Zoeken

flamenco

Mijn eerste kennismaking met de buitenwereld vond plaats in de jaren '60, in een Vlaams huis. Tegenwoordig wordt het huis geregeerd door een nogal obscure groep, maar destijds ontdekte ik er de zware bluesmuziek uit het zwarte Amerika en ook muziek uit vele andere culturen, waaronder de flamenco. Flamenco: een melodie bouwt zich op en wanneer deze zijn hoogtepunt bereikt, net als het gevoel zijn volheid bereikt, stopt de melodie. Dit proces herhaalt zich steeds opnieuw. Ik werd er gek van. Het raakte mijn puberale gevoelens en bracht ze in beroering. In die uithoek van Vlaanderen werd ik gegrepen door de muziek uit het zuiden van Spanje. Later bleek de enige flamencokenner en -speler in Antwerpen te wonen. De stad waar boten en hun vele culturen aanmeerden in het centrum van de stad en hun verschillende culturen voor een paar dagen of weken uitspreidden. Het was een tocht vanuit mijn afgelegen dorp waar ik woonde naar de grote stad. Het was niet niks, maar mijn jeugdige hormonen dreven me ernaartoe. De zanger-schrijver-dichter woonde destijds in een rijtjeshuis in een zijstraat van de Gitschotellei. Oeroude Vlaamse instrumenten hingen aan de witte muren van zijn huis. Na een hartelijke ontvangst kreeg ik mijn eerste teleurstelling te verwerken. De enige speler in de buurt van deze hartstochtelijke melodieën vertelde me dat hij ze niet meer speelde. Een Spanjaard had hem erop gewezen dat hij de muziek veel te koel speelde. Hij stuurde me naar Leuven, waar een Vlaamse flamencospeler niet alleen de melodieën speelde, maar ook leefde. Op dat moment kon ik er niet veel mee, omdat ik de volgende dag verwacht werd in de fabriek waar ik destijds werkte, in dat kleine dorp. Een paar jaar later, toen ik de wijde wereld introk, werd de weg erdoor bepaald. Leuven werd vijf jaar lang mijn thuis. Later, toen de ratio in mijn leven groter werd, vroeg ik me vaak af waarom deze verre muziek mij zo had geraakt. Een antwoord zou kunnen zijn dat de strenge rooms-katholieke cultuur en de armoede in dat verre Andalusië, en dezelfde armoede en rooms-katholieke cultuur hier en daar aanwezig waren. Een van de verhalen over de oorsprong van de naam bracht meer duidelijkheid. Een Spaanse rooms-katholieke koning hoorde de zigeunermuziek en zei: "De passie die de muziek uitstraalt, vind ik terug bij mijn Vlaamse lijfwachten, mijn flamenco's." De zanger-schrijver-dichter die ik toen ontmoette schreef deze regels die al jaren in mijn geest rond dwalen en mijn leven verblijden: "ik wil deze nacht in de straten verdwalen, de klank van de stad maakt me zeer amoureus" Wannes van de Velde De dag van de begrafenis van wannes werd deze telst gepubliceerd in de krant DE MORGEN. .......................................................................................................................................... foto gallery VERF ED  https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/  

verf ed: Contemporary ArtTIST
6 0

Spaaractie

Het is weer zo ver, de supermarkt heeft een nieuwe spaaractie met bioloog/ merchandisegigant Freek Vonk. Mijn 11-jarige zoon is fan en spaart met een tegen manie aan schurend fanatisme de dierenplaatjes. Wanneer wij thuis komen van een rondje boodschappen stort hij zich al bij de voordeur op de tassen. Niet om de pakken havermelk mee in de kast te ruimen uiteraard. Hij is ook ineens gemotiveerd om zelf inkopen te doen. Dat hij daarbij 2 x de gevraagde hoeveelheid chips mee neemt om nóg meer merch te scoren en in de supermarkt de hele bak plaatjes leeg graait, nemen we dan maar voor lief. Dat leeggraaien wordt overigens toegestaan door de medewerkers van de supermarkt (die hebben de spelregels namelijk al op dag 2 van de actie naast zich neergelegd) ik moedig dat niet aan. Een spaaractie suggereert een proces van het beoefenen van geduld, ruilen en reikhalzend uitzien naar de volgende mogelijkheid je verzameling uit te breiden. Daarvan is hier geen sprake. Op dag 8 van de actie heeft hij zijn eerste boek al vol en liggen alle “dubbele” rondgeslingerd in mijn woonkamer.  Bij de plaatjes en het dierenboek hoort ook nog een soundbox. Volgens Freek en de AH gaat het aanschaffen van deze spullen het uitsterven van bedreigde diersoorten tegen. Dus heeft mijn zoon de complete set. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ik de hele zooi al cadeau gedaan had, weekdier dat ik ben, voordat ik op de hoogte was van de benarde positie van de tijgerpistoolgarnaal en de Capibara. Dat de actie als hoofddoel heeft mensen te manipuleren (of ‘aansporen’ als je dat aardiger vindt klinken) meer boodschappen te doen dan ze van plan waren omdat Abel nog een boshommel aan zijn verzameling wenst toe te voegen, dat weet ik eigenlijk heus wel. Maar ik vind het ook leuk, een educatieve spaaractie. In eerste instantie.  Vervolgens zit ik op zaterdagochtend, spijt te hebben van mijn keuzes. Na een drukke week begin ik deze weekenddag met een ontspannen ochtendritueel met koffie aan de eettafel. Ik blader in mijn favoriete tijdschrift waar ik normaal gesproken nooit aan toe kom. Voor mij lag de Juli editie, het is inmiddels bijna herfst.  “Grhhhhh grhhhhh” hoor ik vanuit de zithoek.  Een vogelbekdier.  “Cool hé mama?” roept mij zoon met een begeleidend verhaal waarin ik leer dat een vogelbekdiermama melk geeft zonder tepels. Net waar ik op zat te wachten deze zaterdagochtend. Ik knik en mompel dus iets in de trant van “goh, nou dat is inderdaad echt heel bijzonder zeg” en probeer nog een bladzijde te lezen.  “OEHAWAAAHAAAHAAAAHAAAA”  “OEHAWAAAHAAAHAAAAHAAAA”  “Bij uitstek het geluid van de gewone Kookaburra, een ijsvogelsoort” licht mijn zoon toe. “Oké, nou wat leuk jongen. Ik lees nog heel even verder” probeer ik nog maar ik weet al dat ik mijn beeld van een relaxte start van mijn dag bij moet stellen.  Ik leer een hoop bij het komende uur, niet uit mijn tijdschrift. Zo leer ik dat een egel een angstaanjagend geluid produceert, een Tokeh haar eigen naam roept en een pijlstaartrog klinkt als een stoplicht wat op rood staat. En dat Freek-plaatjes niet goed blijven zitten in het daarvoor aangeschafte boek. Dat ook.  Het geluid wat ik maak bij het uitglijden over de stapel plaatjes op de grond is er niet een voor in de boekjes. Dus ik brul dan maar beter in mijn eentje.   

