Zoeken

Mikrolimni

  Deens, Duits, Frans, Fries, Nederlands, Zweeds Dit is best wel een moeilijke. Als ik U zou vragen wat deze talen gemeen hebben, dan is Uw antwoord allicht dat het alle zes Europese talen zijn, die hetzelfde alfabet gebruiken. Was dit ook effectief Uw antwoord, dan zal ik U direct teleurstellen : ik houd niet denderend veel van U. Verzon U iets absurds, dan kunnen we ooit eens samen een glas gueuze drinken. Misschien. Ik houd zo van Izumi omdat haar antwoord mij duizend keer meer bekoort: ‘In deze Europese talen heeft een duizendpoot duizend poten en in alle andere Europese talen slechts honderd.’ Dergelijks maakt mij gelukkig: immense interesse voor het dierenrijk, de nagel op de kop slaan, glundering kunnen scheppen, voelen dat mijn geest op dartele wijze verrast wordt. Izumi was een zeer grote surprise! Zij is een wonder! Ze heeft twee mirakeloogjes en kan geblinddoekt wandelen door al mijn aderen. Zij kan mijn fantasie lezen, mijn hartslagen per minuut tellen zonder me aan te raken, raden in welke van mijn twee schoenen dat kiezelsteentje zit en een seldervezeltje van tussen mijn tanden halen met haar tong. Onze smaakpapillen hebben gelijkaardige meningen inzake de term ‘crème de la crème’, aangaande sprankels en belletjes, over het begrip ‘fletsenijen’. Intussen zijn we tot in Mikrolimni geraakt. Mikrolimni aan het Prespameer in Griekenland en hier zullen we blijven, omdat alles hier rondom ons dat vraagt. De verlatenheid. Het zicht over het meer. De ziel van de streek en de vissen in het water, zij willen dat wij zwemkunstjes demonstreren. Er zijn nog dieren die kunnen lachen met de mensheid. Vele soorten lachen echter groen als ze wezens zien die op ons gelijken, maar dan veel blinder en wreder dan een vlieg vermoeden kan. Izumi en ik, wij geven al die dieren groot gelijk. De mensheid is een monster en de meest schandalige schepping ooit, om eens dwaze creationistische termen te gebruiken. De gedachte dat dit menselijk ongedierte zich in zo’n erbarmelijke richting heeft kunnen ontwikkelen door het gebruik van intellect, is zeer bedroevend. Noem het dan prostitutie van intelligentie, voor de meest dwaze doelen die hun soort verzinnen kan. Ja, ‘hun’! Niet ‘onze’. Tel Izumi en mijzelf daar niet meer bij. Mensheid, wij zijn Uw beschaving beu! Dat staat ook in het stof op de achterruit geschreven, maar de Talbot, hij heeft daar toch zijn bedenkingen mee en zegt dan lachend : Zonder mij waren jullie hier niet eens geraakt.      foto : zicht op het Prespameer vanuit het dorpje Mikrolimni     deel 6 van de novelle 'Talbot' uit de reeks 'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
0 1

Twee mondjes drie pedalen

  De Talbot en de overige brandbreedtes van mijn zelfbewustzijn klaagden niet toen ik Izumi volop zoende. Ik mocht één en al lip zijn. Alle stroom vond het puntje van mijn tong en kon haar, Izumi doen tintelen tot in pink en tenen. Onderweg werd er geen enkel beetje lichaam dat daar lief om vroeg, vergeten. Het bankje waarop wij zaten zweeg zoals verlegen hout kan doen. Coördinaten werden niet verraden aan een twijfelgod, noch aan een zure regenwolk. Niets was virtueel. Alle eendjes, alle nullen van een dommelend geheugen zwommen in het water. We zaten aan een meer. Daar zochten vlinders naar vleugels, qua vorm liefst analoog met onze lippen. Zeeën met een teder oppervlak ontgingen de wind. Zo kalm de lucht kan zijn. Hoe tam een zalm voorbijzwemt in een fjord. Zo graag een gloed zich geeft. Ginds op de kade wachtten vier cilinders. De Talbot had dat klokje op het dashboard zelf volledig stilgezet. Ze verlangden nochtans naar verbranding, brandstof voor dat heet gevoel. De sleutel wist dat toen een ander slotje voorrang kreeg, terwijl verlangen zonder remmen door een bloedbaan gleed. Gelukkige dimensies trokken strepen door de hemel, net gelijk een straaljagers zijn loopings weer vergat. Een tong kan zo veel meer. Er is geen bochtje dat vermeden werd. Twee mondjes zochten gretig naar dat zesde zintuig. Waarmee vloed de ware liefde vindt.   Je begrijpt, jij vreemdeling die in mijn letters neust, dat ik dit toen niet schrijven kon. Het is pas achteraf dat ik een pen, een plaatsje zocht. Ik vond wat wit, zo hier en daar. Een onderhoudsboekje maakt zelden veel bezwaar tegen gedachten natter dan de droge uitleg over het gebruik van drie pedalen. Schrijf in al mijn randen wat voor eeuwig leven wil. Zwoel is hij, de adem van vulkanen die door mensen aangewakkerd wordt. Ja, dat mag. Izumi knikt en zij kent precies de hoek waarin een hoofd zich vlijen mag in armen van een man. Een pauze plooit zich naar de tijd die traag het klokje van de Talbot binnenkruipt. Zoals een slak die weet. Dat ik oneindig lang met jou, Izumi onderweg wil zijn.     deel 5 van de novelle 'Talbot' uit de reeks 'Reizen met Ricky'  

