Zoeken

"Hoe ga ik me hierover voelen als ik later tachtig ben?"

Heel lang probeerde ik het leven juist te leven. Ik probeerde in alles telkens de meest moreel-ethische keuze te maken. Ik trachtte op een bepaalde manier bijna te leven als een geestelijke, vrij van blaam of egoïstische beweegredenen. Ik dacht dat het juiste doen betekende: in ieder moment de menselijke representant zijn van de top-5 aan christelijke waarden. En ik ben niet eens gelovig. Ik deed dat niet omdat ik noodzakelijk een goed mens wilde zijn, ik deed het eerder uit angst om verkeerde keuzes te maken.  Gaandeweg kwam ik erachter dat je het leven ook kan invullen als mens. Dat je eigenlijk alleen maar bezield kan leven door authentiek te zijn. En hoe ontdek je je eigen authenticiteit?  Door ervaring opdoen. Door te experimenteren met dingen. Met dingen, bestemmingen, bezigheden, mensen, … Hoe anders kan je jezelf wérkelijk leren kennen? En hoe anders kan je keuzes maken die écht vertegenwoordigen wie jij bent? Ondertussen onderwerp ik mezelf aan twee specifieke innerlijke dialogen als ik ergens een beslissing over moet nemen. Bij grote of moeilijke keuzes is er altijd één zin die zich aandient. Ze luidt: Hoe ga ik me hierover voelen als ik later tachtig ben?  Ze klinkt eenvoudig, maar het is een zin die me in één klap herinnert aan de eindigheid van het leven en die daardoor de keuze die voor me ligt, in perspectief plaatst.  Mijn tachtigjarige wijze zelf glimlacht altijd vol vertrouwen naar me als ik beroep op haar doe. Ze heeft haar angst voor foute keuzes lang geleden achter zich gelaten en ze kijkt graag terug op een rijk leven. Rijk aan ervaringen. Het zou haar ten zeerste tegenstaan spijt te hebben van zaken. Ze vindt het ongetwijfeld erger om spijt te hebben van ongedane zaken dan van “fouten”. Ze gelooft niet in fouten. Enkel ervaringen. Ze weet dat je jezelf nooit kan verliezen en dat alles wat je meemaakt, alles waar je op welke manier dan ook voor kiest, voortkomt uit onvermijdelijkheid: wat je ook kiest, het is die weg die je zal vormen zoals de bedoeling is.  Als de keuze die ik moet maken kleiner is en betrekking heeft op het dagdagelijkse gebeuren, is de vraag die ik mezelf stel: Waar word ik blij van? Als ik op zaterdag wakker word en ik heb geen planning, enkel tijd, vraag ik mezelf waar ik blij van word. Als er meerdere opties zijn, vraag ik: Waar word ik het meest blij van? Dan luister ik naar het antwoord en volg die weg.  Ik hou niet meer van te grote en te ruime vragen als “Wat is uw roeping?” of “Waar zie je jezelf binnen 5 jaar?”  Binnen 5 jaar? Ik weet niet eens wat ik volgend weekend wil doen.  Ik vind het meer dan genoeg om volmondig “ja” te kunnen zeggen op de dag die voor me ligt.  Vroeger dacht ik dat ik van uitgestippelde routes hield. Tegenwoordig vind ik het zo ongeveer het meest beperkende wat er bestaat. Ik vind het net leuk om niet te weten wat er voor me ligt: het helpt me om in het nu te blijven.  Ik ga ervanuit dat als je iedere dag volgt wat je ziel je ingeeft -waar je van aan gaat- je wel zal merken hoe je pad eruit ziet als je achterom kijkt.   

Ellen Tomaluk
10 1

En...weg was ze!