Marleenvandecamp
26 0

Vampier in de servieskast

Vampier in de servieskast   Ik zie nog voor me hoe mijn oma zat te lezen in haar bruin gebloemde leunstoel. Haar hoofd voorovergebogen. Haar neus slechts een tiental centimeters verwijderd van een opengeklapt boek op haar schoot. Een echte oma met grijs krulletjeshaar die koekjes bakte en zelfgemaakte schorten droeg met katten erop. Dat ze vooral horror las zou je in eerste instantie niet verwachten. Haar verzameling horrorboeken stond op een lange plank boven in de servieskast. Ik durfde er als kind amper naar te kijken. Tegelijkertijd kon ik mijn ogen er niet vanaf houden. Soms schoof ik er eentje tussenuit en keek ik met ingehouden adem naar de afbeelding op de kaft. Daar had ik dan meteen spijt van, omdat ik wist dat ik er ‘s nachts wakker van zou liggen. Ik verzon er mijn eigen verhalen bij en vanonder mijn dekbed spiedde ik mijn donkere slaapkamer rond om te controleren of er zich ergens monsters, vampiers of geesten schuilhielden. Het gevoel dat ze zomaar zouden kunnen opduiken, gaf gestalte aan mijn angst voor het onvoorspelbare en het onbekende. Iets waar mijn kinderbrein nog geen woorden voor had. Het is dan ook niet vreemd dat ik, als beginnend schrijver, teruggreep naar die archetypische monsters uit mijn jeugd. In mijn eerste poging een boek te schrijven werd mijn hoofdpersonage, dat net zoals ik Surinaamse roots bezat, geteisterd door een vampier uit het Surinaamse, koloniale verleden. Hoe meer het verhaal vorderde, hoe meer ik begon te beseffen dat ik onbewust een gegeven uit mijn leven, dat te groot was om te begrijpen, had vormgegeven als een monsterlijk wezen dat mijn hoofdpersonage achtervolgde, isoleerde en langzaam leegzoog. Toen mijn manuscript af was, heb ik de vampier echter een houten staak door zijn hart geslagen. Hij was te clichématig. Bovendien gaan vampiers en literatuur niet goed samen. Je moet van goede huizen komen om de gemiddelde literatuurliefhebber mee te slepen in een bovennatuurlijk verhaal. Omdat ik niet gevangen wilde  worden in het hokje van de genreschrijver keerde ik mijn vampier de rug toe. Resoluut sloot ik de deksel van zijn doodskist en verliet zijn crypte. Toch merk ik de laatste tijd dat ik hem begin te missen. Vooral in de wereld van nu, waar zoveel onderbuikgevoelens naar boven komen die een monsterlijk gezicht verdienen. Steeds vaker denk ik erover om  terug te gaan naar de crypte om de vampier nieuw leven in te blazen en hem opnieuw te vangen in een verhaal. Net zoals mijn oma dat vroeger deed, als ze tussen de soep en de patatten, met glanzende ogen, las over de meest verschrikkelijke monsters. Monsters die ze na het lezen netjes kon opbergen op de plank boven in de servieskast. .  

Laetitia
0 0

De schrijver die in mijn lijf woont

De schrijver die in mijn lijf woont   De schrijver in mij slaapt. Met haar duim in de mond, ligt ze vredig opgekruld, ergens verstopt in mijn grijze massa. Ze weet nog niet dat ik klaarsta met een ouderwetse wekker in mijn hand. Dat er nog maar een paar tikken te horen zullen zijn voordat er een oorverdovend geluid zal klinken. Ze zal opspringen met een verwilderde blik in haar ogen, rondkijken in de eindeloze leegte en langzaam gaan beseffen dat die gevuld moet worden met woorden. Eindeloos veel woorden. Ze zal vol afschuw haar handen voor gezicht slaan en roepen: 'Neeeeeee!' Ze moet er doorheen. Deze miserie. De zomersluimer is voorbij. Vanaf vandaag moet ze aanstaan. Ze zal de glazen van haar bril moeten oppoetsen, zodat ze weer scherp ziet. Vanaf nu ligt alles weer onder het vergrootglas. De glimmende vlekjes op de neus van mijn hond terwijl hij de nazomerse lucht opsnuift. De discussie met mijn vriend over zijn vuile sokken op een keukenstoel. Duiven die elkaar bevechten om vogelvoer. De whatsappjes van mijn moeder over het weer. Alles is potentieel materiaal. Er is geen routine die mijn innerlijke schrijver daarbij kan ondersteunen. Ze moet zichzelf  laten vallen in de chaos. Gewoon, alsof het niks is. Uiteindelijk vindt ze vanzelf een golf, waarop ze kan surfen. Eerst wankelend, maar al snel zal het als vanzelf gaan. Ze zal er voorzichtig meer plezier in krijgen, totdat ze uiteindelijk weer weet wie ze is. Ze is de schrijver die in mijn lijf woont en ik heb haar nodig om mijn leven kleur, richting en duiding te geven. Het is niet ik die haar een schrijfroutine kan geven maar zij die mij een levensroutine geeft. De schrijver in mij is zich terdege bewust van deze grote verantwoordelijkheid. Als verhalenverteller pur sang kan ze zich een levendige voorstelling maken van wat er zou gebeuren, mocht ze haar taak niet hervatten. Laten we zeggen dat het laatste seizoen van Emily in Paris gniffelend als een demon op de loer ligt, samen met een groot bord Franse frieten, een paar repen witte chocolade en een erg slecht zelfbeeld. Ze weet dat als zij geen zinnen produceert, ik uiteindelijk in de leegte zal kukelen waar eigenlijk de woorden hadden moeten staan. Haar woorden. Mijn vangnet. Wanneer dat besef volledig tot haar is doorgedrongen, zal ze zich zonder morren op haar taak storten en haar lot aanvaarden. Deze week mag ze nog schrijven op haar telefoon, met een kopje thee in het zonnetje. Vanaf volgende week moet ze weer in het gareel. Laptop, keukentafel, eenzaamheid en woorden. Meer dan dat kan ik haar nu eenmaal niet bieden.  

