in lingerie en erbij vermelden dat ze een bad hair day hebben?”   Die zaken zijn een gewoonte geworden, het is normaal om ons allemaal beter voor te doen dan we eigenlijk echt zijn. Begrijp mij niet verkeerd, ik wil ook niet altijd even “eerlijk” overkomen, natuurlijk moet ik zelf ook eerst een uur liggen piekeren wnr ik een foto op facebook post, of een selfie trek om mijn instagram vol te proppen. In een maatschappij die we zelf hebben gevormd, daar moeten de stemmen van de mensen die er beklag op hebben maar gezellig meedraaien ook niet te hard uitgesproken worden.   Er zijn geen morele regels die gehanteerd moeten worden voor we onze facebook als een bende voyeurs gaan checken op zoek naar verschillende nutteloze zaken. Ik krijg het bijvoorbeeld benauwd van als mensen iets zeggen van “allé dat zet je nu toch niet op Facebook...” Het zijn net die zaken dat verdomse een referentie zijn, iets waar we onze vingers van aflikken als we dagelijks Facebook opendoen. Waarom zou ik er dan vragen over stellen? Omdat het een verslavend, geluk gevend middel is geworden dat ons allen bereikt. De dag dat je geen like meer krijgt voor een foto van uw geliefd kind, een leuk liedje, een mooie foto,... Dan stel ik niet alleen meer de vragen, maar dan is het aan jullie om de gemakkelijkste weg te kiezen en de schuld te leggen bij de wereld, de maatschappij waarin we verkeren, en met een middelvinger te wijzen vol teleurstelling dat we niet meer zo innovatief zijn als het aankomt om ons dieet, gymlessen, sportclubs te delen op sociale media.   Facebook is fake news, net zoals het echte sociale leven vanaf ik mij nog maar buiten begeef.   Maar zo fout hoeft fake niet te zijn.   Zijn er trouwens geen leuke quotes die ik kan vinden om het dragelijker te maken?   "# It cuts like a knife when I tell you to get a life." Fluisterde ik tegen mezelf toen ik genoot van het buitensporig gedrag van Koen den beenhouwer.

Bart Van de Peer
0 0

Hij zweeg als een graf

Het liep tegen elven toen hij thuiskwam. Muisstil, omdat hij vermoedde dat ze al sliep, sloop hij op kousenvoeten naar de in het duister gehulde woonkamer, schonk zichzelf een slaapmutsje in en plofte voldaan in zijn zetel. Vrouwlief die half ingeslapen op de sofa lag, kwam langzaam overeind. Een vaag odeur van parfum prikkelde haar neusgaten en ze was meteen klaar wakker. Ze meende die geur te herkennen. Of toch niet? Ze gebruikte al jaren geen parfum. Ze knipte de lamp aan en begroette hem met een vlammende scheldtirade.‘Weet je hoe laat het is? Dat is nu al de derde keer deze week. Maar nu is het genoeg. Ik zal je eens vertellen hoe laat het is...’Hysterisch raasde ze verder.Hij zweeg als een graf. Dat was olie op het vuur.Hoe luid ze ook schreeuwde en tierde, hoe hard ze ook huilde, de eindeloze woordenstroom gleed van hem af als een zondvloed van een marmeren grafsteen. Onverschillig aanhoorde hij haar verwijten. Hij maakte zijn glas leeg en verdween zonder ook maar één woord te zeggen naar de slaapkamer. Haar boze woorden galmden nog even door de gang. Toen werd het stil.Ze kroop in een hoekje van de sofa en huilde hartstochtelijk. Ze wou niet naar bed, kon het niet aan naast hem te liggen. Het bed in de logeerkamer was niet opgemaakt.Tranen stroomden over haar verhitte wangen terwijl ze op wraak zon. Ik kan dit niet langer aan, dacht ze. Ik vermoord hem!Ze schrok van deze onverwachte ingeving die maakte dat ze kalm werd. Allerlei scenario’s speelden zich voor haar af. Een vuurwapen had ze niet, een keukenmes zou hij haar zo afhandig maken, bovendien was ze niet zo koelbloedig. Hem verstikken met een hoofdkussen leek ook geen optie. Dan maar gif. Gif, ja, je stapt gewoon de apotheek binnen en vraagt een flesje arsenicum waarop de behulpzame apotheker de gebruikelijke vraag stelt: kent u het gebruik mevrouw?Met de huisapotheek zou het wel lukken: een cocktail van slaappillen, kalmeerpillen, bloeddrukverlagers en nog wat van die antidepressiva die ze een tijdje geslikt had. Ten stelligste af te raden in combinatie met alcohol. Morgen was het hun huwelijksverjaardag, dat vroeg om een speciaal etentje. Hij zou vast beginnen met zijn scotch on the rocks. Als ze de soep niet te vlug opdiende zou hij nog een tweede nemen.Ze zou haar specialiteit bereiden. Een pikant oosters soepje, zijn lievelingskostje.Extra pikant dit keer.Als hij nu maar thuis kwam eten...Suf gepiekerd viel ze uiteindelijk in een fleecedekentje gewikkeld in slaap. ’s Morgens was hij al vroeg weer naar kantoor vertrokken. De onderhandelingen over de fusie was na wekenlang onderhandelen eindelijk een feit. Na de eindeloze besprekingen en de saaie zakendinertjes was hij aan wat rust toe. Bovendien was het vandaag hun huwelijksverjaardag. Hij voelde zich een beetje schuldig, de voorbije weken waren heel stresserend geweest en hij begreep dat ze zich verwaarloosd voelde. Gelukkig had zijn perfecte secretaresse, die de belangrijke data in zijn agenda bijhield, hem er gisteren aan herinnerd en tijdens de middagpauze was hij een flesje parfum kopen. Hij herinnerde zich de geur nog perfect, maar de naam was hem ontsnapt. De gedienstige verkoopster had hem geholpen met enkele teststrips en hij had het onmiddellijk herkend. Tevreden had hij de strip in zijn borstzakje gestopt.Ze had zich echt uitgesloofd. Het decor was perfect; de sfeerverlichting, de zachte romantische muziek, de tafel gedekt voor een tête à tête en de glazen die fonkelden als kristal in het schijnsel van het kaarslicht lieten niets aan de verbeelding over. Ze had zelfs enkele rozenblaadjes gestrooid op de hagelwitte tafelloper. Wie zou vermoeden wat hier beraamd werd.Toen hij thuiskwam, stelde hij opgelucht vast dat ze in de keuken was. Snel moffelde hij het cadeautje onder een kussen. Dat zou hij geven als ze zich na het eten in de sofa nestelden.In de keuken werd hij verwelkomd door de geur van zijn favoriete gerecht. Ze had een sexy jurk aangetrokken en begroette hem met haar verleidelijkste glimlach. Hij kuste haar en bedacht hoe heerlijk ze straks zou ruiken, het zou weer net als vroeger zijn.Terug in de woonkamer zette hij zich met een zucht van tevredenheid in zijn zetel genietend van een scotch en soda. Terwijl Michele Torr zong, emmène moi danser ce soir, schonk hij zich nog een tweede drankje in. Hij zette de stereo iets luider en ging naar de keuken. De soep was klaar. Joue contre joue et serrés dans le noir… Fais-moi la cour comme aux premiers instants… Comme cette nuit où tu as pris mes dix-sept ans… hoorde ze Michele Torr zingen. Ze hield het potje met het dodelijke mengsel boven zijn soepkom die ze net had uitgeschept.Ze schrok zich rot toen ze plots zijn armen om haar heen voelde. Het potje viel ondersteboven in de kom.Flirtons ensemble enlacés dans le noir…“Deed ik je schrikken?” vroeg hij terwijl hij argeloos het potje uit de soep viste.Michèle Torr zong ondertussen haar volgende liedjeQuand un homme a du charme, charme, charmeJe ne suis q'une femme, femme, femmeJe l'avou je m'emflame, flame, flameEt tampis pour les larmes, larmes, larmes“Zal ik deze alvast meenemen?” vroeg hij terwijl hij aanstalten maakte om de soep mee te nemen.Met vuurrode kaken hield ze hem tegen.“Dat was een potje met zeezout, de soep is niet meer eetbaar. Zullen we maar uit eten gaan?”Hij dacht aan zijn pakje onder het kussen en wat zou volgen.“Ik heb een beter idee, we bellen de uithaalchinees en eten gezellig thuis.” Quand un homme a du charme, charme, charmeJe ne suis q'une femme, femme, femmeJe me donne corp et âme, âme, âmeEt tampis pour les drammes, drammes, drammes

