Zoeken

Geen geld - op huizenjacht in Parijs

Op de vijfde avond van mijn werkjaar in Parijs ontmoette ik Katka. De Slowaakse lag op de onderste verdieping van het stapelbed in de slaapzaal van de jeugdherberg. Ik gooide mijn tas op de hoogste matras. Het uiteenvallen van Tsjechoslowakije had vooral nadelen meegebracht voor Slowakije, vertelde Katka. De Slowaken waren hun ambassades in het buitenland kwijtgeraakt, alles was in handen gevallen van Tsjechië. Toch was ze trots op haar gehalveerde land, want ze had een beurs gekregen voor de universiteit Paris 5. Haar bruine paardenstaart bungelde langs haar schouders. Ze gooide een immokrantje op mijn bed. Samen ontcijferden we afkortingen in de zoekertjes. Een kamer met toilet op de gang, zesde verdieping zonder lift. Acht vierkante meter voor vijfhonderd Euro. ‘Misschien huren we beter iets samen”, opperde ik. “Of met anderen. Ergens in de banlieue.” Katka stemde in, maar niet zonder bezwaren. “Kunnen we doen, maar dan moeten we wel een hoofdhuurder vinden. Want wie verhuurt er een heel huis aan nieuwkomers?” We omcirkelden ‘cherche coloc’ in de zoekertjes, ‘huisgenoot gezocht’, en besloten het werk te verdelen. Katka trok de dag erop naar Saint-Ouen l’Aumône. Ik toog naar een voorstad op de route naar Disneyland. De RER-trein denderde de duisternis van Gare de Lyon uit. Na ongeveer twintig minuten kwam ik aan in Noisy-Le-Grand. Het eerste wat me opviel, was een rond flatgebouw met honderden vensters. Een gigantisch horloge waarin mannetjes woonden. Aan de overkant van het plein stond eenzelfde cilindrisch gebouw, alsof ze naar elkaar keken. Later las ik dat hun bewoners ze de camemberts noemden. Die waren met elkaar verbonden door galerijen met steunberen als voorpoten. Iemand had het sierlijke van een kathedraal willen kruisen met het surrealisme van een videospel. Beneden liep een oma wiens grijze regenjas eveneens van beton leek. Er was geen historisch stadscentrum, alleen winkels met levensmiddelen, een apotheek en een goedkope kledingzaak. Het was spektakelarchitectuur à la Le Corbusier, waarschijnlijk goed bedoeld maar na verloop van tijd enkel bewoond door kansarmen. Ik beeldde me in dat ik in de buik van die monsterlijke cirkels woonde, de rillingen liepen over mijn rug. Ik negeerde het sms’je van de vrouw die een huisgenote zocht, en met wie ik gisteren heen en weer had gesms’t. ‘Heeft u het goed gevonden? Ik ben kabyle, dat geeft toch niet?’ Ik wist niet wat kabyle was, maar vluchtte de RER weer in. “Berbers uit Algerije”, zei Katka die avond. Ze droeg een jeans en grijze sweater, we zaten op haar deel van het bed. Ze had de term al eerder gezien in zoekertjes om samen te wonen. Het speet me dat ik de vrouw geen bericht had teruggestuurd. Nu dacht ze misschien dat ik afgeknapt was op haar afkomst. ‘Excusez-moi, maar ik denk niet dat Noisy-Le-Grand iets voor mij is”, sms’te ik haar, “ik vind het niet erg dat u kabyle bent.” “Ok”, zag ik binnenkomen. Achter een van die honderden venstertjes legde iemand zich bij de zaak neer. Vandaag geen huisgenoot. Elke ochtend aten we in de kelder van de jeugdherberg twee broodjes die gewoonlijk bij de soep worden geserveerd. Ze braken van zodra je ze vastnam en lagen in een mandje met groene kruimels. Ik smeerde de gruzelementen in met Nutella. Een Australische vrouw van zeventig zat aan onze tafel. Haar haar was zo helder wit dat ze straalde. Ik vond het een mooie gedachte dat je eerst een grijze fase door moest om er daarna weer jonger uit te zien, dankzij dat felle wit. De vrouw maakte een wereldreis, haar kleinkinderen waren jaloers. “Wat was Versaille prachtig!” zei ze. Katka en ik waren er nog niet geweest. We kamden Parijs uit op zoek naar een woonst. Vandaag zouden we het nog eens in de binnenstad proberen. “Ik hoop dat jullie snel je paleis vinden”, wenste de