Zoeken

Tram- en busverhalen (om ieder er het zijne/hare van te denken) – de Vijftien

Op een energieke dag tel ik veel stappen. Onderweg naar terug vind ik het welletjes, daal ik af in de ondergrondse en neem de Vijftien. Er reist veel volk mee in die richting. Een Joodse vrouw blijft bij de deuren staan met haar rug ertegenaan. Ik kan haar zien vanop mijn zijstoel die niet klapt maar dat wel kan. Haar doordringende blik verstart de mijne. Is ze nu boos? Rechts van mij, op een andere zijstoel die ook niet klapt maar dat wel kan, zit een mevrouw die heel erg van mijn-stoel-voor-even weg buigt wanneer ik me daar zet. Intussen trekt ze haar foulard over haar mond en neus en houdt aldaar die neus stevig vast alsof die eraf zal vallen.   Bij elke halte stappen mensen en kinderen in en uit, met of zonder buggy, trolley, bagage,  rollator, krukken … De foulardmevrouw blijkt echt heel buigzaam te zijn bij elke passagier die voorbijkomt en in balans probeert te blijven in de voortglijdende tram. De Joodse vrouw staart niet meer. Haar blik doordringt nu de massa. Althans dat denk ik. Tegenover mij schuin rechts – ik rijd nog steeds zijwaarts vooruit mee – bij de andere tramdeur staat een meisje te kijken naar mijn pols. Haar blik verplaatst zich naar de mijne en ik vraag me af of de hare nu echt verzacht? Maar ze kijkt al snel naar het scherm van haar mobieltje. Zou de Joodse mevrouw daarom boos zijn? Is ze wel bóós? Ik draag sinds de zomer een polsbandje ‘Free Palestine’ met de Palestijnse vlag ernaast. De reden lijkt me wel bekend. Ik zeg het er nog eens bij: Ik haat geen Joodse mensen. Misschien is ze enkel een beetje op haar ongemak omwille van redenen die niemand hoeft te weten. Tegenover mij, ook zijwaarts aan het reizen, komen twee jonge dames zitten met een – volgens mij – heel modieuze hoofddoek aan. Het is de sticker op de achterkant van het mobieltje dat van een van de twee dames haar hand een verlengde lijkt te zijn, die mijn aandacht trekt; een sticker ‘Free Palestine’ met de Palestijnse vlag erbij. De Vijftien komt weer bovengronds en bij de volgende halte stapt de Joodse mevrouw af. Ik denk dat ze nu weer geruster is. Ik hoop het voor haar. Nog twee haltes zitten blijven, niet te veel omkijken van links naar rechts en omgekeerd. Ik wil de foulardmevrouw niet overbelasten. Dan zijn de Driekoningen er weer en veer ik recht. Mijn stoel zonder handen klapt nu wel. De dames met modieuze hoofddoeken en enkele andere passagiers stappen ook af. Er staan geen wachtenden. De tram loopt stilaan leeg. De foulardmevrouw heeft weer plaats. AMK

Anemos
1 0

Zjeroen

Als we om iets na zes uur samen naar de tv keken, zei ze wel eens dat ik op de tv-kok leek, als ze hem bezig zag. Die uit Leuven. "Misschien moet je voortaan toch een bril opzetten om naar tv te kijken", lachte ik dan.  Wat wel is: het pottenroeren heb ik van haar geleerd. Met nieuwjaar of met de kermis stond er zo veel op het vuur te pruttelen dat het wel een symfonie leek. Elke pot, pan en kastrol had een andere geur en geluid. Stoofvlees klinkt anders dan bloemkool. Pruttelende kroketten, dat is muziek. Met al die potten tegelijk in volle gang, moesten we soms een handje helpen met roeren. Voor het overige was het stelen met mijn ogen. Gewone middag, dagelijkse kost. ‘Middag’, thuis is het nog altijd een begrip. Niet het tijdstip, maar wel het eten. Zo kan je ook 's avonds perfect 'middag' eten. Zeker ben ik natuurlijk niet, maar het lijkt me in een andere taal ongebruikelijk. Zoals de meest gestelde vraag van de mannen ’s morgens als ze naar school vertrokken. Stel je dat voor in het Engels. "What are we eating tonight?" "Noon".  In het woonzorgcentrum stapten we soms naar het grote bord op het gelijkvloers, waarop het  weekmenu stond. Als er op vrijdag vis op tafel kwam, verzon ik iets anders. “Vrijdag zijn het blinde vinken.” Want op vis was ze niet zozeer gesteld. Maar als het op tafel kwam at ze het wel op. Ik wilde niet dat ze de hele dag op die vis van vrijdag ging zitten peinzen. Op tv had de kok zijn schotel klaar. Ik moest al lachen, want ik wist wat ze ging zeggen. “Smakelijk”, zei hij aan zijn fornuis in Leuven. “Ha. Smakelijk zegt hij. Maar we kunnen niet proeven hè Zjeroen.”

