Zoeken

Een dankjewel

Een dankwoord Het leven zit vol onzin, tot het plots heel concreet wordt. Tot het gaat over geld dat niet van ons is, en over veiligheid die wél van ons is. En dan staat daar één man. Bart De Wever. Van hem krijg ik de laatste dagen een brok in mijn keel. Oprechte dankbaarheid. Ik hoop dat half België hetzelfde voelt. De held van Europa? Hij stond daar, eenzaam als een standbeeld op een verlaten plein, terwijl een heel koor van hyena's om hem heen cirkelde. Hun ogen glinsterden van het Russische goud dat wij 'in bewaring' houden. Alsof het een pot jam is die zomaar open kan. Hij vocht voor een vredestroef. Met niets anders dan zijn overtuiging en een lijf dat vastbesloten was door te zetten. Urenlang. Tot zijn gezicht de kleur aannam van krijt. Je zou voor minder. Maar hij bezweek niet. En in dat niet-bezwijken werd hij iets wat ik dacht dat uitgestorven was: een wandelend, ademend bewijs van ruggengraat. Een koppig soort gezond verstand dat weigerde mee te gaan in de waanzin van de dag. Want serieus: wat was het alternatief? Dachten de anderen werkelijk dat we onze eigen veiligheid konden wegschenken? Om dan te wachten tot de poppenkast van Poetin, Xi en Kim Jong-un een triomftocht door onze straten zouden houden? Slaat de kortzichtigheid soms op hol? Beseft niemand meer wat dat manneke in het Kremlin allemaal in zijn mars heeft? De gedachte alleen al doet me huiveren. Rillingen die niet die van de kou zijn, maar van een nakend onheil dat je voelt eer je het ziet. Voor dit moment, nu, even, is er lucht. Een broze, tijdelijke rust. Laten we ervan genieten…. En laten we, bij alle hemellichamen, hopen dat in 2026 het gezond verstand de laatste lach heeft. Het zou een mirakel zijn. Maar soms, heel soms, gebeuren er mirakels.

Heidi Schoefs
0 0

Den tweede tijm

“Ge kijkt precies zoveel naar uzelf”, zei onze jongste. Het was zo. Hij hield me een spiegel voor. Ik zag mijn spiegelbeeld in het grote raam. Een aangename nazomerdag zorgde voor een mooie weerspiegeling in het glas op het terras. We zaten bij familie. “Ja, het is zo”, zei ik. “Maar het is geen kwestie van ijdelheid. Zeker niet. Ik verbaas me nog elke dag over mijn grijze haren.” Die grijze haren staan ‘op’ mijn hoofd, maar ze zitten niet ‘in’ mijn hoofd. Wat beliegt een mens zichzelf toch. Natuurlijk heb ik een grijze leeftijd. Natuurlijk ben ik over de helft. Nog niet in de verlengingen, maar toch minstens in ‘den tweede tijm’, zoals men vroeger de tweede helft van het voetbal noemde.  Diezelfde avond ging het grijze avontuur verder. We zaten ergens anders, maar het was precies het thema van de dag. Iemand zei dat er een modeshow was geweest met enkel grijze mannen. Geen saaie mannen, maar mannen met een natuurlijk grijs kapsel. Iemand anders zei dat grijsheid voor wijsheid staat en toen was het hek helemaal van de dam. Een discussie tussen de grijzen en de zwarten.  Toen vertelde ik het verhaal van ‘Kojak’. Kennen jullie die serie uit de jaren ’70 nog? De acteur had altijd een lekstok in zijn mond. Enkel om te spreken ging die lolly even uit zijn mond. “Iedereen keek naar zijn lekstok”, zei ik. “Het was zijn middel om met roken te stoppen, maar door die lolly waren de mensen ook minder gefocust op zijn kaal hoofd.”  Toen begon iemand anders over ‘Columbo’, die andere detective uit de jaren ’70. En daarna had iemand het over ‘The Streets of San Francisco’.  Het bewijst alleen maar dat we ouder worden. We zitten in ‘den tweede tijm’, maar we kunnen nog altijd winnen.