vrouw ons toe. Eerst moest ik de werkdag nog door. Als 'assistante de production’ bij een reclamebedrijf voerde ik acht uur lang gegevens in. De collega’s begroetten elkaar elke ochtend zoals ik dat op familiefeesten deed. Alleen gaven ze elkaar geen drie, maar twee kussen, en begonnen ze bij de rechterwang in plaats van de linker. Elke dag vergat ik die volgorde, waardoor ik mijn collega’s in de verwarring op de mond dreigde te kussen. Dan nestelde iedereen zich achter de computer. De contracten op mijn bureautje had ik op een uurtje verwerkt, daarna luisterde ik naar de radio. Die dag werd de Olympische Vlam door Parijs gelopen. De Olympische Spelen zouden in China plaatsvinden en dat was niet naar de zin van de Parijzenaars die sympathiseerden met de onderdrukte Tibetanen. De loper slalomde tussen de revolterende Parisiens. Ze sprongen over de hekkens langs de straatkant en probeerden zijn vlam af te pakken. Iemand gooide vanuit een boom water over de loper. Water op het vuur, ja, maar de loper manoeuvreert behendig, de vlam blijft branden, gilde de radioreporter. Die avond had ik afgesproken met Marie, een meisje van vierentwintig dat al iets van een dametje had. Ze ratelde erop los en ik antwoordde telkens een minuut te laat, zoals een correspondent ter plaatse in het middagnieuws. “Dit is de living.” Ze gaf me een seconde. “Hier is het toilet, en daar de badkamer.” Haar kat zat in de lavabo, ze aaide hem. “Dit is Dave”, zei ze. “Naar de Frans- Nederlandse zanger.” Ik herinnerde me vaag een blond kapsel. “En daar is Serge’, zei ze terwijl ze het douchegordijn wegschoof. “Van Serge Gainsbourg.” Dave sprong uit de lavabo en haalde zwaar uit naar Serge, waarop het meisje schel riep: “Dave, laat Serge met rust! Naar de living, vooruit!” Dave stoof weg. We gingen hem achterna, Marie bracht een glaasje rosé en ik lichtte zo snel mogelijk mijn motivatie en curriculum toe. Tot ze ziedend werd. “Serge!”, brulde ze. Naast me zag ik hoe de kater van mijn glas wijn nipte. Twee weken later zaten Katka en ik nog steeds in de jeugdherberg. We bezochten elke avond appartementen, maar de eigenaars hadden veel keuze. De Franse kandidaten beheersten de kunst van het discuter et rigoler - argumenteren en grapjes maken - veel beter dan Katka en ik. Tegen de blonde Zweedse kon ik ook niet op. “Laten we toch eens die flat van acht vierkante meter proberen”, stelde Katka voor, “dan hang je tenminste niet af van anderen.” We bezochten het appartement op de zesde verdieping zonder lift. De gevel ademde negentiende-eeuwse trots, elk raam had een fronton. Elf personen wachtten bij de poort die uitgaf op een binnenkoer. Een vrouwtje van een jaar of vijftig kwam aangelopen met een sleutel zo groot als haar hand. “U komt voor de kamer?”, zei ze kordaat. Elf personen knikten. Ze drukte een code in, de deur ging zoemend open en ze ging ons voor op de houten trap. De wentelingen maakten me duizelig, maar de verhuurster zette er de pas in. Eindelijk sloeg ze een verdieping in, de planken kraakten onder haar hakken. Ze opende een appartement met die enorme sleutel. “Voilà!” Links van de gang liep de keuken over in de douche. Je moest over de gootsteen klauteren voor je eigen wasbeurt. De leefruimte van zes vierkante meter vertoonde tumoren die het vrouwtje hangkasten noemde. ‘Placards’, stond er in de annonce. We bogen om niet tegen die kasten te botsen, als menselijke tetris. Op de gang was er een ‘toilette turque’ dat we in Vlaanderen een Frans toilet noemen. Een gat waarover je hurkt. “Nu zal het snel gaan”, zei de vrouw. “Vijfhonderd euro is geen geld, nietwaar.” In een voorstad van Parijs nam de Olympische vlam het vliegtuig naar de volgende stad.   (18 jaar geleden, toen ik 23 was, woonde ik een jaar in Parijs. Dit reisverhaal is daarop gebaseerd.)

Pons
8 0

HET BEGIN VAN MIJN VRIJHEID.