Rudi Lavreysen
6 1

Brievenpost van Dinges | Aan dhr. Gert Verhulst

Geachte heer VerhulstBeste Gert Ik weet niet of u nog vaak brieven krijgt. Vroeger wel natuurlijk, toen u samen met uw hond dat programma presenteerde. Toen schreven de mensen nog brieven en verstuurden ze gele briefkaarten. Maar ik moet eerlijk zijn, ik had deze brief ook naar iemand anders kunnen sturen. Naar een presentator van het journaal bijvoorbeeld. Gezien het onderwerp van deze brief moest het een BV zijn, maar u geniet duidelijk mijn voorkeur. U wordt immers overal herkend. Tot in Holland toe. Zelfs uw kinderen zijn BV’s geworden. De mensen spreken u massaal aan op de straat. Het is van ‘Gertje’ hier en ‘Gertje’ daar, terwijl u toch een grote mens bent. Of ze roepen: “Is de chocolade nog altijd op?”  Van dat liedje natuurlijk. Hoe u daarmee omgaat verdient alle respect. Precies daar wil ik het met u over hebben. Sinds ik met mijn hoofd in de gazet sta, herkennen de mensen me. Soms roepen ze iets. Zoals in café De Kiezel. Roger van den Boks is de ergste van allemaal. Van den Boks is trouwens zijn bijnaam, omdat hij zijn broekspijpen altijd omhoog rolt als hij er eentje teveel uit heeft.  En een ‘boks’ is in onze contreien dialect voor een broek. Hij is wellicht jaloers. “Hier sè, d’n dinges, van de gazet. Hoe noemt hij toch alweer? Dinges. Hahahaha”. Ik durfde niet zeggen dat “Hoe heet hij toch alweer” moest zijn, want hij zal denken dat ik streek begin te verkopen. Er is nog iemand. Ik ken zijn naam niet, maar hij zit elke middag voor de supermarkt te wachten. Ik denk op zijn fietsmakker. Hij draagt een opvallend geel hesje en een grote helm. Ik moet hem passeren als ik van het werk kom. Toch vrees ik dat zijn helm een beetje knelt, want wat hij allemaal zegt hou je niet voor mogelijk. “Voor een bekende mens zijt gij eigenlijk geen vriendelijke mens. Gij zegt niks.” Dat zei hij terwijl ik hem passeerde. Ik stond perplex, dat zal u begrijpen. De volgende dag sprak hij me opnieuw aan. “Awel, gij zegt nog altijd niks.” “Maar ik kan toch moeilijk tegen iedereen beginnen te praten”, antwoordde ik. “Er staan nog meer mensen in de gazet. Ze gaan denken dat ik van lotje ben getikt. Ik ken u toch niet.” De volgende keer stond er een vrouw bij hem. “Ziet hem daar”, zei hij tegen de dame. “Onze BV is nog te goed om iets te zeggen. Een kwistenbiebel, dat is hij.” Ik ben maar snel doorgewandeld. Ik ga nu voortaan een blokje om, zodat ik hem niet meer tegenkom. Met als resultaat dat ik elke dag te laat thuis ben. Mijn vrouw denkt dat ik op het middaguur al in de Kiezel heb gezeten. Toen ik haar over het voorval vertelde, zei ze dat ik wat meer omhoog moet kijken. Daar zit misschien iets in. Soms ben ik in gepeins verzonken. Er is immers van alles gaande in de wereld. Eerlijkheid is ver te zoeken. Als we vroeger in de tweede kleuterklas bij juffrouw Marie-Louise een leugen vertelden, bond ze ons vast op een stoel. Ik weet nog dat Driek Devleugel er een hele voormiddag heeft gezeten omdat over iets hij had gelogen en hij wou het niet toegeven. Hij mocht pas los toen hij dringend naar het toilet moest. Oké, dat zijn ook geen praktijken, maar ik ben het nooit vergeten. Driekske wellicht ook niet. Naar het schijnt liegt de president van Amerika gemiddeld vijftien keer per dag. Ze zouden hem ook moeten vastbinden. En er zijn nog van die dinges. Maar we wijken af, beste Gert. Deze brief is eigenlijk een vraag voor tips, als bekende mensen onder elkaar. Hoe gaat u hiermee om? Wat zijn uw trucs? Laat het me uw antwoord zeker via de redactie geworden. Ik stuur u met plezier een stuk chocolade op. Ondertussen verblijf ik, met de meeste hoogachting, Désiré Dinges  

