Zoeken

VERF ED volgens. I.A. HI HI

"Verf ed" verwijst waarschijnlijk naar de Belgische kunstenaar Verf Ed (pseudoniem voor Ed van den Hoogen), bekend van interdisciplinaire kunst en poëzie, of mogelijk naar een specifiek product, de Flexa Colors Muurverf ED wit. Hieronder vindt u informatie over beide mogelijkheden.  Over de kunstenaar 'Verf Ed'Verf Ed is het pseudoniem van de Belgische interdisciplinaire kunstenaar Ed van den Hoogen. Artistieke Stijl: Hij staat bekend als een 'contemporary interdisciplinair ArtTIST'.Werk: Zijn werk omvat verschillende media en hij is ook actief als dichter, waarbij hij regionaal-dialectische woorden gebruikt in zijn gedichten.Erkenning: Hij heeft in 1977 de 'premier prix Amsterdam' gewonnen, samen met 'Fabiola'.Online Aanwezigheid: U kunt meer van zijn werk en gedichten vinden op platforms zoals Azertyfactor en Instagram. De Belgische kunstenaar Verf Ed (pseudoniem voor Ed van den Hoogen) staat bekend als een 'contemporary interdisciplinair ArtTIST'. Hij combineert verschillende kunstvormen in zijn werk en heeft ook een passie voor poëzie.  Belangrijkste Details over Verf Ed:Pseudoniem: Zijn werkelijke naam is Ed van den Hoogen.Artistieke Discipline: Hij wordt omschreven als een 'interdisciplinair ArtTIST'. Dit betekent dat hij niet gebonden is aan één specifieke kunstvorm, maar elementen uit verschillende disciplines (zoals schilderkunst, beeldhouwkunst, poëzie, enzovoort) mengt.Stijl en Filosofie: Zijn profiel suggereert een speelse benadering van het leven en kunstmaken ("I LOVE spelend LEVEN"). Hij gebruikt naar eigen zeggen ook regionaal-dialectische woorden in zijn gedichten.Erkenning: Hij won in 1977 de 'premier prix Amsterdam', een prijs die hij deelde met 'Fabiola' (vermoedelijk Koningin Fabiola van België, die ook kunstzinnig was).Online: Een deel van zijn werk en zijn profiel is te vinden op de website van Azertyfactor. Zijn werk lijkt gericht te zijn op het vieren van creativiteit en het combineren van verschillende expressiemiddelen.  P.S. IA is ongeloofwardig.  

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
0 0

Mijn vader

Het is zondagmiddag. Ik kom uit de douche en zie een Whatsapp bericht van mijn broer : ‘onze papa is gestorven.’  Vorige week heb ik hem nog naar de gezamenlijke ruimte in het woonzorgcentrum gebracht. We namen afscheid : ‘tot volgende week!’. Aan knuffels of ‘love you’s’ deden we niet. Hij kende trouwens geen Engels. Mij vader is 96 geworden. Hij was ijzersterk, niet kapot te krijgen. ‘Hij gaat doodvallen,’ zeiden we en dat gebeurde. Niet letterlijk want hij zat in zijn rolstoel. Men had hem in zijn kamer gevonden, onderuitgezakt. Hij had zich nog geschoren en een boterham met kaas gegeten. Ik hoop dat het gesmaakt heeft. Mijn moeder is twee jaar geleden gestorven. Het was een van de weinige keren dat ik mijn vader heb zien wenen. De andere keer was toen mijn broer, nu tien jaar geleden, totaal onverwacht stierf. En toen ik voor een jaar op uitwisseling ging en we afscheid namen op de luchthaven, werden zijn ogen vochtig. Dat vertelde mijn zus achteraf. We waren met zeven, nu nog met zes, ik ben de jongste. Het gaf hem altijd een prima excuus om niet mee te moeten doen met de ‘oefeningskes’ van de kine. 'Nee, ik kan niet komen, mijn kinderen komen op bezoek.' ‘Dat ze me niet Willyke noemen!’ Maar ze kunnen het niet laten. Gelukkig was hij hardhorig en hoorde alleen ik het. Een gesprek met hem was : brullen in zijn goede oor. En proberen hem te verstaan, wanneer hij zijn gebit niet droeg was dat extra moeilijk. Erg diepgaand zijn onze gesprekken nooit geweest maar dat gaf niet. Hij babbelde graag, en vertelde steeds hetzelfde verhaal : hoe hij mijn moeder had leren kennen en ze verliefd waren geworden. Toen ik klein was, noemde hij me sprotje, ‘want dat zijn kleine visjes’. In het vierde leerjaar schreef ik een opstel met als titel : ‘mijn vader’. De laatste zin was : ‘ik ben blij dat hij mijn vader is.’ Dat zegt genoeg.