Bernd Vanderbilt
0 1

Het lottoformulier at een klavertje vier

  Fenegriek en Erotiek is geen winkeltje van een vrouw met meer pit. Izumi is simpelweg dé prinses die houdt van koken en van mijzelf. 1/3 mayonaise 1/3 yoghurt 1/3 sap van eigen fris gevoel met zure toets een snuifje fenegriek een strookje lookpasta citroen (in elk oog enkele druppels) zwarte peper (die mildheid enkel achteraf verdraagt) Weet. Zo gaat dat. Wij verwennen elkaar op alle mogelijke manieren. Gewoon door te zijn, iets te doen voor elkaar, iets te geven aan elkaar, iets te bereiden voor elkaar. Het uitkleden van de hoop, de schaamte, het nachtverhaal. Daarvoor moet niets beroerd worden. Er zijn handelingen die enkel een geest verrichten kan. Ik was verlamd, hier aan de binnenkant, tot ik Izumi tegenkwam. Ik voelde me daarvóór verslagen door de tijd, door lelijk toeval. Enkel de hond, het kind dat ik met milde stem over dat groeien sprak, die konden nog wat tonen van mijn hart herkennen. Als er een liedje is dat ik graag hoor, dan is het wel dat ene chanson van Gérard Lenorman, waarvan ik de titel liever niet vernoem. Het is mijn ware identiteit, die niet wil dat vreemdelingen zullen bellen naar een nummer dat geen kans maakt op geluk. Op een lottoformulier, in de witte gids, staat zelden iets te lezen dat kan helpen bij het vinden van een schat of een klavertje vier. Dank je, zegt Izumi, dit wordt mijn nieuwe bladwijzer. Ik geef haar eerst een zoen. Daarna het het strookje wit karton dat dit sprookje verzon. Het sausje kende zijn recept al sinds Izumi aan hem dacht. Het wachtte reeds een tijdje in zijn potje en nu ook de barbecue een seintje geeft dat we mogen eten, vergeten we heel even al die lammetjes, de wolken met hun schapen en de strepen die een vliegtuig trok. Wij volgen dat niet meer. We leven op dat blind gevoel omdat we zeer goed weten dat die ogen van ons rustig mogen slapen, eenmaal deze nacht de weg begint te tonen naar elk plekje dat een zoen verlangt. Ik kan maar één bladwijzer tegelijk gebruiken, zegt Izumi en zij weet dat even goed als ik. Het licht van de maan is mild. Alleen de zon verblindt, krijgt nooit genoeg van frisse druppels. De zon neemt alles mee, naar die plek, waar er geen schaduw is voor fijne lust, die niet verdampen wil. Dit alles staat geschreven op de achterkant van de maan. Astronauten weten dat. De achterkant van de maan is helemaal niet donker. Dat is slechts een vermoeden. De rug van Izumi verdraagt intussen al een tijd mijn mond. Ik volg het pad, dat zenuwen verklappen en de nacht zij kriebelt weer een ster of vier. Gefonkel is voor ogen die ook duisternis waarderen. Er is nog wat as dat rood probeert te redden, maar de tijd heeft al beslist in welke tint het hout verdwijnt. Het is pas morgen, dat we dille en kamille, kleuren zullen plukken voor het nieuwe licht. Je weet dat  nooit. Het ochtendgloren kan te zware kleuren kiezen. De dag zal nochtans vrolijk willen zijn en al het grijs bij voorkeur vlug vergeten. Ja, morgen iets anders, zegt Izumi, misschien tzatziki. Alles is Japans zolang je niet beseft hoeveel ik van je houd. Voor mij is dat goed, lieve schat, Afrodite weet dat er een sausje mag op elke nieuwe dag, die niet te snel verklappen mag dat onder elke Griekse toets, op een eenvoudig bordje, pure liefde op ons wacht.     deel 4 van de novelle 'Talbot' uit de reeks 'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
0 0