Désiré Dinges
2 0

Familiezaken

Daar ben je dan, zo klein en weerloos, voorzien van tien vingertjes en teentjes. Mama heeft me voorbereid op jouw komst, mijn kleine broer. Nog doelloos, niet wetend welk pad het lot voor ons heeft klaarliggen. Vier handen op één buik, vertrouwelingen die elkaar van tijd tot tijd in de haren zouden vliegen. Beschermend, luisterend oor, maar niet in staat om antwoorden te bieden op de gezamenlijke dillema’s die worden voorgeschoteld. Ambitie die de overhand neemt, kleinerende blikken, grote afstand die alles wat ooit was doet vervagen. Verwijtend onbegrip, afkeuring, volgens jou foute keuzes, beoordelend, veroordelend. Fysieke afstand die symbool staat voor onze relatie, of wat er nog van overblijft. Troost zoekend, geborgen en geliefd op moeders schoot. Jullie tegen de wereld. Voorbereid op het grote zus worden, maar toch gefaald.Jouw geplaveide pad zonder zware obstakels is niet begaanbaar voor mij. Of misschien draag ik niet het juiste schoeisel, heb ik onvoldoende kennis. Ik mag je hand niet vasthouden. Onze ontmoetingen op gedeelde kruispunten met troostende woorden vol machteloosheid brengen ons nooit op dezelfde weg. Onze wegen scheiden zich keer op keer.Het rechte pad dat je bewandelt en deelt met diegenen die nooit duisternis zien, is niet de weg die naar mijn bestemming leidt.De diepste dalen en grootste duisternis waar ik doorheen reis, brengen me naar de hoogste pieken van mijn kunnen en de mooiste uitzichten op mijn zijn.Verschillend van elkaar, onbegrip en minachting. Ongeschikt om de taak van broer en zus te volbrengen.  Gefaald, tot grote teleurstelling van diegenen die ons met liefde samenbrachten.

Joni Motmans
6 0
Tip

De bierkaartjes

"Goedemiddag. Wat mag het voor jullie zijn?" Het koppel, ik schat jonge zestigers, zit amper en de ober staat al aan hun tafel. Alsof het een wedstrijd is met de andere ober, die iets verder staat. Hij heeft een verwilderde haarbos en draagt een T-shirt van een rockband van voor zijn tijd."Een koffie, een pintje en een spie", zegt de man. "Een koffie, een pintje en een ....", herhaalt de ober en hij kijkt afwachtend naar de man, in de hoop dat hij het derde item nu wel begrijpt. "Een spie", zegt de man. "Ja, dat kennen jullie niet meer." De ober kijkt naar zijn collega. Help, lijkt hij te denken. Een spie? Is dat iets om te eten"Dat is een stukje hout, om onder de tafelpoot te steken. Ze staat wiebelachtig", zegt de man, waarna hij met de tafel schudt. "Oh, wij gebruiken gewoon bierkaartjes", zegt de ober. Hij is zichtbaar blij met zijn oplossing. Hij vist er meteen enkele uit zijn achterzak, plooit ze dubbel en steekt ze onder een tafelpoot. "Een spie, dat kent de jeugd niet meer", zegt de man terwijl hij gepast geld zoekt voor de drankjes.  Iets later, aan een andere tafel, staat een jongeman recht. Op de parking voor de zaak stopt een auto en daar komt langzaam een oudere dame uitgestapt. Ze kijkt naar de bakker aan de overzijde. De jongeman staat al naast haar. "Dag Rozette", zegt hij. Hij neemt haar bij de arm en voetje voor voetje stappen ze naar de bakker. Daarna gaat de jongeman terug bij zijn vriendin zitten. Enkele minuten later herhaalt het tafereel zich in omgekeerde richting.  Het andere koppel is ondertussen vertrokken. Het stapeltje met bierkaartjes ligt verweesd naast de tafelpoot op de grond. Op de tafel ligt nog wat kleingeld. Even verweesd.