Net voor ik van de trein stapte in Gent besefte ik dat wat ik nu zou doen mijn leven een geheel andere richting zou geven de spanning voor het nieuwe en de angst wisselden af.Maar toen de trein snerpend tot stilstand kwam stapte ik eruit.Veel opties om in Gent te logeren had ik niet een optie was vrienden uit mijn geboortedorp.Die er als student op kot zaten.Hun kot was gelegen in het patershol de Corduwanierstraat daar kon ik een tijdje logeren.Een andere mogelijkheid was relies een organisatie opgericht door Marianne Faithfull. In Engeland was er een vloed jongeren die het huis verlieten en door de conservatieve overheden in de steek werden gelaten. De Gentse afdeling werd gerund door een overwerkt sociaal voelend koppel.Het werd me al rap duidelijk dat daar geen plaats was, een andere mogelijkheid was de commune van Martens-Latem maar daar paste mijn sociaal profiel niet zo goed de meeste die daar terecht konden kwamen uit kapitaalkrachtige milieus. In hun zuiverheid denken paste geen plebs.Dan maar naar infojeugd, een stedelijke organisatie die opgezet was om de toenemende vloed van thuis weggelopen jongeren enige informatie te bezorgen. Wat ik daar meemaakte zou een constante worden. De organisatie werd gerund door jongeren die daar om politieke redenen werden gedumpt. Hun enige doel was zichzelf in stand houden. Enige interesse voor de problemen van jongeren was er niet. Toen ik de deur van hun pand op de kortrijksesteenweg opende was de balie leeg. Toen na enige tijd iemand uit de kamer ernaast, waaruit gelach de geur van koffie de balie binnen waaide, dik tegen zijn goesting mij te woord stond kreeg ik rap rap enkele krantenknipsels in mijn handen gestopt. Waar net dezelfde informatie stond die ik in de morgenkrant zelf al had gelezen. Dat was het.Want er moest vergadert worden.Dan maar terug naar het patershol het was zomer, bijna vakantie, net verlost van de dwang van een jaar legerdienst. Voelde ik me in die dagen vrij, zo vrij als ik me toe voelde zou ik me zelden nog voelen.In die tijd reed er een auto door de kleine straatjes van de oude stad met een geluidsinstallatie.Die studenten opriepen om ergens te gaan werken.Een lichtjes corpulente heer Creyfs, begon zo zijn interim-bureau. Een keer werkte ik in een plastiekfabriek en een andere keer aan de werken aan de snelweg Brussels Oostende Op een dag toen we zeer vroeg op de werken aanwezig waren en de mist ieder uitzicht belemmerde hoorden we opeens een enorm gerinkel van gebroken glas. We snelden er naar toe zagen een bierbestelwagen die aangereden was door een andere wagen. Opeens voelde ik een luchtverplaatsing, een wagen was met hoge snelheid rakelings langs mij gereden.Rap maakten we ons uit de voeten, een onbehoorlijke tijd lang hoorden we hoe de ene snelheidsduivel na de andere in de dichte mist de ravage groter maakten. Signalisatie was er niet. Berichten erover in de media waren door de machtige automobielsector verboden.De grootte slachting was bezig. Ik vond een studente job in Brussel. Om vier uur moest ik langs de snelweg Oostende Brussels staan in Gent opgepikt middags werd ik terug daar afgezet. Door de eigenaars die in Oostende woonden, en in Brussel een import bedrijf van sinaasappelen haden. Tour & Taxis. waar toen duizenden treinwagons geladen met toenmalig exotisch fruit brussel binnen treinden voor op de vroeg markt. De eerste Gentse feesten stonden op stapel, al bekend in het trefpunt, het toenmalige restaurant van Walter De Buck, plaseerde ik me op de eerste rij. Toen ik terugkwam uit Brussel. Begonnen de feesten en waren nog bezig toen ik terug naar de autosnelweg moest.Op de feesten ontmoete ik mijn zigeunervrienden de piotos die mij in mijn geboortedorp enkele gitaarlessen hadden gegeven. Tijdens hun optreden speelde hun vader die ooit samen met Django Reinhardt en Stéphane Grappelli was opgetreden zijn laatste set, geveld door reuma en de mishandelingen hem aangedaan door diegenen die zichzelf de normalen noemen.Zijn viool krijste vals on ritmisch de set door, niemand gaf een krimp want hier stond een van werelds beste violisten omringd door zijn zonen en vrienden die zonder een spier te vertrekken hun deel perfect speelden. Na de set barste minuten durende applaus los dat iedereen kipvel bezorgde.Diezelfde nacht werd ik uitgenodigd om met hen mee op café te gaan spelen.De piotos gingen ergens een burgerlijk café binnen al rap vroeg iemand een bepaald liedje te spelen, zing eens de melodie vroegen ze, toen ze de slecht gezongen melodie hoorden namen hun instrumenten het over. Ze breiden met die enkele noten een muziekstuk waar niemand het verschil met de echte hoorde.Nog niet zo lang geleden werd dit soort mensen in werkkampen gestopt omdat