Zoeken

Brievenpost van Dinges | Aan de verkeersredactie van VRT NWS

Beste redactie Ik dacht eerlijk gezegd dat het niet meer bestond, maar na even zoeken kwam ik het programma op jullie digitaal platform tegen. Blijkbaar wordt ‘Kijk Uit’ nog altijd uitgezonden, maar niet meer zoals vroeger, meteen na het journaal. Misschien moet u die uitzending in prime time toch heroverwegen, want in de maatschappij, met dat alsmaar drukker wordende verkeer, rijzen er heel wat mobiliteitsvragen.  In de kleedkamers van de VRT hangt wellicht nog een kostuum van oud-rijkswachter Gommar Vervust dat een jonge presenator kan aantrekken. In mijn jonge jaren zag ik hem steevast na het journaal van kwart voor acht een nieuwe verkeersregel verduidelijken.  Geen kwaad woord over de nieuwe presentatoren, maar u kan het ook Hajo Beeckman laten presenteren. Hij is toch jullie mobiliteitsdeskundige. Ik zag hem onlangs bij ‘VRT NWS Laat’ uitleggen waarom het voorstel om overdag maximaal 100 km per uur toe te laten op de autostrade toch geen slecht idee was, terwijl drie vierde van de parlementsleden het tegendeel beweerden. Hij kent er iets van.  Maar kijk, nu ‘Kijk Uit’ enkel nog op zaterdag pal op etenstijd wordt uitgezonden, namelijk om vijf voor zes op ‘VRT 1’, en ergens op ‘VRT MAX’, mis ik telkens de uitzending.  Wellicht daarom heb ik niet meegekregen dat er een nieuwe regel is voor wielertoeristen. Mijn vrouw en ik waren rechtstreeks getuige van de nieuwe maatregel, maar die kwam bij ons, als gewone fietsers, redelijk ingewikkeld over.  Blijkbaar moeten wielertoeristen niet meer bellen als ze in aantocht zijn. Of fluiten. Of 'hallo' en ‘dank u’ zeggen, zodat we braaf en beleefd opzij kunnen gaan. Nee, ze moeten nu roepen waar de andere mensen op rijbaan zich naartoe moeten begeven.  Wat is er gebeurd? Op het verhard en rustiek bospad waar we fietsten, en waar ook wel eens wandelaars te bespeuren zijn, riep een aankomende coureur plots heel luid 'RECHTS!', waarna hij ons meteen passeerde. Ik sprong van het verschieten recht omhoog van mijn zadel. Het kwam me ook ietwat verwarrend over. Moesten wij nu naar rechts? Of ging hij van rechts komen, wat geheel niet logisch zou zijn, want hij kwam natuurlijk van links.  Ik kon hem ook niet vragen wat hij bedoelde, want hij was al snel een paar honderd meter verder. Ik keek achterom of er nog andere coureurs in aantocht waren, want hij reed een pak sneller dan Wout van Aert. Voor hetzelfde geld zaten we in het midden van een wielerwedstrijd.  Nu weet ik niet of hij de nieuwe maatregel correct toepaste, want dat ‘RECHTS!” kwam er bij hem vrij agressief of manu militari uit. Afijn, we waren redelijk van ons melk. Iets verder zagen we twee oudere fietsers aan de kant staan. De fiets van de vrouw lag in de berm. Ik zag de man met zijn zakdoek over zijn voorhoofd wrijven, waarbij hij 'hoezo rechts' mompelde.  U ziet, beste redactie, dat er nog mensen zijn met vragen over deze nieuwe fietsmaatregel. En er zijn nog van die dinges.  Daarom zou ik het zeker appreciëren mocht u een uitzending van ‘Kijk Uit’ in prime time overwegen. Of u laat de nieuwe maatregel door mobiliteitsdeskundige Hajo Beeckman verduidelijken op het journaal, dat mag natuurlijk ook.  Ondertussen verblijf ik, met de meeste hoogachting,  Désiré Dinges

