Zoeken

Hoodies, hoortoestellen en Beethoven

Zestig jongeren van de kunstacademie Halle — een zwerm dertienjarigen in hoodies, hun prints ritselend als nylon­dromen — stroomden gisteren Flagey binnen. Ze kwamen voor muziek, voor dat vage maar hoopvolle vak waarin leerlingen leren luisteren met al hun zintuigen. De leerkracht, een man in geruit hemd en verbleekte jeans, stond als een vuurtoren temidden van de zee van stemmen, TikToks en ongeduldig gefluister. Voor enkelen was het hun eerste concert; anderen beseften pas bij de drempel dat het een pianorecital betrof. Een korte schok van teleurstelling trok door hun schouders: de academie had vuurwerk beloofd, maar ze vonden niets dan het nasmeulen van een lont. Voor mij was het ook een eerste keer — de eerste sinds mijn hoorapparaten mijn oren hun stem teruggegeven hebben. Niet alleen de noten drongen tot me door, maar ook hoe ze tegen de muren stuiterden en in alle richtingen terugkaatsten, als kleine golven die mijn huid beroerden. Het hout ademde warm en vertrouwd. Een programmaboekje ritselde tussen mijn vingers, een stoel kraakte, een puber kuchte ongemakkelijk. Al die kleine geluiden — echo’s die ik ooit was kwijtgeraakt — kwamen terug, één voor één. Voor het eerst opende de wereld zich opnieuw, zacht maar vastberaden, en eindelijk mocht ik antwoorden. Boris Gilburg verscheen strak in pak, boog, glimlachte en begon de eerste sonate — Beethoven N°1 — alsof hij een oud gesprek hernam. Daarna volgde de Jachtsonate, waarin ik tot mijn eigen verbazing de echo van de hoorn bijna kon horen, niet louter mijn verbeelding volgend. En dan de Hammerklavier: majestueus, koppig, vingers en geest worstelend met elkaar, een duel van concentratie en expressie. Tijdens de pauze bood een andere pianist, gekleed in karmozijnrode rolkraag en donkere jeans, me chips met paprika aan, voor het geval ik zout beu was — een pick-upline die op papier geestiger klonk dan in de praktijk. Het gesprek dat volgde, ontvouwde zich beleefd, met een subtiele wrijving. Hij probeerde indruk te maken door te beweren dat Gilburgs spel “onzuiver, slordig zelfs” was — een uitspraak zo ambitieus dat mijn glimlach even bleef hangen. Soms hoort het oor de façade van muzikaal zelfvertrouwen kraken, zoals een noot die nét niet zuiver valt. Tegen middernacht, terug in Antwerpen-Centraal, weerspiegelde de stad licht en stilte. Mijn oren suisden zacht, niet door de trein, maar door alles wat ik eindelijk weer gehoord had. Elk geluid voelde nu als een uitnodiging, elk ritselen een gesprek, en ik luisterde zoals ik lang niet had kunnen luisteren: volledig, aandachtig, levend.

Mephis
14 0

(dat moet je zelf nog achterhalen)

