Zoeken

Bewonder het gedonder

‘Goeiemorgen!’ zei ik tegen een man met een wit hondje. ‘Ik loop dezelfde kant op als u,’ waarop hij me begroette met een warme ‘Welkom’. Geen ongemakkelijkheid, niets: ik was duidelijk welkom. ’t Beestje was iets dat leek op een Maltezer, maar dan wat groter. Drie jaar oud en nog veel beter bestand tegen de kou dan de vriendelijke man zelf. Althans, dat is wat hij me vertelde. De koude zon bracht een soort rust die versterkt werd door de zaterdagochtendstilte. We beaamden het allebei, maar toch vibreerden mijn stembanden een momentverstorende opmerking over het feit dat ik het gisteren best druk vond op de weg. Tweede kerstdag, en mensen troepten samen alsof ze de afgelopen maand nog niet genoeg geld hadden uitgegeven.‘Njah, we leven in een rijk land,’ zei de man met een wijsheid die kennelijk dieper ging dan ik me kon inbeelden. Hij vervolgde: ‘En op het Gouden Kruispunt gedragen mensen zich in het weekend alsof er een oorlog gaat uitbreken.’  Cynisch of niet, ik was stiekem heel blij met zijn woorden. De donkere gedachtestroom van de voorbije dagen maakten weer even plaats voor een gevoel van verbondenheid met de mensheid. Ik was even niet het enige zwarte schaap. Wonder boven wonder verruimde het mijn blik. Een afscheid en enkele kilometers later besefte ik opeens hoe superieur ik me wel niet voelde ten opzichte van de ander. Geen wonder dat ik zo vaak in donkere periodes terechtkom als ik de onbekende andere onderhuids steeds met de vinger wijs. Ik wist heel goed hoe druk het was op tweede kerstdag, omdat ik er zélf deel van uitmaakte. We gingen verdorie zelf winkelen — en naar wat voor een winkel dan nog. De Ikea, serieus, Bert?!  ‘Mmh, maar mijn reden is toch anders dan die van hen hoor,’ bedacht ik me met een verantwoordende frons. ’t Was een poging van mijn liefde om me uit de donkerte te halen. Ze had verhuisdozen, spuitbusjes en een nieuwe pottenlikker nodig. In de Ikea hebben ze blijkbaar exact wat ze wil. Wetende dat ik op mijn 31e nog geen voet in de Ikea had gezet, besloot ik deze keer toch mee te gaan. There we go. Na honderd-en-één schapen die er even doelloos uitzagen als ikzelf, beseft mijn vriendin opeens dat het veel drukker was dan ze gedacht had. Ze neemt het voortouw. Als een echt schaap hoef ik enkel te volgen of te wachten; ik moet geen beslissingen nemen en mag zelfs afwezig zijn in angstige gedachten. Ze weet dat ik het niet zo heb voor massa’s. Bedankt lief, om me gewoon te laten zijn. Ik bedenk me alleen: 'Hoe zal ik ooit een goede vader kunnen zijn voor die kleine uk die groeit in je buik?' Stap voor stap lijkt op dit moment zelfs te zwaar. Eenmaal terug thuis stort ik in. De lichtknop van de keuken geeft voor de zoveelste keer slecht contact. Enkele pogingen baten niet en mijn vuist verdwijnt bijna in de gyprocwand. Ik ga naar boven om wat af te koelen. Even zonder prikkels, dat helpt meestal. Deze keer blijkt het toch erger. Mijn systeem is overladen. De salontafel begeeft het en mijn gsm vliegt door de ruimte om wat later stuiptrekkend enkel nog zijn laatste licht te flikkeren. Oeps, dat was heftig.  Ik kom weer met mijn voeten op de grond. Het is opnieuw leefbaar. Opgelost is het daarentegen helemaal niet... Deze gedachtestroom heeft lang genoeg geduurd. Ik wandel verder.  Ik moet opeens terugdenken aan de vriendelijke man met zijn gele tanden. Ik vermoed dat hij rookt of veel gerookt heeft. Ook zijn oogwit had een ietwat gelige tint. Waarschijnlijk heeft zijn lever het zwaar. Zou hij zich soms ook zo voelen als ik? Leverziekten en depressieve gevoelens gaan blijkbaar hand in hand. Misschien vandaar de verbondenheid die ik met hem voelde. Och, ik weet het niet, en dat hoeft ook niet. Wat ik wel weet, is dat ik hem de dag daarna wonderbaarlijk genoeg opnieuw tegenkwam. Manoeuvrerend met een auto die ik niet gewoon ben, reed ik tegen een paaltje toen hij voorbijwandelde. Ik stap uit, begroet hem en verontschuldig me bij zijn hondje omdat ik het paaltje niet had zien staan. Waarop de man antwoordde: ‘Och, het stond toch al los.’ Er was geen enkel oordeel. Een gesprek dat even goed had kunnen eindigen in een denigrerende woordenwisseling over mijn rijkunsten, eindigde in een hartelijke uitwisseling van onze namen. Fijne dag en de beste wensen, Rik en Mila. Wij zijn Lize en Bert. 

