Zoeken

Pa-Palliatief: DE VOLLEDIGE ERVARING

Pa-palliatief Dit is niet echt een verhaal, maar een relaas van wat er in mij of ons omgaat, wanneer onze pa in de palliatieve afdeling wordt opgenomen. Ik heb de tekst bewust dichter bij dialectisch laten aansluiten omdat zo gevoelens veel beter overkomen.Ik begin het relaas (dat ik voor een laatste keer wellicht herwerk) met een tekst van Roy Orbison. Pa was een Roy Orbison-fan, iets wat hij mij wellicht heeft meegegeven, alhoewel zijn kennis van Orbisons werk niet verder gaat dan “Oh, Pretty Woman” en “Only the Lonely”. Desalniettemin is het het laatste hoofdstuk van zijn verhaal en dus past zo’n tekst wel goed, temeer omdat het ook op hem van toepassing is. “A diamond is a diamond a stone a stone but a man's not all good nor all bad”– Roy Orbison / William Dees Donderdag 2 oktober 2025 Ik was aan het werk en moest het loket doen bij ons in het uitreikingskantoor waar klanten hun grote zendingen komen binnenbrengen. Dat moest ik doen tot 13.30 uur, waarna ik zou worden afgelost. Ik had mijn gsm te opladen gelegd aan het kopieerapparaat en er verder geen acht op geslagen. Blijkt dat mijn ma mij had proberen te bellen – wat niet al te vaak gebeurt, meestal stuurt ze een sms. Dat was er ook bij, met de melding dat de dokteres was langsgekomen, wat ik wist, en dat pa naar palliatieve zou moeten gaan. Hij wou niet meer leven en er was te veel vocht. Eerst zou hij naar een andere afdeling gaan en dan, wanneer er plaats was, zou hij naar palliatieve moeten. Ik moet eerlijkheidshalve toegeven dat ik niet zo’n gevoelsmens noch paniekerig ben. En toch is zo’n bericht niet echt iets dat je wil lezen, op geen enkel moment van de dag. Het was geen verrassing dat hij naar palliatieve zou moeten, eerlijk gezegd. Ma trachtte zo goed en zo kwaad mogelijk voor hem te zorgen, maar ook zij is er al 71, van de gesel des levens niet gespaard geweest en dus lichamelijk redelijk frêle. Op haar kerfstok had het leven al onder andere artrose, darmkanker, iets met haar nieren en haar longen gekrast. Ook hier en daar wat erfelijke aandoeningen en een van nature nerveuzer karakter waren haar deel. Ondanks dat alles, of misschien wel dankzij, heeft ze een sterk karakter en slaat ze zich overal wel door. “Het zal wel gaan” is haar credo. De toon voor de rest van de dag was dus gezet. Ik moest weg zien te geraken van het werk, niet zozeer om ma te troosten want zij zou dat nooit openlijk laten zien dat ze er van af ziet, maar om haar naar het ziekenhuis te voeren met allerhande spullen voor pa. Gezien hij nog maar in juli-augustus voor een kleine maand was opgenomen, stond zijn trolley niet zodanig super ver en wist ma wat ze moest meenemen. Wat pyjama’s omdat het deze keer wel eens wat langer zou kunnen duren en wat luiers, waar hij afhankelijk van was geworden na die eerder genoemde opnameperiode. Hij was zeer sterk geëvolueerd van “licht urineverlies” naar “quasi incontinent”. Het verraste mij ergens wel, want ik kende pa altijd als een trotse mens. In ons gezin was hij het die de badkamer lang bezet hield. Hij stapte nooit naar buiten als zijn haar niet in een mooie plooi lag en was als de dood voor haarsprietjes op het gezicht. Hij woog tegen de honderd kilogram. Soms overschreed hij dat wel eens, maar sinds hij een jaar of drie of zo geleden de diagnose “diabetes” kreeg, moest hij noodgedwongen op zijn voeding beginnen letten. Hij nam niet alleen vieruurtjes, maar ook tienuurtjes, elfuurtjes, twee-uurtjes en als hij daartussen honger had, legde hij de weg van zijn zetel naar de koelkast af. Zijn zetel, waar hij altijd al mee was vergroeid. Hij was een kloeke Bourgondiër, niet echt een bolletje vet maar zeker ook niet mager. Dat was vroeger. Nu is hij nog maar een schim van die beer die hij ooit was. Op z’n zwakste, ergens in augustus, woog hij nog maar 66 kilogram. Te mager, natuurlijk, zelfs voor zijn diabetesbehandeling, want hij moest plots veel minder prikken dan voorheen. Zijn armen en benen zijn nog maar stekjes in vergelijking met vroeger. Zijn gezicht heeft, op zijn magerste, de contouren van een doodshoofd. En dat beeld wordt nog wat meer geholpen door het feit dat hij quasi altijd met zijn tanden bloot zit. Dat was dus de pa die toch al enkele maanden koste wat het kost werd verzorgd door ma. Elke ochtend een verse luier aan – het gebeurde in de beginperiode dat hij ’s nachts ronddoolde naar het toilet en dan tegen de grond ging. Wij konden nooit gerust slapen, maar sinds hij incontinent geworden was wel, want hij deed zijn gevoeg gewoon waar hij lag in de zetel. Voor ma was dat maar een kleine kost, het verversen van de luier, vergeleken met het proberen omhoogtillen van een blok vlees van om en bij de zeventig kilo, een blok vlees die absoluut niet meewerkt. Maar ’s morgens dus, moest hij uit de zetel worden gehaald met de “kanestok”, ofte wandelstok in het mooi Nederlands, waarna ma hem trachtte aan zijn rollator te hangen. Dan was het een weg banen naar de keuken, waarbij zij hem vast hield aan zijn lendenen, opdat hij niet zou omvallen. Het kwam in haar op de situatie te vergelijken met dansen op een huwelijksfeest, iets wat mijn broer en ik maar met moeite konden smaken. Wij wisten wat er zou komen en dat dat allesbehalve een feest zou worden. De laatste dagen voor de opname was het al zo erg dat hij zelfs niet meer zonder ondersteuning op een stoel kon zitten zonder het risico dat hij zou omvallen. Eén lichtpuntje, dacht ma, dat door haar goede zorgen (en ze waren echt wel zo goed als maar kan) hij opnieuw begon te verzwaren. Helaas bleek dat hij eigenlijk niet verzwaard was, en dat de toename in kilo’s alleen te wijten was aan het feit dat hij zijn vocht ophield. Dat begon