Het is al voor zover ik me kan herinneren donker. Donker maar niet stil. Er zijn zoveel geluiden om me heen, die ik aanvankelijk niet thuis kon brengen. Maar hoe langer ik hier vast zit, hoe vlotter dat verloopt. Ik kan de geluiden intussen al wat categoriseren. Ik krijg daarbij hulp van de stemmen om me heen. Die zijn er altijd, de andere geluiden vallen soms ineens weg.    Niemand van ons heeft een naam, toch worden we door de omgevingsgeluiden vaak hetzelfde genoemd. Ik denk dat ze daarmee ons allemaal bedoelen, en niet een van ons. Ik weet eerlijk gezegd ook niet zeker met hoeveel we hier eigenlijk zijn. Wat ik wel weet, is dat dat aantal soms verandert. Tijdens de luidste periodes wordt soms iemand meegenomen, we kunnen dan bitter weinig doen om dat te voorkomen. Ik hoor de hulpeloze geluiden van een lotgenoot die losgemaakt wordt uit onze groep. Ik probeer mezelf voor te houden dat ze allicht naar een veel betere plaats gaan, het is het enige dat je kan doen om hier niet gek te worden. Soms wordt er ook een hele groep tegelijk meegenomen, ik neem aan dat dit het ideale scenario is, samen de overstap maken naar die andere plek, waar die ook mag zijn. En om de zoveel tijd worden er een hoop nieuwe lotgenoten bij ons geplaatst.   Onze leider (zo zie ik dat toch in mijn hoofd) - diens stem komt altijd van boven mij, dus ik ga ervan uit dat hij op een troon zit ofzo - soit, die kan blijkbaar wel zien (of beweert dat in elk geval). Zouden we dan toch niet in een donkere kamer zijn? Waar komt al dit zwart dan vandaan? In elk geval, soms vertelt die stem ons wat er om ons heen allemaal gebeurt.  Het gaat dan over kuddes die ons passeren, ze duwen metalen dingen vooruit. Ze komen in alle vormen, groottes en kleuren voorbij. Sommige van deze creaturen zijn luider dan anderen, de stem vertelt ons dat de kleinsten overigens het meeste geluid produceren, speciaal vind ik dat.    Soms twijfel ik aan de info die we op deze manier krijgen, want hoe weten we of de stem het beste met ons voorheeft? Of het effectief komt van iemand die kan zien en of die daarover de waarheid vertelt? Soms zou ik willen dat ik iemand in vertrouwen kon nemen om deze bezorgdheden mee te bespreken, maar ik weet niet wie er hier nog allemaal is en of het een bondgenoot of een vijand zou zijn. Ik weet wel dat ik niet alleen ben, maar voor hetzelfde geld ben ik de enige die niets ziet en houdt iedereen hier om me heen me voor de gek. Maar wat hebben ze daarmee te winnen, natuurlijk? Weer zo’n gedachte die ik moet koesteren om niet helemaal door te slaan.    Ondanks werd ik door een onbekende kracht omhoog getrokken, de stemmen klonken luider van daar. Ik voelde de druk van de grip die iets -dat ik niet kon zien en dus niet beter kan benoemen- op me had op enkele plaatsen, alsof iets me wat ineen kneep. Het duurde echter niet lang, al snel stond ik terug op mijn plaats, in het rijtje tussen mijn bondgenoten.  Bij het terugzetten moet er iets misgelopen zijn, want ik voelde ineens iets in mijn zij prikken en er kwam wat licht tevoorschijn. Eerst een stipje, maar de opening werd iets groter en ik voelde de grond onder mijn voeten nog steeds niet. En toen dat wel zo was, had er zich al een hele kier licht gevormd voor mijn ogen. Ik kon er net door naar buiten kijken.    Ik zag de passanten, de metalen dingen, de maten en kleuren en groottes van de creaturen zoals de stem me had verteld. Ik hoorde dat de kleinste wezens effectief het luidste waren, vooral als iets teruggezet werd op zijn plaats, in plaats van in het metalen ding. Ik zag dat we omringd werden door allemaal verschillende dingen, die telkens in groepjes bijeen stonden. Sommigen konden ons zien, anderen waren net als (de meesten van) ons verblind. De passanten zee kwam stilaan tot rust en het leek eb te worden. De laatste jeans-stokken liepen voorbij en het werd rustig. En donker. Even was ik in paniek. Zou ik weer blind zijn?    Met de passanten stierf ook het geluid weg. De stem begon aan zijn verslag van de tijd die intussen gepasseerd was. Voor het eerst sinds ik hier was kon ik het verhaal volgen, ik voelde een warm gevoel van trots in mijn borst, er viel een geruststellend gevoel als een laken om me heen, want de stem had al die tijd de waarheid tegen ons gesproken. Vervolgens overviel me ook een ander gevoel: een nieuwe angst, want wat moest ik nu doen? Toegeven dat ik ook ogen gekregen had? Of afwachten wat deze nieuwe kracht voor me zou kunnen betekenen?    Van waar ik stond kon ik de stem niet zien. Ik zag alle anderen in de ruimte (als het niet zo donker was), maar ik wist eigenlijk niet hoe de stem eruit zag, of eender wie van onze selectie, eigenlijk. Ik wist nog helemaal niet wàt we waren.    Ik dommelde in en sukkelde voor het eerst in een diepe, vredige slaap. Voor het eerst had ik het antwoord op zoveel van mijn prangende levensvragen met eigen ogen kunnen waarnemen, ik wist nu wie te vertrouwen was en dat ik vanaf nu ook voor mezelf zou kunnen zorgen. Het was ook de eerste keer dat ik droomde in beelden, en niet enkel in geluiden en donker.    Daarna ging alles plots heel snel. Toen ik wakker werd (van een plots en uiterst fel licht, niet zo aangenaam als gewekt worden door het gefluister van m’n buren zoals anders), werd ik weer opgepakt en meegenomen door de ruimte. Ik hoorde een geklik en daarna voelde ik iets duwen en bleef er iets aan me kleven. Ik kreeg het er zelf niet af. In plaats van me terug te brengen naar de anderen, werd ik ergens anders neergelegd. In een bak vol dingen die allemaal niet op elkaar leken, op dat gele plakkertje na. Er stonden cijfers op.    De eerste wezens die binnen kwamen, begonnen al snel te rommelen tussen mij en mijn nieuwe buren. Het duurde niet lang of iemand nam me op en legde me neer in het metalen ding waar die creaturen blijkbaar nood aan hebben om zich te kunnen verplaatsen.  Heel wat geluiden en gepiep en geflits later werd ik volledig verblind toen de scheur vergroot werd. Ik kon ineens alles om me heen zien. Ik was in een ruimte die in de verste verte niet leek op mijn vorige verblijfplaats, al herkende ik wel een paar objecten.    Ik werd met mijn rug tegen de muur geduwd en toen losgelaten, van doodsangst sloot ik automatisch mijn ogen, maar ik bleef gewoon hangen.    De wezens gingen weg en lieten me alleen om kennis te maken met -wat ik aanneem- mijn nieuwe thuis. Al snel viel mijn oog op het mannetje boven het gat waar de wezens net door verdwenen waren. Hij zei niet veel en hing daar met zijn armen open, vastgemaakt aan iets met zijn rug, en dat in de muur. Zou ik er ook zo uitzien? Het was in elk geval de eerste keer dat ik me zo verbonden voelde met iets anders.   Er werd best vaak naar me gekeken, ik voelde me voor het eerst belangrijk. De wezens die me opgehangen hadden, bleven vaak voor me staan en keken me dan echt diep in de ogen. Om de een of andere reden waren ze dan altijd aan het prutsen aan die slierten op hun hoofd, of aan het wrijven aan hun gezicht. Ze lachten vaak naar me, maar soms leken ze ontevreden en kreeg ik het gevoel dat ze een peptalk of compliment van me verwachtten. Op andere dagen trokken ze dan weer een rare bek naar me. Soms hielden ze een raar machientje vast en bleven dan even als bevroren staan. Er waren zelfs momenten dat er uit dat toestel bliksem leek te komen.     ~ Het leven van een IKEA spiegel