Désiré Dinges
3 0

Brievenpost van Dinges | Brief aan mijn krantenbezorger

Geachte krantenbezorger Laat me beginnen met een bekentenis. Deze brief voelt een beetje vreemd aan, want ik ken u niet persoonlijk. Noch van naam, noch van gezicht. U bent zo'n beetje als de onbekende soldaat in Brussel. Maar u leeft godzijdank nog en ik wens u vooral een lang en gelukkig leven.  Onze samenwerking is vanaf het begin stroef verlopen. Zeer stroef zelfs. Het begon allemaal begin dit jaar, toen het krantencontract naar een nieuwe speler op de markt ging. De krantenbezorging draaide vanaf toen vierkant.  Het was telkens het onderwerp van gesprek in de buurt. Ook mijn buurman Gust verscheen elke ochtend aan zijn brievenbus. "Heb jij de gazet gehad Gust?" "Nee, alleen de sport." Daarna kwam mijn andere buurman Omer naar buiten en die vertelde dat hij mijn krant had ontvangen. Waar zijn krant naartoe was, wist niemand.  Het zorgde wel voor gezellige babbels, dat moet ik toegeven. Zo kom je in de buurt nog eens bij elkaar. Maar ondanks al die gezelligheid kwam er voor de krantenbezorging geen oplossing uit de bus. In het weekend kreeg ik de bijlage niet en een andere keer ontving ik een Hollandse gazet. De ellende bleef duren.  Maar zoiets mag natuurlijk niet. We betalen er tenslotte voor. Wat heb ik liggen bellen met de abonnementendiensten van mijn kranten. Kranten, inderdaad, want in het weekend heb ik er twee. Afijn, als ze arriveren natuurlijk.  Telkens waren er heel wat wachtenden voor mij aan de telefoon. Waarbij wellicht Gust en Omer, want die zaten ook nog volop in de krantenellende.  "Weet je wat?", zei ik tegen mijn vrouw. "Ik ga de bezorger 's morgens opwachten. Dan is het zo geregeld." "Niks van", zei mijn vrouw. "Ik zie u daar al staan of zitten." Ik had inderdaad een klapstoeletje van zolder gehaald. Ook had ik een oude thermoskan gevonden, voor de koffie, want ik had mijn plannetje met Gust en Omer besproken. Zij deden mee. "Wat moeten de mensen wel niet denken, als gij daar om zes uur 's morgens bij de brievenbus zit. Ze gaan denken dat ge zot zijt."  Dat werd dus niks. Maar kijk, de aanhouder wint. Ik kreeg, al zeg ik het zelf, een geniaal idee. Mijn oog viel plots op de post-its die we wel eens op de koelkast plakken, als we iets niet mogen vergeten in de winkel.  Ik verklapte deze keer mijn plannetje niet, maar ik ging 's avonds, terwijl ik met onze Bobby nog wat ging wandelen, eerst naar de brievenbus. Daar kleefde ik een post-it op de brievenbus met de naam van de krant die in mijn brievenbus moest belanden. En op vrijdagavond schreef ik er twee titels op. Met telkens een 'bij voorbaat dank' erbij. Ik deed er nog wat plakband over, want je weet hier nooit met die wind.  De volgende ochtend ging ik blij als een kind in mijn pyjamabroek en met een verfrommeld T-shirt naar de brievenbus. Zo stilletjes mogelijk. Wat bleek? Het had gewerkt. Ik had de juiste en een volledige gazet in mijn brievenbus. Sindsdien is het niet meer fout gelopen. Onze samenwerking verloopt nu perfect. Post-its plakken is zelfs niet meer nodig.  Al snel namen Gust en Omer mijn tactiek over en sindsdien heeft iedereen terug zijn eigen gazet. Als ik ’s morgens aan de brievenbus sta, hoor ik Gust al vloeken op de president van Amerika, terwijl hij in de keuken over zijn krant gebogen zit. En Omer foetert op zijn voetbalploeg als ze weer eens hebben verloren. De tijden veranderen natuurlijk. Vroeger kende je de postbode persoonlijk. Bij mijn ouders kreeg hij met nieuwjaar nog een borrel. En er zijn nog van die dinges. Niets blijft hetzelfde.  Als ik tegenwoordig mijn krant lees, zie ik dat er in de wereld veel fout loopt. Dan is het goed dat er tenminste nog iets goed loopt, zoals de krantenbezorging.  Daarvoor wil ik u bedanken. Ook al ken ik u niet persoonlijk. Merci.  Ondertussen verblijf ik, met de meeste hoogachting,  Désiré Dinges  PS: ook een dikke merci van Gust en Omer.