Laetitia
0 0

Rental lezer

De Japanner Shoji Morimoto dacht ooit: ik begin een dienst waarin ik mezelf beschikbaar stel voor elke situatie waarin je een persoon nodig hebt. Misschien wil je naar een restaurant, maar voel je je ongemakkelijk om alleen te gaan. Misschien wil je een spel spelen, maar heb je niet genoeg aan één persoon. Of misschien wil je dat iemand tegenover jou gaat zitten en naar je kijkt terwijl je aan je boek werkt.  Vandaag wil ik het met jullie hebben over de Shoji Morimoto die ik creëer om te schrijven. Want het is heel simpel: als ik twee ogen voel die op me gericht zijn, kan ik beter schrijven. Wat is dat gevoel, dat als iemand naar je kijkt, je je beter kan focussen op je werk? Heeft zo’n persoon echt waarde of beeld ik me dat alleen maar in? Shoji Morimoto kreeg van zijn baas voortdurend te horen: Het maakt niet uit of je hier bent of niet. En dat zijn aanwezigheid niets bijdroeg aan het bedrijf. Morimoto begon zich af te vragen of iemand die ‘niets doet’ nog steeds waarde kan hebben in deze wereld. Misschien kon hij ‘niets doen’ omzetten in een dienst? Met één tweet werd Rental Person geboren. Rental Person biedt een fascinerende dienst aan de eenzame en sociaal angstige mensen. Shoji Morimoto schreef een boek over deze diensten. Zijn boek is een bestseller geworden. In zijn boek beschrijft hij duizenden waargebeurde ontmoetingen. Een gescheiden vrouw begeleiden naar haar favoriete restaurant. Een klant uitzwaaien vanaf het perron. Zittend in de rechtszaal tijdens het proces van een cliënt. Een cliënt ondersteunen tijdens een moeilijke operatie. Bij een schrijver zitten die toewerkt naar een persoonlijke deadline.  Rental Person is betrouwbaar, oordeelt niet en is vastbesloten om een ​​vreemde te blijven, en de merkwaardige ontmoetingen die hij deelt zijn onthullend voor zowel de Japanse samenleving als de menselijke psychologie. De ontmoetingen zijn ook herkenbaar voor mensen buiten Japan. Wij, schrijvers zijn in een bepaalde zin ook eenzame en sociaal angstige mensen. Er zijn dagen dat ik geen zinnig woord op papier krijg. Dat ik de brui aan het schrijven wil geven. Maar dan beeld ik me in dat Shoji Morimoto tegenover me zit. Als een eenogige  Daruma pop die me dwingt om gefocust te blijven. Zijn strenge blik houdt me aan het werk en ik kan doen wat ik het liefst doe: schrijven. Mijn ‘rental person’, waar ik overigens geen cent voor betaal, heeft niet alleen de gedaante van Shoji Morimoto. Hij heeft duizend andere gedaanten. Het kunnen lawaaierige studenten zijn in een café, een zwijgzame reiziger in een trein, spelende kinderen in het park, een poes op de bank die af een toe naar me knippert met zijn ogen en dan weer geeuwend verder doezelt. Het kan ook een boom zijn die ruist in de wind en bruine blaadjes op mijn schrift doet neervallen. Al die bijzitters zijn van waarde.  Maar de meest waardevolle ‘rental person’ blijft natuurlijk de lezer die ik steeds in gedachten heb als ik schrijf. Zij zijn lotgenoten van mijn gedachten en personages in mijn verhalen zonder dat ze nog één bladzijde hebben gelezen. En toch hebben ze waarde. Het leukst is het natuurlijk dat ze op een dag echt worden. Wat zou ik zonder ze zijn? Het boek dat Morimoto schreef is een bestseller geworden. Dat verbaast me niet. Want de ontmoetingen die hij beschrijft zijn een reflectie van hoe we allemaal op relaties, banen en familie kijken in onze zoektocht naar zinvolle verbindingen en doelen in het leven. Schrijven is een eenzame, sociaal onhandige bezigheid. Maar dankzij alle ‘rental persons’ in mijn leven wordt het een bezigheid die ik elke dag kan uitvoeren. 

Margaretha Juta
12 1

Het printertje

Bent u een veeltevroeger, een netoptijder of een altijdtelater? Wij behoren meestal tot de eerste categorie. In het Gare du Nord van Parijs stonden we een uur voor het vertrekuur klaar. We hadden iedereen in het station, van toerist tot treinpersoneel, al drie keer ontmoet omdat ik van het stilstaan (er was geen vrijstaande stoel te bekennen) pijn in mijn rug kreeg. Met een kleine vertraging spoorden we eindelijk huiswaarts. Ik stelde voor om de verse chaussons aux pommes - gewoon appelflappen - meteen vrolijk te verorberen. Iets over de grens met België verdween die vrolijkheid. Net zoals toen ik in het derde middelbaar met Pasen mijn punten zag: een drama. De trein stond zo stil als de Zwitserse garde bij het Vaticaan. Geen beweging. Een bericht door de luidspreker over een technische storing voorspelde niet veel goeds. Twintig minuten later kwam er eindelijk beweging. De conducteur verzekerde ons dat we de aansluiting in Antwerpen, weliswaar een uurtje later, zouden halen. Om de ‘pijn wat te verzachten’ printte hij een bonnetje uit. Het printertje hing zowaar aan zijn broek. “Hiermee kan je in de bar iets drinken”, zei hij. Maar omdat we niet zover van Antwerpen waren en ik van dat drankje misschien naar het toilet zou moeten, zagen we daar van af. De Nederlanders van drie stoelen verder deden dat niet. Net toen we onze koffer van het bagagerek hadden gehaald, stonden zij in het midden van het gangpad recht. “Jij ook een biertje Frits?”, vroeg de ene. Het was misschien niet fatsoenlijk, maar ik heb de mannen lichtjes naar hun plaats geduwd om snel aan de uitgang te zijn. We sprintten als ervaren hordelopers over de roltrappen en haalden nog net de aansluitingstrein. Daar moest ik toch aan het biertje van Frits denken. Wat zou het nu hebben gesmaakt.