Snee raam kil

  Bij dergelijke manoeuvres in het donker hetzij overdag, bij reizen en zoektochten van die aard mag echt geen stap overgeslagen worden. Er zit wel geen handleiding bij de caravan die we onderweg vonden en de Talbot vond het niet erg om eens iets anders dan leegte rond zijn trekhaak te voelen. Dergelijk vunzige zinnen schrijven we nooit in het stof dat de flanken van ons vehikel versiert! De caravan is van Sloveense makelij, maar achtergelaten door Nederlandse amateurs van pindakaas. Twee volle potten zijn niet eens gestolen, terwijl deze Adria op ons te wachten stond. Hoe meer men naar het Zuiden gaat, hoe beter de mensen weten wat lekker is. En daarom rijden wij niet naar het Noorden, lacht Izumi, bovendien ben ik op zondagen verzot op heerlijkheden. Ja. Een onbaatzuchtig Nederlands koppeltje dat in Macedonië zomaar een caravan achterliet omwille van twee lekke banden. Ze moeten gedacht hebben: Genoeg sleephutten boven de Moerdijk. Het ding is nu van ons. We hebben twee nieuwe Michelins met lief motief gekocht en ik kan dat gewoon met mijn blote handen. Autobanden opleggen. Je hoort mijn Talbot al lachen. Intussen betast Izumi mijn handen, armen en spieren. Ze is fier dat ik zoiets klaarspeel en ik weet dat ze me straks zal masseren met de zalf der tederheid. Daarna zal ik wel een beetje schrikken, want normaal is ze niet zo bruut bij die hetere handelingen. Nu moet het gewoon zo, zeggen haar nagels, die controleren of ik nog leef. Doorgaans is het een sinaasappel die gehoorzamen moet. Ze perforeert dan eerst de pel met haar nagels, houdt de vrucht boven haar mond en perst er sap uit. Op een dolle dag deed ze alsof het per ongeluk was dat er drie druppels appelsiensap tussen haar borstjes vielen. Ze fluisterde dat het dom is van mij, om de woordenrij ‘snee raam kil’ niet spontaan achterstevoren te lezen. Zo heb ik Izumi ook graag. Wanneer alles floreert.     deel 3 van de novelle 'Talbot' uit de reeks 'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
1 1

Paint it black

  Paint it black, durft de nacht regelmatig te zingen. Tot heden is mijn Talbot echter rood gebleven en ik wil ook Adriaan Sucaet nog eens bedanken. Adriaan is advocaat te Aalter. Hij heeft mij destijds vrijgepleit. De tenlastelegging was ‘het toedienen van slagen en verwondingen met de dood tot gevolg’. Het slachtoffer, een vaderbeeld, dat niet eens echt gestorven was. De verdachtmaking kwam van een man die sterk op mij geleek en dezelfde familienaam droeg. Misschien hoorde dat bij zijn ziektebeeld, dergelijke ridicule aanklacht. Hij eiste een morele schadevergoeding, maar dat werd afgewezen door de rechter, die ook de aantijging verwierp dat er mijnentwege sprake geweest was van verwaarlozing van het beest dat in die man leefde. Leefde, in de verleden tijd. Zo kan ik dat nu schrijven want het was gewoon een ziekte die hem meenam, al durft hij nog terugkomen, als ik mijn gedachten eventjes niet op het betere richt. Trouwens, Izumi vond de rode kleur van de Talbot helemaal goed. Als je met die bolide per ongeluk door een veld rode bieten of valentijnstulpen rijdt, dan is daar niets van te zien. Geen spoor dat leidt naar mijn Talbot, noch de piloot. Ik, Koning van Bekoring, heb daarna samen met Izumi Macedonië verder doorkruist in de richting van het Zuiden. Onze zoektocht is nog niet ten einde en we doen nooit moeilijk tegen elkaar. Pogingen tot psychoanalyse blijven beperkt tot muggen en hun bloedzucht. Nog steeds nemen wij elke avond de toekomst voorzichtig op de arm. Soms doet Izumi dat, soms ik. Daar komt geen beurtrol aan te pas. De toekomst kijkt gewoon wat rond en kiest dan de sterkste ziel. Dat wisselt. Daarom blijven wij ook samen, als twee schoteltjes die hun weegschaal niet verlaten willen. Izumi neuriet wel eens bij valavond terwijl ik wacht op de komst van de nacht. Intussen probeert hij nog een keer te sterven in een warm bedje. 'Hij' is dat koppig verleden, dat mij wel verlaten wil, maar het zijn goede herinneringen die verhinderen dat hij voorgoed, voor altijd verdwijnt.   foto : 'Marmermeer' in de buurt van de stad Prilep (Noord-Macedonië)       deel 2 van de novelle 'Talbot' uit de reeks 'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
0 0

Talbot (de; m; meervoud: Talbotten; verkleinwoord: Talbotje)