zichtbaar te worden. Hij werd een geraamte met een dikke buik en dikke benen. Paarse benen, bijna. Er moest dus iets gebeuren en dat gebeurde dus ook. Ik belde vanuit het werk naar huis om te vragen wat dat daar nu eigenlijk allemaal was. Ma trachtte het mij uit te leggen, tot de dokteres de telefoon overnam. Ik ben niet zo te vinden voor de dokteres, mijn oude dokter had véél betere bedside manners zoals ze dat noemen, maar ik zal haar altijd blijven respecteren voor de eerlijkheid waarmee ze me te woord stond. Mijn broer en ik hadden al lang in de gaten dat het niet zo goed ging met pa. We hadden tegen elkaar gezegd dat pa niet zo lang meer zou meegaan. Mijn broer, doorgaans de meer optimistische van de twee, gaf hem nog tot het einde van dit jaar. Ik wou er nog een jaar bovenop doen en zei tegen het einde van volgend jaar. Blijkt dat de pronostiek van mijn broer er wellicht dichter zou bij liggen, want toen ik de dokteres vroeg of mijn stelling te optimistisch was, kreeg ik het antwoord dat we niet meer in jaren, maar in maanden zouden moeten denken. Dat kwam ergens toch binnen, ook al kon ik het onmiddellijk plaatsen. In schril contrast met een collega wiens pa met een “knip” overleed, konden wij het zien afkomen en afscheid nemen, wat ik in alle eerlijkheid al voor een deel had gedaan. Wij dus naar het ziekenhuis – ma mocht mee met het ziekenvervoer – met zijn spullen en zijn rollator, die hij eigenlijk niet zo veel meer nodig zou hebben. We komen toe op zijn kamer en hij zit recht, iets wat best een unicum mag genoemd worden, want de voorbije maanden was het van bed naar zetel. We hadden hem tevergeefs geprobeerd, al maanden lang, te overtuigen om een ziekenhuisbed te nemen. Eindelijk lukte dat, en toen kwam vandaag. Dat bed staat daar nu. Om even te illustreren, mijn pa heeft een karakter. Altijd al geweest. Uitweiden zou te veel tijd in beslag nemen, maar ik herinner mij een anekdote van een week of twee of zo geleden. Hij moest een nieuwe identiteitskaart hebben. Tot dat doel moest hij nieuwe foto’s hebben, maar hij had dit jaar Heule niet meer gezien tenzij uit het raam van een auto of ambulance. Dus als Mohammed niet naar de berg kan, moet de fotograaf langskomen om foto’s te nemen. Want dat is wat fotografen doen. We hadden een stoel gezet voor het grote raam van de “voorplaats” van ons huis, waar de lichtinval het meest ideaal was. We stelden hem voor de keuze. Ofwel op de stoel ofwel op zijn rollator – dat is een model waar je ook kunt op gaan zitten. Dat waren de twee opties. Hij wees naar de stoel die aan de tafel stond en zei dat hij daar wou zitten. Om maar even te stellen dat hij een willetje heeft.Dat bleek eens te meer toen de kinesiste van de afdeling waar hij lag, langskwam. Hij rolde met de ogen en mompelde een vloek of een verwensing toen ze zich voorstelde als kinesiste. Pa heeft een hekel aan lichamelijke beweging. Toen ze vroeg of hij in afwachting van de palliatieve nog wat oefeningetjes wou doen, was zijn antwoord het gekende, resolute, “neen, neen, neen” alsof je een tweejarige wil vragen of hij zijn broccoli wil opeten. Vrijdag 3 oktober 2025 Tweede dag op zijn kamer in de “gewone” afdeling. Veel verbetering was er niet te merken, hij lag in zijn bed maar kreeg wel een nieuwe matras. Want hij had blijkbaar een wondje aan zijn achterwerk – een doorligwondje wellicht, dat noch ma, noch de thuisverpleegster die hem ’s maandags kwam wassen, had opgemerkt. Die matras was daar blijkbaar goed tegen. Meer dan dat valt er niet te vertellen, zowel voor hemzelf als voor ons zag de dag er hetzelfde uit als gisteren. Zondag 5 oktober 2025 Gisteren waren mijn broer en ik naar Antwerpen geweest, een reis – ja, voor ons is dat een reis – die we al lang planden en die net op het goede moment kwam om eens weg te zijn van dat alles. Want ook al lag pa nog niet in de kliniek (tot donderdag), of misschien net daardoor en met de stress die het met zich meebrengt, het weegt op een mens, of die mens daar nu over spreekt of eerder een dagboek bijhoudt. Maar het leven en de tijd gaan allebei verder en zo kwamen we tot de bevinding dat pa vandaag werd overgeplaatst naar de palliatieve afdeling.Ik had wel al lang door dat de palliatieve afdeling niet zou zijn alsof de mensen daar aanwezig (reeds) in de Hel zouden vertoeven, kronkelend van de pijn. Dat was een beeld dat ik al lang had bijgesteld. Maar ook al had ik het voorbije jaar door de oogoperatie van ma en eigenlijk met alle controles van pa de kliniek al meerdere malen van binnen gezien – er staat mij ook nog iets te wachten, namelijk een operatie om mijn wijsheidstanden er uit te halen, toch kan je die afdeling met niets anders vergelijken. Het AZ Groeninge is eenheidsworst, in die optiek dat je er gemakkelijk kan verdwalen. Alles ziet er zo ongeveer hetzelfde uit en je kan het nog het beste vergelijken met het labyrint van Pacman, ja, zelfs de Atari-versie. En dan kom je naar de palliatieve afdeling en valt dat allemaal weg. Alle deuren gaan automatisch open of staan al open, maar die van de afdeling moet je zelf nog open duwen. De eerste keer dat we zijn kamer bezochten, liepen we nog klagend over de afstand door de afdeling. Maar eens je de kamer binnen komt, merk je dat het anders is. Een standaard ziekenhuiskamer in Kortrijk is een vierkant, met twee deuren, namelijk de in- en uitgang en die voor naar het wc te gaan. Dan heb je je bed en een tafel en een zetel en “that’s it”. De zetel is trouwens een soort relaxstoel. Meer dan dat is er nog niet. Hier zit het verschil met de palliatieve. Curatieve is om mensen te genezen. Palliatieve is om het mensen gemakkelijk te maken. En wees maar zeker dat er alles aan gedaan wordt om de mensen zich thuis