annakdotes
5 0

Vriendschip

Meer dan een jaar geleden maakte ik het uit met een vriendin.  (Al klinkt dat een pak volwassener dan hoe ik het aangepakt heb).   Ze is er altijd voor mij geweest, altijd. Toen ik mezelf totaal verwaarloosde, nam zij alle zorg op zich.   Ze zorgde ervoor dat ik at,  ze sleurde me het huis uit,  ze zette me weer aan het lezen,  ze zette warme koffie,  stelde me voor aan nieuwe vrienden,  nam de gamenights over toen mijn huis daarvoor geen plaats meer was,  ze leerde me ontspannen in een wellness en yoga studio,  ze liet me vertellen.   Het was zo’n vriendin die mensen voor jou haat. Omdat ze jou kwetsen,  omdat ze jou negeren,  gewoon,  omdat ze raar naar je keken.    Ze bracht me het mooiste cadeau dat ik ooit zal krijgen,  mijn eerste kat.    En een jaar later mijn tweede.     Toen onze vriendschap op volle toeren draaide, vertrok ik op reis. Naar mezelf, maar vooral heel ver weg van alles hier,  en een poging tot ver van mezelf ook denk ik. Ze bleef achter, en ze wachtte.  En ik kwam terug, en ik ging weer weg,  en ik kwam terug, en ik ging weer weg,  en toen kwam ik terug. Maar ik was niet echt terug.  Ik was onrustig, en ik zat vast.  In mijn huis, in mijn hoofd, in dit land, in de knoop.   Ik moest terug aan het werk, ik moest weer leren wonen. Ik kon niet meer plannen, ik wou het allemaal niet horen.   Ze heeft altijd het hart op de tong gehad. Denk dat het enige nadeel daarvan is  dat je woorden zo geen tussenstop in je hoofd moeten maken. Haar opmerkingen kwamen hard aan.  Waar ik vroeger geen antwoord gaf, deed ik dat intussen wel. Nooit gemeen, maar ze had nooit het vel gehad waar zoiets gewoon af gleed.    Ik had gehoopt na al die tijd samen met mijn opmerkingen  warmte uit te kunnen stralen in plaats van oordeel, maar dat was niet zo.   Haar zoveelste opmerking liet een wonde achter die er nog steeds zit. Ik gaf geen antwoord, maar ik stond op en begon in te pakken.   Herinneringen die ik wou houden, momenten om te koesteren. Souvenirs en verhalen, recepten die we samen maakten, allemaal in de tas.     De dynamiek veranderde.  Ik herkende een patroon. Een sleur waar ik mezelf uit gedwongen had  en nu terug in meegezogen werd.   Het was zo’n warme vriendin.  Een geweldige bondgenoot. Een waarmee je aan de startlijn wilt staan. Een waarmee ik de eindstreep niet haal.   Omdat ik te hard gewerkt had om in kringetjes te blijven gaan.   Omdat ik mezelf echt aangeleerd had geen verstoppertje meer te spelen met externe factoren. Excuses zijn gemakkelijk bedacht,  maar moeilijk af te schudden.   Ik verkleed me niet meer in  “het was niet mijn fout”,  “maar iedereen was gebuisd”,  “die haat mij gewoon”  maar kijk mezelf in de ogen, voor de spiegel.   Het was een mooie vriendschap,  waar ik veel uit geleerd heb,  (ook hoe sommige bochten voelen, wanneer je je erin blijft wringen, ik wist niet dat het zo’n uitdaging kan zijn om niet dezelfde love language te hebben als iemand die zo dicht bij je staat) en die ik altijd zal koesteren.   Ze kwam op het perfecte moment.   Ik kan me niet inbeelden wie ik zou zijn als zij me niet opgeraapt had.   Maar sommige liedjes eindigen met een fade-out,  en sommige vriendschappen volgen hun voorbeeld.   Ik kan niet zijn wie je nodig hebt.  Niet nu we op totaal andere golflengtes verder gaan.      En ons vriendschip zinkt. Het anker hangt nog uit en jij bent nog niet klaar om het op te trekken maar ik wil vooruit.   We geraken er samen niet meer uit. Met sommige mensen kan je zo goed samenwerken in noodsituaties. Maar als de storm gaat liggen,  weet je je ineens geen houding meer.   Angst maakt veel in mensen wakker en soms gaat niet alles terug slapen.   Soms zijn mensen meer aan elkaar gebonden  door context dan grond.

annakdotes
1 0

Kintsugi

Ik las in de nieuwjaarsbrief van een Facebookvriend over Kintsugi, een Japanse techniek om scherven aan elkaar te lijmen, met een zichtbare gouden rand. Hij schreef over halfvolle glazen, en halflege, en hoe een gebroken en gelijmd glas groter is dan een glas dat nooit kapotgegaan is, en hoe mooi hij dat vindt. Wat een idee, inderdaad, om onze barsten te vieren en tentoon te stellen in plaats van zo krampachtig te blijven beweren dat er niets aan de hand is. En zou een gebroken hart groter zijn dan een waar nooit iets mee gebeurd is? Het is misschien wel voorzichtiger, het laat je minder gemakkelijk toe, maar als je door die barsten heen je weg naar binnen kan vinden is het des te waardevoller.  Ik denk aan de slag om het hart van mijn lief. Dat was nog niet helemaal gelijmd, en al helemaal niet in een zichtbaar goud. Ergens logisch dan dat ik mij zo bezeerde aan de randen van die verschillende brokstukken. Ik bleef zoeken naar kiertjes en mocht soms wel dichterbij komen en dan ineens helemaal niet meer (x3 zoals Usher zou zeggen).  Waar die barsten mij toen parten speelden, ben ik een jaar later dankbaar dat ze er zijn. (We zijn intussen tenslotte allemaal tweedehands, maar daardoor zoveel zekerder van wat we wel en niet willen of aankunnen). Want nu weet ik waar ik aan toe ben, ik ben niet zo naïef als toen ik mijn eigen hart voor het eerst in stukken uiteen zag vallen, hij verwacht geen wonderen van mij en ik ben al onder de indruk van het feit dat hij een ei kan bakken (al gebruikt hij daarvoor wel te veel kruiden), (de lat ligt na vorige situaties een pak minder hoog).  Dus ik pak mijn gouden pot en verf over al die lijmranden. Ze zijn de reden dat we zijn wie we vandaag zijn, dat we elkaar vinden en begrijpen en soms ook totaal niet maar dat dat ook oké is. De gaten die er nog in zitten, de missende brokjes, daarvan geloof ik graag dat ze in een ander hart de boel helpen samenhouden. Van iemand die ons nauw aan het hart ligt, of in het verleden woont, en daar mag nestelen. Ik denk aan mijn brokjes die aan verschillende kanten van de Gentse stadsmuren en oceaan verder leven. Zo ver van huis en tegelijk ook thuis. Lang leve de breekbaarheid en veerkracht van de mens.  En die halflege (al dan niet gebarsten) glazen, zoals die van mezelf, die plaats ik strategisch onder mijn gedachten-regen. Zo kunnen ze binnenkort overlopen en de grond eronder en ernaast helpen bloeien. 