  Mijn Talbot heb ik ooit gekocht van Laridon Slenterzeune uit Roeselare. Het voertuig bevalt mij nog steeds en Izumi die gewoon in België geboren is, heeft niets tegen Franse auto’s. Waarom ook. In Macedonië aten we ook gewoon maar brood. Italiaanse pasta van het merk Miracoli is daar niet te koop en we zorgden zelf voor de kleine liefdesmirakels. We mochten van het toevallige lang blijven bij die verlaten marmergroeve met haar fris water en verhelderende sfeer. Aderen in gesteente zorgen daar voor rijk bloed in de stille rots. Op een dag werden we verjaagd. Het was privéterrein. De groeve behoorde toe aan een maatschappij die investeerde in bodemroof. Samengevat, de wrede mensheid stond het niet toe dat wij daar zomaar geluk waren. Een Talbot is een voertuig dat je overal brengt waar het lot dat wil en de taal van de liefde nooit bot weet te zijn. Dat was ooit mijn gedicht van de dag voor Izumi. Zij heeft het met haar linker wijsvinger in het stof van de achterruit geschreven. In mijn dagboek is immers geen plaats. Dat staat vol met specificaties over de zoenswijze van onze lippen. Kruisjes van op het eerste blad tot op de achterkaft. Zo eenvoudig kan schrijven zijn en hetgeen me echt kwelt hoef ik niet in een boekje vorm te geven. Die beelden achtervolgen me al meer dan genoeg. Ik bespaar Izumi die beelden, maar onderweg durven ze toch onverwachts opdoemen. Terugdenken aan Laridon Slenterzeune mag ik bijvoorbeeld niet te veel, ook al ben ik hem zeer dankbaar voor mijn Talbot. Veel sprak hij niet toen ik de Talbot van hem kocht. “Dan zal ik enkel nog met mijn Deutz Fahr naar de markt in Pittem rijden. Daar hebben ze de beste kip aan ‘t spit.” Ik ben helaas niet de normale mens voor wie dergelijke zinnetjes onschuldig blijven. Een vaderfiguur verschijnt dan. Hij wordt vastgebonden aan een pijnboom en uit de grond, tussen twee wortels in, verschijnt vervolgens een staaf met scherpe punt, die zijn romp binnengaat in de buurt van zijn kruis. Deze vleespen verlaat zijn lichaam daarna bovenaan de borst, aan de voorkant, ter hoogte van de hals. Zijn kin en hoofd worden naar achteren geduwd en dan staat hij daar in die ongemakkelijke houding, verplicht de kruin van de boom alsook de hemel in te kijken.     deel 1 van de novelle 'Talbot' uit de reeks 'Reizen met Ricky'  

Bernd Vanderbilt
0 0

Mijnenvegerman (2)

  Je préfère de contredire Victor Hugo. Mes poèmes ne vous mèneront nulle part. En plus, dans ma maison, cet escalier ne guidera vos pieds ni vers le haut, ni vers la cave, où mes cerveaux se baignent dans le vin qui refuse de mûrir. Neen. Deze frase is niet gestolen. Ze is van hem Etienne, die op dit schip nooit droomt van onderdak op vaste wal. Hij mijmert liefst over de komst van leegte in zijn hoofd, terwijl een kwal zijn schedel streelt. Je bent zo kaal, mijn kind, zo sprak de egel tegen de verweesde slak die gans in het begin van zijn bestaan de weg en zelfs zijn eigen huis verloor. Neen. Dit zinnetje staat dan weer niet op deze wand van onze mijnenveger. Het is te dwaas om dood te doen. Believe me though. The smallest things can kill. A single grain of salt is often lethal for a sweet beginning. Therefore, my dear. Promise me just pure potato chips. Please, my darling, stay with me until my sinful end, not for a bag or two. Je ziet het. Odilon. Mijn vriend met Britse linker vingers. Hij maakt zichzelf vaak wijs dat zijn gedachten niet zullen vergaan, eenmaal ze opgeschreven zijn. Hoe mist een hersenpan toch vullen kan. Die ijdelheid van hem gedraagt zich als bedorven snot dat snel een zakdoek zoekt. Dat mocht. Dat mag altijd. Zolang de fles waarin wij wonen rustig drijven blijft. Trouwens. Deze schuit onder dit glas is niet gemaakt van eeuwig hout. Ze is van zeer gewoon plastiek, maar niettemin moderner dan een stalen schuit. Er is geen sonar die ons vinden kan. De knaap met zijn metaaldetector zocht ooit munten op de bodem van de zee. Hebzucht en gebrek aan lucht, zij hebben hem daar laten liggen toen zijn lijf begaf. Zijn geest is nooit teruggevonden, maar dat geeft niet, werk genoeg. De veerman heeft genoeg verdwijningen te melden als zijn pontje weer eens oversteekt. Geloof me vrij. Hier is de ijver minder groot. Wij zoeken niets. Wij werken weinig, spelen liever en de zeemeermin, zij heeft een kruistochtje getekend van die zoete lip tot aan haar linker tepeltje. Zij weet dat zoiets nodig is voor mij. Haar mijnenvegerman. Het kind met die verdwaalde ziel.     uit de reeks 'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
0 0