Nadia Lang
0 1

Marisol

Zoals gewoonlijk heerst er een gemoedelijke sfeer in het Caffè Italiano. In deze gezellige coffeeshop bekijken gehaaste mannen in costuum nog even de financiële kranten, verdiepen jonge gasten in jeans en T-shirt zich in de laatste nieuwsberichten of Facebook op hun smartphone terwijl vrouwen van verschillende leeftijden damesbladen bekijken. Allemaal slurpend van een espresso, cappuccino, ristretto of lungo. Achter de bar verkondigt een reusachtig reclamebord : “Il caffè deve essere nero come diavolo, bollente come l’inferno e dolce come l’amore.” Koffie moet zwart zijn als de duivel, heet als de hel en zo zoet als de liefde.Er staan enkele kleine tafeltjes maar vooral de grote ronde tafels waar je altijd kan aanschuiven voor een kopje koffie zonder verplichting tot enig vormelijk gesprek met andere bezoekers, nodigen uit tot verpozing. Op die manier is er altijd wel een plaatsje ook als je alleen bent. Ik vind het heerlijk hier ’s morgens even halt te houden tijdens mijn ochtendwandeling. Alleen maar toch nooit alleen.Ik vlei me neer aan één van de grote tafels waar slechts één andere gast verscholen achter een krant zit te wachten om bediend te worden. Een handtas neem ik nooit mee, in mijn jaszak heb enkel mijn huissleutels, een pakje papieren zakdoekjes en wat klein geld voor een koffie. In afwachting dat iemand mijn bestelling opneemt begin ik al vast mijn kleingeld te tellen en stel vast dat ik net iets te kort kom. Niet erg denk ik, het is redelijk druk vandaag, even een korte adempauze en dan vertrek ik weer voor mij iets gevraagd wordt. Maar ik voel dat de man aan de overkant van de tafel mij stiekem geamuseerd gadeslaat, waarschijnlijk heeft hij begrepen wat mijn probleem is. Hij legt zijn krant neer, tast in zijn zak en legt wat klein geld voor me op tafel. ‘Nee, nee, dank u’, mompel ik verlegen terwijl ik mijn centjes weer in mijn jaszak stop. Maar dan staat de dienster opeens aan onze tafel met de vraag: ‘Wat mag het zijn?’Als ik wil rechtstaan hoor ik de gulle man aan de overkant zeggen: ‘Twee espresso's graag, voor mevrouw en mij.’ Voor ik enig bezwaar kan maken is ze al weer verdwenen. Wanneer de dienster even later de koffies brengt, neemt de man met een galant gebaar het dienblad van haar over en vraagt mij met een glimlach hem te volgen. En ik volg, als een lam dat naar de slachtbank geleid word. Een beetje verderop zet hij zich een aan tafeltje voor twee. Dit kleine tafeltje in de hoek heeft een intiem karakter en creëert een soort vertrouwelijkheid waar ik me als getrouwde vrouw niet comfortabel bij voel. Ik weet mezelf geen houding te geven tegenover dit intrigerend figuur die mij nog steeds met een vriendelijke maar tegelijk geheimzinnige glimlach gadeslaat. Ik roer driftig in mijn kopje en bestudeer de kringetjes met zoveel aandacht alsof er niets interessanter te beleven valt terwijl ik tracht zijn blik te negeren met zoveel moeite als je alleen maar doet bij iemand die je meer interesseert dan een ander.Hij leunt genoegzaam achterover in zijn stoel en zegt dan: ‘ Ik ben Gino, aangenaam. Mag ik jouw naam weten in ruil voor de koffie?’Gino! Ik had het kunnen weten, een knappe zelfverzekerde Italiaan die mij het hof probeert te maken.‘Marisol’, antwoord ik zo neutraal mogelijk.‘Marisol. Wat een mooie naam! Zee en zon. Heb je altijd hier aan zee gewoond?’‘Geboren en getogen in de stad maar toen mijn man hier een baan aangeboden kreeg, kwamen we aan zee wonen.’Zo weet hij meteen dat ik getrouwd ben en niet geïnteresseerd, denk ik.‘Marisol, Marisol, herhaalt hij nog een keer met zangerige stem alsof hij een melodietje neuriet.Zijn blik, zijn houding, zijn warme stem maken dat ik me meer en meer ongemakkelijk voel. Ik drink mijn koffie en sta op. ‘Nogmaals bedankt, ik moet er weer vandoor,’ zeg ik in een poging om weg te komen, alhoewel mijn pauze in dit etablissement vanwege de aangename sfeer en de rustige muziek meestal veel uitgebreider is.‘Blijf nog even, misschien heeft het lot ons hier vandaag samengebracht,’ zegt hij zacht.‘Ik geloof niet in het lot,’ antwoord ik bijna stotterend.Het is niet het lot dat mij hier vandaag binnen deed gaan, neen ik deed dat uit vrije wil. Uit gewoonte, omdat ik dat leuk vind.Maar iets in zijn houding maakt dat ik me terug neer zet.Het timbre van zijn stem en zijn rustgevende aanblik maken me zenuwachtiger dan ik zou mogen zijn. Het gesprek dat begint met wat vormelijke informatie mondt langzaam uit in een vertrouwelijkheid die past bij ons intieme hoekje. Wanneer ik op mijn horloge kijk, merk ik dat de tijd voorbij gevlogen is. ‘Ik moet er nu echt vandoor’, zeg ik met een beetje spijt in mijn stem.Gino glimlacht, een zelfzekere maar warme glimlach. Hij heeft een scherp gehoor en dat tikkeltje spijt is hem niet ontgaan. En dan ligt plots zijn hand op de mijne. ‘Wanneer zie ik je weer? Ik wil je graag mijn huis in de duinen laten zien, je hebt er prachtig zicht op zee...’Lap, denk ik, dat heb je dan met die Casanova. Ik had het kunnen weten.Terwijl ik mijn jas aantrek zeg ik plagend: ‘Zullen we dat misschien aan het lot over laten?’