Rudi Lavreysen
9 1

column transcriptie

Farshteyt ir vos ikh shrayb do? Nu, azoy shver iz es nit.  Dat komt omdat Jiddisch een Indo-Germaanse taal is. Voor mensen die Nederlands of Duits kennen, is het een eitje om eraan te beginnen. Spreek de tekst gewoon hardop uit.  Daarnaast kent het Nederlands (zeker in Nederland) heel wat woorden die direct uit het Jiddisj komen. Gokken, afgepeigerd, gotspe, gozer, sores, gabber, habbekrats, bolleboos, geintje, mazzel, schlemiel, geteisem, lapzwans, mies, schorem, Mokum, ponem, gis, kinnesinne, smoezen, sjofel, sof, stennis, stiekem, gajes, mesjogge, kapsones, makke, pleite, tinnef … Ik leer de taal nu ruim drie jaar. Misschien niet evident voor een goj, maar ook niet compleet van de pot gerukt. Yiddish is een wereldtaal: over de hele wereld zijn er mensen en gemeenschappen die Jiddisch gebruiken in de dagelijkse omgang, van Vancouver tot Kaapstad, van Buenos Aires tot Seoel, van Antwerpen tot Birobidjan. Als het aanvankelijk de taal was van de diaspora van vrome joden in Oost- en Midden-Europa, dan is Jiddisch nu ook een taal die mensen zich aanleren (lernen zich) omwille van het pure taalgenot.  Jiddisch gebruikt in principe het Hebreeuwse alfabet (alef beys); daar moet je even op oefenen, nieuwe lettertekens die je van rechts naar links schrijft. En je moet een manier vinden om Jiddisch op azerty- en qwerty-toetsenborden weer te geven in Latijnse lettertekens. Dat heet transcriptie.  Nu ik er op let, merk ik dat ik in de bovenstaande fragmenten verschillende transcriptiesystemen door elkaar heb gebruikt. De website Taalvlinder zegt daarover: ‘De transcriptie van het jiddisch/jiddisj blijft een probleem - mesjogge vindt u terug als meshugeh, maar ook als mashugga. Een beetje flexibel zoeken dus.’ Vanwaar die verwarring? Het overgrote deel van beschikbare Jiddische transcripties komt uit het Engels. Zelfs een Franse website als Yidlid kiest voor het transcriptiesysteem van het New Yorkse instituut YIVO. Zo krijg je schlemiel en zinnen als Farshteyt ir … Het Instituut voor de Nederlandse taal echter heeft een digitaal woordenboek, Sofeer, dat Jiddische woorden omzet volgens een  Nederlandse transcriptietabel. Dan wordt het sjlemiel en Farsjtejt ier vos ich sjraib do? Noe, azoi sjver iz es nit. Aan Universiteit Antwerpen is er ook nog een hybride vorm in omloop, waarin je Yiddish niet spelt als Jiddisj, maar als Jiddisch. Om de farwirroeng helemaal compleet te maken is de uitspraak bovendien deels afhankelijk van de regio en de omgeving waarin de woorden worden gebruikt. De vanuit het Hebreeuws geïmporteerde term ksjr, spreek je in het Nederlands uit als koosjer, maar in het Frans als casher (kasjèr). Jiddisj kan je met recht een wereldtaal noemen, ieder maakt ze zich eigen door haar aan te passen aan de eigen geschiedenis, afkomst of lokale cultuur. Ja, dan moet je een beetje flexibel zoeken. Mooi toch?    

Hugo Durieux
3 1

Monsieur le roi

"Ik eet het graag", zei ik tegen mijn vrouw. "Maar ik ben het niet graag." "Sardientjes", vervolgde ik vooraleer ze kon zeggen dat ze in de tram geen zin had in raadsels. We stonden als sardientjes op elkaar geperst. Sommige mensen waren behoorlijk aan het zweten. De olie in het sardienblikje. Een man achter ons was druk pratende met de vrouw naast hem. Hij sprak Frans, droeg een kleurrijk joggingpak en had een hese stem. Op korte tijd vertelde hij drie keer hetzelfde. Hij leek me een ietwat verward. Hij zag dat ik naar hem keek en sprak me aan. Ik meende te begrijpen dat hij vroeg waar ik uitstapte. "Qui? Moi?", vroeg ik. "Non pas vous. Moi", antwoordde hij. "Ah, je ne sais pas monsieur", zei ik. Een man in een net pak die er twee stoelen naast zat, lachte hartelijk. Hij had grijs golvend haar en droeg witte sneakers. "Hij stapt aan dezelfde halte uit als ik”, zei hij. “Nog drie haltes.” Wij gingen er al aan de volgende halte uit. Een wandeltocht en dan naar de nieuwe zaak op de zeedijk voor een verfrissing. We zuchtten tegelijk. Blij dat we twee bevrijde sardientjes waren. Op het terras riep ik de ober. Het was zowaar de man met het kostuum en het grijs golvend haar van op de tram. Hij lachte om de toevalligheid. “U zegt het juist”, zei hij. “Ik hoor liever ober dan garçon. Wist u trouwens dat er een verschil is tussen een kelner en een ober? Kelner is afgeleid van keldermeester, want daar stond de voorraad. En de ober was de oberkelner of hoofdkelner. Kortom, de baas”, lachte hij. “Maar de klant is toch de koning, niet?”, zei ik knipogend. “Helemaal juist monsieur le roi”, zei hij. Nog luider lachend stapte hij naar binnen.