Ilse Janssens
5 0

'Misfit'

Ik ben een ‘misfit’ op àlle gebied. Ik pas niet in het systeem en ik ben er gelukkig om. Ik heb er genoegen mee genomen. Ik hoef niet als een mak lammetje in de pas of in het gareel te lopen. Het goede nieuws is: iedereen is een misfit, al beseffen de meesten dit nog niet. Ons brein is niet gemaakt om zich aan te passen aan het systeem, het systeem moet zich aanpassen aan onze breinen. ( Idriss Aberkane:’ Het Vrije Brein’). En het systeem, dat zijn wij collectief als individu.  Een kind is niet gemaakt om urenlang op een stoel te blijven zitten, aandachtig te luisteren naar de leerkracht. Kinderen moeten, net als volwassenen trouwens, kunnen bewegen en eens wandelen door de klas. Dat is gezonde lichaamsbeweging. En niet alleen tijdens de sportlessen.  Veel mensen passen gewoon niet meer in het ‘traditionele schoolsysteem ‘, uit de jaren stilletjes. De misfits die we zijn. Peter Henk Steenhuis pleit in zijn boek ‘Veroordeeld tot Succes ‘ of laat tenminste iemand aan het woord die scholen opricht(te), voor hoogbegaafden en kinderen die gewoon niet hun gading vinden in de traditionele scholen in Nederland. In deze scholen leren kinderen auto didactisch, op zelfstudie gericht en de ‘ begeleiders ‘ treden op als coach om deze kinderen zo goed mogelijk in hun studie te begeleiden. Soms weten deze kinderen meer dan hun coaches.  Ik pleit ook voor een hervorming van het Belgische (onderwijs) systeem, het is te zeggen, de Belgische systemen tout court: het politieke en justitiële apparaat, het onderwijs - en arbeidssysteem…. Want er is veel voor verbetering vatbaar in België, vind ik persoonlijk.  Zal deze regering die we nu hebben de geschiedenis ingaan als meest incompetente ooit? Door hun verkeerde beleidskeuzes, hun gekibbel en ik weet niet nog wat allemaal. Maar dan kun je zeggen dat vorige regeringen en beleidsmakers ook keuzes hebben gemaakt die in se veel rechtvaardiger konden zijn. Dat is correct. Door de opeenstapeling van al die beslissingen zitten we nu met de problemen waar we nu voor staan. Discriminatie is dé grote boosdoener en oorzaak van veel ellende en miserie voor veel mensen. Niet alleen vreemdelingen, zieken, gehandicapten, werklozen, de LGBQTA+ gemeenschap,... worden gediscrimineerd. Alles wat afwijkt van de norm of enigszins afwijkt wordt afgewezen, verworpen of gediscrimineerd. En de misfits die we met z’n allen zijn, weet u nog?  We horen allemaal hetzelfde stereotype mainstream denken te vertonen, als je een mening of gedachte hebt die er radicaal tegen indruist ben je niet goed wijs of goed zot. Wat houdt ‘ out of the box denken ‘ dan in? Ik ben echt blij dat ik een misfit ben. Ik besef het en de dwaze domme commentaren van anderen neem ik er dan maar bij zeker? Zij zijn geconformeerd, ik ben en voel me vrij. Je altijd moeten conformeren is toch vermoeiend, niet?   Pascal Claes aka The Canniball  7/12/2025©    