Beaulieu-sur-Mer

  Er is een racecircuit ooit aangelegd op deze rug. De littekens verbinden wegen waar een korstje heeft geleefd. De auto’s reden door mijn hoofd. Er was een gat gemaakt voor duiveltjes die met hun zwart geweld het lot bestuurden richting rechteroog. Aan deze kant werd ik voorgoed volledig ongevoelig voor het rode licht dat avonden soms blind beloven. De lens is er zelfs uit. Ik draag daarom meestal een ooglap. Het is een stukje stof gescheurd uit een bedrogen vlag. Men sprak van landverraad toen ik de zee verkozen had. Ik heb mijn koersmobiel verkocht aan een piloot die ‘s morgens pap met brokken at. Ik heb mij met dat geld een vliegdekscheepje aangeschaft. Het was te klein geworden voor de aanloop van de reus, die er zijn stappen wilde tellen. Alles richting ondergang. Een pas of tien misschien en hij lag overboord. Zo gaat dat vaak in sprookjesland. Het is nu helemaal van mij. Hier aan de linkerkant is er die grote vlakte voor het ene vliegtuig dat ik heb. Het is een dubbeldekker uit een oorlog heel dichtbij. Ik vecht nochtans al lang tegen de molens op de wal. De dwaaltocht wil mij nog niet laten gaan. Het was Frestoen die me beval. Ik moest, ik zou in Noorse fjorden naar verkoeling zoeken voor een zomer die niet sterven wilde. Onderweg trof ik de herfst. Dat was vlakbij Beaulieu-sur-Mer. Ge zijt verkeerd, vertelde een verlaten strand. Je bent hier aan de Mediterranée. Het was midden november en de doden sliepen weer zeer diep zodat ze al die bloemen snel vergaten. In het familiegraf werd het opnieuw heel stil. De eendagsvlieg zij zweeg. Daar is een kerkhof op het strand met tussen al die zerken slechts één stoeltje voor de kapitein van dat verlegen vliegdekschip. Ik kijk hier nu vanop de wal naar al hetgeen mijn ziel bezit. Wat ijzer in een grijze vorm, een vliegtuigje dat bijna overlijdt. Er is een racecircuit, hier achter mij. Het loopt over die berg tot in het dal waar ik geboren ben. Daar wil ik niet meer heen. Het zijn de milde wolken die over de wonde strijken. Elke dag opnieuw rijdt er een trein langs de rivier waarin verleden stroomt. De machinist hij weet van niets. Hij denkt dat alle tunnels zijn gegraven door een grote rat. Hij rijdt daarom liefst traag. Het is altijd zijn eerste rit. Misschien is verderop de rat nog in de weer en ligt daar nog geen spoor. Ik heb die speelgoedtrein gekocht nog voor ik racen kon, nog voor ik ben verongelukt. De eerste keer verscheen dat gat. Het werd niet dichtgenaaid, gewoon ontsmet en ik mocht gaan. De tweede keer heb ik mijn rug zelf opgelapt. Met dank hen, de spiegel in de gang, die haakjes en die tang. Ik prijs ook hem, de kangoeroe die mij vergat, want anders was mijn reis zo zacht geweest. Ik dank ook iedereen die oorlogsschepen doelloos schenkt. Ook hen die treinen stelen, sporen eeuwig rusten laten, eindstations hun langverwachte leegte schenken. Tot slot, Frestoen, gij zot, geef mij dat oog terug! Het ander wil mij niet geloven. Als ik beweer dat scheel kijken bestaat. Wanneer het tranen laat. Dat beste oog. In eenzaamheid. Voel ik die rat. Ze loopt over mijn rug. Ze is de weg weer kwijt.     uit de reeks 'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
3 0

Mijnenvegerman

  Ef þú vilt mig verðurðu að telja stjörnurnar fyrst.   Iemand ergeren. Dat wil ik niet. Onverstaanbaar zijn. Dat is al minder erg. Omdat de maan boven je bed het misschien vraagt, vertaal ik het dan maar :   Als je me wilt, dan moet je eerst de sterren tellen.   Dat eerste was Ijslands. Geloof me maar. Ik weet alles. Zelfs wat een hemellichaam peinzen durft, hetgeen een duizendpootje niet vergeten wil, voordat het weer een enkeltje verrekt. Zo gaat dat hier aan boord van onze mijnenveger. Hij is ook helemaal onzichtbaar voor de radar van het groot geweld, onvindbaar voor de ziel die er naar zoekt. Dat heb ik zelf gekozen. Wij eten hier uit slechts één bord. We zijn niet vies van speekseldruppels die ons redden van de dorst, al zijn ze van een kwal. Ik wil gewoon wat overleven, hier en overal. Het staat hier eigenlijk behoorlijk vol. De glazen spoelen wij pas als ze weer eens gulzig worden en de tafel staat zo scheef als zij zelf wil. Daar doen wij niets meer aan. Voorgoed. Op deze wanden is de gretigheid te zien van stemmen die we hoorden. Vergaan. Terloops. Het kan ook zijn dat het geschreven is door één van ons toen hij of zij beteuterd was.   There is a light green submarine that never sinks before the butterflies have left that wicked grass within my brain. They search for you, my darling. On the short I left my heart, a lonesome fairy tail. Il y avait une sirène qui voulait sourire comme une baleine. Je lui ai dit : n’essaie pas. Calme ta bouche comme une tempête qui veut dormir et laisse-moi t’embrasser. Je suis ta vague d’amour. Er ligt een bloedrood lichtschip, ginds waar de Wandelaar begint. Er drijft een boei daar aan het einde van zijn tocht. Hij vocht tegen de duisternis, verloor een arm aan een rivier. Toch vond hij hier heldere zee. I will never forget my friend Ricky and his fabulous destiny. He could dive in the sea, just like a butterfly, so desperate. He could swim like a tear in my eye. He could die as a flash in the sky.   Daarmee staat het hier vol, van boeg tot roer. Het zijn geschriften van ons alle vier. De bemanning werd gekozen lang geleden, nog in het hiervoormaals. Door een internationaal bureau. Het was een tijd zonder veel tegenstroom en alles vloeide vrolijk rond de kern van het bestaan. Dat zeg ik zelf en deze teksten in het Nederlands, die zijn van mij. Etienne, mijn rechterhand schrijft Frans en Odilon heeft enkel linker vingers die het Engels adoreren. De zeemeermin, van wie ik daverend veel houd, die komt uit Ijsland, bedacht enkel die eerste zin, omdat zij liever doelloos mijmert. Terwijl ze in mijn ogen kijkt. Wanneer ik stuur. Zowat de ganse dag. Ik ben ook zelf de kapitein. Gelukkig man. Enkel de zeemeermin, zij weet waarom. Zij heeft de handleiding door mij geschreven voor dit schip, niet willen lezen. Zout waren eerst haar ogen en daarna is ze me heel bedeesd gaan liefhebben, omdat ik zo veel kan. Ze zei ooit eens, jij mijnenvegerman, ik denk dat ik mijn voorgevoel vertrouwen blijf, terwijl je zelf mag dromen wat ik van je denk. Daarna was ze weer stil, wreef zeewier van haar bil, mijn lieveling. Doch op een nacht toen ik een dutje nam, heeft ze het toch ontdekt. Ze zag het plan, de schets en de getrokken lijnen. Ze weet nu hoe ik alles heb geplooid. De einder naar een mooi visioen. Dit bootje van papier. Het werd dusdanig klein, dat ik het door de hals van een ledige melkfles kreeg. Daarna heb ik gekozen voor dit nederig bestaan. Dit schip het is beschermd door stevig glas. De lucht is bij momenten wel een beetje zuur. Dat komt omdat de fles niet goed werd uitgespoeld. Dat is niet erg, zegt iedereen. We drinken wel wat zuiverheid, een druppel damp die op de kurk verschijnt. De zeemeermin, ze vindt het lekker warm, hier in ons paradijs. We drijven zomaar rond en wachten nergens op. Het aanspoelen is uitgesteld. Omdat er nog veel plaats is op de wanden voor een spreuk of duizend. Omdat duizelige nachten zo graag zien hoe ik haar mild bemin, die kieuwen zachtjes streel, wat schubben teken op mijn been, terwijl zij lacht, mijn zee-egeltje aait.     uit de reeks 'Reizen met Ricky' 

