Zoeken

Uitleveringsverdrag

  In het uitleveringsverdrag wordt nochtans met geen woord gesproken over de uitvoer van lever. Daar moeten we het voorlopig mee hier en nu in Frituur de Bosbrand. Roeland herbevestigt dat hij kan spreken want op mijn vraag "Hoe is het?" antwoordt hij schaamteloos: Ze ligt in het ziekenhuis en Hollywood staat in de fik. Wij weten dat. Wij weten veel van, veel over elkaar zonder dat wij veel moeten zeggen. Hoe fijn is dat niet? Haar favoriete land is Spanje en haar lievelingsdrank is porto. Haar favoriete schotel is paella en ze luistert graag naar fado. Bijna geheimloos is onze clandestiene broederschap hier in dit etablissement van Alfred. Ze ging bijna dood aan die drank en laafde zich daarbuiten enkel aan de tranen die ze kreeg bij die muziek. Wij weten dat en hopen voor Roeland dat haar lever overleven mag en samen met dat orgaan ook zijn moeder. Bidden voor haar, dat zullen wij niet. Wij zijn niet zot, geloven niet in fabels. Alfred evenmin, al is hij een dwerg. Ik bedoel een kabouter, zoals in een sprookje. Hij neemt ze wel te grazen hier in zijn frituur te Sint-Michiels. De autocars die de autostrade komen afgereden en dan hier voorbij moeten om aan de autobussenparking naast het station te geraken, stoppen hier wel eens. Brugge is een schoone stad.met veel historie en pralinenwinkels. Chocolade is nochtans niet zeer goed voor de lever, maar ze komen toch, al die toeristen. Mogelijks betreft het een soort uitleveringsverdrag of een uitwisselingsprogramma tussen Brugge en Peking. Volgens goede bronnen weerklinkt ons dialect ook op het Tiananmenplein, gelijk men hier op onze Grote Markt, daar voor het Belfort, ook Mandarijn kan horen gesproken worden. Ignace is een malloot. Hij doet zijn uitspraken soms klinken als die van een professor in internationaal recht, of van een doctorandus die de letter P een eeuw lang  bestudeerd heeft. Terwijl de moeder van Roeland dus ferm afziet, neemt Alfred de toeristen die hier halt houden voor een hap, een beet en een slok, goed te grazen. Maar dat lukt niet met die Chinezen. Het zijn vooral de Amerikanen en andere volkeren die in de geschiedenis het slachtoffer werden van missionarissen, die het kopen. Ze komen als een soort zendelingen terug naar hier om het Heilig Bloed te aanschouwen en pralines te kopen. Zij leggen hier ook gemakkelijk drie euro neer voor die zelfgevulde flesjes Eau de Lourdes. Enkel plat, in dit land van Jacques Brel. We staan recht en applaudiseren. Deze zin maakt onze dag goed. We wensen de moeder van Roeland ook veel beterschap.     uit de reeks 'Alfred Frietkabouter' en ik steek ook een handgeschreven tweede exemplaar in het bundeltje 'Duivelsverzen' (niets is verplicht om te rijmen)    

Bernd Vanderbilt
0 0

De badkuip is van goud

  Ik was erbij. Ik kan het weten. Echt. Geloof me vrij. Ik was erbij. Ik heb geproefd. Ik at samen met hen. Gewoon wat kool nog voor ze stierven. Er was geen tijd. De kool kon niet eens gisten in het bad en de bokalen bleven leeg. Ik was erbij toen eerst nog alles blonk. Hun glimlach. Valse tanden. Ginds is niets of weinig van goedkoop plastiek. Geloof me vrij. Het leven is soms mooi en waardevol. Zolang geen man je zoekt. Wij zaten daar verscholen in die grachten. Sliepen er in holen. Ik was erbij. Een dronkene hij zei zelfs dat het jaar van goud had kunnen zijn. Dat was het ook. Ik hem een heuptasje. Echt boordevol. NU Dit is een jaar dat lijdend volgt. Het zal weer zijn van goud. Daarvoor heb ik een sterke tang. Ik trek ze dapper uit wanneer het kan. Wanneer het lot hun leven vindt. Wanneer een bom hen plots de ziel ontneemt. Ze zijn zo dood als het maar kan, mevrouw, meneer Pas dan trek ik die tanden uit. Geloof me vrij. Ik ben erbij. Het is mijn hand, mijn tang, die gouden jaren vult. Echt. Alles. Zit hier in die tas. Een gouden eeuw of twee en het gebit van rijke tijden. Ik heb thuis niet lang gewacht. Ik ging er zelf op af. Ik hoorde van die rijken. Echt. De welvaart moet je zoeken. Dat heb ik gedaan. Doch al die zielen smeken mij nu luid. Help mij snel nog in dat bad. Ik ben zo vuil. Ik stink naar mensheid die mij rotten doet. Zo kan ik niet verschijnen ginds ver weg. Ik was ze nu echt allemaal. Voorzichtigweg. Zeer langzaam. Één voor één. Daarna schenk ik dat goud met liefde aan een zinloos doel dat zonder tanden langs de straat te blêten ligt. Ik schiet mezelf schoon door de kop. Ik ben erbij. Ik ga eraan. Mag met hen mee.     uit de reeks 'Over eelt en zurkelteelt'

Bernd Vanderbilt
5 0