‘Maar jij gelooft niet in het lot’, zegt hij vriendelijk en zijn hese stem klinkt zowaar bijna smekend. Ik vermoed dat hij acteur is of zanger of misschien is hij gewoon een commediant.‘Maar jij wel. Arrivederci a presto, se il destino vuole.’ (Tot weldra als het lot het wil)Met deze woorden verlaat ik haastig het caffè voor ik me weer door die dwingende ogen laat tegenhouden. Die ogen, zwart als de duivel, die stem heet als de hel en die vleiende woorden zoet als de liefde. Wanneer ik de volgende morgen bij de bakker sta, kijkt Marie de bakkersvrouw mij veelbetekenend aan. ‘Je hebt dus kennis gemaakt met de grote baas,’ zegt ze met een knipoog.Ik trek verwonderd mijn wenkbrauwen op.‘Gino Salvatore,’ zegt ze, ‘de eigenaar van de coffeeshop.‘Oh is hij de eigenaar?’ antwoord ik stomverbaasd en tegelijk gegeneerd alsof ik me betrapt voel. Ach ja! Marie levert de croissants in de coffeeshop.‘Wel, een vriendelijk man hoor, hij bood mij een koffie aan,’ zeg ik nonchalant.‘Weet je, die man is een beetje eenzaam sinds zijn vrouw overleden is. Hij zoekt wel vaker gezelschap in zijn coffeeshop.’ Zo zo, denk ik, het had dus niets te betekenen. Misschien heb ik het me allemaal ingebeeld.‘Hij heeft een prachtig huis in de duinen maar hij zal zich daar nu wel eenzaam voelen zo afgelegen van de wereld,’ zegt ze terwijl ze mijn brood snijdt. Ik betaal het brood. Gelukkig komt er ondertussen een andere klant binnen en kan ik me uit de voeten maken. Ik hoop dat Marie mijn rode kaken niet heeft opgemerkt. Bah, aan zee als er zoveel wind is, hebben wel meer mensen rode kaken. Onderweg naar huis loop ik voorbij de coffeeshop. Neen, niet vandaag, denk ik. Alhoewel, als hij daar vaker een praatje slaat moet hij me al eerder opgemerkt hebben. Misschien zou mijn afwezigheid vandaag veelzeggender zijn dan mijn aanwezigheid en hij komt waarschijnlijk ook niet alle dagen. Tenslotte heb ik hem niet eerder opgemerkt. Ik vraag me af hoe lang hij al weduwnaar is.Ik haal diep adem en ga binnen. Ik besluit me vandaag op een hoge kruk aan de bar te zetten, kwestie van zo onopvallend mogelijk de het gezelschap te bespieden. Mijn poging om onopgemerkt te blijven, valt helemaal in duigen wanneer ik mijn jas uitdoe en hem over mijn stoel wil hangen. Plagerig glijdt hij langzaam van het te kleine leuninkje en wanneer ik hem probeer op te rapen stoot ik zo onhandig tegen de barkruk dat die met veel kabaal tegen de vlakte gaat. Zoveel lawaai blijft hier niet onopgemerkt. Twee behulpzame handen zetten hem weer overeind.‘Destino ha voluto!’ zegt een bekende stem zacht maar triomfantelijk.(het lot heeft het zo gewild)Het schaamrood vliegt nu naar mijn wangen.Even later zitten we weer in ons intieme hoekje. Het huis in de duinen is werkelijk prachtig gelegen. Vanuit de grote ramen heb je een oninneembaar zicht op duinen waar het helmgras zich gehoorzaam buigt onder de strakke westenwind. In de verte ligt het strand. De wind blaast het fijne zand als stof over een gladgestreken laken terwijl de dartele golven hun witte schuimkoppen op het strand gooien. De zee lijkt groen vandaag met slordige zwarte strepen die het spel van de blauwe lucht en de opgejaagde wolken imiteren. Een eenzame vissersboot heeft het ruime sop gekozen en trotseert de golven.Genietend sta ik voor het raam en tuur dromerig in de verte. Het is nu iets iets meer dan een jaar geleden dat ik Gino ontmoette. Die dag in het caffè begon de zon weer te schijnen. Mijn dwaze hart dat niet meer hopen kon, bloeide open als een bloem in de zomerzon. Ik durfde weer te leven. Marie die stiekeme koppelaarster, zij drong er steeds op aan dat ik weer onder de mensen moest komen en de coffeeshop vond ze een uitstekende gelegenheid. Maar ze had gelijk, we zijn nog zo jong, er ligt nog een heel leven voor ons.Een stom auto-ongeval had mij heel jong weduwe gemaakt net als Gino. Samen vonden we de moed om verder te gaan en maakten we een einde aan die lange jaren van troosteloze eenzaamheid.Vanuit de keuken komt de vertrouwde geur van versgemalen koffie mij tegemoet. Ik voel een liefdevolle arm om me heen en warme lippen die zachtjes mijn wang beroeren. ‘Buongiorno mia cara, ben je al wakker?’Elke morgen drinken wij nu samen onze koffie. Zwart als de duivel, heet als de hel en zoet als de liefde.  