Désiré Dinges
1 0

Proefondervindelijk

"Je kan er de klok op gelijk zetten", zegt B. We zitten op het terras met de Parijse terrastafeltjes. Hij ziet zijn naam liever niet in de gazet, daarom gebruik ik enkel de eerste letter van zijn voornaam. Je zou hem een soort van straat- of dagfilosoof kunnen noemen. Over het dagelijks leven heeft hij wonderbaarlijke inzichten.  “Met elke hittegolf zijn de gelovers en de niet-gelovers van de klimaatopwarming overal te horen. Waar ik me over verbaas, is dat ze een aantal duidelijke symptomen niet opmerken. Enerzijds zijn er ontegensprekelijke feiten zoals de gemiddelde temperaturen. Maar je moet ook naar het straatbeeld kijken. Zo zie je hier tegenwoordig ook mensen met een paraplu die hen schaduw moet geven.”  "Maar dat is niet het enige. Het valt op dat er alsmaar meer mensen een waaier gebruiken. Je kent die uit Oosterse films. Vroeger zag je die alleen bij verkleedpartijen. Nu hebben sommigen die standaard op zak. Dan heb je mensen die andere zaken gebruiken om zich koelte toe te wuiven. Op terrasjes zie je dat vaak. Ik heb er een studie over gemaakt."  "Een studie", zeg ik. "Toe maar." "Proefondervindelijk natuurlijk. Wat niet werkt is een krant. Dat is te slap om mee te wuiven. Ofwel moet je die dubbel vouwen. Een tijdschrift kan, maar het is afhankelijk van de grootte. Zoiets als Humo of Libelle gaat nog, maar kleinere magazines zijn beter.”  "Dan heb je nog de drankenkaarten. Gelamineerde papieren zijn te slap. Het beste is stevig karton, zoals deze kaart. Dat werkt perfect. Probeer maar eens”, zegt hij, waarna hij me de drankenkaart geeft. Het geeft inderdaad meteen verkoeling.  “Het ergste is de opkomst van QR-codes op terrastafeltjes. Hoe onpersoonlijk is dat. Het failliet van de verfrissende drankenkaart. Alhoewel, van zoiets lopen de rillingen over mijn rug”, lacht hij.  

Rudi Lavreysen
14 3

Angst als medereiziger

De angst fluistert. Altijd. Een koude hand om je pols, een stem die je beweging wil bevriezen. Ze ademt in je nek wanneer je de drempel overweegt, wanneer je talent naar licht reikt, wanneer je hart sneller klopt van verlangen én van vrees. Ze zegt: Blijf hier. Veilig. Bekend. Wat als je valt? Wat als ze lachen? Wat als het leegte is achter die deur? En toch... kijk. Zie de zangeres wiens stem trilt voor de eerste noot, maar zingt. Zie de schrijver die naar het lege blad staart, bevangen door twijfel, maar de eerste letter zet. Zie de ondernemer wiens hand beeft bij het tekenen, maar tekent. Zie de verliefde die een afwijzing vreest, maar het hart opent. Angst is geen ijzeren rem die onverbiddelijk knarst. Ze is de koude wind tegen je gezicht terwijl je fietst. Het is het diepe water onder de brug waarover je loopt. Het is de stilte voor het woord dat je spreekt. Succes draagt vaak de geur van angst. Groei baant zich een weg door het struikgewas van onzekerheid. De mooiste talenten bloeien niet in de schaduwloze kas van absolute zekerheid, maar op de open velden waar de wind van het onbekende waait, en waar je wortels tóch de kracht vinden om zich vast te klampen, te groeien, te bloeien – schitterend en kwetsbaar. Laat angst aan boord komen. Erken haar. Geef haar een stoel achterin. Luister naar haar waarschuwingen, maar laat haar nooit het stuur grijpen. Want de reis – jouw reis naar wat je werkelijk kunt zijn, naar wat je werkelijk kunt scheppen – die begint niet waar de angst eindigt. Die begint precies waar je, met de angst als medereiziger, tóch het gaspedaal indrukt en vooruit kijkt. De weg opent zich niet voor wie geen angst kent, maar voor wie rijdt ondanks de koude hand om het hart. Rijd door. Bloei door.