Bert Symons
4 0

Koffieleut

Soms doe ik weleens iets goed. Dan ga ik samen met mijn wederhelft naar een drankgelegenheid, laat ik haar eerst bestellen en herhaal gewoon wat zij zegt. Ik leer, niet snel, maar ik doe het wel. Vroeger dronk ik m'n koffie verkeerd, nu dus vooral latte macchiato, omdat zij het zo zegt.  Niet dat ik het helemaal snap. In de ene zaak ziet een latte macchiato er net hetzelfde uit als een koffie verkeerd in een andere. Ik maak me er niet druk om en volg de leidster. Feit is dat er zich op beide varianten vaak een schuimlaag bevindt en die zorgt dan weer voor een nieuw probleem.  Zij neemt altijd een zoetje. Jammer genoeg bedoel ik dan niet mezelf, maar eerder een 'canderelleke', zoals we zeggen. Een suikervervangertje dat in ons geval al lang niet meer van het merk Canderel is, omdat er nu eenmaal veel goedkopere alternatieven zijn en omdat we het verschil niet proeven. Vroeger deed ik wel meer verkeerd. Dan vroeg ik haar om een canderelleke (het gebeurt regelmatig dat die dingen niet meegeleverd worden door de uitbater en zij heeft sowieso standaard zo'n verdeeldoosje in haar tas) en gooide het daarna onwetend in de schuimlaag, waarna ik ging roeren. Grote fout, want op die manier lik je na de roersessie alleen superzoet schuim en blijft het vloeibare gedeelte eronder ongezoet. Nu sla ik eigenlijk een steeds wederkerend twistmoment over. Zij verdraagt geen echte suiker en ik wel. Bovendien hoor ik niet zo op mijn lijn te letten, omdat ik er tegenwoordig sowieso uitzie als een uitgemergelde windhond, vindt zij.  'Krijg ik eens een zoetje, zoetje?' hijg ik dan soms. Dat verhoogt de weerstand nog meer. We hebben immers niet de gewoonte om elkaar zoetje, liefje of schatje te noemen, zeker niet in het openbaar. Omdat het niet lekker bekt uit onze monden én omdat we weten dat koppels die dat wél doen elkaars bloed meestal kunnen drinken in de privésfeer, als er geen getuigen zijn. Nee, dan liever een koffie verkeerd met een hardbevochten suikervervangertje. En nu, nu komt het. Om te voorkomen dat het canderelleke in de schuimlaag blijft hangen, maak ik met mijn lepel vooraf een strookje schuimvrij, waardoor het rechtstreeks in het vloeibare deel belandt en op die manier zijn smaak op efficiënte wijze kan verdelen. Heel belangrijk!  'Wacht,' zeg ik dan altijd, 'ik maak eerst even een vaargeul.' Een vaargeul. Na wat research ontdek ik dat een vaargeul een waterweg is, speciaal aangelegd om het verkeer over water te vergemakkelijken. Een diepere strook. Een bebakend deel van het vaarwater dat is uitgebaggerd, waardoor schepen veilig kunnen navigeren.  Het is een woord dat ik, afhankelijk van onze uitgaansfrequentie, min of meer wekelijks spontaan gebruikte, zonder ooit de exacte betekenis te kennen. Ik zei het jarenlang zomaar, zonder nadenken, op gevoel. Ik ben als de dood voor water, heb helemaal niks met scheepvaart en heb nooit naast Mathilde gezeten. Ik heb al moeite genoeg om ons huwelijksbootje dobberend te houden.  Ach, ik geef nu wel op haar af, maar ik zie mijn mededobberaar graag, hoor. Ik ben zo blij dat ik haar heb, want het is zoals die Noord-Ierse zanger halverwege de jaren tachtig al zong: 'A good heart, these days, is hard to find'. Zoek het maar eens op. Een prachtig nummer van Vaargeul Sharkey. Excuseer. Feargal Sharkey.  