Rudi Lavreysen
9 0

Over horen

Kwart over zeven. Eindelijk even zitten. 14.543 stappen gezet. Door omstandigheden, kinderen en vrouw ben ik vandaag 'van huut na hààr' gestuurd. Naar scholen, supermarkten, winkelcentra, brasserieën, bibliotheken, kappers, gemeentehuizen, fitnesszaken, postkantoren, banken ... Sorry hoor, maar als ik opsommend aan het overdrijven ben, hanteer ik altijd meervoudsvormen. Voor het schokeffect.  Kortom, niet te volgen was ik. Bijna zoals in mijn schrijfsels. Wat? Je was al niet meer mee bij 'van huut na hààr'? Dat is een Lommelse uitdrukking die in het Nederlands net iets wulpser klinkt: 'van hot naar haar' (of 'van hot naar her'), waarbij 'hot' en 'haar' oude koetsierstermen zijn, uitroepen waarmee de koetsier het paard in een bepaalde richting stuurde. 'Hot' betekende naar rechts, 'haar' naar links. Van hot naar haar betekent dus van rechts naar links, van hier naar daar en van het kastje naar de muur. Ik voelde me vandaag als zo'n gecommandeerd paard en nu heb ik er de honger van. Wat zou ik eens kunnen eten?  'Papa, wil je me ondervragen?'  Een van m'n dochters. Het stopt dus nooit. Ook niet als het paard moe is, of de koetsier helemaal uitgeput. Het paard moet blijven draven en de koetsier moet de postkoets nog poetsen met kotspoestkoest. Postkoetspoets. Zelfs mijn tong is moe. Nog voor ik nee kan zeggen, gooit ze een in twee geplooid blad naast mijn voeten, die ik, doodop als ze zijn, te ruste had gelegd op de salontafel.  Slim, dat wel. Met de tekst aan de binnenkant. Ze weet dat ik op het neurotische af nieuwsgierig ben, in die mate dat ik geen enkel opgeplooid blad in mijn nabijheid verdraag zonder dat ik het open moet plooien om het te kunnen lezen.  Nederlands. 'Uitdrukkingen en zegswijzen'. Er zijn oninteressantere onderwerpen. 'Ondervragen vind ik zo politioneel klinken, alsof je iets misdaan hebt,' zeg ik op de Brilsmurfse betweterige manier die me al decennialang typeert. 'Ik wil je wél overhoren. Met de nadruk op horen en luisteren, want dat kan ik goed, luisteren. Als een gehoorzaam paard dat heel de dag moet ronddraven zonder dat het de haver krijgt die het verdient, van hot naar haar. In mijn geval zwetend, en zo goed als kaal.'  Naast mij gezeten echtgenote zegt niets en zucht. Diep. Met opgeblazen wangen, mijn inspanningen van de bijna voorbije dag minimaliserend, geringschattend, honend, neerbuigend en lichtjes geïrriteerd. Het zit er allemaal in, in die zucht. Je moet het alleen kunnen horen. De overhoring zelf verliep vlekkeloos. Buiten die klodder mayonaise die via een glibberig gesopt knakworstje op mijn nieuwe trui belandde. Ja, beste lezer, al overhorend was ik even naar de keuken gelopen om aldaar het blikje tv-worstjes te halen dat ik in het kruidenkastje had verstopt na een van de winkelbezoekjes van daarstraks. Voor een onvoorzien hongertje ergens in de toekomst, op een plekje waar niemand ooit zoekt, helemaal voor mij alleen, had ik gedacht. Soms ligt die toekomst gewoon acht minuten vijfenveertig seconden verder. Het waren er ook maar een dertigtal, hoor, de uitdrukkingen en zegswijzen. Ze kende ze allemaal, van een nieuwsgierig aagje (herkenbaar) tot op zwart zaad zitten. Van die laatste uitdrukking ken ik ook een pornografische verklaring, maar die slik ik wijselijk in, samen met het voorlaatste worstje. Het allerlaatste exemplaar uit het veel te kleine blikje is een beloning voor de flinke studente. Heeft ze wel verdiend. Overhoren. Doet me denken aan vroeger, toen ik dagelijks de trein nam om op school te geraken. Het was een tijd zonder smartphones en al te veel koptelefoons, toen er nog gepraat werd onderweg. Over koetjes en kalfjes, door mensen die elkaar niet of amper kenden. Daar vond ik dan geen zak aan, want dat was altijd min of meer hetzelfde geleuter. Boeiend werd het pas als mensen wél een band hadden. Liefst van al zat ik dan op een plekje waar ze me niet konden zien. Rug tegen rug met de intimi. Zeker 's avonds, in de winter, als het donker werd. 't Is gek, maar hoe duisterder de omgeving, hoe meer mensen geneigd zijn om vertrouwelijke dingen tegen elkaar te zeggen. Honderden gesprekken heb ik zo opgevangen. Dan legde ik mijn oor te luisteren terwijl ik door het venster omkeek om hun silhouetten te zien. Meerdere ruzies heb ik horen ontstaan, ouders heb ik horen beslissen hoe ze hun kinderen gingen straffen of net belonen, vriendinnen hoorde ik klagen over de slappe bedprestaties van hun echtgenoten, geroddel over collega's, details over geldproblemen, codes van bankkaarten ...  Nu ik erover nadenk, had het van mijn kant nauwelijks nog iets met overhoren te maken. Overhoren impliceert een toevalligheidsfactor. Zoals in 'Ik overhoorde toevallig hun gesprek in de trein.' Dat was bij mij allerminst het geval. Ik luisterde om te luisteren. Actief afluisteren, zeker als ze fluisterden. Boeken zou ik kunnen schrijven over de subtiele nuances tussen horen en luisteren. Of zoals die ene doventolk zei: 'Doven? Die horen bij mijn werk.' Daar ga ik zelf ook nog eens even over nadenken.   