Bernd Vanderbilt
2 0

Noordperron

  op het noordperron is er een moord gepleegd hij stond nog maar met één teen op de grond en het was prijs   die ijsvogel uit zomergem hij doet dat anders nooit uitstappen zonder geluk toch zeker niet zomaar op donderdag   de hemel brulde niet meneer de conducteur heeft mooi verslag gedaan het proper opgeschreven in zijn almanak   het gaat soms bijster snel de trein met rampspoed kwam warempel aan er is dat spoor dertien voor iedereen   nu ligt het opnieuw stil een onderzoek geschiedt men vraagt wie er weer schoot met een pistool geweer of klakkebus   neen echt niemand niets hij viel gewoon omver alsof hij nooit gelopen had zijn poten waren stroef banale roest   neen echt niemand niets we willen nu wel door neem de vervangbus maar die staat al jaren klaar wordt er gezegd   of daar is een wagon waarin je slapen mag hij staat daar al zo lang heeft alles reeds vervoerd geloof me vrij   het was ofwel de scouts drie joden zelfs een koppeltje met helderblauwe ogen het heeft erin gepaard hoe mooi is dat   het is weer niet normaal vandaag mag alles weer ze zijn daarnet gestopt te tielt die vlinders van weleer   ze zaten in hun playmobil ze hielden van elkaar gelijk twee rode kersen aan een dapper trosje nu niet meer   je stopt ook niet zomaar te midden elke overweg om nog een zoen te geven samen eens te proeven van de dood   het eindstation dat is nu ingericht voor hen er hangt wat stoom een vleugje brave mist mag ook   mijn koffie drink ik liefst met heel veel suiker schommel wieg mij vraag ik aan de bank die mij niet kent   gezeten naast een rail kleurloos recht de regenboog hier in dit hoofd hij vraagt hoe ik zo overleven kan   ik voel het al gebeuren er opnieuw wordt getrokken aan een sliert containers richting binnenland waar alles roept   men wil dat fraaie spul verpakt in zachte folie onderin dit blij bedrukt karton zit alle hoop op beterschap   het komt altijd wel aan meestal domweg besteld soms als verrassing zelf heb ik geen pit op overschot   ik kan alleen maar denken aan die jonge legotrein toen ik nog zuiver was dat witte blokje zocht het boekje las   de metro wordt bekeken op een trein achter dof glas het doodt bij mij geen tijd enkel de geest het is genoeg geweest   ik plooi vandaag die zo vervelende gazet tot vliegtuig voor mezelf ik wil gewoon dit spoor  niet langer volgen stop de tijd   ze liggen daar kijk goed twee lijken arm in arm schoon naast hun playmobil het volk staat rondom het spektalstuk   toch wil niet alles dood de ijsvogel hij leeft straks in het noordperron stap ik gewoon weer uit de trein   ik vraag dan heel beleefd aan een verlegen automaat of hij een drankje heeft waarmee ik dit gedoe hier tarten kan   hier is jouw flesje zeewater zo lacht het ding mij toe het zout dat heb ik opgespaard het is voor haar je tong neem van me aan dat al hetgeen te zoet smaakt daarmee rustig sterven zal       uit de reeks 'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
4 0