annakdotes
3 0

De adem van november

Er is een stilte die alleen de herfst kent. Geen afwezigheid van geluid, maar een trage inademing van de aarde zelf — alsof ze nadenkt voor ze de winter toelaat. Ik fiets erdoorheen, het park als een open long waarin ik opga. De banden snijden door een tapijt van bladeren dat kraakt als vergeelde gedachten. De geur is zwaar: vocht, mos, iets bitters van hout dat zichzelf vergeet. Hij blijft hangen achter mijn ogen, als een herinnering die weigert te vervagen. Het licht is scherp in zijn zachtheid, een bleke gloed die niets verbergt. De vijver weerspiegelt geen lucht, alleen beweging — een trage siddering van tijd. Ik trap verder, maar het voelt eerder als drijven dan bewegen. Alsof iets ouds me meeneemt. Een kraai breekt de stilte. Een eekhoorn haast zich, zijn poten ritselen als haastige gedachten. Mijn fietsbel klingelt — een nerveus geluid dat nergens thuishoort. Er is schoonheid in dit verval, maar geen verzoenende. Het is een schoonheid die iets loswrikt, alsof de bomen, met hun uitgeklede armen, eerlijkheid eisen. Ik denk aan wat ik dit jaar achterliet — woorden, gewoonten, gezichten die langzaam uit mijn dagen vervlogen. Langs het pad ligt een verloren handschoen, nat en slap. Even wil ik hem oprapen, maar ik laat hem liggen. Niet alles hoeft gered. Wanneer ik het park verlaat, hangt de lucht laag, stroperig van kou. November ademt traag. En ik adem mee — niet om warmte te vinden, maar om te herinneren dat adem genoeg is. Mephis (aka) Evelyn Mérida

Mephis
15 1

De genade van één noot

Er zijn dagen waarop de lucht zingt nog voor ik ademhaal.Een trage toon, bijna onhoorbaar, trilt ergens tussen mijn ribbenkast en de tijd.Zo begint Amazing Grace voor mij — niet als een lied,maar als een herinnering aan hoe stilte zich ontvouwt tot klank. In de living ruikt het naar koffie en matatabi.Het ochtendlicht strijkt over de pianotoetsenalsof het zelf wil meespelen.De wereld lijkt even te wachten, de adem ingehouden. Ik weet niet wie eerst bewoog: het lied of ik.De eerste noot raakt me niet via het oor maar via de huid,alsof iemand zachtjes tegen de randen van mijn bestaan tikt.Er is iets onverbloemd eerlijks aan die toon,iets dat weigert te doen alsof troost vanzelfsprekend is.Het zegt: hier is pijn, maar ook adem. Wanneer de melodie zich opent, dansen stofdeeltjes in het licht.Alles wat ooit te scherp, te veel of te snel was, valt even stil.Ik herken mezelf in de breekbaarheid van de cadans —niet in de woorden over genade,maar in het ruisen ertussen. In die schemerzone tussen wanhoop en helderheidwaar iets besluit om tóch te blijven bestaan,vind ik een soort vrede.Amazing Grace is voor mij geen gebed,maar een harmonie van menselijke overgave.De stem die het zingt hoeft geen God te kennen,alleen de diepte van de eigen valen de onverwachte zachtheid van het landen. Soms speel ik het zelf, traag,alsof ik de tijd wil overhalen om niet verder te gaan.De klanken wiegen de ruimte open;ze spiegelen alles wat niet gezegd wordt.En daar, in dat tussenstuk van adem en echo,besef ik: misschien is genade niets andersdan de moed om nog één noot te laten klinken,zelfs nadat alles gezwegen heeft.   Mephis aka Evelyn Mérida