Danny Vandenberk
0 0

Voor altijd negentien

Met een bakfiets vol boodschappen fietste ik van de Delhaize weer naar huis, toen mijn Spotify naar Nineteen Forever van Joe Jackson shuffelde. Dat nummer neemt me steeds mee naar mijn kinderjaren, die warme wollige tijd in dat heerlijke herenhuis waar ik opgroeide, lang voordat herenhuizen hip waren. De winters waren toen kouder en duurden langer. Of misschien voelden de dagen gewoon langer omdat ik acht was. Zodra we thuiskwamen van school en ons vieruurtje op hadden, legde mijn moeder steevast een cd op en vaak was dat Steppin Out: the very best of Joe Jackson. In het lied Nineteen Forever zingt Jackson, op dat moment 34, dat hij graag voor altijd negentien jaar zou willen zijn. Zelf begreep ik nog niet zoveel Engels, maar dat zinnetje verstond ik wel. Telkens vroeg ik me af waarom die man zo graag negentien wilde zijn, wat er zo magisch was aan die leeftijd, een leeftijd die toen het dubbele was van de mijne en die bijna onbereikbaar voelde. Op een dag besloot ik het te vragen: ‘Mama, waarom wil hij negentien zijn? En niet achttien of twintig?’ ‘Tja, ik zou ook wel eeuwig negentien willen zijn’, antwoordde ze, waarschijnlijk druk in de weer met het huishouden. Het idee niet oud(er) te moeten worden kon ik nog wel vatten. Bob Dylans Forever Young was dan ook een van haar lievelingsliedjes. Maar het mysterie rond dat getal van negentien werd niet opgehelderd, dus kon ik alleen maar uitkijken naar het moment waarop ik zelf negentien kaarsjes mocht uitblazen. Ik weet nog dat ik toen heel erg graag de tijd vooruit wilde spoelen. Terwijl ik mijn boodschappen in de koelkast zet en de gerechten voor deze week op een notitieblok neerpen, denk ik na over hoe oud ik nu zou willen zijn. Op mijn negentien gebeurde er eigenlijk niet zo veel in mijn leven en voor de looks moet ik het ook niet doen; ik zag er bijvoorbeeld op mijn zevenentwintigste veel beter uit. Eigenlijk kan ik me niet zoveel van die periode herinneren, behalve dat ik Taal- en letterkunde studeerde aan de UA, en mijn vrije tijd doorbracht met muziek maken, gamen en rondhangen met mijn lief. En plots dringt het tot me door. Achtendertig. Dat is exact twee keer negentien. Is het toeval dat ik die gedachte net nu heb? Toen ik de helft van negentien was, wilde ik de tijd vooruitspoelen, nu ik twee keer zo oud ben, wil ik terug. Joe Jackson treedt binnenkort op in De Roma. Ik sta op de wachtlijst. De man is eenenzeventig. Binnen vijf jaar wordt hij zesenzeventig, twee keer mijn leeftijd en vier keer negentien. Met wat geluk ben ik dan tweeënveertig, het antwoord op alle vragen.