Nadia Lang
0 0

Ontmoetingen

  Een grootstad zoals Antwerpen, hét stad zeggen de inwoners, herbergt een enorme diversiteit. Niet alleen wonen er zo’n 150 nationaliteiten, zowat alle religies zijn er vertegenwoordigd. Als inwoner – en neen, zelf ben ik geen sinjoor: aan de definitie daarvan voldoe ik niet, al zou het te ver leiden om hier een kleine omweg te maken om dat uit te leggen – kijk ik niet meer op van één of andere klederdracht of taal en zelfs kapsels, zoals uit de golden sixties of een hanenkam, doen zelfs geen wenkbrauw meer rijzen. Nochtans is soms de werkelijkheid sterker dan welk verhaal of sprookje dan ook. De ontmoetingen die ik hier beschrijf hebben wel degelijk plaatsgevonden, en tot op de dag van vandaag begrijp ik het nog steeds niet. Wat er dan gebeurde? Wel, lees even verder, en probeer er een touw aan vast te knopen… Na een bezoekje aan de winkel van B, waar mijn zelfgemaakt speelgoed verkocht wordt, zag ik de tram voor mijn neus voorbijrijden. Liever dan hier tien minuten rond te hangen en te wachten op de volgende, wandelde ik rustig verder richting Lange Nieuwstraat, naar de volgende halte. Natuurlijk kon ik ook te voet naar huis maar die tram gaf mij een beetje tijdswinst, die ik op dat moment goed kon gebruiken. Barbara had me juist gevraagd of ik een paar bloemenstaanders kon maken waar zij een foto van had, en het leek mij een leuke afwisseling en een uitdaging. In gedachten nog bij haar, tussen haakjes een leuke jonge vrouw waar het plezierig mee omgaan was, was ik bijna aan de halte gekomen, toen er uit een zijstraat iemand op mij af stapte. Ik keek niet eens op van zijn traditionele boeddhistische kledij, kompleet met bedelnap. Maar, enkele passen van mij vandaan, sprak die man mij aan. Zijn onberispelijk Engels was perfect verstaanbaar, wat hij zei echter niet. “Meester,” zei hij, “ik zie dat u Verlicht bent. Mag ik in uw wijsheid delen?” Even was ik verbouwereerd, ik verwachtte dat hij de weg zou vragen ergens naar toe. Ik dacht niet na toen ik antwoordde, in mijn beste vermogen met de Engelse taal: “ik ben maar een eenvoudige mens, niet beter of slechter dan wie dan ook.” Zijn antwoord hierop verbaasde mij nog meer: “Meester, ik dank u voor uw wijze woorden, het zijn de eerste wijze woorden die ik in deze stad heb gehoord.” Hij maakte een buiging, en nam afscheid met “by your leave, Master.” En de tram reed mij juist voorbij… Ik ging dan maar te voet verder naar huis, met mijn gedachten bij die korte ontmoeting. Het was in zoverre juist dat ik regelmatig mediteerde, echter zonder dat ik daarbij mij concentreerde op de boeddhistische leer of levenswijze: dat was voor mij niet mogelijk, neen, eerder was het een manier om mijn onrustige geest even stil te zetten, mijn gedachten terug op het juiste pad te brengen om verder te kunnen gaan. Enkele weken later kwam ik uit de winkel van N, waar ik juist een contract had getekend om een aantal dingen te maken zoals juwelenbustes, Japanse karakters en wijnboxen. Het contract was interessant genoeg om een beetje moeite te doen: tenslotte had zij zelf gevraagd of ik in haar winkel enkele dingen wou verkopen! Zij was jong genoeg om mijn dochter te kunnen zijn (mooi genoeg om naar te kijken ook) en, langs het zesentwintigste knoopsgat, ook nog familie… Onderweg, opnieuw naar een tramhalte, passeerden mij, niet ongewoon in deze buurt, een paar fashionista’s en groene jongens. Aan het verkeerslicht stond ik te wachten toen er iemand mij aansprak. Deze jongeman was onberispelijk gekleed in een pak met hemd en das waaraan je kon zien dat geld geen rol speelde. Zijn huidskleur gaf aan dat hij van vreemde afkomst was, hij sprak mij dan ook aan in het Engels: “Meester”, zei hij, “Mag ik in uw wijsheid delen?” . Hij keek mij aan met een blik alsof hij een kind was, dat een snoepje beloofd was. Het antwoord dat ik hem gaf, waar ik enkele ogenblikken moest over denken, was het volgende: “Volg jij de Weg?” vroeg ik hem. “Jazeker, Meester.” “Waarom sta je dan stil?”. Dit antwoord was schijnbaar niet wat hij verwachtte, en mijn woorden moesten even doordringen. Mijn bedoeling met die woorden waren zowel letterlijk als figuurlijk, en die dubbele betekenis scheen hem even te verwarren. Het verkeerslicht sprong op groen en ik stak over. Ik keek even om, en zag dat hij een diepe buiging maakte op traditioneel boeddhistische wijze… Nooit had ik op zo’n korte tijd dit soort vreemde ontmoetingen gehad. Ik wist er geen raad mee: waarom spraken die twee mensen mij aan? En met die woorden? Het vreemde aan die ontmoetingen was ook dat ik totaal niet nagedacht had bij wat ik zei, alsof de woorden vanzelf kwamen. De ganse weg, op de tram en daarna te voet, bleven die toevalligheden mij in gedachten volgen. Ook thuis, toen ik mijn verhaal deed aan mijn vrouw, bleef er iets hangen. Zij begreep er ook niets van, maar wees mij er op dat ik de laatste tijd, sinds mijn brugpensioen, wel veranderd was, en iets uitstraalde dat, zei ze lachend, misschien wel “wijsheid” zou kunnen genoemd worden… Wie een verklaring kan geven voor deze waargebeurde feiten mag mij contacteren: soms is de werkelijkheid vreemder dan fantasie! Leo BJ