Mephis
16 1

Open Brief *2

Ik begrijp het niet meer. Wat verwachten jullie eigenlijk van ons?  Het héle land HAAT ons. En neen, dat is niet overdreven. Ik zet de tv aan en politici zijn mijn naam aan het zwart maken via veralgemeningen.  Ik open een krant, of roddelblad, en alweer zijn ze de zwaksten van het land aan het aanvallen. Ik open social media en daar word ik met de dood bedreigd omdat ik werkloos ben, en dus een profiteur in hun ogen.  Maar zeg ik een fout woord over een politicus, dan krijg ik een klacht vanwege “laster en eerroof” tegenover mij. Weet u dat ik naar de politie ben gegaan om zélf klacht neer te leggen tegen onze politici? Dozijn+ jaren aan bewijsmateriaal had ik mee. Ik was het speciaal allemaal gaan printen in een copy shop.  Weet u wat hun reactie was?  Ik werd uitgelachen. Men maakte mij belachelijk. “Waarom ga je ni gewoon gaan werken ipv over zoiets belachelijks te blijten?” werd mij gezegd.  Zoals ik in mijn vorige open brief al vermelde:  Ik heb 8 novels geschreven, ik klokte 14 uur per dag gedurende 9 maanden. Onbetaald, op mijn uitkering na.  Wie van u kan dat zeggen?  En u weet ook het resultaat.  Ik werd van fraude beschuldigd.  Ik verloor een maand mijn uitkering, maar werd niet geschorst.  Omdat ik niet geschorst was, had ik geen recht op een leefloon.  Ik zat een hele maand zonder eten, of inkomen. Ik schreef een boek, ik deed moeite om vooruit te geraken, en het kostte me bijna mijn hele leven.  En waarom?  Omdat politici de wet zodanig gemaakt hebben dat werklozen, laaggeschoolden, allochtonen, schoolverlaters en immigranten geen enkele kansen krijgen. Vervolgens gaat men net die groepen aanvallen via media.  Neemt de bevolking het over op social media. En krijg je plots doodsbedreigingen via privéberichten, en zelfs e-mail.  Neem nu het schrijven van een boek.  Je schrijft een boek, je doet er niemand pijn mee, je werkt aan een talent, je hebt een optie op een mogelijke carrière en zelfs als het niet zo succesvol is kan je er nog altijd wat extra zakgeld mee verdienen. Lijkt onschuldig, toch?  Tot de regering er zich mee gaat bemoeien.  Je bent bv verboden, letterlijk, om hoegenaamd iets te doen dat met kunst te maken heeft als je werkloos, of laaggeschoold bent. Maar dat is nog niet alles.  Zelfs al ga je vervolgens inzetten op een job, en vind je een job. Dan mag je NOG steeds niet publiceren. Waarom? Wel, je hebt ten eerste minstens een vast contract nodig waarmee je al minstens 6 maanden aan het werk bent. En als er nog niet genoeg kettingen rond je vrijheid hangen gaat men dit er ook nog eens bij doen: Je mag nog steeds niet publiceren zonder dat je op z’n minst 300 euro hebt verdiend met je kunst, of minstens 5 professionele activiteiten hebt uitgevoerd met je kunst. Wat het dus nagenoeg onmogelijk maakt voor, bv, auteurs. Want 1 volledig novel, hoeveel woorden er ook gebruikt worden, hoe lang u er ook aan hebt gewerkt, geldt slechts als 1 activiteit. Hoe gek is dat? Je kan maanden aan het schrijven en editen zijn, dagen klokken van 14 uur voor maanden aan een stuk en dan wordt het beschreven als zijnde “1 activiteit”. Moet je dat nog eens 4 keer herhalen éér je in aanmerking kan komen voor het attest waarmee je dan eindelijk de toestemming hebt in dit land om in de kunst te gaan werken.  “Ga dan toch gewoon werken en stop met schrijven”, hoor ik menig van jullie dan denken.  Dus, omdat de wet specifiek tegen mij discrimineert, en mij geen kansen geeft, en mij vervolgens wil straffen omdat ik kansen benut; moet ik maar gewoon alles opgeven en “werk gaan vinden”?  Laat mij u eens vertellen wat “werk vinden” écht is.  Zaken als VDAB helpen u niet.  Wat zij aanbieden is een gesprek. Niks meer.  Het zoeken, solliciteren, contacten leggen, etc. Dat doe jij nog altijd helemaal zelf.  Interims zijn nog nooit zo nutteloos geweest als men nu is.  En dat zeg ik niet zomaar, en het is eigenlijk ook niet hun schuld. Zij zijn zowat de enigen die jou effectief zouden helpen om een job te vinden (als je héél véél geluk hebt met de persoon die voor jou zit, en of deze jou graag heeft, BELANGRIJK detail).  Maar de contracten die interims in aanbieding hebben tellen, dankzij De Wever zijn nieuwe wet, niet meer mee als “werk”.  Hulpverlening is al helemaal nutteloos. Ook daar is het enige wat men jou kan aanbieden een gesprek. Intensieve hulp is nagenoeg onmogelijk omwille van 2 hoofdredenen.  De wet bindt letterlijk hun handen. Hulpverlening wordt vaak weerhouden om echte hulp te bieden omdat de wet het niet toestaat.Te weinig mensen werken in hulpverlening om intensieve en gepersonaliseerde hulp mogelijk te maken.   De arbeidsmarkt gediscrimineerd volgens de toon van de politiek.  Bv; toen woke populair was hadden mensen als ik meer kansen. Omdat ik deel uitmaak van een minderheidsgroep (meer dan 1) en het als negatief kon beschouwd worden wanneer men jou geen kansen zou geven. In die periode had ik dan ook meermaals langdurig werk.  Maar momenteel zitten we in de anti-woke periode. En dat komt mensen als ik duur te staan. Politici’s discriminatie, wat ik werkelijkheid ‘laster en eerroof’ is; sluit 97% van alle deuren. Die laatste 3%? Daar moet de héle minderbedeelde klasse voor strijden. En als die 3% is opgevuld, is het nagenoeg nutteloos om te blijven proberen.  Je mag nog 8 novels schrijven om jezelf en je leven een boost te geven. Men gaat jou altijd blijven beschrijven als een profiteur. En de maatschappij zal jou ook altijd zo blijven zien. Diezelfde maatschappij die jou geen kans wil geven op een job. Diezelfde maatschappij dat, nadat je eindelijk een job hebt, vervolgens van jou verwacht dat jij je hele leven, tijd en geld opoffert aan de maatschappij om het te helpen verder te evolueren. Diezelfde maatschappij die jou net nog dood wilde. Het is een verschrikkelijke manier om te leven. Het geeft je een gigantisch minderwaardigheidscomplex. Het geeft je de wens om niet langer in leven te blijven.  Elke dag overleven wordt een uitdaging, een probleem.  En omdat 98% van jullie werkende mensen zo beïnvloedbaar zijn door de leugens van politici, leven wij in telkens escalerende armoede.  Neem nu, bv; de mythe dat uitkeringsgerechtigden geen belastingen zouden betalen.  Ik betaal ieder jaar bijna 170 euro aan gemeentebelastingen.  Daarbovenop ben ik verplicht per jaar meer dan 20 onbetaalde verlofdagen op te nemen. Dat is quasi een volledige maand aan inkomen dat wij verliezen. Dat wil zeggen dat wij slechts 11 keer worden uitbetaald over 12 maanden, en wij dus die verlofdagen moeten spreiden over het jaar zodat we alsnog 12 maanden een inkomen hebben.  Dat is een totaal van bijna 1600 euro dat jaarlijks naar de regering gaat.  Wij krijgen ook geen extra's. Bovendien worden wij niet betaald voor officiële vakantiedagen zoals bijvoorbeeld de feestdagen. Noch krijgen wij een 13e maand (we hebben niet eens een 12e).  