te laten voelen of er een nieuwe thuis voor te maken. Ik kom binnen in de kamer en het eerste wat mij opvalt is dat er een zetel is. Een heuse driezit, die, na wat onderzoek op de site van de palliatieve, ook een bed kan worden, blijkbaar. Er staat een tafeltje en niet van het type dat je elders in het ziekenhuis vindt – de vierkanten reftertafel met poten die niet goed passen en de hele tafel doen wiebelen – maar een mooie (valse) houten tafel met daarop een vaas met echte bloemen en een welkomstkaart. De kamer is veel, véél ruimer dan die van een gewone afdeling. Ja, pa zit hier wel goed, dacht ik, toen ik weer naar huis ging. Maandag 6 oktober 2025 Pa is in bad geweest vandaag. Da’s best uitzonderlijk als je beseft dat hij niet meer in bad geweest is sinds maart, en sindsdien alleen maar kattenwasjes toeliet en dan op het laatste een thuisverpleegster één keer in de week. Hij was in zijn sas, want toen hij nog relatief gezond was, kon hij uren in dat bad liggen weken. Dat ging niet meer de laatste maanden, want ma en ik hebben hem er eens moeten uit halen en hij kon zijn knoken – want dat waren het wel – niet meer bewegen. En een vent van zeventig kilo (of toen nog iets meer) dood gewicht is echt wel geen lachertje om op te heffen! Ma klaagde maanden achteraf nog van pijn in de schouder van hem daar uit te tillen. Dus dat bad was dus ook verleden tijd. Tot vandaag dus. Hij genoot er van, zegden de verpleegsters, die toch zo in de wolken waren dat híj zo genoot. Hij stak de loftrompet over de visbak (aquarium) die daar stond, die achteraf een projectiescherm bleek te zijn. En wat dan nog, hij straalde toen hij het vertelde (afijn, voor zover een mens met één been in het graf nog kan stralen zonder chemotherapie) en de verpleegsters straalden zo mogelijk nog meer. Straks denken ze nog dat hij een brave vent is. Dat wordt nog lachen. En dat op de palliatieve afdeling. Vrijdag 10 oktober Bezoek van Embrasse (Ambras, zoals pa hem natuurlijk noemt, de taal van Molière is nooit zijn vriend geweest) de hond. Dat is een therapiehond zoals je er hebt voor blinden en de minder mobiele medemens, maar dus nu voor mensen die op palliatieve liggen. Pa heeft er wel deugd van gehad, denk ik. Hij heeft altijd graag honden gezien en ik zie ook aan zijn gezicht als hij er over bezig is dat even zijn miserie, voor zolang hij die nog beseft, kan vergeten. Ik heb aan de verpleging een foto gevraagd en die gaan we aan zijn bord hangen, zoals iedereen daar een bord hangen heeft met info over het menu, de verantwoordelijke geneesheer en wie instaat voor de verzorging. Zondag 12 oktober 2025 De foto met de hond Embrasse hangt aan zijn bord. Wat jammer dat het beest niet naar de lens wou kijken, maar ik vermoed dat ze zijn opgeleid met maar één iemand in hun gedachten en dat zouden de patiënten zijn. Desalniettemin kan je op de foto zien dat pa er zichtbaar heeft van genoten, al blijft hij vragen naar Cette, de chihuahua waar hij resoluut tegen was en die zich de twee jaar dat ze bij ons al vertoefde had ontpopt tot zijn beste vriendin. Er is trouwens iets veranderd aan zijn kamer – of beter gezegd zijn badkamer. Er staat nu een “sanitaire stoel” wat eigenlijk een grote “kakstoel” is vantoen we nog klein waren. Elke afstand die hij nu nog moet afleggen is (hem) te veel. Hij heeft geen macht (kracht) meer in zijn benen, zeggen ze. Maandag 13 oktober 2025 Vandaag was de slechtste dag dat ik hem al gezien heb. Hij wauwelde wat als een dronkaard en werd wakker, sliep, werd wakker, sliep, werd wakker en viel terug in slaap. Hij had gegeten, zei hij, deze ochtend. Nu weten we wel dat we alles wat hij zegt met een korreltje zout moeten nemen, dus ging ik verhaal halen bij de verpleging en jawel hoor, hij had deze ochtend niets gegeten en ook zijn middagmaal had hij laten staan. Wat mij opvalt eigenlijk als we de lange tocht door twintig afdelingen afleggen om tot aan de palliatieve afdeling te geraken, is dat er opvallend weinig Halloweenversiering is. Halloween, of Samhain, dat veramerikaniseerd feest uit onze contreien dat gaat over het feit dat de grens tussen de wereld van de doden en de levenden op z’n dunst is nu. Misschien willen ze de mensen niet confronteren met de finaliteit van het bestaan. Of misschien leven ze daar altijd op de grens tussen leven en dood, meer nog dan wij in de buitenwereld. Want ik vind dat er een wereld is buiten en binnen de palliatieve afdeling. Donderdag 16 oktober 2025 Vandaag is mijn broer geweest naar pa. De verpleegsters zegden dat “ge ziet dat hij aan ’t vechten is”. Da’s alles en da’s niets zeggen, vind ik. Is hij aan ’t vechten? Hij zei zelf dat hij wou dood gaan. Is dat dan vechten tegen de dood, als in, het zal niet lang meer duren? Of weert hij zich toch nog? Ik zal het morgen zien als ik hem zelf bezoek. Vrijdag 17 oktober 2025 Ik ben samen met ma pa gaan bezoeken. Hij zag er wel redelijk uit. Opnieuw niet veel gegeten, alleen een tas koffie en later op de ochtend een tas soep. Ma zegt dat hij verbeterd lijkt te zijn, ikzelf denk nog altijd dat dat wishful thinking is. We zijn nu ongeveer halfweg richting de evaluatieperiode en ze hebben ons gezegd dat ze niet zomaar mensen op straat zetten als de evaluatie gunstig zou zijn. Ikzelf ben daar eerlijk in: hij is beter daar dan thuis. Maar er zijn maar tien kamers op zo’n afdeling en ik denk dat een plaatsje daar, hoe vreemd ook, wel gegeerd is. De verpleegster zei dat hij niet snel achteruitgaat, wat wel positief is. We moeten ons wel realiseren dat hij de mensen vaak naar de mond praat – als we hem moeten geloven, loopt hij nog rond met zijn rollator en eet hij elke middag flink zijn eten op. De verpleging ziet en zegt het wel anders en ik heb de neiging