Na lang aarzelen, had ze na twintig minuten een besluit genomen. Ze zou gaan! Al die tijd had ze ja en nee in de weegschaal gelegd. Ja, het is nog niet laat, echt moe ben ik nog niet. Nee, ik zal hem zien, die confrontatie kan niet goed verlopen. Ja, ik ga, ik ben tenslotte uitgenodigd. Nee, zijn vrouw zal me geen blik gunnen, dat zal me pijn doen. Omdat het buiten zacht was, trok ze een mouwloze jurk aan. Schoenen eronder, en klaar! De tijd van panty's was voorbij. Ze was overigens voorzichtig met nylon sinds die brand in het hotel. De kranten kopten toen iets over de Kerstboom maar verder in het artikel werden er vele woorden besteed aan de kousen en jassen die de brand hadden versneld. Het was al ver na achten toen ze vertrok. De massieve poort viel vanzelf wel dicht. Op het feest werd ze niet ontvangen door hem maar door een ingehuurde buitenwipper. Was dat nodig? Ze vroeg het zich af. Meteen kwam Ina naar haar toe, zoende haar op de wang met de woorden: wat fijn dat je toch bent gekomen. Ina's sterrenbeeld was boogschutter, zij twijfelde nooit zo lang vooraleer een besluit te nemen. Wanneer Roos bleef wikken en wegen, durfde ze al eens Ina op te bellen. Zal ik je helpen, vroeg ze dan. En Ina hakte de knoop door. Roos keek rond met de coupe champagne in haar hand maar zag weinig bekenden. Veel glitter, dat wel. Opvallend veel rood ook; rokken en oorbellen en lippen. Dirk zag haar en stak zijn hand op. Een glimlach, wist ze, is altijd een mooie reactie maar hij had zich al omgedraaid. Staat hij in een andere kamer te praten met zijn gasten? Zou hij zenuwachtig zijn om haar weer te zien? Jacob was nu wereldnieuws en zij, zij was niets bijzonders geworden, zij had niets gedaan om de mensheid enige vorm van geluk te brengen. Hij was zo goed geworden in zijn vakgebied waardoor hij rijen mensen kon helpen langer te leven, zij was daarentegen een onopvallende kantoormedewerker gebleven.  Een banaal gegeven, dat ben ik. Haar hart sloeg een tel over toen ze hem zag, nog een keer moest kijken om zeker te zijn. Het is Jacob! Wat nu? Ze keek naar Ina's mond die druk bezig was met praten, ze zag de bodem van haar glas. Ze begreep dat ze hem zou passeren op weg naar de lange tafel met drankjes.    wordt vervolgd...  