Heidi Schoefs
2 1

STAR TREK

Ooit was het een droom: het jaar 2025. Gevleugelde auto’s die door de lucht zouden zoeven, huizen in ruimtestation-stijl en een geautomatiseerde samenleving zoals in Star Trek. De atoombom zou allang gevallen zijn, en de wereld herboren in futuristische glorie. Maar nee. Die gevreesde knal bleef uit.  En het straatbeeld? Nauwelijks veranderd in zestig jaar. Hier en daar een geplaveide kuil en wat meer glimmend blik op wielen voor de deuren. Vrouwen dragen nog steeds jurken en mannen over het algemeen prefereren nog altijd broeken. Kinderen schommelen in speeltuinen, tieners hangen loom rond. En de aarde draait om haar as. Seizoenen komen en gaan.   Elke dag hetzelfde nieuws; hier en daar een genocide, een natuurramp of een buurman de kop in geslagen. Afrika is nog steeds ontembaar. Daar blijven ze mekaar afslachten als beesten, en Amerika heeft nog steeds de grootste muil. Rusland en China blijven als dikke steenezels in stilte koppig verder gaan met hun mysterieuze strategieën. Same old. Niets nieuws onder de zon—alleen de plek en het uur waarop het leed toeslaat. Goed nieuws? Nauwelijks een voetnoot. Het kwade verkoopt nu eenmaal beter. Een generatie komt en gaat. Mensen blijven mensen, een handvol goedzakken en een vergiet vol klootzakken. Tot welke groep je ook hoort, er geldt een gelijke wet voor ons allemaal:  we worden elke dag een dagje ouder, als je geluk hebt en niet ziek wordt. Niemand heeft de eeuwige jeugd. Niemand heeft toegang tot de heilige graal van eeuwig geluk. Geluk komt en gaat. Zelfs religie of geloof gaat aan deze cyclus NIETS veranderen. Hoe hard we ook bidden of vervloeken… de wereld draait door. Letterlijk en figuurlijk.

Heidi Schoefs
0 0

Jaloerse blikken

Ik heb een nieuwe vriendin. Of een vriend. Dat is me nog niet duidelijk. Laat het ons voor de gemakkelijkheid bij een vriendin houden. Ik heb het trouwens ook niet gevraagd. Het is wel duidelijk dat ze het wonderbaarlijkste onder de caféfenomenen is: een cafékat. We zagen haar voor het eerst toen we in het restaurant naast het café mosselen gingen eten. We waren niet alleen met een grote kastrol voor onze neus. Wij zaten binnen wegens een naderend onweer, maar heel wat mosseleters zaten buiten op het terras onder de parasols. Plots kwam de cafékat van de buren een kijkje nemen. Binnen mocht ze niet. Op het terras schuurde ze tegen heel wat benen om mosseltjes los te krijgen bij de mosseleters. Maar er viel niets te rapen.  Daarna leerde ik haar beter kennen. Want in het café ernaast, haar thuis, heeft ze een eigen stoel bij de kachel. Dat zag ik pas achteraf. Nietsvermoedend namen onze jongste en ik plaats aan het tafeltje ernaast. Ik zat op het bankje tegen de muur. Mijn jas had ik naast me op de bank gelegd. Toen zag ik pas de stoel met het kussentje. Het leek wel een troon.  Plots was ze daar. Eerst keek ze uitnodigend naar mij, waarna ze zich op mijn jas nestelde. Daar bleef ze een goed uur liggen, met haar hoofd tegen mijn linkerbeen.  "Normaal gaat ze alleen bij knappe vrouwen liggen", zei de barman. Tja, wat zeg je dan. Het leek ook dat de andere klanten jaloerse blikken op me wierpen.  Bij het buitengaan dacht ik eraan dat ik haar naam niet had gevraagd. Of zijn naam. Na enig opzoekingswerk had ik die naam snel gevonden, want het bleek een heuse BK te zijn. Een bekende kat. Vandaar al die jaloerse blikken natuurlijk.