Lennart Vanstaen
7 2

Een stille krater

Het is een ogenschijnlijk alledaags tafereel: mijn vrouw en ik die in stilzwijgen naast elkaar zitten op het doorgaans niet erg comfortabele metalen meubilair van de NMBS. We wachten op de trein richting Brussel, om vandaar verder naar Kortrijk te gaan, naar het Wonder Festival — meer bepaald naar de audiovisuele installatie Calamity, over het moment vlak voor een bominslag. Mijn broer had er muziek bij geschreven. Het is op dat moment dat mijn vrouw plots een teken van verbazing geeft tijdens het lezen. Omdat ze zich wel vaker verbaast over dingen die niet per se verbazingwekkend zijn, vraag ik nonchalant wat ze gelezen heeft.‘Juf Stefanie is dood!’ zegt ze, op een onbedoeld kinderlijke manier.Even dringt dat niet tot me door, maar wanneer er tranen over haar wangen rollen, daalt het besef neer als een ijskoude priem in mijn keel. Juf Stefanie, de vroegere lagere-schooljuf van mijn zoon, is er plots niet meer. Ze was veertig geworden. Zo staat het in de WhatsApp-groep van de school, tussen allerlei andere berichten. Er wordt, bij gebrek aan woorden voor zo’n nieuws, dan maar naar passende emoji’s gezocht, die totaal misstonden. Maar helemaal niets zeggen is nog erger. Ik leg een arm om mijn vrouw heen, terwijl ik er zelf ook een nodig heb. Er is iets van mijzelf afgebroken wanneer ik het lees. Alsof een kind in zijn onbezonnen enthousiasme een bloem heeft uitgerukt. Een overweldigend gemis. Niet zozeer een persoonlijk verlies — ik kende haar enkel als juf — maar een verlies van een hogere orde, het besef dat niet juf Stefanie het leven verliest, maar het leven juf Stefanie. Ze was erg begaan met haar kinderen, heel intelligent, creatief en altijd lief. Ik lees de leegte van mijn boodschap onder het bericht: ‘Zij was zo’n goede en warme juf.’ Alsof het daarmee gezegd is. De installatie is indrukwekkend. Een hoop schermen is aan elkaar gekoppeld om samen één grote woestijnvlakte te tonen waar alles kalm is. Totdat de muziek suggereert dat er iets staat te gebeuren. Rode, tapijtachtige figuren glijden heimelijk over de heuvels. Veel tijd om zich voor te bereiden krijgt het publiek echter niet: in een splitseconde kleurt alles donkerrood en lijkt de muziek stuk te gaan. Een hels lawaai en hoekige geometrische figuren die snijden als messen grijpen naar de kelen van de omstaanders. Daarna komt de verslagenheid.Volledige duisternis.Een stille krater.