Ingrid Strobbe
0 0

Kletterende wandelstokken: hoe het ego een verhaal nodig heeft

Dat verhalen de wereld maken en hoe ze zowel voor verbinding als verdeeldheid kunnen zorgen: daar wil ik het nog eens over hebben. Ik besef dat mijn wereldbeeld en alle dagelijkse interpretaties deel uitmaken van een verhaal dat ik mezelf aan het vertellen ben. Het is een vertelling die voor mij centraal staat; er lijkt momenteel geen alternatief te zijn dan het creëren en beleven van dit levensverhaal. Maar het is tegelijk ook ‘maar’ een verhaal, te midden van ontelbaar veel andere persoonlijke verhalen. Ze komen allemaal voort uit persoonlijke ervaringen en allemaal zijn ze even veranderlijk en vergankelijk. In essentie zijn we natuurlijk veel meer dan personages in een verhaal, maar in materiële interacties komt het hier wel op neer. In mijn tekst getiteld ‘Dit is een verhaal over de verhalen van de wereld’ had ik het over het onthechten van verhalen, iets dat ik niet als evident ervaar, maar waarin ik wel blijf oefenen. Vooral in bepaalde contexten, wanneer ik merk dat mijn verhaal een natuurlijke stroom belemmert. Mijn eigen verhaal kan me soms in de weg zitten. Het kan ook anderen triggeren en afstoten, waardoor ze me zouden kunnen veroordelen en uitsluiten. Vooral dit laatste idee is bij mij en vele anderen gekoppeld aan trauma. Een trauma dat vele generaties teruggaat. Denk maar aan heksenverbrandingen, waar niets anders dan verhalen aan de basis lagen. Wanneer veronderstellingen verhalen worden, kan het gevaarlijk worden. Ik mocht onlangs nog eens voelen hoe het is wanneer verhalen tegen elkaar aan schuren of botsen en niet compatibel zijn. Ik constateerde dat mijn wereldbeeld schril afstak tegen het wereldbeeld van mijn gesprekspartner. Met een human design als projector is het voor mij een automatisme om me in het standpunt van de ander te plaatsen, en zo hoorde ik mezelf een aaneenschakeling van schijnbaar vergezochte fantasieverhalen en complottheorieën verkondigen. Het was natuurlijk onmogelijk om decennialang persoonlijk onderzoek en al de (soms schokkende) bevindingen daarvan even samen te ballen en aan haar over te brengen. Ik ben zelf doorheen verschillende fases gegaan om tot zo’n verhaal te komen, heb op momenten alles weer verworpen en ben opnieuw begonnen, om dan later weer op hetzelfde punt uit te komen. Ik wil maar zeggen: de vorming van mijn huidige wereldbeeld was een intens proces, gestoeld op ratio, emotie en intuïtie. Het is een wijdvertakt gegeven, diep geworteld in mijn persoonlijke ervaring. Ik kan het dus niet zomaar ter plaatse samenvatten voor iemand die een ander proces heeft doorleefd en afwijkende, of zelfs polaire, bevindingen heeft. Ik merk nu op dat ik in deze tekst ‘wereldbeeld’ en ‘persoonlijk levensverhaal’ als inwisselbare termen gebruik en sta even stil bij het verschil tussen beide. Het lijkt dat het wereldbeeld ontstaat vanuit het levensverhaal. Maar er is wel een verschil in focus: het levensverhaal is persoonlijk en intern, terwijl het wereldbeeld een projectie naar buiten is. Het levensverhaal kan natuurlijk bepaalde keuzes bevatten die gelinkt zijn aan een specifiek wereldbeeld. De interne en de externe wereld vloeien als twee delen van hetzelfde geheel door elkaar heen. Dat maakt dat wanneer iemand jouw wereldbeeld veroordeelt en afwijst, het als een persoonlijke afwijzing kan voelen. En dat het ego in actie schiet wanneer er een bedreiging van het ‘zelf’ wordt gedetecteerd. Het persoonlijke verhaal en het bijbehorende wereldbeeld, dat met vallen en opstaan en tal van confronterende processen en trauma’s tot stand kwam, dient verdedigd te worden. Want voor het ego is er niets waardevoller en juister dan dat. Het heeft moeten lijden om tot die informatie te komen. Wanneer het ego geen ruimte laat voor enige twijfel en het eigen verhaal voor absoluut waar neemt, is er geen diepgaande zelfreflectie. Geen nederige speling voor de mysteries die het ego overstijgen. Zelf zoek ik nog naar een balans tussen ‘zelfverzekerdheid’ en de wetenschap dat ik niets weet. Misschien mondt dit uit in zelfverzekerd zijn in het niet-weten, wie zal het zeggen. Ik ben echter wel overtuigd van mijn gevoelsmatige weten, terwijl ik besef dat ik vanuit deze menselijke ervaring eigenlijk in het duister tast. Het persoonlijk verhaal wordt ondoordringbaar en gewichtig als alles erop wordt ingezet. Ik wil mijn eigen verhaal graag licht en poreus houden door te beseffen dat ik niets zeker weet. Ik beschik wel over een gezond functionerend ego dat een heel verhaal over