Je mag noch je stinkende best doen en iedere dag bezig zijn om een job te vinden, of een alternatieve manier om een carrière te maken.  Je bent en blijft een profiteur in de ogen van de maatschappij, omdat de maatschappij ons bekijkt door de ogen van politici.  “Als je wil, dan lukt het”. Zegt men.  Eenieder die dat zegt verdient een natte klets in hun gezicht.  Ik probeer al intensief bezig sinds ik 17 was en als dakloze op straat leefde.  Sindsdien ben ik quasi dagelijks bezig geweest om mijn leven te verbeteren en een weg naar voren te vinden.  Ik ben ondertussen 36 en als het aan de regering afhing, en de samenleving, ben ik binnen x aantal maanden opnieuw dakloos. En volgens hen zou ik het verdienen. “Je doet het u zelf aan”, zegt men dan.  Neen. JULLIE doen het mij aan. JULLIE discriminatie en JULLIE weigering om mensen als ik te helpen, of vertrouwen. En waarom? Vanwege vooroordelen die al bestaan sinds voor het jaar Chr. Dat is duizenden jaren. Duizenden mensen. En jullie hebben nog niet het verstand ontvangen om voor jullie zelf te denken.  Maar dan ben ik degene die geen job vindt?  Ik schreef 8 novels, terwijl de meesten van jullie met moeite 1 zin kunnen schrijven. Maar dan ben ik degene die geen kansen krijgt?  Ik overleefde armoede, dakloosheid, discriminatie en véél erger. Terwijl jullie fluitend door het leven kunnen gaan.    Maar IK word dan bezien als “iemand die niet vooruit wil”??    Het zijn jullie discriminerende posities die open deuren gesloten houden voor mensen zoals ik. En dan gaan jullie ons straffen omdat we niet door een gesloten deur wandelen?  Gaan jullie ons uitjouwen, ons verwijten, ons dakloosheid en de dood injagen.    Maar WIJ zijn dan de “ongeleerde” “onbeschaafde” niksnutten?    Ik heb dit jaar meer uren gedraaid en meer producten afgeleverd dan jullie werkende mensen. Maar omdat ik minder bedeeld ben opgegroeid, en momenteel werkloos ben, maakte dat van mij een crimineel.  Dat is het land waarin jullie leven.  Hitler had hier zijn paradijs gevonden.  Een fascistische smet op de wereldkaart, dat is waar België in veranderd is. Ik heb geen respect meer voor jullie.    Jullie willen professionele doppers? Jullie willen vijanden van de maatschappij?  Proficiat.  Jullie discriminatie en haat heeft er nu 1 gemaakt. Ik solliciteer al 20 jaar. 20 jaar wil ik een beter leven. 20 jaar doe ik al moeite. 20 jaar leef ik al met deze schuld en druk. 20 jaar word ik al uitgejouwd en gehaat. 20 jaar krijg ik geen enkele kans, laat staan geloofwaardigheid. 20 jaar.  En dan wordt mij alles afgenomen omdat mijn leven niet lijkt op dat van jullie. Omdat IK niet lijk op jullie.  Ik doe meer in 1 jaar werkloosheid, dan jullie doen in een heel leven met een job. Maar ik ben dan de profiteur. De niksnut. De professionele dopper. De leugenaar. Want 200 euro onder de armoedegrens leven is blijkbaar een luxe leven.  Leven zonder respect en vertrouwen van je eigen landgenoten is blijkbaar de hemel. En slechts 1 maaltijd per dag kunnen betalen is naar hun zeggen “leven als God in Frankrijk”.   Ik verlies mijn leven omdat de meeste van jullie ongelooflijke imbecielen zijn.  Sta daar maar eens bij stil.   Ik heb geen wil meer om te leven, om te blijven vechten. Want waar tf vecht ik voor? Om nog erger behandeld te worden? Om nog minder kansen te krijgen? Om nog meer beledigd te worden? Ik verlang naar het einde van mijn leven, op 36 jarige leeftijd. Omdat ik nooit de toestemming gehad heb van deze samenleving om een leven te mogen bouwen voor mezelf.   Sta daar maar eens bij stil, discriminerend volk. Jullie haat gaat er nu voor zorgen dat duizenden mensen wiens levens al onmogelijk waren, nu nog moeilijker, zwaarder en belastender gaan worden.  Omdat jullie liever de leugens van politici geloven dan jullie zelf te informeren naar de waarheid. Lafaards en idioten. Alsof ik in Amerika woon. Ik schaam me rot om dezelfde nationaliteit als jullie te dragen. Dat meen ik écht. En ik hoop vanuit de grond van mijn hart dat ieder van jullie zelf eens mag meemaken hoe het er nu écht aan toe gaat op de arbeidsmarkt. Dat jullie slachtoffer kunnen worden van de discriminatie en stereotypes die jullie zelf gebouwd hebben.    Mijn leven, en dat van duizenden anderen, wordt binnenkort een halt toe geroepen. Er zullen honderden daklozen bij komen. En laat nu net deze regering ook alle hulp aan daklozen geannuleerd hebben… Weet u wat dat betekent? Doden. Honderden, duizenden, erbarmelijke omstandigheden in 1 van de rijkste landen ter wereld.  Omdat jullie geen moeite kunnen steken in jullie zelf correct te informeren en werkelijk geloven dat politici jullie vrienden zijn. De enige vriend van een politieker is het geld dat ze zichzelf betalen.   Jullie haat voor minderbedeelden zal binnenkort duizenden levens verwoesten.  Ik wil dat jullie deze zin meenemen naar jullie bed vanavond en daar eens goed over nadenken. De levens die in gevaar zullen komen, en degenen die zullen eindigen, dat wordt allemaal bloed aan jullie handen. Omdat jullie politici hebben aangespoord en opgehyped om dit te doen. Men kan méér besparen en méér geld halen bij andere zaken. Maar zoals gewoonlijk wordt alles weer gehaald bij de minderbedeelden.  Eerst liegt men dat wij niks betalen van belastingen Dan liegt men dat wij “ruim voldoende hebben om mee te leven”, maar nemen ze wel een volledige maand aan inkomen weg.  En daarna gaat men nog eens gaan besparen in iedere vorm van hulp die er bestaat.  Maar nooit bij de rijken. Nooit bij zichzelf. Nooit bij jullie.  ALTIJD bij de minderbedeelden.  Maar wij zouden dan geen bijdragen leveren, he?  Niet alleen wordt ons geld ontnomen, we betalen ook nog eens met ons leven en onze reputatie.  Het enige dat jullie moeten betalen is belastingen 1 keer per jaar. En het hangt dan nog eens volledig af van jouw EIGEN spendeergedrag, en NIET van hoeveel minder bedeelden er zouden zijn. Wat jullie moeten betalen ligt over het algemeen veel lager dan wat men van ons automatisch weg neemt.  Maar daar weten jullie uiteraard niks van. Want niemand van jullie begrijpt hoe het allemaal in elkaar zit. Jullie geloven gewoon de bullshit die je hoort van politici en gaan daar maar al jullie meningen en geloofsovertuigingen op bouwen.  Maar ik, en anderen als ik, die het wel begrijpen. Die wel mee zijn met hoe het allemaal in zijn werk gaat, wij zijn dan degenen die worden bezien als “ongeschikt” door aanwervers? Wij worden niet aangenomen, maar jullie gullible fools krijgen dan wél een toekomst.  En dat is dan maar “jullie eigen fout”, toch? Want volgens 95% van jullie hebben mensen in armoede het enkel maar aan zichzelf te danken, toch?  Ik vind het écht wansmakelijk om toe te zien hoe ongeleerde mensen gaan lopen met de kansen en opportuniteiten die voor ons zouden moeten zijn.  Ik heb geen diploma, want ik werd dakloos toen ik 17 was en leefde in een bos tot ik 19 was. Maar ik ben nooit gestopt met leren.  Dat kan ik niet van deze maatschappij, of haar politici, zeggen.