om hen eerder te geloven dan dat ik pa zou geloven. Woensdag was zijn broer daar en hij zou wel twee uur wakker zijn geweest. Een unicum, zelfs toen hij nog relatief gezond was. Hij zou twéé tassen soep gedronken hebben. Twéé! Ik denk dat het iets zal zijn van ups en downs. Veel eten, weinig eten,… gelijk hoe, hij is niet gezond. Dat is wat we in het achterhoofd moeten houden. Al heeft ma gezegd dat hij niet van haar daar (lees: palliatieve) moest gaan liggen maar als hij naar een rustoord moet, hij terug naar huis komt. Ik zie hem eerlijk gezegd ook nog terugkeren – iets waar ik niet naar uitkijk om de simpele reden dat dat voor ma enorm taxerend zal zijn. Zondag 19 oktober 2025 Pa heeft geen goede nacht gehad en ook nu ziet hij er maar flauwtjes uit. Hij klaagt van pijn aan zijn “holleke” maar zou er volgens de verpleegster geen doorligwonden hebben. Zijn buik zwelt wel meer op en ook zijn handen zijn aan het verdikken, vooral zijn linkerhand. Vanochtend heeft hij een pilletje gekregen waarmee de klachten enigszins over gingen, maar nu heeft hij weer pijn. Maandag 20 oktober 2025 Hij is het liegen nog steeds niet verleerd – zo trachtte hij vandaag ma op de mouw te spelden dat hij er geen eten kreeg, ’s morgens niet en ook ’s middags niet. Lariekoek uiteraard, en dat weet het verplegend personeel ook wel, maar ik vind het ergens beschamend dat hij dat geprobeerd had – hij had net twee tassen tomatensoep op. Of hij beseft het niet, dat kan ook natuurlijk. Lichamelijk is zijn hand nog steeds gezwollen en ook zijn buik wordt steeds dikker. Hij toonde zich ook weer van zijn beste kant door een verpleger een veeg uit de pan toe te dienen, door te stellen dat die (ik weet niet over wie het ging) op z’n pamper schreef. Blijkt dat het over schrijven op een pleister gaat voor een tijdsindicatie voor de volgende shift. Ma denkt dat het misschien morfineplakkers zijn. Dan is het ook maar zo, hoor. Dan heeft hij geen pijn, denk ik dan. Vrijdag 24 oktober 2025 Pa was maar wat zwakjes deze ochtend. Hij klinkt enorm hees en zoals vanouds gebruikt hij vaak de “in medias res”-techniek. Wat ben ik blij dat ma mee is, zij kan zijn gewauwel het beste begrijpen en snapt vaak ook waarover het gaat. Hij heeft trouwens goed gegeten gisteren. Een paar boterhammen, zelfs een ei (of twee, maar dat weet ik niet meer) en een tas soep. En toch. Soms kan ik mij niet van de indruk ontdoen dat hij verzwakt. Hij hoestte wel regelmatig en ik denk dat dat vocht stilletjes aan ook daar zijn opwachting zal maken. Zondag 26 oktober 2025 Dit moet wel het slechtste moment geweest zijn waarop we pa al aangetroffen hebben in het ziekenhuis. Hij gaf dezelfde zwakke indruk als eergisteren (en gisteren, toen mijn broer hem bezocht). Normaal is het soms eens goed, soms eens slecht. Nu zagen we hem met zijn hoofd half op zijn kussen, alsof hij pijn had. Hij spreekt nooit daarover, dus wij kunnen het niet weten. Blijkt dat hij al dagen geconstipeerd is en daardoor een verwarde indruk kan geven. Dus hebben ze hem een lavement gestoken eerder op de dag. Hij moet het wel lastig gehad hebben, aangezien hij erg nors was tegen ma (eigenlijk zijn norse zelf terug) toen ze hem wat vroeg. Door dat lavement is hij wel eens naar de grote wc kunnen gaan en moest zijn pamper dus ververst worden, iets waar ik niet echt bij moet / wil zijn. Ik heb wat gesproken met een verpleger op de gang, en hij zei dat pa de laatste week niet echt meer stabiel is – eens goed, eens slecht maar dat de slechte momenten wat vaker voorkomen. Ma ziet het ook niet goed komen en zegt dat hij het einde van het jaar niet meer zal halen. En ik? Ik kijk wel van waar de wind waait, zulke dingen veranderen héél snel. Maandag 27 oktober 2025 En of ze snel veranderen, die zaken! Hij is vandaag erg achteruitgegaan. Zodanig erg, dat de verpleging ons op voorhand opbelde (nu ja, ma) om ons te waarschuwen. En dat was nodig. Hij ligt daar in zijn bed, woelend en wauwelend, met zijn mond open en het vocht in zijn longen erg, érg hoorbaar. Dit is wellicht het einde. Vandaag of morgen. Iemand van de sociale dienst is al langs geweest om ons wegwijs te maken en te vragen of we al weten welke begrafenisondernemer we zullen nemen. We weten dat inderdaad al, maar er komt geen dienst. Stille crematie en dat zal het dan zijn. Dinsdag 28 oktober 2025 Het is voorbij. Pa is gestorven gisteren in de late avond, wanneer juist weten we ook niet. Kort na het bezoek van zijn broer heeft hij nog een paar keer geblazen en dat was het. Ma had het niet door dat hij overleden was – hij lag op zijn zij en er kwam geen reactie. De verpleegkundige heeft dan bevestigd dat het voorbij is. Het is goed zo. Gisteren zijn we nog tot bij hem geweest en ik weet niet of hij fysiek besefte dat hij afzag, maar het had er toch alle schijn van. Wellicht deden de medicijnen wel hun werk maar toch was het geen plezierig zicht. Ik ben met mijn broer ma gaan ophalen ergens rond negen uur in de avond en ben dan nog bij pa geweest – afijn, ik ben bij zijn lijk geweest in de kamer. Hij zal niet worden opgebaard. Nu komt het administratieve luik van dit alles. Begrafenisondernemer, bank, notaris, mutualiteit,… We waren al een tijd overeengekomen dat we er geen ruchtbaarheid zouden aan geven. Verplichte nummertjes, zeker van derden aan ons gericht, zijn niet aan ons besteed. Wie het wil weten zal het weten. Ik moet ook nog een mail sturen naar de palliatieve afdeling, om hen te bedanken voor de goede zorgen en het waardig levenseinde van pa. Zoveel te doen nog, maar pas wanneer de urne in de kast staat, zal dit voorbij en afgesloten zijn. En toch. Kan zoiets ooit afgesloten worden? Ik weet het niet. We zien wel. Dat is alles dat we kunnen doen. Einde