hoe deze realiteit mogelijks in elkaar zit passioneel kan ophangen, maar ik (de ‘ik’ die zich niet identificeert met dat ego) onthecht mij van verhalen, omdat het ‘slechts’ verhalen zijn. Omdat de essentiële vorm- en naamloze identiteit oneindig veel verhalen kan bedenken, maar nooit een verhaal zal zijn. En alle creaties van die essentie zijn evenwaardig, dus waarom strijden als niets in wezen ‘juist’ of ‘fout’ is? Elk verhaal is een ervaring die voortkomt uit dezelfde bron. Het is dezelfde kunstenaar die alle mogelijke scripts schrijft, beleeft en met elkaar laat concurreren. Op het moment waarop ik mijn hele verhaal zo zorgvuldig mogelijk, en tegelijk voorzichtig aftastend tot waar ik kon gaan, uit de doeken stond te doen tegen een ‘andersdenkende’, kon ik de grens tussen ego en essentie scherp onderscheiden. Vanuit die essentie zag ik twee zielen van dezelfde bron en met dezelfde liefdevolle uitgangspunten en intenties, enkel met afwijkende verhalen en interpretaties in de materiële realiteit. Vanuit ego voelde ik de angst voor afwijzing en de noodzaak om mijn verhaal te staven, te verantwoorden en te verdedigen. Het was leerrijk om diverse delen van het wezen dat ik hier belichaam te ervaren tijdens zulke confrontatie. Er is natuurlijk een weg afgelegd om op het punt te komen dat ik kan uitzoomen op het moment dat mijn ego in actie schiet. Het onthechten van de ‘zelf’ is wat mij betreft een cruciale fase in zelfontwikkeling. Ik kan nu mijn ego met mededogen aanschouwen als een deel dat instaat voor mijn bestaan in deze materiële levenssimulatie. Het is het deel dat mijn grenzen aanduidt en mijn bestaansvorm afbakent te midden van andere bestaansvormen. Het ego heeft houvast nodig, maar het ego is anderzijds niet het houvast waarop ‘ik’ wil steunen. Het houvast dat mijn ego nodig heeft om zijn rol in deze realiteit goed te kunnen vervullen, is een idee van hoe de dingen in elkaar zitten: een zelf- en wereldbeeld. De metafoor van een wandelstok kwam daarbij naar voren; een persoonlijk verhaal en wereldbeeld zijn een houvast om hier te navigeren, iets om op te steunen tijdens de wandel op het levenspad. Mensen die constateren dat hun houvast gelijkaardig is, laven zich aan herkenning en erkenning. Wandelstokken worden vergeleken en vertonen dezelfde sporen van slijtage, bestaan uit dezelfde materialen en decoraties. Maar wanneer ego’s merken dat het houvast van de ander aanzienlijk anders is, ontstaat al snel de neiging om die stok omhoog te tillen: om ermee te wijzen, zwaaien, schermen of zelfs slaan. Ze gaan er daarbij vanuit dat ze hetzelfde pad bewandelen en dat er voor dat pad maar één geschikte wandelstok bestaat. Allebei zijn ze overtuigd van de juistheid van hun houvast. Dat is wat polarisatie is: tegen elkaar kletterende en hard neerkomende overtuigingen. Totalitarisme is dan weer wanneer bepaalde overtuigingen geen houvast meer zijn, maar knuppels zijn geworden om andere overtuigingen mee neer te slaan. Ik wil mijn houvast dicht bij mij houden, liefst ook uit het zicht van anderen. De verhalen die voor mij steek houden en houvast bieden, hoeven niet verdedigd, verspreid of verheerlijkt te worden. In het beste geval zijn ze niet langer na te vertellen omdat ze zodanig opgaan in mijn gevoelswereld en intuïtie. Het zijn dan geen verhalen meer, maar bewust doorvoelde toestanden in dit bestaan, die komen en gaan als golven. Zonder overtuigingen of woorden kan ik voelend weten wat voor mij klopt. Al is het verleidelijk voor de schrijver in mij om al die innerlijke beweging toch te proberen vertalen naar woorden. Er is ook de voldoening wanneer dat ergens ook maar een beetje lukt. Het ego dat dan juicht als het iets in een vorm kan vatten die anderen kunnen herkennen. Er is een ‘ik’ die mijn ego laat spelen en de dingen laat doen waarvoor het ‘gemaakt’ is. Maar er is ook een ‘ik’ die het ego op gepaste tijden overstijgt en tot de orde roept. Het lijkt een beetje op een moeder-kindrelatie. Het ego heeft zijn functie, tijd en plaats. Het is in deze aardse realiteit zowel een hulpmiddel als een valkuil. Ik ben dankbaar voor alle verhalen die werden vergaard, vooral de verhalen die inzichten werden. Maar tegelijkertijd neem ik ze niet al te serieus en ben ik bereid om ze los te laten. Ik wil mij in elk geval niet opwinden wanneer ik te maken krijg met verhalen die volledig tegen de mijne indruisen. Dit leren omgaan met polarisatie lijkt me een prominent en cruciaal proces in de huidige collectieve ontwikkelingen.   www.karoliendeman.comFoto door www.talesofaperture.com  

