Zoeken

Vijfentwintig

Aan nummer 25 houd ik halt en ik puf nog even na.  op mijn wandelstok tuur ik naar het huis en de tuin.  De zon schijnt op de tuinstoelen waar ooit de waterpomp had gestaan.  De exotische plantensoorten staan op de plek van de radijzen, rode kool en bonen van weleer.  De immer piekfijn geknipte haag heeft plaats geruimd voor een hek. 25 jaar heb ik hier gewoond. Lief en leed gedeeld. De liefde bedreven met Amalia, twee kinderen zien geboren worden en groot gebracht, met mijn pijnlijke rug uren naar het plafond gestaard in het bed op de harde matras. Geboekt, gekucht, mijn longen verkloot, bijna achtergelaten voor dood. Mijn god, wat is me dit…. Ik puf, ik zucht….ik krom mijn rug. Een man van rond de 40 komt de zijdeur uit, een open hemd met weelderig krullend borsthaar, op zijn schouders een lachend kind met donkere krullen.   Ik slik, net ik, iets na mijn aankomst, toen. De man kijkt me nieuwsgierig aan en zegt ‘kom vadertje, zet je even neer. Gaat het wel?’ Ik slof het grindpad op.  ‘Stefano’, zegt de man en strekt zijn hand uit. Ik grijp zijn hand en zeg ‘Elias’. De kleine jongen imiteert me en zegt met diepe stem ‘Elias, Elias, Elias’. En hij steekt laconiek zijn hand uit en zegt ‘Alexis’. Ik neem de hand aan en lach. ‘Wa make, Elias. Wa make?’, zegt de jongen guitig.  Met pretlichtjes in de ogen zeg ik ‘Calimero Alexis’. ‘Papa, Elias spreekt Grieks, zoals opa!’ ‘Ja, Alexis’, zegt Stefano tegen zijn zoon en naar mij ‘Calimero Elias. Vertel me eens wat je hier brengt. Nee wacht, zwijg uw lip, mijn vriend, ik haal even iets om te drinken, want ik denk dat je hier nog niet onmiddellijk weg bent.’ Stefano verdwijnt in het huis en Alexis huppelt in het gras en loopt een vogel achter na. Die trippelt eerst en besluit dan toch weg te vliegen. Ik kijk geamuseerd toe. Puf nog na van de Vennestraat, waar ik niet meer geld kon gaan verkwanselen aan wat bier en vertier. Met al dat lawaai en die snelle rijtuigen. Heel wat anders dan toen. Toegegeven, geen gebrek aan lawaai toen, in die mijnschachten, houwelen, geratel van kettingen en karren, maar toch, anders. Ik word uit mijn mijmeringen en overpeinzingen gehaald door twee stevige smakken op de tafel. De eerste smak is van een karaf water en een tweede van, hoe kan het ook anders, een stevige fles ouzo.  ‘Ja, vadertje, ik geloof dat je wel een opkikkertje kan gebruiken, voor dat je hier van wal steekt met je verhaal. Hoewel ik je niet ken, heb ik het gevoel dat geest hier niet geheel vreemd is'. ‘Daar zeg je wat, Stefano, in dit huis hier….’ Mijn stem stokt, ik moet ze smeren, zo blijkt. Met een stevige slok verdrink ik mijn krop en met een stevige smak zet ik het lege glas op tafel. ‘Wel’, schraap ik mijn keel ‘en ….’   Schrijfdag Genk, wandeling mijnverleden met Leen Raats, 29/03/2025

Arabella Rosée
5 0