Droompiloot

  ik wil wel eens veranderen van plek en van planeet zo sprak de berg   als er een ufo is die hier straks landen wil dan ga ik zeker mee ik ben het beu want elke dag opnieuw dan is hij daar   die snuiter met zijn bol hij zegt dat hij niet anders kan dat ding moet steeds omhoog op zich is dat niet erg dat hij zijn strijd herkent zo denkt allicht elk wezen   toch wil ik gewoon weg van hier en al dat leed het laat me niet gerust de top is trouwens veel te hoog zo sprak de kam de lucht is ijl te dun   er is gewoon geen plaats daar op die spits echt alles valt eraf het rolt gewoon weer naar omlaag tot in die plooi van niemendal   de aanvraag heb ik ingediend een eeuw of twee geleden bij die brave slak ik weet een aardemens vraagt zich dan af wat mij bezielt   mag dan die zonderling zijn ding gewoon niet doen slechts beterschap betrachten stijgen wil hij toen en nu om kalm te overzien hetgeen hij achterliet   spijt en kwel ze mogen beiden kleiner worden het knagen aan zijn ziel door wezens uit de laagvlakte het mag voor altijd stoppen verlaat voorgoed dat hart gij moeizame magneet   wat hij ook probeert die bol is van metaal hij laat gewoon niet los tevens is het domweg daar het zijn dat hij ooit kreeg de jongen knikkerde eerst nog   hij zag ervoer hoe alles scheef verkeerd verliep wanneer een kloof verscheen gepoogd wordt toen en nu hij moest hij zou het licht heroveren   geen hinder meer ervaren niet van bol of strijd noch van de zure tijd ik ben er bijna denkt hij telkens weer ik zie weldra de top   daar staan ze dan die alien dat ruimteschip ze komen elke dag ze tonen dan altijd dat formulier gekregen van die slome slak   de ruimtevaarder vraagt aan berg en knaap is dit geschrift van u helaas besef en weet dit alfabet is vals de ogen van de berg   zij liegen over alles over hoogte en verlossing niets zal helpen jongeman jij enkeling wat je getekend hebt als kind was mooi   je pen was echter toen al bijna leeg het wolkendek verzweeg hoe grijs de mist kon zijn waar je de top verbergen moest   het is te wazig in jouw hoofd verdriet vervuilt jouw blik je vingers weten niet waarom de tinten zich vergissen die roest op jouw metalen bol noemt zich geen zacht oranje   enkel onze zon is warm ik ben daar al geweest zo sprak de ruimteluis tot hem die heuvelreus tot de magneet dat hart van hem die knaap met zijn manhaftig streven   er is geen barst noch schedelbreuk waardoor een kabel kan waarin ik duiken zou er is helaas geen beter leven voor een berg als jij daarom echt niemand mag er mee   het heeft geen zin vertelde hij de jongeling dat ik een truc bedenk mijn brein is vreemd aan dit bestaan alles wat jij voelt of denkt spookt enkel in dat hoofd   de bol is ooit gemaakt uit erts dat enkel hier te vinden is ik had nog nooit gezien hoe zwaartekracht alleen zo lastig durft te zijn een wezen kwellen kan   ik ben weer weg tot ziens de ledigheid zij roept de ruimte wil wat soep die smaakt naar meer maar niet naar aarde zuur of bitter einde   ik doe zoals gevraagd door stilte en het niets vaarwel mijn dwerg gij bult tot morgen mag je denken hopen kan altijd ik moet nu voort ik ben slechts de piloot van alles wat nooit komt misschien hetgeen waarvan jij dromen zult     uit de reeks 'Waanhoop'