KarolienDeman
3 0

Klein meisje

Ik zwijg, want nuance weegt zwaar in een wereld vol extremen.  Ik gebruik mijn stilte als schild, niet omdat ik niets te zeggen heb, maar omdat schreeuwen niet luider klinkt dan stilte.  Ik plooi, tussen werken, denken en streven. Alleen opgevoed door kracht leer ik dat breken niet mag, maar plooien is overleven.  Ik verf, met cijfers en kleuren, logica en verwondering samen. Buiten de lijnen van de verwachtingen. Verder dan wat men verwacht van iemand die niet gelooft, en toch gelooft dat er iets meer is dan enkel dat wat wij kunnen bewijzen.  Ik slijp, niet om te snijden, maar om te weten hoe ver ik kan gaan. Mijn woorden, mijn overtuigingen die veil ik tot ze helder zijn, omdat nuance zelden welkom is. Ik slijp, maar snij nooit. Ik slik, omdat niet elke strijd een eerlijke wedstrijd is. Ik absorbeer blikken, vermoedens en oordelen, want mijn stem klinkt sowieso te fel.  Ik twijfel, vooral aan wie ik ben.  Want complexiteit is wantrouwen en zekerheid wordt zomaar aangeboden. Ik weiger te geloven dat eenvoud het antwoord is, dus moet maar worstelen.  Ik zwijg, plooi, verf, slijp, slik en twijfel.  Want diep vanbinnen, daar waar ik nooit durfde te slijpen, leeft nog iets echts, een klein meisje dat ik niet mag verliezen. Ze fluistert: 'Zwijg, maar vergeet niet.’ Dus ik zwijg, en ik slik, want ik adem liever andermans lucht, dan die van haar te ontnemen.  Ze kent de wolf, ze kent zijn honger, maar ze danst nog even zacht, koppig en onvermoeibaar. Want liever een vorm die niet past met ziel, dan één die past zonder dat kleine stukje dat mij nog echt maakt. 

Nootje
0 0

Waar geen bloem kan groeien

Ik weet, denk en vergeet,want voelen, onthouden en durvenzijn dingen die ik liever observeer. Ik denk genoeg,veel te genoeg,alles om de echo’s te dempendie anders mijn hart zouden raken.Denken maakt je sterk,maakt je scherp,bouwt muren zodat niemand zietdat de wolf toch al binnen zat.Niemand zal zijn verblijfsduur durven vragen,ik ook niet. Ik ben slechts de toeschouwervan hoe mijn brein door hem verder wordt geduwdin een lus zonder einde. Ik was oudvoor ik jong mocht zijn,en de wereld toonde mij eerder schaduwendan vormen.Sindsdien zie ik scherper dan de meeste blikken kunnen dragen,en soms zie ik meerdan ikzelf kan verdragen.Ze zien het oppervlak van de zee,niet de diepte waar ik al jaren zwemzonder adem te halen,niet hoe ik word meegesleurddoor stromen waarin ik verdrink als ik stop met zwemmen,dus ik zwem. Mijn brein is mijn pronkstuk,het enige dat onaangetast lijktdoor het virus genaamd kennis.Het gloeit, zo feldat de glans op het schermde ruis op de achtergrond verbergt.Men noemt het talent,maar het voelt eerder als een handdie zacht maar zekerop mijn nek rust,een hand gevormd uit verwachtingen, eisenen honger naar perfectie,die mijn stembanden zo stevig vastgrijptdat zelfs ik mijn stem niet meer hoor. Mijn hoofd is een nachtelijk landschapwaar de sterren te veel vragen stellen,waar geen bloem kan groeien,alleen gedachten die zich vermenigvuldigen als insecten.De maan schijnt er genadeloos op,de zon wacht al maandenop een kans om toch te schijnen. Gevoelens zijn water,en ik heb nooit goed leren zwemmen,rationaliteit zijn mijn zwembandjes.Dus blijf ik denken,om niet te verdrinken,al weet ik zelf maar al te goeddat het denken mij onder water duwt. Maar misschien weet ik wel te veel.Ik weet hoe het weten mij wurgt,hoe denken vreet aan mijn denken,hoe wijsheid mij eigenwijs maakt.En ik weet dat het fluistert,aantrekkelijk maar dwingend,tot mijn gedachten niet meer de mijne zijnen ik liever mijn ogen sluitvoor het beeld dat ik te zien ga krijgen. Misschien moet ik eens stoppenmet al dat denken.Wat denk je?Ben ik alweer te ver aan het denken?