Rudi Lavreysen
17 1

Au Café de la paix (2) - Lampenroetzwart

‘Une place pour chaque chose et chaque chose à sa place’, zei mijn opgewekte juf Frans vroeger. Haar woorden indachtig ruim ik mijn appartement op, voor ik op reis vertrek. De aanschaf van een nieuwe lamp zet een domino-effect in gang: dat prachtexemplaar komt pas echt tot zijn recht als ik mijn tafel vrijmaak. Maar de verftubes, balpennen, toneelkijker, verdwaalde paperclips, post-its en brochures moeten wel ergens naartoe. Mijn plastic ladenkastje met schildergerei zit propvol. Net als de boxen tegen de muur en het onderstel van de boekenkast. Een grondige opruimactie dringt zich op. Noem het herinrichten en het klinkt al een pak spannender. Ik ga voor een woonkamer zoals je die ziet in de weekendbijlage van de krant.  Een goed plan wanneer je er door de jaarlijkse feestelijkheden in de stad overdag wat wazig bij loopt. Of toch niet. In een poging efficiënt te zijn en dingen te verzamelen die op dezelfde plek horen, heb ik mijn handen vol voorwerpen die toch niet bij elkaar passen. Op de vloer groeien de hoopjes ‘weggooien’, ‘bewaren’ en ‘weethetnogniet’. Het ene moment rijg ik handelingen aaneen in een vloeiende beweging, het opbergen wordt bijna een dans. Het volgende moment vraag ik me af hoe ik de chaos ooit nog kan beteugelen.  In het kastje met schildergerei breekt een zakje zwart pigment open. Ooit schilderde ik met ei-tempera zoals mijn grote voorbeeld Norbert Schwontkowski. Lampenzwart of roetzwart is pure koolstof, gewonnen uit de verbranding van olie of hout. Je houdt een stuk metaal in de vlam en schraapt er het roet van af. De korrel is zo fijn dat het pigment in lawines langs de plastic wanden van de lades glijdt en zich aan elk voorwerp hecht. Om de vijf seconden moet ik het zwart van mijn vingers wassen. Op de vloer ontstaat een grijze laag. Ik ben met mijn pantoffels in het pigment getrapt. Mijn voetsporen gaan alle kanten uit, als iemand die ergens van wegvlucht maar ter plekke blijft trappelen. ‘s Avonds snuit ik een zakdoek vol lampenroetzwart.   Ik zet de tv aan om het routineuze werk te doorbreken. Zo, nu is ook de afstandsbediening ‘besmet’ met het zwarte spul. Op het scherm verschijnen uitgemergelde kinderen met te grote hoofden en ogen, een opgeblazen buik en stokkebeentjes. Hoewel we het allemaal al zolang weten, blijft het ondraaglijk en surreëel. Dat een kind met de proporties van E.T. nog leeft, en hoe zinloos het lijdt. Ergens op een klein stuk grond drinken mensen zout water opdat hun ingewanden niet zouden rotten. De honger is er onontkoombaar lampenroetzwart. Ik poets en orden wat ik kan ordenen. Na vier keer dweilen glimt de vloer leugenachtig. 