Danny Vandenberk
3 0

Terwijl alles doorgaat

Het gebeurt zonder aankondiging.Ik zit ergens. Ik sta in een ruimte. Ik ben bezig met iets normaals.En dan komen de triggers. Niet als herinnering, maar als reactie.Mijn lichaam weet het al voordat ik het zelf doorheb.Mijn ademhaling wordt zwaar, of ik krijg het gevoel dat ik mijn adem moet inhouden. Ik hoor alles tegelijk en tegelijk niets.Ik denk dat iedereen mij hoort slikken of ademen. Meestal gebeurt het tijdens een sociaal moment.Op een verjaardag.Op het schoolplein.In de supermarkt. Mensen praten door. Alles gaat verder.En ik zit vast in minuten, soms uren, die te veel lijken op vroeger. Ik word stiller.Niet omdat ik niets te zeggen heb, maar omdat alles in mij bezig is met inschatten.Wie is er.Praten ze over mij.Weten ze wat ik denk.Waar zijn de uitgangen.Wat kan ik doen als het misgaat. Dit duurt soms een paar tellen.Soms veel langer.Wat van buiten lijkt op afwezigheid, is van binnen pure alertheid.Mijn lichaam staat volledig aan. Ik kan ondertussen knikken. Antwoorden geven. Functioneren.Maar iets in mij staat los van het moment waarin ik hoor te zijn. De mensen die mij kennen, zien het.De mensen die mij niet kennen, zien of horen niets.Toch bepaalt het hoe ik daar zit of sta.Hoe ik ademhaal.Hoe ik reageer. Triggers zijn geen herinneringen aan vroeger.Het zijn signalen dat iets wat ooit nodig was, nog steeds actief is.Soms blijft het daar niet bij. Soms wordt het stiller van buiten,en harder van binnen. Ik kan hier middenin zitten, terwijl jij denkt dat alles gewoon is.