Leo Bonjean
8 0

SATELLIETTELEVISIE OP REIS

Het is niet omdat wij hier in Zuid Frankrijk in de zon liggen te braden, soms wandelen of nu al een paar dagen door de Tramontan wind van onze fiets geblazen worden, dat wij niet graag op de hoogte blijven wat er allemaal in de rest van de wereld en ons thuisland is gebeurd. Via de satelliet halen wij, in onze caravan, om zeven uur het Vlaamse VRT nieuws binnen. Ergernis troef! Zo zagen wij op het journaal de beelden, hoe de politie in Borgerocco weer door de lieverdjes uitgejouwd, geduwd, aangevallen en met eieren bekogeld werd. Ik kan me niet inbeelden hoe dat dan in zijn werk gaat. Ik veronderstel dat de Borgerhoutse hooligans niet constant met een vol rugzakje eieren rondlummelen tot er misschien eens een politieteam in hun Turnhoutsebaan- buurt komt patrouilleren. Bellen dan die Marokkaanse haantjes naar elkaar: ‘Kom vlug, de politie ‘onze’ vriend is in onze straat een arrestatie aan het verrichten, ’t is weer het moment om ons nog eens negatief in de Antwerpse kijker te zetten! Breng snel allemaal jullie bakje eieren mee, liefst bruine!’  Het ergste van al is het feit dat die kleine crimineeltjes, die een ganse gemeenschap in een slecht daglicht zetten, steeds bij het gerecht bekend zijn en zogezegd opgevolgd worden. Als dan de burgemeester van Antwerpen in een interview, na de terreuraanslagen in Barcelona, opmerkt dat er in Antwerpen in de omgeving van de Turnhoutsebaan ook zo’n duizend soort vriendelijke jongens rondhangen, waarvan men ook  niet, net zoals in Spanje, kan vermoeden dat deze lieve jongens in een mum van tijd geradicaliseerd zouden kunnen worden, dan zijn de linkse journalisten er als de kippen bij om deze uitspraak uit zijn context te rukken en er juist deze ene zin van te maken: “De Wever zegt: Op de Turnhoutsebaan lopen er duizend mogelijke terroristen rond!”  Wie het schoentje past, trekke het aan, maar het zullen heel grote schoenen moeten zijn, want deze probleembuurtmannetjes hebben daar heel lange tenen. In plaats dat deze gemeenschap hun crapuuljongeren bij de oren trekt, hun vertelt dat zulk gedrag in onze cultuur en in hun gemeenschap niet getolereerd wordt en zich voor hun gedrag verontschuldigt, organiseren ze samen met een rood groene linkse wollegeitesokkenachterban een mini-optochtje om aan te tonen hoe mooi en liefelijk het is om in de buurt van de Turnhoutsebaan te wonen. Ze laten geen enkel moment onbenut om regerende partijen pootjelap te zetten en aan te tonen hoe verkeerd de Antwerpse Burgemeester, van een in hun ogen verwerpelijke partij, wel weer geweest is. Met op kop Mita Van der Maat, in een vroeger tijdperk, een redelijke gekende toneelspeelster, die waarschijnlijk nog eens graag voor de camera’s stond, maar die daar in Borgerhout in feite niets te zoeken had, want ze woont zelf in een mooie bel-étage woning in een residentiële wijk in Edegem, waar er praktisch nog geen hoofddoekjesgezinnen wonen. Soit hun Antwerpse burgemeester- afbraakoptochtje heeft niets uitgehaald, want een week later had men hetzelfde eierenkegelende politie-interventie-scenario in deze toffe vreedzame buurt. Als De Wever insinueert dat er een paar duizend lieverdjes op de Turnhoutsebaan rondlopen, dan vergeet hij nog de andere probleembuurten te vermelden, die wij als echte Antwerpenaren jaar na jaar zagen verloederen. De mooie winkelstraten met bloeiende handelszaken, zoals de Antwerpse Kielse Abdijstraat, de Berchemse Drie Koningestraat, de Offerande- schoenwinkelstraat, de Merksemse Bredabaan, de Turnhoutsebaan, de straten rond het Sint Jansplein, Deurne, de Seefhoek en de Stuyvenbergpleinbuurt zag je volledig veranderen in Midden Oosten enclaves. Toen mijn moeder eind jaren tachtig op het Antwerpse Kiel ging wonen, riep daar al een tienjarig jongetje tegen haar: ‘Dat ze daar nogal zouden opkijken als ‘zij’ het later voor het zeggen zouden hebben’ en hij maakte daarbij met zijn duim over zijn keel een onthoofdinggebaar. Waar hoorde zo’n snotneus zulke uitspraken? En bij ons in Edegem, nadat men met de nieuwe sociale woningen ook de sjaaltjesvrouwen en bijbehorende satelliet antennes, gericht op TV Marocco binnenhaalde, riep een blijkbaar nog niet geheel geïntegreerd teenager moslimhaantje, een in korte rok fietsend elfjarig buurmeisje na, dat ze een hoer was! Dus met duizend eventuele probleemjongeren te vermelden, benoemt De Wever nog niet eens het topje van de ijsberg. De authentieke Antwerpenaar, die in den beginne al die vreemde culturen en mensen wilde omarmen, zag het gebeuren, keek ernaar en zweeg want anders kletste de nieuwkomers gesterkt door de linker achterban onmiddellijk met de woorden racist en racisme rond zijn oren.   En dan vandaag hebben wij opnieuw een terroristische islamaanval in de Londense metro via de satelliet binnengehaald. Gelukkig geen doden, maar toch weer een aantal mensen die door die religieuze islamterreur voor het leven getekend zijn. Verdriet, verontwaardiging en ongeloof troef!   Maar het is niet alleen ergernis via de satelliet tv. Soms is het ook heel erg lachen. Moesten jullie ook zo gieren om het toneelstukje van de socialistische Waalse politica Laurette Onckelinx, gekend voor haar viswijvengeroep in de Kamer, die heel emotioneel kwam verklaren dat ze de politiek vaarwel zegt. Spijtig voor ons nog niet onmiddellijk, maar dan toch binnen twee jaar. Er vloeiden nu al wat afscheidstraantjes. Ik moest vooral lachen om de passage, waarmee ze heel emotioneel verklaarde, dat ze zou stoppen voor haar kinderen en terwijl ze een biggelende krokodillentraan wegveegde, herhaalde zij het nog eens opnieuw, omdat het bij ons heel goed zou doordringen: ‘ Voor haar kinderen!’ Kom zeg, die comédienne is binnen 2 jaar een 60 jarige seniorendame..welke kinderen? Nu de PS door alle schandalen, fraude en graai-evenementen in het Waalse landsgedeelte zware klappen krijgt, wil deze diva misschien trachten voortijdig en in alle schoonheid het Franstalige socialistisch zinkende schip te verlaten en eventuele nog mogelijke beerputten met de bijbehorende rioolputgeurtjes gedekt houden. Misschien krijgt ze nog links of ‘zeker niet’ rechts ergens een goedbetaald rood baantje aangeboden. Ik had graag de reactie van, de beste stuurman die aan PS wal stond , Di Rupo willen zien. Kreeg die een hartverzakking toen hij over het nakende afscheid hoorde? Hij heeft, sinds hij eerste minister af en met zijn partij in de oppositie beland is, nog geen Franstalige bek meer opengetrokken. Hij liet gewoon Laurette mitraillet roepen en tieren. Je zag hem, maar je hoorde hem niet meer. Twee naast elkaar zittende vriendinnen, die good cop, bad cop speelden. Het zal heel stil worden tijdens de vergaderingen van de Federale regering. Als nu die groene Calvo er nog zijn onvolwassen kwek wil houden, dan kan er misschien voor de verandering nog eens echt geregeerd worden. De satelliet tv brengt dus in onze caravan, niet alleen ergernis, verdriet, verontwaardiging en ongeloof, soms mogen de lachspieren ook nog eens werken. Dag Laurette rettekentet.   Sim,  15 september Grau du Roi  