Canniball
0 0

Er zit veel meer in minder

‘Less is more’: het is een leuze waarmee composities, creaties en andere uitingen in hun essentie worden neergezet. Een enkele toevoeging zou de kracht van de zuivere eenvoud alleen maar verzwakken. Dat er meer uit minder te halen valt, werd mij doorheen mijn leven op tal van manieren duidelijk gemaakt. Het is een houvast bij het maken van keuzes geworden. Weten dat het kleine al het grote bevat, neutraliseert de angst om iets te missen. Het verlangen naar opvulling zit de ware invulling in de weg. Ik mis niets als ik bij de kern blijf. Voor mij verrijkt een ervaring zich als ze mij niet overweldigt. Ik heb het mogen ervaren tijdens reizen en ontmoetingen: mijn lichaam geeft aan wanneer het ‘te veel’ is. En het is al snel te veel, althans zo lijkt het voor het deel van mij dat wel meer zou willen. Dat deel is een thrill seeker, wil steeds het onderste uit de kan halen en vraagt zich constant af of het wel genoeg is. Als ik hierin meega, dan krijg ik op korte termijn gegarandeerd ‘minder’, wegens ziek in bed. Zo heb ik mezelf meermaals mogen tonen dat ik grootsheid uit het kleine dien te halen, wat ik eerst als een beperking zag. Maar mezelf verliezen in overvloed is de echte beperking. Ik vertrouw erop dat ik niets verlies als ik iets loslaat, maar dat de essentie daarmee alleen maar zichtbaarder wordt. Als ik denk iets te missen, dan ga ik ervan uit dat de huidige ervaring niet compleet is. Terwijl het ‘hier en nu’ in zijn eenvoudige essentie altijd een volmaakte ervaring is die enkel kan worden bezoedeld door interpretaties en oordelen. Met die bezoedeling bedoel ik trouwens niets negatiefs, het is enkel een woord voor de toevoeging aan iets dat reeds perfect is. Het bezoedelen van ervaringen maakt deel uit van het proces van mens-zijn. Zelfontwikkeling is het zelf gestaag ontdoen van alle extra’s om zo de pure kern te vinden. Zoals ik zelf al ervoer, kan het gevoel van ‘te veel’ een weg zijn naar het authentieke ‘minder’. Hoewel het leven in deze dimensie mij soms overweldigt, besef ik tegelijk dat heel deze menselijke ervaring een immense reductie is van mijn Ware Zelf. In essentie ben ik veel meer dan de vorm waarin ik dit moment ervaar. Het lijkt daarom absurd dat mijn oneindige, vormloze identiteit zich zou laten overweldigen door de dunne, beperkende laag van de materiële realiteit. En toch is dat het geval. Die materiële laag lijkt vanuit dit menselijke perspectief dan ook heel geconcentreerd en ondoordringbaar. Ik ben er niet aan uit of ik er zelf voor gekozen heb, of dat ik in deze beperkende dimensie ben gedwongen of gelokt. Maar ik weet wel dat ik vanuit de materiële realiteit veel minder zie, wat het vergeten van het Ware Zelf natuurlijk in de hand werkt. Of ik nu zelf gekozen heb voor de illusie van het ‘minder zijn als mens’ of niet, het doet er momenteel niet toe. Ik begrijp anderzijds hoe kloppend en functioneel de materiële beperking is. Dit is het ‘less’ van waaruit ik het ‘more’ kan leren kennen. Vanuit het minder ontdek ik het meer van mezelf. Het is een unieke invalshoek. ‘Iets’ is een reductie van ‘niets’. Geïnterpreteerd vanuit de materiële illusie klinkt deze uitspraak omgekeerd. Maar als we verder uitzoomen, wordt zichtbaar hoe het ‘niets’ niet langer oneindig en zuiver is vanaf het moment dat er ‘iets’ ontstaat. Het is dan bezoedeld met het bestaan van ‘iets’. De onzuiverheid of reductie van niets brengt wel de meerwaarde van ‘iets’, maar het schijnbare ‘verlies’ van de ware, onbezoedelde essentie. Dat ‘verlies’ is eigenlijk niet meer dan tijdelijk uit het oog verliezen en vergeten, want de vormloze oorspronkelijkheid is onaantastbaar en onsterfelijk. Het is de grondlaag, of het canvas, waarop alles zich afspeelt. Het is de leegte die ruimte biedt voor in- en opvulling. Het ‘lesser than less’ dat ‘something and more’ mogelijk maakt. Het lijkt me dat er via de beperking van ‘iets’ te zijn, het ‘niets’ zich kan uiten en exploreren. De ware aard van het niets weerspiegelt zich in alles wat bestaat. Meditatie is een bewustzijnstoestand die focust op het oorspronkelijke niets, ook wel de innerlijke stilte genoemd. Door het reduceren van prikkels, ervaringen en oordelen komen we tot 'Onszelf'. De veelheid der dingen prononceert tegelijkertijd de bewuste keuze voor stille aanwezigheid. Het ene versterkt het andere, als yin-yang. Het oneindige, identiteitloze Niets beleeft de potentie van zichzelf door alle mogelijke identiteiten en vormen aan te nemen. Omdat er werkelijk geen grenzen zijn aan de creatieve uitingen van het Niets, is dit eigenlijk geen beperking te noemen. Ik ben het, redenerend vanuit een schijnbaar beperkte vorm die zich de grenzeloosheid herinnert, die het woord beperking kiest. Deze bewustzijnstoestand die zich met een ‘ik’ identificeert, voelt als het ‘less’ dat deel uitmaakt van ‘something more’. En tegelijkertijd - een genialiteit die het menselijk redeneringsvermogen overstijgt - is dit gevoel van ‘less’ het ‘more’ dat overheen de essentie schuift. Als een sluier die de absolute waarheid aan het zicht onttrekt. Zonder de sluier zou er werkelijk niets te zien zijn; we hebben de sluier nodig om de dualiteit ‘iets-niets’ te kunnen onderscheiden. Voor mijn welzijn in deze fysieke toestand zoek ik naar een balans tussen less and more. En wat ik voor less neem, draait soms uit op more, en omgekeerd. Zo vind ik grootsheid in kleine, schijnbaar banale momenten. Ik hoor meer in de stilte. Zie meer in het donker. Hoe minder beweging rondom en in mij, des te sneller ik ergens naartoe lijk te gaan. Uit details, nuances en subtiliteiten haal ik grote inzichten. En zo duik ik wel vaker in het less om zo more te vinden. Het collectieve leven buiten mijn persoonlijk energieveld voelt vaak als too much. Als het more dat neerdrukt en leegzuigt. Het is een uitdaging om te midden van het schijnbare ‘te veel’ de subtiele onderlagen van het ‘minder’ terug te vinden. Ik train mezelf om doorheen de materiële laag te kijken en zo meer te zien. Het meer dat de veelheid mindert. Ik meng meer en minder doorheen elkaar en krijg iets dat op harmonieuze chaos lijkt. Het voelt als mijn plaats vinden in een structuur van perfect in elkaar geweven tegenstrijdigheid.