Miguel
0 0

Het dunne laagje

Wat mij ondertussen ook helder is geworden, is hoe futiel de materiële illusie in feite is. De schijnbaar zwaar doorwegende materie op deze realiteit is niet meer dan een flinterdun laagje. De materiële wereld is een artificiële laag, soms ook wel een ‘sluier’ genoemd, die bovenop de ‘echte’ wereld ligt. Het menselijk perspectief is specifiek ‘ontworpen’ voor deze laag. Onze zintuigen zijn erop afgestemd. Vanuit een materieel of fysiek perspectief gezien, kan het lijken alsof er niets anders bestaat dan de materiële wereld.Iemand die zegt ‘ik moet het zien om het te geloven’ zegt eigenlijk: ‘alleen wat ik in de beperkte laag van mijn perceptie kan capteren, neem ik voor werkelijk’. Wetenschap, het stokpaardje van rationele materialisten, toont nochtans aan dat er een heel spectrum aan frequenties bestaat die buiten het zintuiglijk veld liggen. Er wordt geschat dat we minder dan 1% van alle frequenties en energieën die bestaan kunnen waarnemen of meten. En die 1% is nog serieus overschat.Enfin, het is zo klaar als een klontje dat er veel meer in onze wereld speelt dan onze zintuigen doen vermoeden. Vanwaar komt dan die collectieve ontkenning van alles dat zich niet in de materiële laag afspeelt? Ik merk bij het gros van de mensen een (cultureel ingebedde?) desinteresse naar de immateriële essentie achter de fysieke verschijningen. De minderheid die zich daar wel mee bezighoudt, botst vaak op ridiculisering van hun onderzoek. Zogenaamde ‘spirituele praktijken’ worden door de ongeïnteresseerde massa gemarginaliseerd, gecategoriseerd als naïeve hobby en gecommercialiseerd.Het is die hardnekkige alomtegenwoordige ontkenning en desinteresse die mij vroeger wel eens deed twijfelen. Misschien maakte ik mezelf iets wijs? Het lijkt immers waanzin om tegen de stroom in te roeien, om naar boven te kijken als iedereen naar beneden kijkt. Maar ik kan nu niet anders meer dan concluderen dat de massa de sluier van materie vrijwillig rond het hoofd gewikkeld heeft en bovendien ook nog het bestaan van die sluier ontkent. En uiteraard ook alles dat ermee aan het zicht onttrokken wordt. Dàt noem ik juist waanzin. Er is zelfvertrouwen nodig, gestoeld op persoonlijke ervaringen en gevoelens die het materiële veld overstijgen, om de gesluierde visie van de massa langs je heen te laten gaan. Om niet te gaan wankelen als er, soms dwingend en dreigend, waanzin naar je hoofd gegooid wordt. (Denk maar aan de coronagekte)De materiële wereld lijkt een harde ondoordringbare laag te zijn, één die een mens volledig omsluit. Het is een illusie die zich zo totalitair en immersief aandient, dat ze motiveert om elk subtiel intuïtief gevoel te negeren en uiteindelijk zelfs te vergeten dat er zoiets als intuïtie bestaat. Of dat er überhaupt gewaarwordingen buiten het materiële ervaringsveld bestaan. De materiële wereld is een gigantisch ego dat elke dag in ons gezicht om aandacht schreeuwt. Het klasseert elke vraag naar wat er zich achter haar schermen afspeelt als zinloze bezigheidstherapie. Het leidt ons op talloze manieren af van ons essentiële wezen en helpt ons om te vergeten dat we in essentie geen fysiek lichaam zijn.Hoe uitdrukkelijk aanwezig de materiële wereld ook mag lijken, het blijft een illusie die kan doorzien worden. Een shift in perceptie is de enige ‘actie’ die men kan ondernemen om de illusoire laag te doorprikken. We hoeven met andere woorden niets te ‘doen’ of te ‘worden’ om onszelf te bevrijden uit de zwaarte van de materiële klei. Het loslaten van materiële overtuigingen is een inwendig proces dat geen materie vereist. De sleutel ligt bij het bewustzijn dat zich niet vereenzelvigt met materie.Het is niet mijn bedoeling om de materiële ervaring volledig te reduceren tot een verblindende laag die we dienen af te schudden. Het ervaren van bewustzijn binnen de grenzen van een sensitief lichaam, in een veelzijdige onvoorspelbare tastbare omgeving, is immers iets wonderlijks. Het is een tijdelijke persoonlijke ervaring voor oneindig onpersoonlijk bewustzijn. De intentie van deze tekst is om te wijzen op het onevenwicht en de verwarring die tijdens deze ervaring ingeprent, aangeleerd en opgedrongen wordt. Deze materiële ervaring lijkt gecreëerd of gekaapt (één van beide schokkende mogelijkheden lijkt me plausibel) te zijn door duistere krachten die er alles aan