Onzichtbaarkind
9 0

Over horen

Kwart over zeven. Eindelijk even zitten. 14.543 stappen gezet. Door omstandigheden, kinderen en vrouw ben ik vandaag 'van huut na hààr' gestuurd. Naar scholen, supermarkten, winkelcentra, brasserieën, bibliotheken, kappers, gemeentehuizen, fitnesszaken, postkantoren, banken ... Sorry hoor, maar als ik opsommend aan het overdrijven ben, hanteer ik altijd meervoudsvormen. Voor het schokeffect.  Kortom, niet te volgen was ik. Bijna zoals in mijn schrijfsels. Wat? Je was al niet meer mee bij 'van huut na hààr'? Dat is een Lommelse uitdrukking die in het Nederlands net iets wulpser klinkt: 'van hot naar haar' (of 'van hot naar her'), waarbij 'hot' en 'haar' oude koetsierstermen zijn, uitroepen waarmee de koetsier het paard in een bepaalde richting stuurde. 'Hot' betekende naar rechts, 'haar' naar links. Van hot naar haar betekent dus van rechts naar links, van hier naar daar en van het kastje naar de muur. Ik voelde me vandaag als zo'n gecommandeerd paard en nu heb ik er de honger van. Wat zou ik eens kunnen eten?  'Papa, wil je me ondervragen?'  Een van m'n dochters. Het stopt dus nooit. Ook niet als het paard moe is, of de koetsier helemaal uitgeput. Het paard moet blijven draven en de koetsier moet de postkoets nog poetsen met kotspoestkoest. Postkoetspoets. Zelfs mijn tong is moe. Nog voor ik nee kan zeggen, gooit ze een in twee geplooid blad naast mijn voeten, die ik, doodop als ze zijn, te ruste had gelegd op de salontafel.  Slim, dat wel. Met de tekst aan de binnenkant. Ze weet dat ik op het neurotische af nieuwsgierig ben, in die mate dat ik geen enkel opgeplooid blad in mijn nabijheid verdraag zonder dat ik het open moet plooien om het te kunnen lezen.  Nederlands. 'Uitdrukkingen en zegswijzen'. Er zijn oninteressantere onderwerpen. 'Ondervragen vind ik zo politioneel klinken, alsof je iets misdaan hebt,' zeg ik op de Brilsmurfse betweterige manier die me al decennialang typeert. 'Ik wil je wél overhoren. Met de nadruk op horen en luisteren, want dat kan ik goed, luisteren. Als een gehoorzaam paard dat heel de dag moet ronddraven zonder dat het de haver krijgt die het verdient, van hot naar haar. In mijn geval zwetend, en zo goed als kaal.'  Naast mij gezeten echtgenote zegt niets en zucht. Diep. Met opgeblazen wangen, mijn inspanningen van de bijna voorbije dag minimaliserend, geringschattend, honend, neerbuigend en lichtjes geïrriteerd. Het zit er allemaal in, in die zucht. Je moet het alleen kunnen horen. De overhoring zelf verliep vlekkeloos. Buiten die klodder mayonaise die via een glibberig gesopt knakworstje op mijn nieuwe trui belandde. Ja, beste lezer, al overhorend was ik even naar de keuken gelopen om aldaar het blikje tv-worstjes te halen dat ik in het kruidenkastje had verstopt na een van de winkelbezoekjes van daarstraks. Voor een onvoorzien hongertje ergens in de toekomst, op een plekje waar niemand ooit zoekt, helemaal voor mij alleen, had ik gedacht. Soms ligt die toekomst gewoon acht minuten vijfenveertig seconden verder. Het waren er ook maar een dertigtal, hoor, de uitdrukkingen en zegswijzen. Ze kende ze allemaal, van een nieuwsgierig aagje (herkenbaar) tot op zwart zaad zitten. Van die laatste uitdrukking ken ik ook een pornografische verklaring, maar die slik ik wijselijk in, samen met het voorlaatste worstje. Het allerlaatste exemplaar uit het veel te kleine blikje is een beloning voor de flinke studente. Heeft ze wel verdiend. Overhoren. Doet me denken aan vroeger, toen ik dagelijks de trein nam om op school te geraken. Het was een tijd zonder smartphones en al te veel koptelefoons, toen er nog gepraat werd onderweg. Over koetjes en kalfjes, door mensen die elkaar niet of amper kenden. Daar vond ik dan geen zak aan, want dat was altijd min of meer hetzelfde geleuter. Boeiend werd het pas als mensen wél een band hadden. Liefst van al zat ik dan op een plekje waar ze me niet konden zien. Rug tegen rug met de intimi. Zeker 's avonds, in de winter, als het donker werd. 't Is gek, maar hoe duisterder de omgeving, hoe meer mensen geneigd zijn om vertrouwelijke dingen tegen elkaar te zeggen. Honderden gesprekken heb ik zo opgevangen. Dan legde ik mijn oor te luisteren terwijl ik door het venster omkeek om hun silhouetten te zien. Meerdere ruzies heb ik horen ontstaan, ouders heb ik horen beslissen hoe ze hun kinderen gingen straffen of net belonen, vriendinnen hoorde ik klagen over de slappe bedprestaties van hun echtgenoten, geroddel over collega's, details over geldproblemen, codes van bankkaarten ...  Nu ik erover nadenk, had het van mijn kant nauwelijks nog iets met overhoren te maken. Overhoren impliceert een toevalligheidsfactor. Zoals in 'Ik overhoorde toevallig hun gesprek in de trein.' Dat was bij mij allerminst het geval. Ik luisterde om te luisteren. Actief afluisteren, zeker als ze fluisterden. Boeken zou ik kunnen schrijven over de subtiele nuances tussen horen en luisteren. Of zoals die ene doventolk zei: 'Doven? Die horen bij mijn werk.' Daar ga ik zelf ook nog eens even over nadenken.   