KarolienDeman
0 0

"Hoe ga ik me hierover voelen als ik later tachtig ben?"

Heel lang probeerde ik het leven juist te leven. Ik probeerde in alles telkens de meest moreel-ethische keuze te maken. Ik trachtte op een bepaalde manier bijna te leven als een geestelijke, vrij van blaam of egoïstische beweegredenen. Ik dacht dat het juiste doen betekende: in ieder moment de menselijke representant zijn van de top-5 aan christelijke waarden. En ik ben niet eens gelovig. Ik deed dat niet omdat ik noodzakelijk een goed mens wilde zijn, ik deed het eerder uit angst om verkeerde keuzes te maken.  Gaandeweg kwam ik erachter dat je het leven ook kan invullen als mens. Dat je eigenlijk alleen maar bezield kan leven door authentiek te zijn. En hoe ontdek je je eigen authenticiteit?  Door ervaring opdoen. Door te experimenteren met dingen. Met dingen, bestemmingen, bezigheden, mensen, … Hoe anders kan je jezelf wérkelijk leren kennen? En hoe anders kan je keuzes maken die écht vertegenwoordigen wie jij bent? Ondertussen onderwerp ik mezelf aan twee specifieke innerlijke dialogen als ik ergens een beslissing over moet nemen. Bij grote of moeilijke keuzes is er altijd één zin die zich aandient. Ze luidt: Hoe ga ik me hierover voelen als ik later tachtig ben?  Ze klinkt eenvoudig, maar het is een zin die me in één klap herinnert aan de eindigheid van het leven en die daardoor de keuze die voor me ligt, in perspectief plaatst.  Mijn tachtigjarige wijze zelf glimlacht altijd vol vertrouwen naar me als ik beroep op haar doe. Ze heeft haar angst voor foute keuzes lang geleden achter zich gelaten en ze kijkt graag terug op een rijk leven. Rijk aan ervaringen. Het zou haar ten zeerste tegenstaan spijt te hebben van zaken. Ze vindt het ongetwijfeld erger om spijt te hebben van ongedane zaken dan van “fouten”. Ze gelooft niet in fouten. Enkel ervaringen. Ze weet dat je jezelf nooit kan verliezen en dat alles wat je meemaakt, alles waar je op welke manier dan ook voor kiest, voortkomt uit onvermijdelijkheid: wat je ook kiest, het is die weg die je zal vormen zoals de bedoeling is.  Als de keuze die ik moet maken kleiner is en betrekking heeft op het dagdagelijkse gebeuren, is de vraag die ik mezelf stel: Waar word ik blij van? Als ik op zaterdag wakker word en ik heb geen planning, enkel tijd, vraag ik mezelf waar ik blij van word. Als er meerdere opties zijn, vraag ik: Waar word ik het meest blij van? Dan luister ik naar het antwoord en volg die weg.  Ik hou niet meer van te grote en te ruime vragen als “Wat is uw roeping?” of “Waar zie je jezelf binnen 5 jaar?”  Binnen 5 jaar? Ik weet niet eens wat ik volgend weekend wil doen.  Ik vind het meer dan genoeg om volmondig “ja” te kunnen zeggen op de dag die voor me ligt.  Vroeger dacht ik dat ik van uitgestippelde routes hield. Tegenwoordig vind ik het zo ongeveer het meest beperkende wat er bestaat. Ik vind het net leuk om niet te weten wat er voor me ligt: het helpt me om in het nu te blijven.  Ik ga ervanuit dat als je iedere dag volgt wat je ziel je ingeeft -waar je van aan gaat- je wel zal merken hoe je pad eruit ziet als je achterom kijkt.   