Rudi Lavreysen
13 0

Manisch durven zijn

Je kan last hebben van bepaalde stoornissen als schrijver, zoals er zijn: manisch depressief, bipolair, dyslectisch, ADD, ASS noem maar op. Veel voorkomend bij schrijvers. Of niet? Tja, niet altijd. Net als elke andere mens heb je nu eenmaal te kampen met problemen en moeilijke momenten. En ja soms zitten er achter op de zetel van de racewagen een aantal jeugdtrauma’s, een of andere (leer)stoornis en een etiquette die een therapeut ooit op je kleefde toen je het even allemaal niet meer zag zitten.  Ondanks dat is schrijven voor mij ook manisch durven zijn.  Want het is net zoals met kunst maken: het op een geoorloofde manier in een psychose komen en je ding doen. Een manie in een wereld die je zelf creëert en waarin je helemaal jezelf kan zijn. Net zoals bij een carnavalist, waarbij je als hardwerkende burger even kan ontsnappen aan alle ellende en opgedrongen commerce van wat je moet eten, drinken en zien om je goed te voelen. En net op die momenten wanneer je aan je eigen praalwagen mag werken, dan doe je dat met volle overgave. Dat stukje heb ik mezelf toegeëigend in het schrijven, in mijn geflipte wereld die minder gek is dan de wereld daarbuiten, omdat ik het orde en zin kan geven en woorden als gedachten kan weven in personages die voor mij uitzoeken wat echt belangrijk is, omdat het anders te moeilijk is om uit te leggen. Ik wil wel praten en open communiceren, maar al te vaak blokkeert die deur en blijkt dat er niet geluisterd wordt, of ligt wat je zegt te gevoelig.  Dan keer ik introspectief naar binnen, zoekt die angsten op, zoek de uitgang in het schrijven, van wat ik zie en tonen kan. Massa’s schreef ik zo al, ongepubliceerd. De echte kunstenaar is natuurlijk die mens, die dat kan zonder omwegen en zich daarin kwetsbaar durft tonen. Zo ver ben ik nog niet.  Ik zoek en wonder me heel wat af. Wie ben ik in deze wereld? Hoe vergeet ik, zonder vergeten te worden? Hoe laat ik het verlangen los, om verlangend te zijn? Net als Ingmar Bergman zoek ik me een weg door dit leven heen, om te kunnen blijven staan. Na het bestaan. Dus, als schrijver helpt een kleine psychose op tijd en stond, een geforceerde flow met als gevolg een relatiecrisis. Niet makkelijk voor je naasten, maar het is niet anders.  Schrijven is een gelukkig gebrek waar je bij momenten diepongelukkig mag zijn en andere momenten euforisch. Het is die kleine gekte achter zelf opgezochte gesloten muren, omdat het de enige manier is voor je om te overleven. Het is een dans die je voortdurend oplaadt, van snel, naar traag en zo ritmisch doorheen je leven beweegt, je valt en je staat op, je doet een schaarbeweging en een lift, alles om die ander te entertainen terwijl je jezelf uitput. Want je wil verder geraken, verder dan de dag dat je jezelf verloor en niet meer terugvond. Die dag wil je niet opnieuw meemaken, je wil er wel nog over schrijven, maar met afstand.  Je creëert je eigen labyrint en zet de deur open voor de ander, in de hoop dat die jou vindt en zelf ook helder en duidelijk de uitweg ziet, een mooie uitweg die je uiteindelijk zelf – al schrijvend – ook vindt, waarna je in een nieuw verhaal terecht komt. Of hetzelfde verhaal, maar anders, want ja hoeveel verhalen zijn er al wel niet geschreven? Veel, erg veel, en toch verschillend. Schrijven is manisch, en ook zoveel meer dan dat cliché. Het is hard werken op vrije momenten en geloven dat het kan, dat je echt iets te vertellen hebt en je jezelf in het diepst van je zijn vinden kan, in de hoop dat de ander het begrijpt en je die ander kan meenemen, in een avontuur op weg naar zichzelf.  Zo is het en zou het moeten zijn, voor mij althans, en voor jou?  

Bart Vermeer
52 2

HOE SCHOON IS DE WERELD.

Hoe schoon op de wereld  De zomerse hei  Dat is hier op aarde   Palestijnen moeten terug naar Gazastrook waar ze onmiddellijk worden gebombardeerd. Hun hoofd explodeert. Hoe schoon op de wereld  De zomerse hei  Dat is hier op aarde   Afghanen moeten onmiddellijk terug naar Afghanistan waar hun hoofden worden afgehaakt. Hun hersenen hebben geen nut meer Hoe schoon op de wereld  De zomerse hei  Dat is'ier op aarde de hemel voor mij ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++   fotogalery VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ ********************************************************************* Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
35 0

Cirkelend

Het kan een maandagochtend zijn. Of een zaterdagochtend. Of eender welke dag. De voorwaarde is dat het een warme dag is en dat je nog iets merkt van het dorpsfeest van de avond voordien. Er wordt opgeruimd, de brouwer levert, het maakt niet uit. Het geeft een gevoel zoals in het kustdorpje waar we jaarlijks verblijven. De glazenwassers, de visgroothandel waarvan de meeuwen de bestelwagens herkennen, ze zijn er voor de toeristen komen. Zo voelt het vanochtend in ons stadje. Maar de meeuwen en de zee zijn ver weg. Aan het dorpsplein draait een esdoornblad naar beneden, zoals de schroef van een helikopter. Daar speelden we vroeger mee op de bank aan het voetbalterrein. We stonden op de bank, gooiden de blaadjes naar omhoog en keken wie het langst in de lucht bleef hangen. Bij de bakker stopt een mama met haar zoontje. Hij zit op het fietsstoeltje aan het stuur en praat honderduit. Dat is misschien wel het mooiste wat er bestaat. De mama draagt een oranje jurk. De kleur van de ondergaande zon. Ze staan voor een gesloten bakkersdeur. Ook de automaat geeft geen brood. Dan maar terug huiswaarts. Ik volg ze in gedachten, erboven cirkelend zoals een helikopter. "Wat gaan we dan eten mama?", vraagt de jongen. "Er is nog een beetje brood van gisteren", antwoordt ze. Als ze na een tijdje, de wind op de fiets geeft verkoeling, vlakbij hun huis zijn draait de jongen aan het handvat van het stuur. Daar zit de bel. Dat heeft zijn mama hem geleerd. Hij mag het alleen doen als ze bijna thuis zijn. Thuis steekt de jongen zijn hand in het blauwe opblaaszwembad. Hij voelt of het water nog te koud is. Zijn mama staat in de keuken en kijkt ernaar. Wat zullen we straks eten, denkt ze.