doen om helder bewustzijn te vertroebelen. Om ons af te leiden en weg te houden van onze ware natuur.Zo richt de medische wereld zich uitsluitend op het lichaam, doet alsof er geen immaterieel bewustzijn bestaat en zit daarmee met tal van hiaten in haar systeem. Hiaten die veel leed veroorzaken. De zogenaamde ‘body-mind connectie’ is echter een bekend gegeven, maar wordt door tal van symptoom bestrijdende middelen naar de achtergrond gedrukt. Ik heb nog lang gedacht dat onwetendheid, een eigenschap die je niet kwalijk kan nemen, aan de basis lag. Ondertussen ben ik eraan uit dat er ook een duistere onwilligheid dat systeem orkestreert.Mensen die mij kennen weten dat ik het medisch systeem als voorbeeld neem omdat ik uit diepgaande ervaring spreek. Maar ook tal van andere systemen in deze westerse mensenwereld prediken de materie als enige echte wereld. Allemaal om het immateriële bewustzijn te laten geloven dat het niet verder reikt dan wat de zintuigen aangeven. Beperking is hier norm.Toen de materiële laag zich nog niet zo manipulatief en luidruchtig als vandaag gedroeg en zich uitsluitend als ‘wilde natuur’ vertoonde, leken onze voorouders nog enige bewuste connectie te hebben met wat er achter de tastbare werkelijkheid speelt. Er was de notie dat er nog ‘iets anders’ was dan de materiële wereld, een notie die vandaag grotendeels verloren is gegaan. Wat nu als ‘primitief’ wordt afgedaan, zoals men natuurvolkeren omschrijft, omvat in feite een ruimer perspectief op het bestaan dan wat de gemiddelde westerse mens zich kan voorstellen.Ik heb zelf ervaren hoe de prominente hardheid van de materiële laag kan variëren en verzachten naargelang mijn locatie en bewustzijnstoestand. Op krachtplaatsen die we over heel de wereld vinden, plaatsen waar leylijnen kruisen of waar er bewust een sterk energetisch veld werd neergezet, voelt de materiële laag veel dunner. Niet toevallig werden veel krachtplaatsen doorheen de geschiedenis vernietigd, geclaimd of verdoezeld. Onze voorouders lieten in de vorm van megalithische structuren sporen na die getuigen van een bewust contact met wat zich buiten de tastbare laag bevindt. Het is informatie die vandaag verpakt en verkocht wordt als ‘entertainment’ en toerisme.Een altaar is voor mij een plekje dat symbool staat voor de oneindige mysterieuze wereld achter alle verschijningen. Niet alleen mijn altaar herinnert me aan deze wereld, maar ook tal van andere elementen in mijn leefomgeving. Er is uiteraard helemaal geen materie vereist om bewust contact te maken met de wereld buiten de materiële laag, maar materie kan wel op een rituele of ceremoniële wijze benaderd worden zodat de tastbare laag wat transparanter en lichter voelt. Het draait natuurlijk allemaal om het bewustzijn dat de materie hanteert. De perceptie van het bewustzijn is de sleutel om doorheen lagen te kijken, om zelfs gaten of vortexen te creëren.Het paradoxale is dat de materiële illusie in feite ‘gemaakt’ is uit ‘iets immaterieels’ en dus eigenlijk deel uitmaakt van dat wat het aan het zicht onttrekt. Daarmee ontkent het een deel van zichzelf. Net zoals de menselijke psyché uit diverse en tegenstrijdige delen bestaat, het ene deel al prominenter aan de oppervlakte dan het ander. Het onderbewustzijn is de wereld achter de laag die we ‘ik’ noemen. De wereld achter de grenzen van die ‘ik’ exploreren, ontdekken wat er zich onderhuids en nog verder daaronder afspeelt, is de meest diepgaande en verrijkende reis die een mens kan ondernemen. Er moet natuurlijk wel de notie zijn dat die wereld bestaat, en dat die groter is dan we ons kunnen voorstellen.Logischerwijs kom ik erop uit dat er geen ‘externe’ lagen te doorprikken zijn. Ik kan enkel de lagen in mezelf transparanter maken. Ik kan vortexen in mezelf neerzetten. De mechanismen die me verhinderen om verder te kijken dan bepaalde lagen zijn gezeteld in mijn eigen bewustzijn. Er valt niets extern te wijzigen, voorkomen of te bestrijden, maar ook niets intern. Want het gaat over bewustzijn dat ‘ziet’, maar niets hoeft te ondernemen. Dat ‘beter leren zien’ neemt op zich, tenminste bij diepgaande exploratie, al een heel mensenleven (en waarschijnlijk nog veel langer) in beslag. Het is een reis die we binnen de grenzen van bepaalde lagen met elkaar kunnen delen, maar voornamelijk alleen afleggen.Karolien DemanFoto door Toni Meert