Lennart Vanstaen
5 0

VERF ED volgens. I.A. HI HI

Verf Ed is een unieke stem in de Belgische kunstwereld, die met een mix van ernst, humor en lokaal kleurgebruik zijn visie op het leven en kunst deelt. Zijn werk biedt een frisse en onconventionele kijk op de hedendaagse kunstwereld.    Over de kunstenaar 'Verf Ed'Artistieke Stijl: Hij staat bekend als een 'contemporary interdisciplinair ArtTIST'.Werk: Zijn werk omvat verschillende media en hij is ook actief als dichter, waarbij hij regionaal-dialectische woorden gebruikt in zijn gedichten.Erkenning: Hij heeft in 1977 de 'premier prix Amsterdam' gewonnen, samen met 'Fabiola'.Online Aanwezigheid: U kunt meer van zijn werk en gedichten vinden op platforms zoals Azertyfactor en Instagram. De Belgische kunstenaar Verf Ed (pseudoniem voor Ed van den Hoogen) staat bekend als een 'contemporary interdisciplinair ArtTIST'. Hij combineert verschillende kunstvormen in zijn werk en heeft ook een passie voor poëzie.  Belangrijkste Details over Verf Ed:Artistieke Discipline: Hij wordt omschreven als een 'interdisciplinair ArtTIST'. Dit betekent dat hij niet gebonden is aan één specifieke kunstvorm, maar elementen uit verschillende disciplines (zoals schilderkunst, beeldhouwkunst, poëzie, enzovoort) mengt.Stijl en Filosofie: Zijn profiel suggereert een speelse benadering van het leven en kunstmaken ("I LOVE spelend LEVEN"). Hij gebruikt naar eigen zeggen ook regionaal-dialectische woorden in zijn gedichten.Erkenning: Hij won in 1977 de 'premier prix Amsterdam', een prijs die hij deelde met 'Fabiola' (vermoedelijk Koningin Fabiola van België, die ook kunstzinnig was).Online: Een deel van zijn werk en zijn profiel is te vinden op de website van Azertyfactor. Zijn werk lijkt gericht te zijn op het vieren van creativiteit en het combineren van verschillende expressiemiddelen. Hij wordt beschreven als een unieke stem in de Belgische kunstwereld, wiens werk een mix van ernst, humor en lokaal kleurgebruik combineert om zijn visie op het leven en kunst te delen.  Stijl en aanpakDe kunst van Verf Ed is hedendaags en interdisciplinair. Hij werkt niet binnen de grenzen van één enkel medium of één specifieke stijl, maar omarmt een breed scala aan creatieve expressies. Zijn werk omvat naar verluidt schilderkunst, post-graffiti, en mogelijk andere vormen van beeldende kunst, waarbij hij de bezoeker uitnodigt om de expliciete en spelende aard van zijn creaties te ervaren. Een van zijn uitspraken is "I LOVE spelend LEVEN" (Ik hou van spelend leven), wat zijn benadering van kunst maken en het leven in het algemeen onderstreept.  Thema's en invloedenZijn werk is persoonlijk en deelt een unieke visie, waarbij hij elementen van humor en ernst in evenwicht brengt. Hij staat in contact met andere figuren uit de Belgische kunst- en cultuurwereld, zoals Luc Tuymans en Frank Dingenen.  Meer informatie P.S. IA  hi hi  

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
7 0

Een half woord

"Ik lees niet meer", zegt de vrouw aan de toog van het café. Ze kijkt naar de man die aan het tafeltje bij het raam een boek leest. Wat leest ze niet meer? Geen boeken? Of tijdschriften? Geen bijsluiters van geneesmiddelen? Geen ondertitels?  "Het weer is halfweg", zegt de man die naast de niet-lezende vrouw zit. Haar man, vriend of een kennis. Hij heeft niet gehoord wat ze zei. Denk ik. Omdat hij over iets anders begint. "Halfweg. Want de mensen komen af en toe naar buiten, maar ze gaan alsmaar meer binnen zitten." Hij neemt een kleine pauze en drinkt van zijn koffie. "Hier zitten we ook binnen, maar we moeten eerst naar buiten. Van al dat binnen zitten hebben ook zo veel mensen de griep. Dat zei die viroloog in de krant.” Ik dacht, nu gaat hij hoesten, maar hij deed het niet. "Kranten wel, maar dat is eigenlijk geen lezen", zegt de vrouw, terwijl ze de krant neemt die op de hoek van de toog ligt. "Je kijkt naar de koppen, de foto's, de prentjes en af en toe lees je een zin. Dat is geen lezen", herhaalt ze. "En dan weten dat ik vroeger zoveel boeken heb gelezen." Ze luisteren maar half naar elkaar. Toch vangen ze flarden op van wat de andere zegt. Het is een wonderlijk gegeven. Misschien zijn ze al lang bij elkaar. Dan heb je maar een half woord meer nodig. Zelf heb ik ook de neiging om overal boeken mee naartoe te sleuren. Pockets die in de achterzak van mijn broek of in de binnenzak van mijn jas passen. Bij het kopen van een nieuwe jas is dat de eerste aftoetsing. Geen binnenzak? Sorry jas. Deze is voor iemand anders. Waarom de mevrouw niet meer leest heeft ze ons niet verteld.