Rudi Lavreysen
5 0

De dodelijke minachting

  Vincent van Gogh die vermoord wordt door een geprivilegieerd zoontje.   Een kleinburger die na ettelijke veroordelingen zomaar een jong gezin te pletter rijdt.  Een bruine man die vermoord wordt door een  geprivilegieerde bende. De bruin die veroordeeld wordt omdat hij een joint opsteekt, terwijl om de hoek een witte, wit hangt te schuiven.   De onaantastbaarheid  waar mee ze door het leven gaan.   Een dodelijke .   Een onaantastbaarheid die iedere geloofwaardigheid vernietigd.  De dodelijke minachting voor de andere in moeilijheden.  ************************************************************************* foto VERF ed  TOGETHER   https://www.2dehands.be/seller/view/m2145663778 +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ foto gallery VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
11 0

Eigenlijk feitelijk

Welke dag is het vandaag? Het is vaak de eerste vraag van de dag. Na enkele seconden volgt het antwoord en het besef. Moet ik naar het werk? Of is het zondag, zodat ik nog kan blijven liggen en vervolgens naar de bakker voor pistolets? Of is het zaterdag en wenkt de krantenwinkel voor een volumineuze krant? Het zijn telkens andere dagen en andere vragen. Niet in het minst in diezelfde krant. De truc om het snel te weten is je afvragen welke dag het gisteren was. Grootvader stelde de vraag wel eens in het midden van de dag. Na een middagdutje in zijn zetel bij de kachel. Die vraag kwam er niet onmiddellijk, maar pas na enkele minuten. Alsof hij nog even doorsliep met zijn ogen open. "Welke dag is het vandaag feitelijk?", zei hij dan. We hebben wel eens gezegd dat het zondag was, waarna hij schrok omdat hij doordeweekse kleren droeg. Er kon wel eens bezoek komen. Vanuit zijn zetel had hij een ideaal zicht op de straat en op wie er voor het huis stopte. Wie het was, zag hij meteen aan de auto die op de grint werd geparkeerd. Na een blik op de scheurkalender wist hij dat het geen zondag was. "Plagers", riep hij dan vanuit de keuken. We gingen niet zover dat we ook het papiertje van de scheurkalender vervalsten. Dan was iedereen ontregeld. Maar het feit dat hij die vraag stelde, daar kon je de klok op gelijk stellen. Die scheurkalender was een houvast. Opnieuw een dag afgescheurd en ‘s morgens een verse. Net zo vers als het brood dat op de keukentafel lag. Och, het is eigenlijk een kwestie van geluk om het zonder kleerscheuren door te komen. Het gegeven van welke dag het is, slinkt dan meteen aan belang. Dag!

Rudi Lavreysen
11 1

HOOFD, HART en HANDEN

Het kraken van de mesheften onder mijn zolen geeft een verrassend bevredigend gevoel. Bij haar zal dat iets minder het geval zijn, want ze heeft haar schoenen uitgetrokken en ze draagt ze in haar linkerhand terwijl de wind een poging doet onder haar nagelnieuwe regenjas te komen, waar ik alleen maar begrip voor heb, het is er aangenaam toeven. De regenjas hebben we zonet gekocht in een van de opmerkelijk vele regenjassen verkopende winkels aan de bevolkte dijk van De Panne als bescherming voor onze tocht naar Bray-Dunes. We zijn net Frankrijk binnengewandeld, ze wijst naar de eenzame vlaggenstok die moeilijk te ontwaren is vanaf de waterkant, hij steekt net boven de duinen uit. Onze monotone mars staat in schril contrast met ons intense, boeiende gesprek. We hebben het over welke mensen we graag zien en wat die gemeenschappelijk hebben. Het belang van familiebanden en in hoeverre sommige mensen eraan vastklampen als was het een boei in een zwarte, allesverslindende oceaan. We hebben het ook over welke mensen we liever mijden. Mensen die niet oprecht zijn of die denken dat wat ze doen, wie ze zijn of wat ze denken iets uitmaakt. Nu klink ik als een pessimist, maar laat dat net de conclusie zijn van onze conversatie, dat wat zij en ik delen een joie de vivre is zonder weerga, dat we te veel houden van dit leven om alles zo serieus te nemen. En dat menen we heel serieus. Met liefde rollen de namen van vrienden, familieleden en kennissen over onze tongen. We geven elkaar te kennen wat we waarderen in hen, en hoe zij ons zouden zien. Ik zeg haar dat mensen mij soms zien als een (halve) neuroot, een controlefreak, een angsthaas. Gelukkig zien ze me ook als iemand die anderen wil helpen, dingen wil creëren en graag en veel nadenkt over het leven. Je eigen tekortkomingen accepteren en weten wat je als mens te bieden hebt, terwijl je probeert een evenwicht te vinden tussen anderen helpen en jezelf zo goed mogelijk amuseren voordat het allemaal afgelopen is. Als je daarvan uitgaat. Omdat we toch al in een filosofische bui zijn, en ik weet dat zij niets liever hoort dan mijn zweverige gezwets, rakel ik het principe van hoofd-hart-handen van de Zwitserse pedagoog Pestalozzi op, een principe waarmee ik ben opgegroeid in de Steinerschool. Pestalozzi dweepte met Rousseau, hij noemde zijn eigen zoon zelfs Jean Jacques naar de beroemde filosoof. Volgens deze pientere geesten is een kind een kind en geen volwassene-in-wording. Kinderen moeten dicht bij de natuur opgroeien en de baas zijn over hun eigen leerproces. Rousseau is iets analytischer – hij is ook filosoof – en onderscheidt verschillende stadia in het kind-zijn, waarbij de wereld opnemen via de zintuigen voorop staat. Pestalozzi schetst een soort Vitruviusman, de gedroomde mens en burger, waarbij hij een holistisch paradigma presenteert van hoofd, hart en handen. Een mens is pas volledig ‘af’ als hij zowel kritisch heeft leren denken, met zijn handen heeft leren werken maar bovenal, en dat is het belangrijkste, geleerd heeft zijn emoties tot uitdrukking te brengen. Dat klinkt natuurlijk een beetje elitair, maar zij begrijpt goed wat ik ermee wil zeggen. Dat we trouw, eerlijkheid, openheid, vrolijkheid, vriendelijkheid en oprechtheid misschien wel veel belangrijker vinden dan al de rest. Ondertussen wandelen we in het doodse Bray-Dunes. Hoewel er een sfeer van vergane glorie heerst, zegt ze me dat ze zich hier wel ziet wonen. Maar jij niet, zeker? voegt ze er meteen aan toe, wetende dat ik gedij in een bruisende omgeving, ofschoon ik geen people person ben. Dat is het verschil tussen ons, zegt ze. We zijn beiden introvert, maar jij hebt mensen rond je nodig. Christophe Vekeman, wiens ‘Tot God’ ik zopas gisteren uitlas, stelt dat hij mensen niet haat maar ze gewoon niet kan uitstaan. Niet dat dat de conclusie is van zijn laatste boek, waar hij eerder positief uit de hoek komt. Toch neig ik met die stelling akkoord te gaan, hoeveel liefde ik soms ook voel voor mijn medemens. Maar ik heb ze nodig. We zitten op een bankje te wachten op de bus die ons terug naar het Plopsahotel voert, niet dat we daar logeren, maar dat is nu eenmaal de eindhalte. Van daaruit nemen we de KT, oftewel de tram waarop kinderen zijn toegelaten. Stilzwijgend zitten naast haar, ik doe het bijna even graag als niet zwijgend naast haar zitten. We kunnen het ook heel goed, zegt ze zo vaak, samen niets doen. Dan vervallen we in platitudes, zoals we wel eens plegen te doen, maar met een gezonde dosis relativering. En zo hebben we misschien de nodige veerkracht gekweekt bij elkaar. Misschien hebben we die veerkracht louter te danken aan oprechtheid. Dat we elkaar toelaten dingen te voelen, te denken en te doen. Dat we naast een koppel en ouders ook nog mensen zijn met een hoofd vol dromen, een hart vol verlangens en jeukende handen. In al die jaren hebbe we geleerd alles te zeggen, ook de lastige dingen. Blijkbaar kunnen we nu ook al naast elkaar zwijgen, dat belooft voor ons pensioen.