Danny Vandenberk
0 0

Voor altijd negentien

Met een bakfiets vol boodschappen fietste ik van de Delhaize weer naar huis, toen mijn Spotify naar Nineteen Forever van Joe Jackson shuffelde. Dat nummer neemt me steeds mee naar mijn kinderjaren, die warme wollige tijd in dat heerlijke herenhuis waar ik opgroeide, lang voordat herenhuizen hip waren. De winters waren toen kouder en duurden langer. Of misschien voelden de dagen gewoon langer omdat ik acht was. Zodra we thuiskwamen van school en ons vieruurtje op hadden, legde mijn moeder steevast een cd op en vaak was dat Steppin Out: the very best of Joe Jackson. In het lied Nineteen Forever zingt Jackson, op dat moment 34, dat hij graag voor altijd negentien jaar zou willen zijn. Zelf begreep ik nog niet zoveel Engels, maar dat zinnetje verstond ik wel. Telkens vroeg ik me af waarom die man zo graag negentien wilde zijn, wat er zo magisch was aan die leeftijd, een leeftijd die toen het dubbele was van de mijne en die bijna onbereikbaar voelde. Op een dag besloot ik het te vragen: ‘Mama, waarom wil hij negentien zijn? En niet achttien of twintig?’ ‘Tja, ik zou ook wel eeuwig negentien willen zijn’, antwoordde ze, waarschijnlijk druk in de weer met het huishouden. Het idee niet oud(er) te moeten worden kon ik nog wel vatten. Bob Dylans Forever Young was dan ook een van haar lievelingsliedjes. Maar het mysterie rond dat getal van negentien werd niet opgehelderd, dus kon ik alleen maar uitkijken naar het moment waarop ik zelf negentien kaarsjes mocht uitblazen. Ik weet nog dat ik toen heel erg graag de tijd vooruit wilde spoelen. Terwijl ik mijn boodschappen in de koelkast zet en de gerechten voor deze week op een notitieblok neerpen, denk ik na over hoe oud ik nu zou willen zijn. Op mijn negentien gebeurde er eigenlijk niet zo veel in mijn leven en voor de looks moet ik het ook niet doen; ik zag er bijvoorbeeld op mijn zevenentwintigste veel beter uit. Eigenlijk kan ik me niet zoveel van die periode herinneren, behalve dat ik Taal- en letterkunde studeerde aan de UA, en mijn vrije tijd doorbracht met muziek maken, gamen en rondhangen met mijn lief. En plots dringt het tot me door. Achtendertig. Dat is exact twee keer negentien. Is het toeval dat ik die gedachte net nu heb? Toen ik de helft van negentien was, wilde ik de tijd vooruitspoelen, nu ik twee keer zo oud ben, wil ik terug. Joe Jackson treedt binnenkort op in De Roma. Ik sta op de wachtlijst. De man is eenenzeventig. Binnen vijf jaar wordt hij zesenzeventig, twee keer mijn leeftijd en vier keer negentien. Met wat geluk ben ik dan tweeënveertig, het antwoord op alle vragen.

Lennart Vanstaen
7 2