Ellen Tomaluk
10 1

En...weg was ze!

Na lang aarzelen, had ze na twintig minuten een besluit genomen. Ze zou gaan! Al die tijd had ze ja en nee in de weegschaal gelegd. Ja, het is nog niet laat, echt moe ben ik nog niet. Nee, ik zal hem zien, die confrontatie kan niet goed verlopen. Ja, ik ga, ik ben tenslotte uitgenodigd. Nee, zijn vrouw zal me geen blik gunnen, dat zal me pijn doen. Omdat het buiten zacht was, trok ze een mouwloze jurk aan. Schoenen eronder, en klaar! De tijd van panty's was voorbij. Ze was overigens voorzichtig met nylon sinds die brand in het hotel. De kranten kopten toen iets over de Kerstboom maar verder in het artikel werden er vele woorden besteed aan de kousen en jassen die de brand hadden versneld. Het was al ver na achten toen ze vertrok. De massieve poort viel vanzelf wel dicht. Op het feest werd ze niet ontvangen door hem maar door een ingehuurde buitenwipper. Was dat nodig? Ze vroeg het zich af. Meteen kwam Ina naar haar toe, zoende haar op de wang met de woorden: wat fijn dat je toch bent gekomen. Ina's sterrenbeeld was boogschutter, zij twijfelde nooit zo lang vooraleer een besluit te nemen. Wanneer Roos bleef wikken en wegen, durfde ze al eens Ina op te bellen. Zal ik je helpen, vroeg ze dan. En Ina hakte de knoop door. Roos keek rond met de coupe champagne in haar hand maar zag weinig bekenden. Veel glitter, dat wel. Opvallend veel rood ook; rokken en oorbellen en lippen. Dirk zag haar en stak zijn hand op. Een glimlach, wist ze, is altijd een mooie reactie maar hij had zich al omgedraaid. Staat hij in een andere kamer te praten met zijn gasten? Zou hij zenuwachtig zijn om haar weer te zien? Jacob was nu wereldnieuws en zij, zij was niets bijzonders geworden, zij had niets gedaan om de mensheid enige vorm van geluk te brengen. Hij was zo goed geworden in zijn vakgebied waardoor hij rijen mensen kon helpen langer te leven, zij was daarentegen een onopvallende kantoormedewerker gebleven.  Een banaal gegeven, dat ben ik. Haar hart sloeg een tel over toen ze hem zag, nog een keer moest kijken om zeker te zijn. Het is Jacob! Wat nu? Ze keek naar Ina's mond die druk bezig was met praten, ze zag de bodem van haar glas. Ze begreep dat ze hem zou passeren op weg naar de lange tafel met drankjes.    wordt vervolgd...  