Lennart Vanstaen
6 0

De wijzen komen uit het Oosten

Aan Brussel-Centraal stapte ik onlangs samen met een Aziatische man op buslijn 71. Wat volgde was een gevecht tussen hem en het scantoestel in de bus, met zijn bankaart als zwaard waarmee hij zijn tegenstander te lijf ging. Zonder het gewenste effect. Steeds het rode scherm en bijhorende geluid. O de schande. Deze man kon het niet. Het scantoestel was kapot. Maar hij bleef doorzetten, knalde zijn ING kaart opnieuw en opnieuw tegen het plastieken oppervlak van zijn vijand. Ondertussen slingerende hij naar voor en dan weer naar achter door de bruuske rijstijl van de buschauffeur gecombineerd met de kasseien op het Koningsplein en het Paleizenplein. Hij was een gammel zeilbootje in woelig water.  Ik keek ernaar er vroeg me af: is deze man een dwaas? Een maniak die blijft vechten tegen wat hij niet veranderen kan? Of een onwetende figuur uit het Verre Oosten die gewend is aan de rigide hyper efficiëntie van zijn contreien, waar alles tot in het kleinste detail afgepunt en afgemeten is, en dit soort toestanden ondenkbaar zijn. In Japan zou een mechanicus spontaan harakiri plegen als hij verantwoordelijk zou zijn voor een niet functionerende scanner. Het gebrek aan eer en het gevoel van falen ten opzichte van zijn medemensen dat daaruit zou voortvloeien zou hem levenslang tormenteren.  Het is pas toen ik thuis kwam dat is besefte dat ik zo-even een fundamentele levenswijsheid verpakt als een vaudeville van het middelmatige genre voor mijn eigen ogen afgespeeld had gezien. Dat we allemaal maar proberen, dat het vechten tegen de storm is. Dat we strompelen door de shit die de wereld naar ons gooit, geconfronteerd worden met situaties die we niet voorzien, noch gewild hebben. We zijn allemaal mijn Aziatische metgezel van die busrit, wij scannen allemaal onze bankkaarten tegen niet-werkende scantoestellen.  Je vraagt je mogelijks af hoe het afliep met de held van dit verhaal? Hij stapte af aan de Naamsepoort, richting de metro. Daar werkt de scanner aan de toegangspoortjes wel. Verstandig. Uitwegen zoeken die wel werken. Je bestemming anders bereiken.  Het klopt, bedacht ik me, de wijzen komen inderdaad uit het Oosten.

Boris C
0 0

Bad To The Bone

Een appelflauwte. Ik weet niet goed wat het inhoudt, maar ik heb er ongetwijfeld een, gezien mijn huidige ziektebeeld en het feit dat ik daarnet anderhalf uur intensief heb gefietst, ondanks vrij tropische temperaturen. ‘Zich draaierig voelen na een lichte flauwte,’ zegt mijn online medisch woordenboek, ‘op het aanstellerige af, stelt zo weinig voor dat ze door het eten van een appel al verholpen zou zijn.’  Eten, ja, daar zie ik wel brood in. Liefst in geroosterde vorm, vooraf besmeerd met wat boter en belegd met een sneetje kaas en een plak hesp. Kaas en brood zijn certitudes, maar de hamvraag is letterlijk en figuurlijk of er nog hesp te vinden is in de koelkast.  Wel degelijk, zo blijkt, nadat ik een half dozijn appeltjes voor de dorst en een paar toffe peren aan de kant geschoven heb. Mijn medisch woordenboek mag beweren wat het wil, maar met wat flauw en futloos fruit ga ik dit euvel niet verhelpen.  Een beetje bevend en bibberend beboter ik een boterham. Zoveel b’s doen me onwillekeurig denken aan het liedje ‘Bad To The Bone’ van George Thorogood & The Destroyers. Bbbbbb-bad, bad to the bone! En ik ben vertrokken voor de rest van de dag, of (h)oor de rest van de dag, met deze stotterige oorwurm. De bereiding van een tosti is echt ‘appeltje-eitje’, zei een tv-kok onlangs nog op z’n Hollands, doelend op het feit dat je geen meesterchef hoeft te zijn om een croque-monsieur te prepareren. Ik ben het levende, doch ietwat draaierige bewijs. Kaas en hesp ertussen en daarna in het wafelijzerachtige toestel dat hier staat. Echt wel appeltje-eitje. Eitje! Goed idee! Ook immer aanwezig in de eigen ijskast. Ik drop een driehoekje boter in de pan en kluts er een paar minuten later een tweetal eieren bij. Zo maak ik van een croque-monsieur in een oogwenk een croque-madame. Veel lekkerder en heilzamer dan zo’n genderneutrale toast kannibaal met rauw, gehakt rundvlees overigens, waar je, volgens mensen die het ooit meemaakten en het mij naar eer en geweten verteld hebben, wormpjes van zou krijgen. Als je trouwens in Nederland een toast kannibaal bestelt, schotelen ze je met de glimlach geroosterd brood met daarop een laagje pindakaas en plakjes banaan voor. Die Nederlanders toch. Ik mag ze graag, niet op kannibalistische wijze uiteraard, maar wel terdege voorbereid op hun eigengereidheid en culinaire vaardigheid. Voor ik als hobbykok spontaan begin te kokhalzen bij de gedachte aan die Nederlandse kannibaalverkrachting, geef ik nog even mee dat die bereiding blijkbaar het absolute lievelingsgerecht was van Elvis Presley. Return to sender, denk ik heel even, al neemt Bad To The Bone meteen weer over.  Waar komt de ‘croque-monsieur’ eigenlijk vandaan, vraagt een mens zich wat sufjes af. Uit Australië, blijkt na wat onderzoek op de smartphone. Als de Aboriginals terugkwamen van de jacht, hadden ze de gewoonte om hun vlees te bakken tussen twee koekjes van bloem. Die gevulde koekjes werden samengedrukt met een grote tang en gebraden boven een open vuur. Heel wat later verfijnden de Fransen dit gerechtje, vooral door er gesmolten kaas bij te betrekken. Door het steevast aanwezige krokante element ontstond de term ‘croque’, zoals bij een ‘croquette’. In 1910 stond het voor het eerst op een menukaart, in de succesvolle Parijse brasserie van ene Michel Lunarca. Jaloerse concurrenten hadden de roddel verspreid dat de goedlachse Lunarca een … kannibaal was. Toen een van zijn klanten wilde weten welk vlees er in zijn nieuwe gerecht, de ‘croque-monsieur’ zat, antwoordde hij gierend: ‘mensenvlees natuurlijk’. Volgens die theorie is de benaming croque-monsieur dus een grapje, een kwinkslag, een twist …  Hoog tijd trouwens om mijn inmiddels geroosterde boterham op een bord te gooien en al twistend te pimpen. Omdat het kan. Eerst met de spiegeleitjes, daarna met een pittig slaatje van witte kool, wortel, radijs, rode ui en een flinke kwak samuraisaus. Lekker vettig en heet, zoals de buitentemperatuur (inmiddels 31°C) en ik (vermoedelijk 37°C). Na twee happen spuw ik vuur. Weg appelflauwte. Ik bbbbbb-bekom helemaal! Bad to the bone!        