Sim
0 0

FANTOOMPIJN

‘Vilayanur Ramachandran,’ zegt hij. Ik weet zeker dat hij het uitspreken van die naam talloze malen heeft geoefend, net zolang totdat hij terloops uit zijn mond kwam. ‘Hij heeft de spiegeltherapie…’ ‘Ik weet wie hij is,’ lieg ik. Hij knikt beschaamd. ‘Natuurlijk.’ Maar ik ken Andriesse goed genoeg om te weten dat hij me dolgraag uitleg wil geven. In het personeelsrestaurant heeft hij me meer dan eens verveeld met zijn gebazel over ‘mirror visual feedback’. Ik heb hem er toen fijntjes op gewezen dat het bewijs dat de therapie wérkt niet overtuigend is. Het voelt als een straf dat ik hier nu ben. Ik volg zijn blik naar de tafel. ‘Toe, ga zitten…’ Alsof hij me uitnodigt voor een goed glas wijn bij de open haard. Ik schuif de stoel naar achteren en neem plaats achter een spiegel die haaks op de rand van het tafelblad staat. Ik leg mijn linkerhand links ervan en mijn stomp rechts. ‘Heel goed,’ zegt hij. Doet hij tegen al zijn patiënten zo? Misschien vinden die dat prettig, maar ik erger me kapot aan die zalvende stem. ‘Ik wil dat je je concentreert. Neem je tijd. Begin met kijken, gewoon in de spiegel kijken. Geen bewegingen.’ Hij draait de spiegel een paar centimeter opzij, zodat ik de reflectie van mijn linkerhand goed kan zien. Daarna schuift hij een horizontaal schermpje over mijn hand, ter grootte van een A3-tje, waardoor deze aan mijn directe zicht wordt onttrokken. ‘In de spiegel kijken,’ zegt hij opnieuw. Ik kijk en zie mijn linkerhand onder het afdakje liggen, als een slapende marmot. Ik weet dat ik die gedachte moet loslaten. Mijn brein moet denken dat ik naar mijn rechterhand zit te kijken, die zich achter de spiegel bevindt. Nou ja, zou moeten bevinden. Maar mijn brein doorziet het bedrog. Ik voel de stomp verkrampen. Loser, smalen de pezen, klootzak, gillen de zenuwen. Ik bal mijn vuist. ‘Toe, alleen kijken,’ zegt Andriesse. ‘Ik besef dat het moeilijk is, maar je moet…’ Ik open mijn hand en zie hoe de vingers zich met tegenzin spreiden. De stomp steekt venijnig. Andriesse loopt achter me langs naar het raam dat met smalle jaloezieën is verduisterd om mij niet af te leiden. Zijn vingers tikken tegen de metalen lamellen, drijven ze uiteen, zoals ik de labia van mijn patiënten placht te openen. Hij kijkt naar zijn auto, weet ik. Een flesgroene stationwagen met karamelkleurige bekleding en een hek achterin. Hij heeft een hond waarmee hij elke zondag gaat hardlopen in het bos. Hij blijft daar maar staan, terwijl ik naar mijn gespiegelde hand kijk. Ik vergeet met mijn ogen te knipperen en ze lopen vol tranen. Als Andriesse omkijkt, knikt hij begripvol: ‘Ja, het is heftig, hè?’ Hij gaat achter zijn bureau zitten, tikt iets in op zijn computer. ‘Zullen we morgen meteen weer een sessie doen, zelfde tijd? Dat is wel het beste: elke dag tien minuten.’ Was dit maar tien minuten? Het voelde als een eeuwigheid. Ik knik, trek mijn colbert aan. De mouw is lang genoeg om de stomp te verbergen, maar het beeld dat er iets mis is wordt er niet minder door. Ik geef Andriesse een hand met mijn gedraaide linker en sta weer buiten.   Achter het ziekenhuis ligt een parkje waar mensen na afloop van het bezoekuur met hun roodomrande ogen terecht kunnen, en waar artsen en verpleegkundigen tijdens lunchtijd de weeë lucht uit hun neus proberen te verjagen. Ik neem plaats op een bankje en klem mijn schrijnende stomp tussen mijn dijen. Op dit tijdstip is het hier verlaten, anders zou ik er liever niet komen. De kans is namelijk aanzienlijk dat ik er een van mijn cliënten tegen het lijf loop, met het product van mijn interventie krijsend in een wandelwagen. Die vrouwen beschouwen me soms letterlijk als de vader, terwijl ik slechts de bevruchte eicel heb ingebracht. Maar feitelijk hebben ze gelijk. En hun mannen, die ik in mijn hoofd ‘de incapabelen’ noem, die weten dat ook. Ik zag het in hun ogen als ze voor de uitslag kwamen. Jij hebt mijn vrouw bevrucht, zag ik ze dan denken, gepenetreerd met die verrekte hand waarmee je me zojuist feliciteerde. En ook al zullen ze me nu bij een toevallige ontmoeting meewarig aankijken, de gedachte dat die hand inmiddels in een plastic ton naar een verbrandingsoven is afgevoerd, zal hun beslist voldoening schenken. Ik moet naar huis. Morfine. Ook al helpt dat niet tegen deze pijn, het verdooft in ieder geval het beschamend besef dat ik nu een van hen ben.

Grand Foulard
9 0

Acrobaat

Acrobaat   Ochtendnevel hing boven het bollenland, mijn deemsterig hoofd was nog niet bij de demente bejaarden die ik weldra hun ontbijt zou geven. Met een voet op de trapper en de ander steppend reed ik de schemerige fietsenstalling in. Daar trok een geluidloze beweging in mijn ooghoek de aandacht. Een merel kon het niet zijn, merels doen niet aan geruisloos. Ik stond stil met de fiets in mijn hand. Het was even goed een vogel die daar laag over de grond schoot. Scherpe hoeken maakte het dier. Hij bewoog behendig en gezwind, als een roofvogel. Bestonden er zulke kleine roofvogels? Nee, roofvogels vliegen geen stalling in, alleen merels zijn zo stom. En zwaluwen, maar die zoeken niet zo, die kunnen de weg weer terugvinden naar buiten, naar het zwerk.             De vogel kwam omhoog in een soort opwaartse zweefvlucht, met zijn vleugels en staart gespreid. Tartte dit geen natuurwetten? Het dier landde op een buis die overdwars liep, met zijn rechtervleugel zo’n beetje tegen de wand. Gele klauwen die te groot leken voor het zwart-wit gestreepte lijfje, een kromme snavel, het was toch een roofvogel. Ik herkende de sperwer uit het vogelboek. Wat was hij klein in het echt. Denkend als een zoogdier besloot ik dat het om een vrouwtje zou gaan, het mannetje moest haast wel groter zijn. Ik zette mijn fiets in het rek en op slot.             De sperwer volgde mijn bewegingen. Met het fietssleuteltje in mijn handen bleef ik staan en keek naar de vogel. Die staarde terug met felle ogen, een beetje gemeen. Echt een roofdier, klaar om toe te slaan. Plots leek hij zich te bedenken, hij schoof iets opzij over de buis, weg van de wand. Hij liet zich voorover vallen, zijn klauwen bleven de buis omklemmen tot hij ondersteboven hing en in ene moeite door schoot hij achterlangs weer omhoog, zijn tenen nog steeds om de buis geklemd. Uiteindelijk zat hij weer rechtop op de buis. Een salto, was het enige dat ik kon denken. De vogel keek me nu brutaal vragend aan, eisend misschien, gebiedend. Ging ik hem de weg naar buiten nou nog wijzen of hoe zat dat? Hij had een kunstje gedaan, nu was ik aan zet. Verbluft zette ik de deur van het fietsenhok wijd open, met een fladderend armgebaar wees ik van de vogel naar de deur. Hij keek me nog eens aan en in een prachtige glijvlucht vloog hij naar beneden, majesteitelijk, tot vlak boven de grond. Bij de deur slaakte hij zo’n echte roofvogelkreet, krieieie, ik verbeeldde me dat het klonk als dankjewel. Zigzaggend scheerde hij naar buiten. Pas ’s avonds las ik in de vogelgids dat bij sperwers het mannetje het kleinst is.