Ingrid Strobbe
0 0

Kletterende wandelstokken: hoe het ego een verhaal nodig heeft

Dat verhalen de wereld maken en hoe ze zowel voor verbinding als verdeeldheid kunnen zorgen: daar wil ik het nog eens over hebben. Ik besef dat mijn wereldbeeld en alle dagelijkse interpretaties deel uitmaken van een verhaal dat ik mezelf aan het vertellen ben. Het is een vertelling die voor mij centraal staat; er lijkt momenteel geen alternatief te zijn dan het creëren en beleven van dit levensverhaal. Maar het is tegelijk ook ‘maar’ een verhaal, te midden van ontelbaar veel andere persoonlijke verhalen. Ze komen allemaal voort uit persoonlijke ervaringen en allemaal zijn ze even veranderlijk en vergankelijk. In essentie zijn we natuurlijk veel meer dan personages in een verhaal, maar in materiële interacties komt het hier wel op neer. In mijn tekst getiteld ‘Dit is een verhaal over de verhalen van de wereld’ had ik het over het onthechten van verhalen, iets dat ik niet als evident ervaar, maar waarin ik wel blijf oefenen. Vooral in bepaalde contexten, wanneer ik merk dat mijn verhaal een natuurlijke stroom belemmert. Mijn eigen verhaal kan me soms in de weg zitten. Het kan ook anderen triggeren en afstoten, waardoor ze me zouden kunnen veroordelen en uitsluiten. Vooral dit laatste idee is bij mij en vele anderen gekoppeld aan trauma. Een trauma dat vele generaties teruggaat. Denk maar aan heksenverbrandingen, waar niets anders dan verhalen aan de basis lagen. Wanneer veronderstellingen verhalen worden, kan het gevaarlijk worden. Ik mocht onlangs nog eens voelen hoe het is wanneer verhalen tegen elkaar aan schuren of botsen en niet compatibel zijn. Ik constateerde dat mijn wereldbeeld schril afstak tegen het wereldbeeld van mijn gesprekspartner. Met een human design als projector is het voor mij een automatisme om me in het standpunt van de ander te plaatsen, en zo hoorde ik mezelf een aaneenschakeling van schijnbaar vergezochte fantasieverhalen en complottheorieën verkondigen. Het was natuurlijk onmogelijk om decennialang persoonlijk onderzoek en al de (soms schokkende) bevindingen daarvan even samen te ballen en aan haar over te brengen. Ik ben zelf doorheen verschillende fases gegaan om tot zo’n verhaal te komen, heb op momenten alles weer verworpen en ben opnieuw begonnen, om dan later weer op hetzelfde punt uit te komen. Ik wil maar zeggen: de vorming van mijn huidige wereldbeeld was een intens proces, gestoeld op ratio, emotie en intuïtie. Het is een wijdvertakt gegeven, diep geworteld in mijn persoonlijke ervaring. Ik kan het dus niet zomaar ter plaatse samenvatten voor iemand die een ander proces heeft doorleefd en afwijkende, of zelfs polaire, bevindingen heeft. Ik merk nu op dat ik in deze tekst ‘wereldbeeld’ en ‘persoonlijk levensverhaal’ als inwisselbare termen gebruik en sta even stil bij het verschil tussen beide. Het lijkt dat het wereldbeeld ontstaat vanuit het levensverhaal. Maar er is wel een verschil in focus: het levensverhaal is persoonlijk en intern, terwijl het wereldbeeld een projectie naar buiten is. Het levensverhaal kan natuurlijk bepaalde keuzes bevatten die gelinkt zijn aan een specifiek wereldbeeld. De interne en de externe wereld vloeien als twee delen van hetzelfde geheel door elkaar heen. Dat maakt dat wanneer iemand jouw wereldbeeld veroordeelt en afwijst, het als een persoonlijke afwijzing kan voelen. En dat het ego in actie schiet wanneer er een bedreiging van het ‘zelf’ wordt gedetecteerd. Het persoonlijke verhaal en het bijbehorende wereldbeeld, dat met vallen en opstaan en tal van confronterende processen en trauma’s tot stand kwam, dient verdedigd te worden. Want voor het ego is er niets waardevoller en juister dan dat. Het heeft moeten lijden om tot die informatie te komen. Wanneer het ego geen ruimte laat voor enige twijfel en het eigen verhaal voor absoluut waar neemt, is er geen diepgaande zelfreflectie. Geen nederige speling voor de mysteries die het ego overstijgen. Zelf zoek ik nog naar een balans tussen ‘zelfverzekerdheid’ en de wetenschap dat ik niets weet. Misschien mondt dit uit in zelfverzekerd zijn in het niet-weten, wie zal het zeggen. Ik ben echter wel overtuigd van mijn gevoelsmatige weten, terwijl ik besef dat ik vanuit deze menselijke ervaring eigenlijk in het duister tast. Het persoonlijk verhaal wordt ondoordringbaar en gewichtig als alles erop wordt ingezet. Ik wil mijn eigen verhaal graag licht en poreus houden door te beseffen dat ik niets zeker weet. Ik beschik wel over een gezond functionerend ego dat een heel verhaal over