Pons
0 0

Doodgewoon

Een publieke plaats. De winkel die doet denken aan Magere Hein. Het is er fris als je binnenkomt. Kil! Dat hoort zo. Voor de groenten, het fruit, het vlees, de vis en alles wat vers is, of hoort te zijn. Mijn zijn hoort niemand.  Ze weten niet welk gevaar ze lopen. Ze hebben geen idee. Alle mensen zijn hebberig, of onverschillig. Straks misschien koud. Ze zien het niet eens. Of willen het niet zien. Ik ben gewapend. Waarom heb ik dat wapen eigenlijk meegenomen? Kwam het door die dikzak? Jij gaat met je smerige tengels van mijn boodschappen blijven, die vieze worstenvingers zijn misschien niet eens gewassen en ontsmet, na je plaspauze van daarnet, dacht ik rijmend toen ik daarstraks van de parking naar de ingang liep en de kale opgezwollen kassier door het winkelvenster aan het werk zag. Misschien ben ik diep vanbinnen een heel angstig mannetje en hadden de persoonlijkheidstests gelijk. Zou het? Honderden idiote vragen tijdens zo'n test, soms een paar keer dezelfde, maar net ietsje anders geformuleerd. En dan die meerkeuzedingetjes! Hoorndol werd ik ervan. Op het agressieve af. Ik wilde alles te precies doen, te correct, en na elke vraag moest ik verplicht doorgaan. Niet terugkijken. Niet vergelijken. Doorgaan. Sneller! Een paar persoonlijkheidsstoornissen, waaronder een mogelijke psychopathische deviatie. Dat was destijds de conclusie. So what? Ik mocht gewoon naar buiten. Vrij rondlopen. Doen wat ik wil. Op mijn tempo. Dat doe ik intussen al vele jaren. Niks aan de hand. Ik ga mijn gang. Zo ook deze zondag. In de winkel van Magere Hein.  Geen angst in hun ogen. Dat valt me zwaar tegen. Zie ik er dan zo onschuldig uit? Waarschijnlijk wel, met mijn sullige brilletje, mijn totaal gebrek aan spiermassa en m'n rare gangetje. Dat laatste is iets medisch. Holle voeten, waardoor ik te veel op m'n buitenkant loop, m'n knieën overbelast, daardoor m'n rug onnatuurlijk houd en m'n nek naar voren steek. 't Is geen gezicht. Ik lijk wel een gier. Mensen voelen dat. Hem moet ik pas vrezen als ik dood ben. Hij is een gier. En gierig op de koop toe, want hij heeft nog niks in zijn winkelkarretje liggen.  Ik heb nooit stoer willen zijn. In m'n jeugd misschien, heel even. Naar een tatoeage bijvoorbeeld heb ik nooit verlangd, tenzij die ene keer, toen ik een streepjescode op mijn rechterbovenarm wilde. Voor de grap. Of was het een statement tegen de consumptiemaatschappij? Vergeten. En toen ik een wit jeansjasje wou zoals Axl Rose van Guns N' Roses. Nooit gevonden. In geen enkele winkel. Ik wilde cool zijn. Koel. Diep vanbinnen ben ik een Noor. Of een Zweed. Een Deen misschien. Neem het van mij aan: ik ben niet bang. Niet bang om het te gebruiken.  We worden vreemden van elkaar. Contactgestoord. Is het mijn schuld? Geenszins. Het is de wereld waarin we leven. Er is geen ontkomen aan. De enige taal die we nog spreken is digitaal. Praatjes vullen geen gaatjes. Ze zijn overbodig. Met een QR-code een kop koffie bestellen, een postpakketje wegbrengen, bioscooptickets kopen ... Allemaal digitaal. 't Is begonnen met die anderhalvemetersamenleving van een paar jaar geleden, tijdens de coronacrisis, zeggen samenzweringstheorieën. Of samenzweringsterroristen zoals ik, van de gewelddadige soort.  Wie kan het wat schelen? 't Is allemaal doodgewoon. Geen haan die ernaar kraait. Ook niet die halve die inmiddels dood in m'n karretje ligt. En die dikke kassier, daar reken ik straks wel mee af. Op mijn manier. Ze zouden me moeten opsluiten. Of afvoeren naar Zelfscandinavië. Kijk me hier zwaaien met m'n scanpistool. Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is.   