Marijke Roza-Scholten
1 1

Verwachtingen zijn er ook

’t Is gebeurd. Jahweh! Wat eigenlijk “jawel” wil zeggen in de bijbel die ik heb geschreven toen ik zo eens niets anders te doen had. Deze handgeschreven roman is uniek, en ligt op een duister geheim plekje bewaart. Dikke zever dus als ik weet dat hij hier op het aanrecht van de keuken wat ligt te verkleuren als de zon er ’s middags op ligt te branden.   Ik schreef maar wat. Het voelde aan als een verplichting om het proces in gang te houden van “Bart de verbeteraar”, de man die het licht had gezien, en klaar was om met een bureaulamp in iedereen zijn ogen te schijnen tot het moment dat ze zelf ook het befaamde licht zouden zien. Tevergeefs.   Ik moet me hier niet gedragen als één of andere God, alhoewel? Ik doe niets anders. Het werd een missie, waarvan ik later alleen maar te weten zou komen dat het onmogelijk was om er de gewenste resultaten van te zien.   Ik had iets meegemaakt, dus ik zou andere ook wel kunnen helpen met wat mij heeft geholpen... En als net dat, onmogelijk bereikbaar publiek, niet zou lukken om interesse op te wekken? Dan zou ik hen verdomse nog meer debiel beschouwen dan ze al waren. Ik probeerde maar, ik wou mensen bereiken die niet bereikbaar waren, blinden laten zien, zo hard roepen tegen doofstomme personen dat ze mij zeker hadden gehoord en er nog een gepast antwoord op zouden geven ook.   Het mathematisch gezever dat 20pillen xanax geen ideale combinatie is als je plannen hebt om het gaspedaal van uw trouwe vierpedaler plat te trappen, wil ik jullie besparen. Het gaat hem meer over de inhoud, zeg maar de bijsluiter die je best ook niet in het Kroatisch probeert te lezen. Laat staan als je dat verfrommeld papiertje ondersteboven probeert te begrijpen. Alle excuses waren welkom om mij als een verslaafde idioot te gedragen. Niet dat ik verslaafd was aan xanax. Ik was verslaafd aan andere zaken waar ik alleen maar ben achtergekomen toen ik eens een oneliner opnam van een vriend van mij.     “Aah Bartje?! Wat dan? Was jij een verslaafde? Dat wisten wij niet... Was het mss drank? Gokken? Coke? Of nog van die voor de hand liggende voorbeelden die wij, de mensen, alleen maar kennen van op TV?”   Ik was verslaafd aan verwachtingen, en nog altijd een beetje. Denk niet dat je er ooit helemaal van afgeraakt. Het klinkt zeer brut en kort door de bocht... Maar als je er verder, ironischer over nadenkt hebben we allemaal toch een leven vol verwachtingen? Ik had zo een pakket verwachtingen van alle mensen rondom mij... Bijvoorbeeld als ik op het werk omringd werd door collega’s die me totaal niet snapten, ik verwachte dat wat ik hen vertelde voor waarheid aanvaard zou worden. Ik verwachte dat iemand anders zijn gedrag zou veranderen omdat het mij serieus stoorde. Ik verwachte dat mensen verdomse anders zouden denken. Ik verwachte een krant die me eens iets anders wist te vertellen dan het stereotype beklag waar ik niets van wil weten. Ik verwachte dat mensen mij tof zouden vinden. Ik verwachte een trapgewijs leven waar alles vanzelf zou komen, goed of slecht, alles bepaald zijnde een vorm van tijd die mij het best zou passen. Ik verwachte ouders die alles wisten van mij naar wat ik op zoek was. Ik verwachte geen fille als ik de baan op ging, ik verwachte dat die klootzak voor mij aan de kassa wat rapper vooruit ging. Ik verwachte een zomer van 2maanden stralende zon, 30graden overdag, 12graden ’s nachts, en geen muggen in mijn kamer. Ik verwachte dat de verwachtingen van iedereen zich zouden aanpassen aan die van mij. De lijst was en is eindeloos. Om nog maar te zwijgen over de verwachtigen die ik voor mezelf had... Een goede papa, een goede buurman en een nog betere vriend, een knapperd geliefd en gevreesd door iedereen die mijn pad zou kruisen.   De bepaalde oneliner van een vriend van mij, die zich verdomse nog meer idioter heeft kunnen gedragen als mezelf, gaat als volgt. “Verwachtingen kunnen alleen maar leiden tot teleurstellingen.”     Wat kan ik van andere mensen verwachten? Dat ze zich minder dom en kortzichtiger zouden gedragen om enkel mij te plezieren? Dat is een teleurstelling want dat zal nooit gebeuren. Dat geldt ook voor de verwachtingen van anderen naar mij toe, kan alleen maar een teleurstelling zijn als je te horen krijgt dat mijn zoveelste tekst nog steeds geen kader heeft gekregen om opgehangen te worden in het museum voor schone kunsten in Brussel.   Maar zoals ik al zei, zal ik altijd een beetje verslaafd blijven aan verwachtingen. Nog niet zo lang geleden moest ik een nieuw voetbalbroekje weten te strikken. Vanzelfsprekend ging ik dus op zoek in een sportwinkel. United Brands zal me zeker niet teleurstellen, dat dacht ik. Het plan om niet meer dan 10-15euro te besteden aan een kort broekje viel al snel in het water toen bleek dat de zwarte broekjes van Nike er niet meer waren in mijn maat... XXXXL was er nog wel. Ik had bedenkingen of er zulke mensen wel op een voetbalveld zouden geraken, of ze dat broekje alleen zouden kunnen aandoen in de kleedkamer, en nog van die vragen die me welgeteld 2minuten bezig hielden.   Ik vroeg hulp aan een medewerkster van deze winkel... Wetende dat mensen die in een kledingwinkel werken eigenlijk niet echt hard moeten werken maar eerder bezig zijn met klagen, zagen en kledij opvouwen. Pfft, ik waagde mijn kans en botste op een negerin die er dus “werkte”. Het zal wel de zus zijn geweest van die gewezen atlete, Elodie Ouedraogo. Althans kon ik alleen maar de achternaam raden, het “naambordje” dat zorvuldig werd vastgepint op haar T-shirt wist mij enkel te zeggen dat haar voornaam Malika was.   “Goeiemiddag Malika, zijn er nog van die zwarte voetbalbroekjes van Nike in andere pasvormen? Ik heb namelijk een large, en deze zie ik er niet meer tussen staan.” Luide mijn vraag...   “Euhm, dat weet ik niet” klonk het niet bevredigende antwoord van Malika. “Wij hebben geen stock, alles wat je hier in de winkel tegenkomt is er dus alleen maar.” Ging ze verder toen ze mij toch maar uit beleefdheid volgde naar de bewuste zwarte voetbalbroekjes van Nike. Ik was teleurgesteld, niet alleen had ik al meer dan 15minuten verscheten in die kutwinkel nu bleek ook nog eens dat er geen zwarte broekjes in mijn maat waren. Het moest er trouwens één van Nike zijn, een ander broekje zou niet echt matchen met de rest van mijn wedstrijdoutfit die ik komende zaterdag zou aandoen wanneer ik het veld zou betreden.   Ik werd serieus op de proef gesteld, Malika wist trouwens niets van mijn wederopstanding die ik aan het ondergaan was sinds ik uit de psychiaterische afdeling in Lier werd ontslagen. Ze stelde mij een vraag waarvan ik had verwacht dat ze die nooit zou vragen. “Ooh was dat uw vraag?” vroeg ze dus...   “Natuurlijk was dat mijn vraag Malika! Ik vraag u toch geen persoonlijke mening over hemden met korte mouwen die je dezer dagen nog durft tegenkomen op straat? Ik vraag u toch ook niets of je er net als ik bedenkingen bij hebt wat het nut is van gepersonaliseerde nummerplaten?” Malika werd zowaar het gezicht van plaats vervangende schaamte. Ik kon het al wel voelen aan mijn ballen dat dit meisje een zoveelste interimmer was die United Brands met het nodige lof op haar CV kon plaatsen.   “Malika, in plaats van hier wat den toerist te liggen uithangen in uw eigen jeugdigheid, zoude beter uw job is gewoon doen. Ik stel geen moeilijke vragen, en al zeker niet aan mensen zoals u. Ik vraag u niet of je mij een overzicht kan geven van alle tektonische platen van onze aarde. Ik stel u doelgericht (lees. Voetbal) vragen of je mij kan verder helpen met het vinden van een zwart voetbalbroekje van Nike.”   “Ja maar mijnheer, ik ben hier nog maar 2weken bezig... Net voor u mijn onbekwame hulp kwam vragen, riep David mij door de walkie talkie. David is de shiftverantwoordelijke en hij had mijn hulp ook dringend nodig, om zijn ballen te poetsen weliswaar. Hij was namelijk net bezig met het polijsten van de nieuwe levering bowlingballen. U kan toch ook niet verwachten van mij dat ik hier alles weet over het reilen en zeilen van United Brands?”   “Nee idd Malika, ik mag dan ook geen verwachtingen hebben. Zelfs niet van mensen zoals jij, die hier hun zakken wat komen vullen door eigenlijk niets te doen. Hou jij het maar bij David en zijn opgeblinkte ballen. Dan hou ik het wel gewoon... bij geen verwachtingen hebben.”