Nootje
0 0

DE KRACHT VAN STILTE

Een wijs man zei ooit: “Niet elke fitnessclub heeft een sauna, dus als er eentje aanwezig is, moet je daar gebruik van maken.” Ik geloofde die man in de spiegel, die van zichzelf ook wist dat zijn angst om verwikkeld te geraken in sociaal onaanvaardbare gesprekken niet langer in de weg kon staan van de talloze voordelen van een sauna, die hij zich tot dan toe had ontzegd. Zodus stapte ik op een dinsdagochtend de kleedkamer binnen, wetende dat het druk zou zijn. De kamer was naar goede gewoonte gevuld met naakte zestigplussers, die allemaal de sauna zouden induiken binnen ettelijke minuten. De snelheid van het ontkleden en douchen bepaalde dus in grote mate wie zich eerst tegoed kan doen aan een plek op de hete houten banken. Mijn jeugdigheid gaf me daarin een aanzienlijk voordeel. In één vloeiende beweging en balancerend op één been verwijderde ik meerdere kledingstukken, terwijl mijn lotgenoten zich niet waagden aan zulke manoeuvres en zich beurtelings – wegens rugklachten en beperkte zitruimte – moesten neerzetten. En zo was ik zeker van een plaats. Alleen had ik gehoopt dat ik alsnog geen deel zou worden van de kleedkamergesprekken, nu die zich hadden verplaatst naar een nog engere ruimte. Ik deelde de sauna met drie andere mannen: de eerste was afgetraind voor zijn leeftijd en had een gezicht als een luitenant, waarin geen spier vertrok. Hij had bruin, kortgeknipt haar dat met gel naar achteren was gekamd. De twee anderen waren kaal. De man die bovenaan plaatsnam had een bierbuik maar was voor de rest graatmager. Wanneer hij lachte, klonk het als een dier dat werd geslacht. Op zijn lichaam stonden verschillende tattoos, maar ik kon alleen een ietwat uitgerekte tijger onderscheiden. De derde man was reusachtig in de breedte en zat vlak naast de kachel waarop de stenen lagen. De mannen spraken luid en hoestten ongegeneerd. Alles verdampt hier toch, leken ze te denken. De man naast de kachel sprak amechtig en bulderde, het hout trilde mee wanneer hij sprak. Het ging over voetbal, goedkope vlieg- en busreizen, de onkunde van hun vrouw, de aanhoudende regen, rugpijn en geschikte medicatie en goede adresjes om rolluiken te laten repareren, iets waarvan de man met tattoos blijkbaar erg veel afwist. Het waren zaken waarover je een mening diende te hebben en die je luid diende te verkondigen. Hoewel ik mezelf gelukkig prees dat mij niets werd gevraagd, moest ik concluderen dat ook zonder actieve deelname aan dit gesprek de sauna niet als een moment van ontspanning aanvoelde. Vriendelijk verzocht ik dus om stilte. Daarop verstarden de blikken van mijn tegenspelers. Ze bekeken me alle drie voor het eerst, alsof ze me daarvoor niet eens opgemerkt hadden. Ik las de oordelen in hun ogen, maar het was wél stil. Het werd een uitputtingsstrijd. Er werd hevig gezweet. Gepuft. Gehijgd. En gelukkig gezwegen. Het zweet van uitgerekte tijger lekte op de luitenant. Minuten kropen voorbij. De luitenant gaf het op. Misschien vond hij het ook niet leuk dat er op hem gezweet werd. We waren nog met drie. De warmte leek nog meer om zich heen te grijpen, nadat de deur kort maar krachtig was geopend en gesloten door de luitenant. De brede man lepelde water over de stenen die een sissend geluid maakten, terwijl hij me grijnzend aankeek. Meteen verspreidde zich een penetrante eucalyptusgeur. Ik glimlachte terug. Opnieuw stilte en een verzengende hitte. Tien minuten later werd het de uitgerekte tijger eindelijk te veel. Dit moest de langste sauna zijn die hij ooit had genomen. Hij strompelde naar buiten. De reus en ik bleven over. Even keek hij naar de lepel en de kom, maar bedacht zich. Nog een minuut later droop hij af, zichtbaar verslagen. Ik bleef nog even zitten en genoot van de kracht van de stilte. Ik bedankte in gedachten de man in de spiegel.