Danny Vandenberk
7 0

Een nieuwe sport

Ik heb een nieuwe sport ontdekt. U zal denken, de aanhoudende hitte heeft hem geen goed gedaan. Hij heeft een zonnesteek en hij kan voortaan best een petje dragen. Het klopt, het was warm de afgelopen weken, maar dat van die nieuwe sport is ook niet gelogen. Ik zeg nu wel dat ik ze heb uitgevonden, maar dat is slechts gedeeltelijk waar, want een man in Brussel bracht me op het idee. We wandelden op een bloedhete dag door de hoofdstad en passeerden een tweedehandsmarktje. Mijn vrouw hield me stevig vast, zodat ik niet naar een boekenkraampje kon gaan. Een beetje zoals een hond die ze tegenhouden om ergens te gaan snuffelen.  Maar terug naar de man. Aan een fietsenrek was hij fitnessoefeningen aan het doen. U kent het wel, aan van die fietsbeugels. Ze stonden op een ideale afstand van elkaar. Vergelijk het met een brug met gelijke leggers bij het turnen. Telkens de armen buigen en terug strekken.  “Ik snap het”, zei ik tegen mijn vrouw. “Fitness kost handenvol geld. Terwijl je die toestellen ook in de openbare ruimte vindt. In de stad is er geen fit-o-meter. Maar wat een mogelijkheden biedt dat. Als er een goede afstand tussen de fietsrekken zit kan je ze gebruiken voor hordelopen. Combineer het met trappenlopen die je overal in de stad vindt en je hebt een volledig parcours. Zoals de 3000 meter steeple in de atletiek. Er ligt altijd wel ergens een plas of een fontein. Kijk eens aan, we hebben een nieuwe sport ontdekt. Nu nog een naam bedenken.”  We hadden de man en het marktje ondertussen achter ons gelaten en kwamen in een winkelstraat terecht. Mijn vrouw stopte bij een winkel waar ze in de vitrine naar een collectie met petten keek. “Is dat niets voor jou?”, zei ze.

Rudi Lavreysen
6 1

Zomaar.

Ik ben gewoon zomaar iemand. Gewoon. Zo zomaar als iemand die pakweg om de hoek van de straat woont. Ik woon altijd om de hoek van iemands straat.Ik hou van suikerwafels, zo lang je de pareltjes kan zien, en dan ga ik op schattenjacht. Doe ik alsof, natuurlijk.Ik hou van woensdag. Als de week een speeltuin is, dan is woensdag het midden van de wip. Precies. Het midden. Waar je niet kan vallen, als je maar stil genoeg zit. Niet omhoog. Niet omlaag. Niet. Veel heb ik niet. Ik draag mijn schoenen tot er gaten in de zolen komen en dan nog loop ik vaak verder, om te voelen hoe de gaten groeien. Soms kan het snel gaan. Zeker op trage wegen.Drie jassen heb ik ook nog. Een lange voor de regen. Nog een lange voor de kou. Een korte voor ik weet niet goed, of de avonden, de nachten. Veel stof om over na te denken. Oh ja, en muziek. Ik hou zo van muziek. Daar heb ik wel veel van. Mooie platen. Vele mooie platen.Ik draai ze altijd op een lager toerental. Dan ga ik liggen in de zetel in mijn kamerjas (heb ik ook nog), maak ik dingen donker en dan zing ik zachtjes mee tot ik moe word, ga ik neuriën tot er enkel nog iets overblijft dat enkel ik kan horen.Ik heb een zware stem. Ik heb een zware kast met heel veel trage platen. Denk ik. (Mijn taal is het zwaarst op lange dagen.) Ik maak mezelf moe, slaap vaak al in mijn hoofd lang voor mijn lijf gaat liggen, word vaak al heel snel donker. Dan denk ik mezelf een melodie waarop het heerlijk dromen is. Dan kijk ik hoe de gaten groeien. Ga ik op schattenjacht. Wacht ik tot je naast me komt. (Kom je?)

Jürgen NaKielski
18 1