K.L. Runaya
10 2

Trompetgeschal

Haar stem klonk als een gebroken trompet, waarin de lucht haar eigen weg zocht, rauw en ongetemd. Misschien was het een erfenis van haar Vlaamse thuis, haar Marokkaanse roots, haar Hollandse jeugd. Wie zal het zeggen? Het was een stem die een verhaal vertelde nog voor er een woord gesproken werd.Met diezelfde stem waste ze mijn moeder van zesennegentig. De thuiszorg stuurt telkens een nieuw gezicht; men wil waarschijnlijk voorkomen dat de band te hecht wordt. Voor mijn moeder is het een zegen. Elk nieuw gezicht is een nieuw podium, elke verzorgster een te redden ziel. Ze ontvangt hen telkens met dezelfde missiedrang die haar al zeventig jaar lang drijft. Ze is en blijft een evangeliste in hart en nieren. Geen herfst van haar leven zal haar tegenhouden. Meestal vlucht ik naar boven als de wasbeurt begint. Ik heb niet altijd de moed om aan te zien hoe mijn moeder, in haar broze, witte vel, haar overtuigingen uitdeelt als warme broodjes aan de verpleegkundigen. Alsof God elk moment kan binnenkomen om de zeep aan te reiken. Plots verstomde de gebroken trompet. Beneden was het stil, op het zachte, aanhoudende gemompel van mama na. Ik ging kijken, niet uit nieuwsgierigheid, maar een beetje ongerust. Doet ze lastig? Wordt ze genegeerd? Maar nee, er heerste een vreemde, tedere vrede. De verzorgster luisterde, haar handen in de washand, haar blik afwezig maar geduldig. Misschien zijn ze het gewoon, dacht ik, die stortvloed aan verhalen die niets met wondzorg of wasbeurten te maken heeft. Misschien laten ze het gewoon over zich heen komen... En zo besefte ik: soms is zwijgen de grootste daad van zorg. Mijn moeder preekte, maar de ander bood stilte aan. Een heiligdom van even niks moeten zeggen.