KarolienDeman
6 1

Hoodies, hoortoestellen en Beethoven

Zestig jongeren van de kunstacademie Halle — een zwerm dertienjarigen in hoodies, hun prints ritselend als nylon­dromen — stroomden gisteren Flagey binnen. Ze kwamen voor muziek, voor dat vage maar hoopvolle vak waarin leerlingen leren luisteren met al hun zintuigen. De leerkracht, een man in geruit hemd en verbleekte jeans, stond als een vuurtoren temidden van de zee van stemmen, TikToks en ongeduldig gefluister. Voor enkelen was het hun eerste concert; anderen beseften pas bij de drempel dat het een pianorecital betrof. Een korte schok van teleurstelling trok door hun schouders: de academie had vuurwerk beloofd, maar ze vonden niets dan het nasmeulen van een lont. Voor mij was het ook een eerste keer — de eerste sinds mijn hoorapparaten mijn oren hun stem teruggegeven hebben. Niet alleen de noten drongen tot me door, maar ook hoe ze tegen de muren stuiterden en in alle richtingen terugkaatsten, als kleine golven die mijn huid beroerden. Het hout ademde warm en vertrouwd. Een programmaboekje ritselde tussen mijn vingers, een stoel kraakte, een puber kuchte ongemakkelijk. Al die kleine geluiden — echo’s die ik ooit was kwijtgeraakt — kwamen terug, één voor één. Voor het eerst opende de wereld zich opnieuw, zacht maar vastberaden, en eindelijk mocht ik antwoorden. Boris Gilburg verscheen strak in pak, boog, glimlachte en begon de eerste sonate — Beethoven N°1 — alsof hij een oud gesprek hernam. Daarna volgde de Jachtsonate, waarin ik tot mijn eigen verbazing de echo van de hoorn bijna kon horen, niet louter mijn verbeelding volgend. En dan de Hammerklavier: majestueus, koppig, vingers en geest worstelend met elkaar, een duel van concentratie en expressie. Tijdens de pauze bood een andere pianist, gekleed in karmozijnrode rolkraag en donkere jeans, me chips met paprika aan, voor het geval ik zout beu was — een pick-upline die op papier geestiger klonk dan in de praktijk. Het gesprek dat volgde, ontvouwde zich beleefd, met een subtiele wrijving. Hij probeerde indruk te maken door te beweren dat Gilburgs spel “onzuiver, slordig zelfs” was — een uitspraak zo ambitieus dat mijn glimlach even bleef hangen. Soms hoort het oor de façade van muzikaal zelfvertrouwen kraken, zoals een noot die nét niet zuiver valt. Tegen middernacht, terug in Antwerpen-Centraal, weerspiegelde de stad licht en stilte. Mijn oren suisden zacht, niet door de trein, maar door alles wat ik eindelijk weer gehoord had. Elk geluid voelde nu als een uitnodiging, elk ritselen een gesprek, en ik luisterde zoals ik lang niet had kunnen luisteren: volledig, aandachtig, levend.

Mephis
14 0

Portret

Je kijkt me maar heel even aan Dan grijp je een potlood beet Eerst maak je een schijnbeweging over het witte canvas heen Zet in je hoofd even alles op een rijtje En je begint me te tekenen.   Aan je uitstaling merk ik niet of er stukken zijn waar je onzeker over bent Je behoudt hetzelfde strakke werktempo Neemt ook geen stap terug om te kijken of alles wel klopt.   Je gebruikt enkel zwart en wit Vergeet alle nuance, alle grijstinten Zoals ik Wanneer mijn emoties het roer weer even overnemen Maar als jij het doet komt het harder binnen.   Je accentueert imperfecties die ik zelf door de vingers dreig te zien en vergroot onzekerheden nog eens extra uit. De delen die ik zelf al jaren probeer te omarmen vloeien het blad op en staren me van daar uitdagend aan.   Eindelijk leg je het potlood neer.  Om nog eens te kijken, af te toetsen wat je mis begrepen hebt, of over het hoofd gezien, denk ik maar nog voor je me aan kan kijken ga je weer weg.   Je grijpt naar een kleur en vult mijn contouren op. Al geef je me een kleur die ik nergens in herken. Je schildert me af als een vreemde, een onbekende die toevalligerwijs op me lijkt. Iemand die ik nooit geweest ben en volgens mij nooit zal worden.   Ik laat mijn hoofd zachtjes zakken terwijl ik een stap terug neem. Doof de hoop dat je mijn harde werk op zal merken. Hoe kan dat ook, als je tekent op basis van een herinnering, een beeld dat ik zelf helemaal niet herken.   Ik draai me traag om. Werp nog een blik op je ijverige hand. Onderdruk de neiging om je potlood vast te grijpen en door de kamer heen te slingeren. Adem diep in. En nog dieper uit. Daarbij stroomt het laatste beetje verweer uit mijn lichaam weg.   Ik recht mijn rug, kin omhoog, borst vooruit. Wrijf je geur van mijn kleren. De indruk van je oordeel van mijn gezicht.   Ik teken mezelf wel. Met de juiste kleuren. De imperfecties mogen zelfs in fluo. Ze schreeuwen het uit. Het enige waar ze niet meer om vragen is jouw invulling.