hoe deze realiteit mogelijks in elkaar zit passioneel kan ophangen, maar ik (de ‘ik’ die zich niet identificeert met dat ego) onthecht mij van verhalen, omdat het ‘slechts’ verhalen zijn. Omdat de essentiële vorm- en naamloze identiteit oneindig veel verhalen kan bedenken, maar nooit een verhaal zal zijn. En alle creaties van die essentie zijn evenwaardig, dus waarom strijden als niets in wezen ‘juist’ of ‘fout’ is? Elk verhaal is een ervaring die voortkomt uit dezelfde bron. Het is dezelfde kunstenaar die alle mogelijke scripts schrijft, beleeft en met elkaar laat concurreren. Op het moment waarop ik mijn hele verhaal zo zorgvuldig mogelijk, en tegelijk voorzichtig aftastend tot waar ik kon gaan, uit de doeken stond te doen tegen een ‘andersdenkende’, kon ik de grens tussen ego en essentie scherp onderscheiden. Vanuit die essentie zag ik twee zielen van dezelfde bron en met dezelfde liefdevolle uitgangspunten en intenties, enkel met afwijkende verhalen en interpretaties in de materiële realiteit. Vanuit ego voelde ik de angst voor afwijzing en de noodzaak om mijn verhaal te staven, te verantwoorden en te verdedigen. Het was leerrijk om diverse delen van het wezen dat ik hier belichaam te ervaren tijdens zulke confrontatie. Er is natuurlijk een weg afgelegd om op het punt te komen dat ik kan uitzoomen op het moment dat mijn ego in actie schiet. Het onthechten van de ‘zelf’ is wat mij betreft een cruciale fase in zelfontwikkeling. Ik kan nu mijn ego met mededogen aanschouwen als een deel dat instaat voor mijn bestaan in deze materiële levenssimulatie. Het is het deel dat mijn grenzen aanduidt en mijn bestaansvorm afbakent te midden van andere bestaansvormen. Het ego heeft houvast nodig, maar het ego is anderzijds niet het houvast waarop ‘ik’ wil steunen. Het houvast dat mijn ego nodig heeft om zijn rol in deze realiteit goed te kunnen vervullen, is een idee van hoe de dingen in elkaar zitten: een zelf- en wereldbeeld. De metafoor van een wandelstok kwam daarbij naar voren; een persoonlijk verhaal en wereldbeeld zijn een houvast om hier te navigeren, iets om op te steunen tijdens de wandel op het levenspad. Mensen die constateren dat hun houvast gelijkaardig is, laven zich aan herkenning en erkenning. Wandelstokken worden vergeleken en vertonen dezelfde sporen van slijtage, bestaan uit dezelfde materialen en decoraties. Maar wanneer ego’s merken dat het houvast van de ander aanzienlijk anders is, ontstaat al snel de neiging om die stok omhoog te tillen: om ermee te wijzen, zwaaien, schermen of zelfs slaan. Ze gaan er daarbij vanuit dat ze hetzelfde pad bewandelen en dat er voor dat pad maar één geschikte wandelstok bestaat. Allebei zijn ze overtuigd van de juistheid van hun houvast. Dat is wat polarisatie is: tegen elkaar kletterende en hard neerkomende overtuigingen. Totalitarisme is dan weer wanneer bepaalde overtuigingen geen houvast meer zijn, maar knuppels zijn geworden om andere overtuigingen mee neer te slaan. Ik wil mijn houvast dicht bij mij houden, liefst ook uit het zicht van anderen. De verhalen die voor mij steek houden en houvast bieden, hoeven niet verdedigd, verspreid of verheerlijkt te worden. In het beste geval zijn ze niet langer na te vertellen omdat ze zodanig opgaan in mijn gevoelswereld en intuïtie. Het zijn dan geen verhalen meer, maar bewust doorvoelde toestanden in dit bestaan, die komen en gaan als golven. Zonder overtuigingen of woorden kan ik voelend weten wat voor mij klopt. Al is het verleidelijk voor de schrijver in mij om al die innerlijke beweging toch te proberen vertalen naar woorden. Er is ook de voldoening wanneer dat ergens ook maar een beetje lukt. Het ego dat dan juicht als het iets in een vorm kan vatten die anderen kunnen herkennen. Er is een ‘ik’ die mijn ego laat spelen en de dingen laat doen waarvoor het ‘gemaakt’ is. Maar er is ook een ‘ik’ die het ego op gepaste tijden overstijgt en tot de orde roept. Het lijkt een beetje op een moeder-kindrelatie. Het ego heeft zijn functie, tijd en plaats. Het is in deze aardse realiteit zowel een hulpmiddel als een valkuil. Ik ben dankbaar voor alle verhalen die werden vergaard, vooral de verhalen die inzichten werden. Maar tegelijkertijd neem ik ze niet al te serieus en ben ik bereid om ze los te laten. Ik wil mij in elk geval niet opwinden wanneer ik te maken krijg met verhalen die volledig tegen de mijne indruisen. Dit leren omgaan met polarisatie lijkt me een prominent en cruciaal proces in de huidige collectieve ontwikkelingen.   www.karoliendeman.comFoto door www.talesofaperture.com  