ze niet op een door de toenmalige machtshebbers controleerbare academische manier muziek speelde. Hij, de vader was een van de overlevenden van toen.Na zijn concert, toen hij bij zijn caravan kwam werd hij en zijn familie geconfronteerd met de nog altijd achterlijke overheid die hem verplichte zijn woonplaats zijn caravan op een andere plaats te zetten. In de caravan lag zijn hoogzwangere kleindochter die in ieder katholiek en openbare ziekenhuis geweigerd werd, de kleinburgerij vind altijd wel beulen om hun vuile werkjes op te knappen. Op een van de nachten ontmoette ik de muzikanten van de groep kandagar. Mijn eerste optrekje dat ik vond was in het pand in het patershol. De vrouwebroerstraat.Wanneer men de grote poort opendeed kwam men in een lange gang. Op het einde van die gang was er links een grote trap, wanneer men die beklom en op het eerste verdiep terecht kwam moest ik naar rechts de hoek om. In het midden van die gang was mijn dubbele kamer, vijftig frank per kamer honderd frank dus. Een kolenkachel zorgde voor de verwarming. Twee vensters zagen uit op de binnenkoer. In die kamer had ik een verhoog gemonteerd zodat ik uitzicht had, vanuit mijn bed, op de binnenkoer. Op een ijskoude sneeuw grijze dag toen de sneeuwvlokken over de binnenkoer dwarrelden, de kolenkachel zijn wloed de kamer instraalde had ik de hobbit ontdekt 'In de ban van de ring'. In een ruk las ik de boekdelen. Twee dagen en een nacht deed ik erover toen ik het laatste blad omsloeg en ik mijn krakende gewrichten tot enige werkzaamheid node protesteerde ieder vezel van mijn lijf. Wie de brede trap nam naar het tweede verdiep stond een verrassing te wachten verboden terrein wegens de rotte planken vloer. Maar wie het lef had om die angsten te trotseren werd geconfronteerd met de restanten van de film malpartus. Een vervalen sofa in het tegenlicht, Samen met de spinnenwebben en het opdwarrelend stof een zeer romantisch beeld. Op die plaats zaten ooit Orson Welles samen met Jack Brel. Ik had mij opgegeven als helper bij de jazz optredens die doorgingen in het gravenkasteel.Opeens in contact met de groten uit de toenmalige, vooral in Parijs wonende, jazzlegendes.Ik kende er niemand maar door die naïviteit, en mijn jeugdig enthousiasme, werd ik door iedereen geliefd. Zelfs toen ik van het podium stotterde terwijl ik met een piano aan het sleuren was, de gewrichtsbanden van mijn voeten scheurde toen die voet op een dikke kabel terecht kwam. Ik werd vastgebonden op een brancard door twee mannen de stijlen trap afgedragen. Een zeer angstaanjagend moment Ik wil de Mokkabon niet vergeten.De Venisiana .De Aquarius op de kuiperskaai.Mijn stamcafé rechtover de Mokkabon waar ik liefmans kriek ontdekte, er prompt verslaaft aan werd. Een van de studenten, die uit mijn geboortestad kwamen, vroeg mij om samen een huis te huren in de stokerijstraat. De student werd nog verzorgd door zijn moeder die iedere week met veel bemoeizucht de kamers kwam inspecteren.Hij kwam uit een vlaamsch nationalistische familie zonder zwart randje. Over die families zou Hugo Schilts later zeggen "we stonden op een ander niveau dan het Vlaamse volk meer nog we kenden het vlaamsche volk, dat we pretenderen te vertegenwoordigen, niet."Uit zo een familie kwam die student. Er was ooit in hun familie een nationaal bekende Vlaamsche toondichter ontsproten en sinds dan dacht die gehele familie dat ze artistiek begaafd waren en werd dat moederskindje zwaar onder druk gezet om de artiest uit te hangen.Zo ging dat in die tijd. K'was de zoontjes van de corrupte achterlijke vlaamsche kleinburgerij met al hun misplaatste elitaire streken meer dan kotsbeu. Na een tijdje samenwonen werd ik verdreven naar de stikhete zolder, de keuken, de douche, no pasaran. Ik paste niet zo goed in hun kleinburgerlijk Vlaams nationalistische plaatje.In diezelfde jeugdclub waar ik dat soort volk leerde kennen was er nog een kunstenaar in wording. Zijn ouders baatten een huis, tuin, schilderwinkel uit. Voor dat type van volk was studiesubsidies vinden niet zo een probleem het zwarte geld lag veilig in lux. Zo konden ze met veel vriendendiensten hun zonen naast een riante studiesubsidie een behoorlijk extraatje bezorgen. Dat die prof werd had wel veel te maken met de diensten die de moeder verstrekte aan de rest van de mannelijke leraars want we waren in de 60er jaren. Maar lang hield ik er het niet meer uit.Leuven daar moest ik naar toe.Op zestienjarige leeftijd was ik in vervoering geraakt van Flamenco daar woonde de enige die niet alleen Flamenco speelde maar ook leefde.  Dirk Lambrechts. Mijn koffers stonden al gepakt. --------------------------------------------------

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
0 0