Bernd Vanderbilt
1 0

Met Faverey in Italië

De ober van het café op de binnenplaats van het paleis van Capodimonte doet mij denken aan de achtergrondpersonages van Visconti’s Death in Venice. Zijn slungelige gestalte met flaporen en haartjes die moeten doorgaan voor een snor zitten verborgen in een ouderwets oberspak dat hem zeker twee maten te groot zit en waarvan hij de mouwen heeft opgerold in een symbolisch verzet tegen de hitte waarin Napels schroeit. ‘Napels zien en dan sterven’ klinkt redelijk realistisch, als het niet de temperatuur of het verkeer is, dan is het wel de afvalgeur die je de nek om doet. Dus zoals de Bourbons voor ons beklimmen mijn vriendin en ik de heuvel van Capodimonte met zijn park en paleis om er rust en verkoeling te vinden terwijl de stad die er zich rondom uitstrekt hitsig blijft koken. Voor we het museum bezoeken in het paleis besluiten we ons onder de bomen neer te leggen. En terwijl alles verzinkt in het geluid van de cicaden slaan we onze boeken open. Het boek dat ik heb meegenomen op reis is Verborgen in het zichtbare, een bloemlezing van gedichten van Hans Faverey samengesteld door Marita Mathijsen. Ik heb nog nooit iets gelezen van hem buiten Man & Dolphin/ mens en dolfijn dat is opgenomen in Pfeiffers De Nederlandse Poëzie in 1000 en enige gedichten en wanneer de kans zich voordoet ik voordraag aan vrienden en onbekenden tot vermaak en irritatie. Hoewel hij in bijna elke biografische tekst die er is wordt beschreven als één van de grootste en invloedrijkste dichters uit de twintigste eeuw in het Nederlands taalgebied is zijn werk niet meer in druk. En dat is zo weer één van de klein schandes van de Nederlandse letteren. Geboren in 1933 in Paramaribo kwam Hans Antonius Faverey in 1939 naar Nederland met zijn moeder en broertje. Zijn Surinaamse vader ging normaal achter komen, maar met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog lukte dit niet. Faverey zal hem pas in 1980 terugzien in Suriname. Zijn vader zal enkele weken na de ontmoeting overlijden. Faverey studeerde psychologie en werkte als klinisch psycholoog verbonden aan de universiteit van Leiden. In 1962 zal hij na verschillende afwijzingen debuteren in het tijdschrift Podium en in 1968 publiceert hij zijn eerste bundel, Gedichten.In het begin had een klein publiek interesse in zijn gedichten. Men wist niet goed wat men met zijn werk moest aanvangen. Maar wanneer Faverey de Jan Campertprijs krijgt voor Chrysanten, Roeiers van 1977 breekt hij door naar een breder publiek. Hij zal nog enkele bundels publiceren en in 1990 overlijden na een korte ziekte te Amsterdam. De wind valt stil, het wordt laat en we moeten de heuvel afdalen. In de verte ligt de baai van Napels waar er blijkbaar sinds corona weer meer dolfijnen worden gespot.   Ball; say: ball.   (Bal; zeg: bal). Je moet ‘bal’ zeggen. Dolfijn, zeg eens bal B/a/l: bal. Hé,   Dolfijn, zeg nou eens ‘bal’.  Ischia, Ischia is de bevrijding. Het vulkanisch zand schroeit de voetzolen maar het heldere water van de Middellandse Zee brengt een verlichting van de hitte en spoelt de afvalgeur die Napels beheerst van je af. W.H. Auden zei het best in 1948:   “I am presently moved by sun-drenched Parthenopea, my thanks are for you, Ischia, to whom a fair wind has brought me rejoicing with dear friends   from soiled productive cities. How well you correct our injured eyes, how gently you train us to see things and men in perspective underneath your uniform light.”  Maar het is Faverey die ik lees tussen het zwemmen door. Er heerst een klinische helderheid in zijn gedichten. Elk beeld dat hij schetst is direct en zonder metaforische geladenheid en tegelijk duidt hij erop dat het beeld maar een beeld is. Het is taal, los van de betekenis in de wereld. Faverey omschreef zijn gedichten als ‘onthechtingsoefeningen’ waarin het poëtische boven de medegedeelde boodschap komt te staan. De ‘ik’ in de gedichten is een afwezigheid, het is niet de dichter die spreekt of een personage maar een concept dat zich hiervan heeft losgerukt en zich enkel in de taal voortbeweegt opzoek naar vormelijke bouwsels om vreemde nieuwe werelden onder woorden te brengen door de taal op zichzelf te keren waarin een gedicht een spel wordt tussen herkenning en verdwijning van betekenis.   De chrysanten, die in de vaas op de tafel bij het raam staan: dat   zijn niet de chrysanten die bij het raam op de tafel in de vaas staan.   De wind die je zo hindert en je haar door de war maakt,   dat is de wind die je haar verwart; het is de wind waardoor je niet meer gehinderd wilt worden als je haar in de war is.   Het Colosseum, het Forum, de Palatijnse heuvel en de Vaticaanse Musea, we komen voor de overschotten van het rijk. De eeuwige wake waar we ons allen toe verbinden sinds enkele eeuwen. Hordes nonnetjes doorkruisen de stad, mijn vriendin moet haar schouders bedekken in de meeste kerken. En in de Sixtijnse kapel staan de bewakers te tieren door een microfoon dat men stil moet zijn want het is een heilige plek. Maar iedereen weet eigenlijk dat het ware geloof op het forum ligt. Waar we allen komen om de droom van Rome in stand te houden. De tijd van Rome is stopgezet bij het verval. Hoewel sommigen misschien dromen het herop te bouwen en zo de nachtmerries van anderen zijn. Weten we allemaal diep in ons binnenste, waar Willem Kloos het beste over zei, dat we nooit terug kunnen en willen gaan. We dromen van Rome, maar daar moet het bij blijven. Wanneer ik voor de zoveelste maal de drinkbus aanvul met fris water in de buurt van het huis van Augustus moet ik plots denken aan Het sneeuwt.   Het sneeuwt             maar het sneeuwt niet meer. Toen het begon te sneeuwen ben ik naar het raam gelopen;             heb ik mij verloren gelopen.   In die tijd ongeveer,             vlak voor de sneeuw weer begon te vallen, grote, steeds langzamere vlokken in, moet het opgehouden zijn   ook met sneeuwen.  Dit is de kracht van Faverys gedichten. Zelfs in de overdonderende hitte sneeuwt het, en ook weer niet. Op de achterkant van de bloemlezing staat er een citaat van Coetzee dat het al zegt: “Hans Faverey was de zuiverste poëtische geest van zijn generatie, de auteur van gedichten met een kernachtige schoonheid die nog lang nadat het boek is dichtgeslagen blijven na-echoën.”   Geen metafoor   Komt hier aan te pas. De lucifer,   Conform zijn opdracht, Communiceerde verbrandend.

V. Debeerst
0 0