KarolienDeman
3 0

Klein meisje

Ik zwijg, want nuance weegt zwaar in een wereld vol extremen.  Ik gebruik mijn stilte als schild, niet omdat ik niets te zeggen heb, maar omdat schreeuwen niet luider klinkt dan stilte.  Ik plooi, tussen werken, denken en streven. Alleen opgevoed door kracht leer ik dat breken niet mag, maar plooien is overleven.  Ik verf, met cijfers en kleuren, logica en verwondering samen. Buiten de lijnen van de verwachtingen. Verder dan wat men verwacht van iemand die niet gelooft, en toch gelooft dat er iets meer is dan enkel dat wat wij kunnen bewijzen.  Ik slijp, niet om te snijden, maar om te weten hoe ver ik kan gaan. Mijn woorden, mijn overtuigingen die veil ik tot ze helder zijn, omdat nuance zelden welkom is. Ik slijp, maar snij nooit. Ik slik, omdat niet elke strijd een eerlijke wedstrijd is. Ik absorbeer blikken, vermoedens en oordelen, want mijn stem klinkt sowieso te fel.  Ik twijfel, vooral aan wie ik ben.  Want complexiteit is wantrouwen en zekerheid wordt zomaar aangeboden. Ik weiger te geloven dat eenvoud het antwoord is, dus moet maar worstelen.  Ik zwijg, plooi, verf, slijp, slik en twijfel.  Want diep vanbinnen, daar waar ik nooit durfde te slijpen, leeft nog iets echts, een klein meisje dat ik niet mag verliezen. Ze fluistert: 'Zwijg, maar vergeet niet.’ Dus ik zwijg, en ik slik, want ik adem liever andermans lucht, dan die van haar te ontnemen.  Ze kent de wolf, ze kent zijn honger, maar ze danst nog even zacht, koppig en onvermoeibaar. Want liever een vorm die niet past met ziel, dan één die past zonder dat kleine stukje dat mij nog echt maakt. 

Nootje
0 0

Waar geen bloem kan groeien

Ik weet, denk en vergeet,want voelen, onthouden en durvenzijn dingen die ik liever observeer. Ik denk genoeg,veel te genoeg,alles om de echo’s te dempendie anders mijn hart zouden raken.Denken maakt je sterk,maakt je scherp,bouwt muren zodat niemand zietdat de wolf toch al binnen zat.Niemand zal zijn verblijfsduur durven vragen,ik ook niet. Ik ben slechts de toeschouwervan hoe mijn brein door hem verder wordt geduwdin een lus zonder einde. Ik was oudvoor ik jong mocht zijn,en de wereld toonde mij eerder schaduwendan vormen.Sindsdien zie ik scherper dan de meeste blikken kunnen dragen,en soms zie ik meerdan ikzelf kan verdragen.Ze zien het oppervlak van de zee,niet de diepte waar ik al jaren zwemzonder adem te halen,niet hoe ik word meegesleurddoor stromen waarin ik verdrink als ik stop met zwemmen,dus ik zwem. Mijn brein is mijn pronkstuk,het enige dat onaangetast lijktdoor het virus genaamd kennis.Het gloeit, zo feldat de glans op het schermde ruis op de achtergrond verbergt.Men noemt het talent,maar het voelt eerder als een handdie zacht maar zekerop mijn nek rust,een hand gevormd uit verwachtingen, eisenen honger naar perfectie,die mijn stembanden zo stevig vastgrijptdat zelfs ik mijn stem niet meer hoor. Mijn hoofd is een nachtelijk landschapwaar de sterren te veel vragen stellen,waar geen bloem kan groeien,alleen gedachten die zich vermenigvuldigen als insecten.De maan schijnt er genadeloos op,de zon wacht al maandenop een kans om toch te schijnen. Gevoelens zijn water,en ik heb nooit goed leren zwemmen,rationaliteit zijn mijn zwembandjes.Dus blijf ik denken,om niet te verdrinken,al weet ik zelf maar al te goeddat het denken mij onder water duwt. Maar misschien weet ik wel te veel.Ik weet hoe het weten mij wurgt,hoe denken vreet aan mijn denken,hoe wijsheid mij eigenwijs maakt.En ik weet dat het fluistert,aantrekkelijk maar dwingend,tot mijn gedachten niet meer de mijne zijnen ik liever mijn ogen sluitvoor het beeld dat ik te zien ga krijgen. Misschien moet ik eens stoppenmet al dat denken.Wat denk je?Ben ik alweer te ver aan het denken?

Nootje
0 0