annakdotes
4 0

Eksteroog

Ik was ervan uitgegaan dat dit een ‘voor altijd’ situatie was. Dat we met elkaar vergroeid waren, onafscheidelijk met elkaar verbonden.   Al die tijd was je een verlengstuk van mij. Een extra beschermlaag.   En ik weet niet meer zo goed wanneer het begonnen is, maar nu ik je stilaan voel loslaten komt het besef dat je er op een bepaald moment niet meer zal zijn, en dat die dag steeds dichterbij komt. Ogen worden met veel dingen vergeleken.   De dieptes van de oceaan, de sterren aan de hemel, de rijkdom van moeder Aarde, de verandering van seizoenen.   De verdrinking steeds nabij, dagdromen voorbij, spiegels voor de maatschappij, zoveel grootser dan jou en mij. Ik kan me dus levendig inbeelden hoe gekwetst de eksters waren toen wij besloten om hun ogen niet met die wereld fenomenen te vergelijken, maar met een aandoening aan onze voeten.   Ocharme, wie denken we eigenlijk dat we zijn? Zijn vossen eigenlijk wel slordig? Hoe mooi ik het woord sloddervos ook vind…   En is een luizenleven iets om jaloers op te zijn? Of geldt dat enkel voor de luizen die leven op kinderkopjes, voordat de ouders begrijpen waarom hun kroost zoveel krabt en voordat ze diens wilde haren proberen temmen met een luizenkam? (Zoals ik op mijn eerste communie).   Blijven mussen graag thuis, of maken wij dat ervan?   En zouden varkens echt graag feest vieren? Dit allemaal dus om te zeggen dat ik na minstens drie jaar leven in gezelschap van een eksteroog ein-de-lijk naar de dokter ben geweest.   Die bevroor het (en had daar veeeeel pogingen voor nodig, heb ik al gezegd dat dat ding er al even staat?) en tussen nu en twee weken zou het oog dus moeten loslaten.   Vies he? Op een dag ga ik plots beseffen dat mijn teen weer iets normalere proporties heeft, en ik ga hoogstwaarschijnlijk niet eens gemerkt hebben dat het oog eraf gevallen is.   Ik ga het zoeken, -gewoon, omdat ik zo ben- en niet vinden, die dode huid, en dan ga ik -omdat dat toch een beetje vies is- mijn hele huis stofzuigen   (zeg ik nu).

annakdotes
4 0

Quotidien

Alsof ik een versnelling lager geschakeld ben,  op alle mogelijke manieren.  Mijn gedachten vliegen niet meer uit de bocht,  door de vangrail.  Ik loop mezelf niet meer voorbij.    En hoewel vrije tijd er helemaal anders uit ziet,  en niet meer samenvalt  met die van de mensen om me heen,  voelt ze vollediger.  Mijn thuis is enkel dat, een thuis, en het is geen sport om snel te proberen loskoppelen op de treinrit ernaartoe.   Want het werk blijft tussen die vier muren, het vele hout en glas.  Het voelt als een tweede veilige haven, zonder dubbele bodem en schone schijn. En tussen de pagina’s van de zoveelste sprinter  stopt mijn eigen hardloopwedstrijd,  tegen de tijd,  tegen het beleid,  tegen de armoede en eenzaamheid in Brussel.    De eindstreep voorbij,  geen nieuwe wedstrijd in het verschiet,  ik val stil en voel voor het eerst in maanden  hoe uitgeput ik ben.  Ik haal mezelf even uit de (pre)selecties  en de aanloop naar een volgende startblok. Nu snelwandel ik dan wel tijdens de uren,  maar daarbuiten slenter (of dartel)  ik door mijn (eigen) stad.  Ik neem elke dag een nieuwe weg naar huis,  ontdek nieuwe adresjes en bezigheden,  heb niet langer hoofdpijn van de stress  (maar wel van de recent opgelopen koffieverslaving).  Wie had ooit gedacht dat ik rust zou vinden  in een van de zwaarst werkende  (onderbetaalde en ondergewaardeerde) sectoren?   Maar deze maand was mijn persoonlijke  Eureka/Heureka/Horeca beleving,  en de sociale sector voelde in geen jaren zo open  als mijn contacten van de laatste dagen.    Een asociaal beleid zet sociaal werkers vast  en gezinnen in de kou.  Maar warmte stijgt,  dus daar hebben ze in die ivoren toren  nog geen last van uiteraard. Ik zet een stap terug,  stap van de ladder  waarvan jullie schijnen te denken dat ik hem  in sneltempo wou blijven beklimmen, af, (ik gebruik de ladder nu alleen  om aan de bovenste broden te kunnen)  en huppel even op de begane Gentse grond verder.  Dat gaat stukken beter dan op zo’n smalle, eenzame, sport.  Hoge bomen vangen veel wind,  daarom ben ik vanaf nu te vinden   tussen de struiken.   

annakdotes
4 0