Lennart Vanstaen
3 0

EEN STILLE KRATER

Het is een ogenschijnlijk alledaags tafereel: mijn vrouw en ik die in stilzwijgen naast elkaar zitten op het doorgaans niet erg comfortabele metalen meubilair van de NMBS. We wachten op de trein richting Brussel, om vandaar verder naar Kortrijk te gaan, naar het Wonder Festival — meer bepaald naar de audiovisuele installatie Calamity, over het moment vlak voor een bominslag. Mijn broer had er muziek bij geschreven. Het is op dat moment dat mijn vrouw plots een teken van verbazing geeft tijdens het lezen. Omdat ze zich wel vaker verbaast over dingen die niet per se verbazingwekkend zijn, vraag ik nonchalant wat ze gelezen heeft.‘Juf Stefanie is dood!’ zegt ze, op een onbedoeld kinderlijke manier.Even dringt dat niet tot me door, maar wanneer er tranen over haar wangen rollen, daalt het besef neer als een ijskoude priem in mijn keel. Juf Stefanie, de vroegere lagere-schooljuf van mijn zoon, is er plots niet meer. Ze was veertig geworden. Zo staat het in de WhatsApp-groep van de school, tussen allerlei andere berichten. Er wordt, bij gebrek aan woorden voor zo’n nieuws, dan maar naar passende emoji’s gezocht, die totaal misstonden. Maar helemaal niets zeggen is nog erger. Ik leg een arm om mijn vrouw heen, terwijl ik er zelf ook een nodig heb. Er is iets van mijzelf afgebroken wanneer ik het lees. Alsof een kind in zijn onbezonnen enthousiasme een bloem heeft uitgerukt. Een overweldigend gemis. Niet zozeer een persoonlijk verlies — ik kende haar enkel als juf — maar een verlies van een hogere orde, het besef dat niet juf Stefanie het leven verliest, maar het leven juf Stefanie. Ze was erg begaan met haar kinderen, heel intelligent, creatief en altijd lief. Ik lees de leegte van mijn boodschap onder het bericht: ‘Zij was zo’n goede en warme juf.’ Alsof het daarmee gezegd is. De installatie is indrukwekkend. Een hoop schermen is aan elkaar gekoppeld om samen één grote woestijnvlakte te tonen waar alles kalm is. Totdat de muziek suggereert dat er iets staat te gebeuren. Rode, tapijtachtige figuren glijden heimelijk over de heuvels. Veel tijd om zich voor te bereiden krijgt het publiek echter niet: in een splitseconde kleurt alles donkerrood en lijkt de muziek stuk te gaan. Een hels lawaai en hoekige geometrische figuren die snijden als messen grijpen naar de kelen van de omstaanders. Daarna komt de verslagenheid.Volledige duisternis.Een stille krater.

Lennart Vanstaen
0 0