Danny Vandenberk
14 2

Opinie: "Door jongeren angstvallig af te schermen van de 'boze' wereld, beroven we ze van hun jeugd."

Ouders, leerkrachten en opvoeders maken zich terecht zorgen over de veiligheid van kinderen. Maar vormt een overdreven fixatie op veiligheid uiteindelijk geen gevaar voor het welzijn van jongeren? Ik schreef er een opinie over. Op de website van VRT NWS kon je onlangs lezen dat je best geen zomerkiekjes van je kinderen online zet. Bij 1 op de 100 Vlamingen wekken beelden van kinderen immers seksuele lusten op.    Een mens vraagt zich af wat er zo speciaal is aan het internet. Een heteroseksuele vrouw houdt toch ook niet op met aangetrokken te zijn door (knappe) mannen wanneer ze het echtelijk huis verlaat? Waarom zouden pedofielen dan ophouden pedofiel te zijn als ze hun smartphone, tablet of pc afzetten? Misschien moeten we gewoon consequent zijn. Als kinderen ook op straat begerige blikken uitlokken, waarom voeren we dan geen Taliban-achtige dresscode in? Beter nog, steek ze in van die opblaasbare sumoworstelpakjes. Dan zijn ze niet enkel beschermd tegen de perverse gedachten van de pedofiele mens, maar ook tegen de scherpe randen en hoeken van speeltuigen, skatehellingen en zitbanken. Wat de overheid meteen een pak scheelt in de uitgaven aan rubbertegels voor recreatiedomeinen. De VRT baseerde haar artikel op een persbericht van Stop It Now! Met dat persbericht wil de organisatie de aandacht vestigen op haar hulplijn voor mensen die zich zorgen maken over hun gevoelens en gedrag tegenover minderjarigen. Nergens lezen we in dat persbericht een oproep om geen foto’s van kinderen online te zwieren. Dat zou nogal vreemd zijn, want Stop It Now! gebruikt zelf AI-gegeneerde beelden van minderjarigen om een punt te maken. De interpretatie van de VRT-journalist is symptomatisch voor onze visie op kinderen: Kinderen zijn tere serreplantjes die we koste wat kost moeten afschermen van de boze buitenwereld. Achter elke struik schuilt een potentiële Dutroux-kloon, uit elke steeg kan een stuurloze monstertruck razen. Geen maatregelen zijn draconisch genoeg om de fysieke veiligheid van kinderen te vrijwaren. Gelukkig schiet de technologie ons te hulp. We geven onze jongeren smartphones met GPS-trackers waarmee we hun hele doen en laten volgen. Speeltuinen en recreatiedomeinen plaveien we met rubbertegels. Kortom, de hele wereld moet op kinderslot. Die fixatie op veiligheid leidt tot een paradox: Door jongeren angstvallig af te schermen van de 'boze' wereld, beroven we ze juist van hun jeugd. Terwijl ouders de buitenwereld verstoppen achter een wirwar van gedragsregels, veiligheidsvoorschriften en al dan niet ingebeelde gevaren, sijpelt diezelfde realiteit in uitvergrote vorm binnen op de smartphones van hun kinderen.  Social media stelen aandacht met angstaanjagende beelden, onhaalbare schoonheidsidealen en een schier eindeloze reeks health- en lifestyletips die een ABSOLUTE MUST zijn als je niet door het leven wil gaan als een absolute nul die op z’n vijfentwintigste nog steeds geen miljonair is. Niet moeilijk dat jongeren gebukt gaan onder angst en onzekerheid. De angstcultuur waarin we ons hebben gemanoeuvreerd betekent gouden zaken voor installateurs van inbraakalarmen, rubbertegelfabrikanten en kapitalistische monsters als X, TikTok en Meta.  Ook demagogen varen er wel bij. Je kent ze wel. Van die types die miljoenen euro’s belastinggeld besteden aan social mediacampagnes, waarmee ze jongeren bang maken voor de Islam, de Woke-dictatuur, de Regenbooglobby, de Great Reset. Gangsters met botox-koppen die beweren jongeren ‘weerbaar’ te maken door ze op te hitsen tegen andere jongeren. De ouders paaien ze met een oude truc: Schreeuw keihard “Won’t somebody please think of the children!” en observeer hoe de massa jou gedwee de sleutel overhandigt, waarmee je hun kinderen opsluit in een gouden kooi. Er is slechts een troost: Kinderen zijn geen makke schapen, maar hongerige wolven – en een wolf in gevangenschap maakt rare sprongen. Misschien is dit wel de harde waarheid: Om jongeren te beschermen, moeten we ze ook behoeden voor onszelf. Pieter Van der Schoot Dit stuk verscheen eerder op Observaties uit het ondermaanse. Schilderij: Árpád Cserépy, Public domain, via Wikimedia Commons    

Pieter Van der Schoot
15 1