Heidi Schoefs
9 0

In de arena

Thuis in mijn veilige cocon verwerk ik het leven, de oude en nieuwe indrukken die het naliet, en laad ik weer op voor de volgende ronde in de arena. Met de arena bedoel ik iedere ruimte waar ‘anderen’ zijn. Anderen die mogelijk triggers, uitdagingen en oncontroleerbare waanzin op mijn pad gooien. Of anderen met hun verwachtingen, oordelen, conventies en ongeuite maar voelbare energie. Ik kan die ander natuurlijk niet verantwoordelijk stellen voor mijn gevoelens en ervaringen, zo ver ben ik gelukkig al. Het is echter de alchemie van mijn persoonlijke energieveld met dat van een ander waaruit een mix ontstaat die mij ofwel smaakt, voedt, op de maag ligt of doet kotsen. Rustig gecentreerd in mijn eigen authentieke energie zie ik alles klaarder dan ooit. Daar ontstaan de inzichten, levenslessen en de voornemens. In mijn eigen stille veld heerst er een helderheid die mij onthecht van verhalen en materie. Het gebeurt natuurlijk dat ik de verhalen en materie van de arena in mijn cocon meeneem. Dan is er tijd nodig om alles uit te zuiveren. Ik lijk dubbel zoveel tijd nodig te hebben als wat het conventioneel aangenomen werk- en levensritme predikt. Naast de tijd die ervaringen in de arena innemen, heb ik ook minstens dezelfde hoeveelheid tijd nodig om die ervaringen te verwerken, verteren en plaatsen. Daar zijn de agenda’s in deze wereld niet op voorzien. Na een ervaring in de arena, die ook wel het ‘werkveld’ genoemd kan worden, komt er meteen nog één en nog één en nog één. Als ervaringen routineus verlopen, als in voorspelbaar, dan valt er niet zoveel te verwerken, zou je kunnen denken. Dan kan er dag na dag urenlang in de arena vertoefd worden. Ja misschien wel, maar is dat leuk?  Nee Karolien, maar is dit leven gemaakt om leuk te zijn? Het tegendeel laat zich frequent zien. Het hele routineuze en zogezegd comfortabele westerse systeem is er niet voor ons plezier.  Het is er voor ons eigen bestwil, hoor ik het in raamloze kamers galmen. Kamers zonder het uitzicht op ‘iets anders’. Uitzicht op iets alternatiefs? Nee, op iets oorspronkelijk.  Ik heb gemerkt dat veel mensen die zich gevangen voelen in de ratrace getriggerd raken door het idee van een persoonlijk natuurlijk ritme. Omdat zij geen tijd hebben om dieper in te gaan op de authentieke verlangens die in hun persoonlijke centrum liggen, mogen anderen dat ook niet. Iedereen gelijk voor de wet, zeggen ze. Miserie is er om gedeeld te worden, maar mag niet worden aangekeken of benoemd, laat staan aangepakt. Als iemand zegt dat die kiest voor een rustig leven, dan hoor je het briesen in de stallen van de werkpaarden. Welvaart is werken. Comfort is geluk hebben. Tijd is niet altijd vrij. Vrijheid kost geld. Geld is schaars. Het zijn slechts enkele mantra’s die achter de tralies van het systeem weerklinken. Helaas ook overtuigingen die diep geprogrammeerd zitten in vele afgeleide en vermoeide hoofden.   Ik merk dat de tekst zichzelf weer schrijft, zoals wel vaker gebeurt. Ik was eigenlijk niet van plan om het alweer te hebben over dat kromme systeem dat lichtwezens tot slavernij dwingt, maar over het contrast tussen de helderheid en rust in mijn veilige plek en de verwarrende ruis die daarbuiten lijkt te liggen. En hoe uitdagend het is om de inzichten en lessen die in mijn cocon ontstaan ook daadwerkelijk in de arena te belichamen. De arena is het werk- of oefenveld waarin ik mijn opgedane inzichten en levenslessen kan testen in de praktijk. Zo ben ik onder andere scherp gaan inzien dat eerlijkheid een prominente kernwaarde is in mijn leven. Daarnaar leven betekent mijn waarheid, gevoelens en grenzen durven uitspreken. In de cocon klinkt het meestal simpel, maar in de arena lijk ik alles weer vergeten. Wanneer ik mij middenin een praktische uitdaging bevind, je zou het een test of oefening kunnen noemen, dan nemen voorgeprogrammeerde overlevingsmechanismen het al snel over. Had ik me bijvoorbeeld voorgenomen om te spreken, dan betrap ik mezelf in de arena op pleasen en zwijgen. Of als ik voor de zoveelste keer besloten had om mijn grenzen te respecteren, ongeacht wat anderen doen of vinden, dan zie ik mezelf later toch weer een uitzondering maken. De oefeningen in de arena blijven oneindig komen, dus ik heb ook evenveel kansen om het telkens opnieuw te proberen en het dan ‘beter’ te doen. Authentieker en eerlijker. Naarmate ik steeds beter mezelf kan zijn in de arena, des te complexer en slinkser de uitdagingen worden. Soms denk ik een bepaalde wederkerende uitdaging nu wel onder de knie te hebben. Het hoofdstuk omtrent grensoverschrijdende mannen, bijvoorbeeld. Na ettelijke valkuilen meen ik een sterk afgestelde radar te hebben ontwikkeld voor zulke types. Ze kwamen in alle vormen en maten: van transparant en voorspelbaar, tot sluw en vermomd als iemand met inzicht. Maar toch lijkt dat hoofdstuk maar niet afgerond. Keer op keer moet ik constateren dat ik voorgevoelens en intuïtie in de wind heb geslagen en ben ik boos op mezelf dat ik er niet naar heb gehandeld. En waarom niet? Vaak uit angst. Angst om verkeerd te zijn, angst voor oordeel, angst om te kwetsen, angst om af te schrikken, angst om iets te verliezen, enzovoort. Ik word wel steeds geduldiger met mezelf. Het is niet zo dat ik ‘faal’ als ik mijn voornemens en inzichten niet belichaam in cruciale praktische situaties. Als er achteraf in de veilige cocon voldoende aandacht is voor de gevoelens die voortkomen uit de ervaringen in de arena, dan kan dit de inzichten en levenslessen alleen maar bekrachtigen. Dit hele proces van zelfontwikkeling met praktische oefeningen berust op een evenwicht van mentale contemplatie en het bewust doorvoelen van gevoelens. Met dit tweede heb ik het lang moeilijk gehad, wat zich uitte in ziektesymptomen. Dankzij dat ziekteproces werd me duidelijk hoe belangrijk het is om zowel in als buiten de arena te durven voelen. Harde klappen in de arena hadden ervoor gezorgd dat ik het voelen systematisch uitschakelde en verving door overmatig denken en pleasegedrag. Een ziekmakende strategie om te overleven. Natuurlijk wil ik meer dan overleven. Ik wil écht leven. Mezelf niet beperken. Durven authentiek spreken en handelen zonder bang te zijn voor gevolgen. Het besef dat de veilige cocon veel meer is dan mijn knusse thuis dringt steeds dieper door. Het is geen fysieke plek die onderhevig kan zijn aan destructieve krachten, maar het is een ongenaakbaar centrum in mezelf dat ook in de arena toegankelijk is. Dat centrum terugvinden en betreden, te midden van overweldigende of triggerende indrukken, is een procesmatige uitdaging die ik aanga. Ik heb de tijd om de kunst eigen te maken van het gecentreerd blijven, ongeacht welke vertoning er op mijn pad wordt gegooid. En ik weet nu dat dat ‘gecentreerd blijven’ geen neutraal en gevoelloos standpunt is, maar dat het draait om eerlijk voelen en daarmee in het reine zijn.  Het is tegelijk mijn intentie om de spelen in de arena minder gewichtig op te nemen. Om niet langer verontwaardigd en gefrustreerd te zijn bij wat ik de absurditeit, onwetendheid en waanzin van de wereld noem. Ik wil het waarachtige van de afleiding kunnen onderscheiden. Het authentieke van de overlevingsmechanismen. En handelen vanuit de helderheid van mijn centrum. Karolien DemanFoto door Toni Meert

KarolienDeman
12 1