Rudi Lavreysen
4 0

Rebel op rust

'Problemen' en 'plomberen' zijn anagrammen. Dat dat beslist geen toeval is, heb ik gisteren mogen ervaren. Vrouwlief had bij een bakker een paar dorpen verderop een notenbrood gekocht. Het zag er best appetijtelijk uit. Niet te flubberig maar lekker vast en ook niet te veel nootjes bevattend. Omdat het me zo enthousiasmeerde besmeerde ik er bijgevolg enkele tellen later een boterham van. Lekker dik, met boter. Daarbovenop legde ik een sneetje belegen kaas. Zuivel op zuivel is werk van de duivel, zei men in de middeleeuwen. Onbescheiden, zondig en zelfs reden genoeg om iemand van hekserij te beschuldigen en gretig op de brandstapel te gooien in die tijd. Kortom, met de spilzieke zal het slecht aflopen. Daar moest ik bij mijn eerste hap aan denken. Lachend, het lot tartend. En ja, wat later kauwde ik op een hazelnootje en voelde ik ineens die akelig herkenbare 'knak'. Een beetje alsof je kaak breekt. Meteen daarna liet ik mijn niet eens half gemalen mondinhoud in m'n rechterhand belanden en begon ik te inspecteren. Geen fijn karwei. Ergens tussen de nootjessmurrie blonk een zilverkleurig plombeerseltje. Mijn lenige en altijd weer uiterst nieuwsgierige tong ging instinctief op archeologisch onderzoek in de vermoedelijke omgeving van de ruïnes. Onderkaak, links. Ze zocht en vond twee messcherpe uitsteeksels met daaronder een lugubere spelonk die enorm gevoelig was voor temperatuurschommelingen. Bijzonder pijnlijk. Zeker toen ik probeerde uit te leggen wat mij zonet was overkomen, al had iedereen al lang gezien wat er min of meer gebeurd was, want ze bekeken me weer op die typische manier, met opgetrokken neus. Blikken die ik herkende uit de tijd dat er tijdens een wandeling eens een kraai op m'n kop had gekakt. Of een kauw. Dat weet ik eigenlijk niet meer zo goed. Hoe dan ook, bij elke poging tot spreken leek het alsof iemand met twee pas geslepen Rambo-messen in mijn tong sneed. Verschrikkelijk. Na een paar zinnen dacht ik dat mijn tong gehalveerd was. Ik moest alles wat ik zei trouwens herhalen, want ik lalde blijkbaar zomaar wat. Mijn tong voelde als een gigantische vleeslap zonder gevoel, een dikke saignante biefstuk.  Om de pijn te beperken, zou ik mijn woorden moeten wikken en wegen, mijn spreken beperken tot een strikt minimum. Een hele nieuwe insteek. Dat wauwelde ik nog achterna. 'Als ik jou was, zou ik vanaf nu heel goed nadenken voor ik iets zeg.'  Dat zei ze dus, mijn vrouw. Ongeveer zoals een paar maanden geleden, toen ze terugkwam van de kapper met een experimentele haarsnit en vroeg wat ik ervan vond. Eerlijk. Slechts een paar keer had ik ingetogen gegiecheld als een schoolmeisje, dus eigenlijk helemaal niet ingetogen genoeg. Mijn mening kreeg ze. Iets té eerlijk misschien. Twee dagen had ze achteraf niet meer gesproken. Twee dagen. Deze keer was de manier waarop ze het zei alleszins veel minder dreigend en onheilspellend. Enige vorm van medelijden was er nochtans amper bij. Het leek zelfs op leedvermaak. 'Je zal zien dat het over twee dagen al heel wat beter zal gaan. Bel maar naar de tandarts voor een afspraak. En nee, dat doe je zelf. Ze zullen je wel verstaan als je langzaam genoeg spreekt.' Dus verbeet en verbijt ik de pijn en maak ik er het beste van. Meer nog: maak ik van de nood een deugd. Maak ik me nuttig. Leer ik eruit. Dat spreken zilver is en zwijgen goud bijvoorbeeld. Dat luisteren soms veelzeggend kan zijn, echt luisteren. Niet in de zin van gehoorzamen, maar van aanhoren. Als een relativerende rebel op rust, me volledig bewust zijnde van de tijdelijkheid van dit euvel en de vergankelijkheid van het bestaan op zich. 