Rudi Lavreysen
53 1

Uitgezonderd nostalgisch verkeer

Ik wou dat er meer dagen in mijn leven waren zoals gisteren. Dagen die me volledig omarmen, verzwelgen, laten voelen dat ik besta uit reeds vele dagen, aan elkaar geregen door wonderlijke momenten en prachtige herinneringen, kleine gelukjes en innige vriendschappen. Dagen van knutselen terwijl de regen tegen het raam klettert. Dagen van sleutelen aan het beste lied of theaterstuk aller tijden. Dagen van piratenkleren aantrekken en een uitvalsbasis maken in een holle boom in het park. Dagen van elkaars zinnen afmaken en lachen tot de buikkrampen erop volgen. En dagen van in het speeltuintje hangen en je voor het eerst groot voelen.  Hoewel ik me maar al te graag wentel in de zoete pijn van nostalgie, zijn er wellicht ook dagen waarop ik daar geen zin in heb, dagen waarop ik mezelf een medicijn zou willen toedienen om niet ten prooi te vallen aan dat weke gevoel, alsof de tijd me in zijn greep heeft en me tot een vorm kneed die nergens meer in past. Gisteren was zo'n dag. Ik had me schrap gezet met alles wat ik had, maar ik ben vrijwel zeker dat er geen middel tegen nostalgie bestaat.  Eerst zette ik mijn dochter af aan het Boekenbergpark voor een yogakampje. Na een kusje en een zwaai reed ik door naar een van mijn beste vrienden, die in Kontich-Kazerne woont. Na lange tijd in Gent te hebben gewoond, vervolgens in een joert in Zwalm, dan in het Vredegerecht van Herentals dat tot antikraakpand was omgevormd én in een afgelegen woning in Langdorp, kon hij in zijn ouderlijk huis terecht — zijn ouders verhuisden naar een cohousingproject. In dat huis heb ik samen met hem enorm veel geschreven, gelachen, gemusiceerd en genoten van de reis van een jongvolwassene. Het was meer dan wat anders een plek waar de zon scheen, waar ik mijn melancholie kon omzetten in positieve energie. Zodra ik vertrok uit het park, shuffelde mijn Spotify naar Explosions in the Sky, meer bepaald naar het album met toepasselijke titel All of a sudden I miss everyone.  Omdat het meer dan tien jaar geleden was dat ik Kontich-Kazerne had bezocht, en door mijn absoluut gebrek aan oriëntatie, zette ik mijn gps aan. Hij leidde me langs het vliegveld van Antwerpen, waar ik bijna twintig jaar geleden mijn eerste appartementje huurde. Ik dacht aan mijn huisbaas, een warme eeuwige veertiger voor wie het leven uiteindelijk te zwaar werd. Ook avondjes weerwolven doken op in mijn herinneringen, en enkele relaties van vrienden die in dat appartement hun voorzichtige begin hadden meegemaakt. En natuurlijk de zetel waarin ik haar, tussen de soep en de patatten, ten huwelijk vroeg. De gps zat duidelijk mee in het complot, want hij stuurde me vervolgens langs de Spar waar ik mijn eerste verdiende centen spendeerde aan verantwoorde producten zoals waspoeder en huishoudfolie.  Zonder een zucht wind biggelden er al tranen over mijn wangen. Het universum had schijnbaar de controle overgenomen van al mijn apparaten, want Spotify selecteerde achtereenvolgens Keep the Car Running van Arcade Fire, All I Need van Radiohead en Society van Eddie Vedder, stuk voor stuk uit die periode.  Ik merkte tijdens het fietsen dat ik mijn gps niet nodig had, ik kende de weg nog — ik gebruik dit anglicisme bewust— uit het hart. Alsof het gisteren was, sloeg ik het kleine parkweggetje in, een binnenweg 'uitgezonderd nostalgisch verkeer'.  Toen hij de deur opendeed, omhelsden we elkaar. Ik zei hem dat hij nu niet meer mocht verhuizen, want zowel hij als ik waren eindelijk thuis. https://lennartvanstaen.be/uitgezonderd-nostalgisch-verkeer/

Lennart Vanstaen
12 2