Bart Van de Peer
0 0
Tip

Zo veel mogelijk delen

Ik sta wat onwennig op de parking van een supermarkt aan de rand van een kudde jonge knapen. We wachten allemaal op dat ene meisje. Hetzelfde meisje. Hormonen knetteren als winkelwagentjes die hardhandig in elkaar geschoven worden. Ik vraag me af wat erger is, schaamte of ongemak. Mijn leeftijdscategorie rijst als een alpentop ver boven de rest uit. Ik maak geen kans, dat weet ik. Deze barre vrijdagavond is meer bedoeld als een opflakkering in de nutteloosheid van mijn bestaan. De routine van mijn eenpersoonsmaaltijd tussen vijf uur en twintig over vijf wordt vandaag voor het eerst sinds lang doorbroken. Verandering van spijs doet eten, zegt men, zeker op zoutloze dagen. Ik hul me, net als de anderen, in een stroeve zwijgzaamheid en trek er een versteend gezicht bij. Ik ben een haardvuur dat eenzaam uitdooft.   Het is halfzes. Sommige manschappen blazen de aftocht. Ik krijg het koud. Ik drentel nonchalant naar de hal. Daar lees ik nogmaals het briefje dat ik – en blijkbaar was ik niet de enige – gisteren vluchtig en zo onopvallend mogelijk heb bekeken: ‘Ik zag je vorige week vrijdag om 17 uur op de parking. Het was liefde op het eerste gezicht. Ik durfde niets te zeggen. Ik ben 23 jaar en heb lang, blond haar. Ik had een opvallende haarspeld van Mickey Mouse. Graag ontmoet ik je weer, same place, same time.’ En daaronder staat geschreven: ‘Zo veel mogelijk delen, Lot’. Het schelle geblaf van een hond verstoort de sereniteit van deze grijze winkelavond. Twee hufters jennen hem. Ik laat het gebeuren, ik durf niet tussen te komen. Aan de muur boven de geketende hond hangt een bord: ‘Hier wacht ik op mijn baasje’. Misschien zouden die etterbakken met hun grote mond er beter zelf onder gaan zitten.   Kwart voor zes. Van de kudde knapen zijn er nog twee zielige schaapjes overgebleven. Ik en een vreemde figuur in een lange, beige anorak. Ook hij moet toch het troosteloze van deze verlammende situatie voelen? Hij wandelt op een vreemde manier naar me toe. Zijn tred heeft iets lichtvoetigs, iets breekbaars. Onder de anorak draagt hij een hoodie. Zijn hoofd zit volledig weggestopt in de kap. Hij komt vlak voor me staan. Ik schrik. Ik kijk recht in het gezicht van een vrouw met fijne gelaatstrekken, ronde, grijsgroene ogen, geaccentueerde wenkbrauwen en warmrode lippen. Haar mystieke vrouwelijkheid overmant me. ‘Kom jij ook voor het meisje?’ vraagt ze. ‘Ja, jij ook?’ vraag ik. ‘Ja, ik ook,’ zegt ze. Een zuinige wind wriemelt door gevallen bladeren. Maar ik hoor de lente van Vivaldi. ‘Ik hou van lang, blond haar,’ zegt ze. Ze opent haar anorak en net als valse Rolexverkopers in de straten van een ver en vreemd land – special price, my friend – stalt ze haar voorraad uit. Aan de binnenkant van haar jas hangen rechts en links lange slierten blond haar. ‘Ik hou echt van lang, blond haar,’ herhaalt ze. ‘Dat zie ik,’ is het enige dat ik kan uitbrengen. ‘En jij, waar hou jij van?’ vraagt ze. Ik open mijn overjas en zeg: ‘Van alles wat met Mickey Mouse te maken heeft.’ Mijn overjas is aan de binnenkant behangen met Mickey Mousestickers, wenskaarten, een gsm-hoesje en nog veel meer met Mickey Mouse. Er is wel nog plaats voor een haarspeld. ‘We zullen vandaag beiden niet aan onze trekken komen,’ zegt ze. ‘Ik vrees het.’ Haar geur glijdt mijn poriën binnen. Ze ruikt naar mandarijntjes. ‘Heb je zin om iets te gaan drinken, wat te praten?’ vraagt ze met een verbazend groot gemak. ‘Ja, graag,’ zeg ik. Ik wil nu niet nadenken. ‘Is de McDonald’s goed?’ vraagt ze. ‘De McDonald’s is goed,’ zeg ik. Ik twijfel of ze het echt meent. Twee goedgevulde anoraks wandelen de parking af. De clown van het fastfoodrestaurant lacht ons al van ver toe. Ik kijk opzij en zie haar neusje als een topje van een ijsberg uit haar kap steken. Ik ben zo benieuwd wat eronder verscholen zit, onder die kap, onder die jas, onder haar huid. In de verte zie ik een schim op een fiets gejaagd op ons afkomen. Haar blonde manen wapperen in de gure wind. Als ze ons voorbijrijdt, merk ik de haarspeld op. Het blijft enkele ogenblikken stil. ‘Dat was ze,’ zeg ik. ‘Waarschijnlijk wel,’ zegt ze. ‘Wat gaan we doen?’ vraag ik. ‘Wat zou je willen doen?’ Ik haal mijn schouders op. ‘Zo lang was d’r haar nu ook weer niet,’ zegt ze. ‘Die speld was ook niet echt bijzonder,’ zeg ik. Toch kan ik het niet laten achterom te kijken. Het blonde meisje schouwt rusteloos de parking. Onbeholpen draait ze rond. Ze kijkt op haar horloge. Ze stapt van haar fiets af en knielt neer. Ze aait de hond. Wie troost hier wie? Het begint zachtjes te regenen.    

Gino Dekeyzer
32 1