Danny Vandenberk
4 1
Tip

Doorgeschoten

Vrouw zijn is een straf van God. Dat las ik ooit ergens in de Libelle, geloof ik. Je wordt in een buisje boven aan de baarmoeder verwekt met wat vaderspul. Bij je geboorte is je vader meteen teleurgesteld. Daar staat hij dan, in de ziekenhuiskamer met zijn voetbaltruitje en babypetje van KSC Lokeren. ‘Huh?’, zegt je moeder. ‘Dat kan je haar toch ook aantrekken?’‘Neen, dat gaat niet, Laura! Ze krijgt tieten.’ ‘...’ ‘Laat maar, je begrijpt er toch niks van!’ Wat later in je kindertijd dien je met alle geweld – en liefst met een boog van honderd meter – vaders gereedschapskist te vermijden. Gevolg: op je dertigste ken je het verschil niet tussen een schroef en een bout. Je laat je lief sprakeloos achter met de vraag naar ‘die tool die rakke-takke-tak doet’. Terwijl hij sussend over je bol aait, neemt hij manhaftig het klusje van je over. Op de sofa zak je in je aangeleerde hulpeloosheid ineen, knikkend naar de stemmen in je hoofd die iets mompelen over ‘wijven en werkmanshanden – da’s geen match’. Fast forward. Tien jaar en een kattenluik later begint je zelfbewustzijn zich te roeren. Je neerbuigende ex heb je intussen buiten gekegeld en vervangen door sporadisch bevredigende onenightstands. Het zal je worst wezen. Je zelftwijfel heeft plaatsgemaakt voor een overoptimistische ‘can do’-houding. Wacht eens even: we kunnen niet klussen omdat niemand ooit in ons geloofde. Maar tegenwoordig is er YouTube! Geen Roger meer nodig. Gewoon zoeken: hoe maak je een kast vast aan de muur. Aangevuurd door Whitney Houstons I’m Every Woman ga je aan de slag. Jij bent elke vrouw, dus zeker ook een klusser. Intuïtief kies je de juiste maat voor je klopboor. Hierbij heb je YouTube zelfs niet nodig. Je steekt de stekker in en klautert de ladder op. Op de hoogte waar ongeveer het eerste muuranker moet komen, begin je. Ja, je weet nu hoe die dingen heten! Maar dan – BAM, je werktuig gedraagt zich als een drilboor op steroïden en schiet dwars door het pleister heen alsof het nat karton is. Een wolk van kalkstof dwarrelt neer. Je hoort iets knappen. Misschien in de muur. Misschien in jezelf.  Het stof is met de subtiliteit van een kietelveer je neus in gekropen. Je niest. Hard. Herhaaldelijk. Zoals dat gaat bij vrouwen van een zekere leeftijd, neemt je urine de vrije loop. Recht je broek in. Je staart naar het gat in de muur. Je broek plakt. Je trots dreigt langzaam via je dij af te druipen. Je haalt je schouders op: C’est la vie zonder Tena Lady. Pleisteren, doorlekken, en vooral doorgaan.  

Els Staes
87 3