Zoeken

Overpoort

Intense blikken van masterstudenten aaien de platgestijlde haren van eerstejaars die naïef met hun armen in de lucht de frustraties uit hun lijf zingen. De spaghetti bandjes strijden om op de blote, bezwete schouders te blijven en worden vergezeld door een harde band dat een bijna leeg handtasje draagt. Getinte lippenbalsem, wat cash en de nieuwste iPhone zitten veilig achter een goedkope rits en zien enkel licht wanneer er gecheckt moet worden hoe laat het is. Waar zijn haar vriendinnen? Zijn ze naar huis? Zijn ze mee met een jongen? Zijn ze veilig? Zijn ze haar aan het zoeken? Waar is iedereen? Ze kan alleen maar swingen met haar heupen op de beats en meezingen met de foute lyrics, de muziek luid genoeg om het te verbergen. Melodieën weergalmen in haar hoofd dat meedanst met haar benen op het ritme van de alcohol. Ze hoopt dat de intensiteit van de geluidsgolven haar trommelvliezen spaart en waant zich onverstoord een weg doorheen de mensen. Een jongen kruist haar en laat zijn hand onschuldig en onnodig glijden over haar middel, ongevraagd, maar tegenwoordig sociaal acceptabel en genegeerd. Het blijft steken in haar hoofd, frustraties aangewakkerd door alcohol, maar gedoofd door inkomende prikkels. De warmte doet haar slagaders bonzen en wangen blozen. Ze weeft doorheen het web van groepjes en verloren zielen en ontwijkt gevaarlijk bewegende bekers met een inhoud dat de grond –en haar dreigt te dopen. De lucht wordt draaglijker en ze loopt in een casual kromme lijn naar de deur. De uitsmijter kijkt neutraal, zij lacht en huppelt succesvol de trapjes af naar buiten. Een sigarettenwalm slaat haar in het gezicht. Ze loopt de afgezette, plakkende straat op en haalt diep adem. Tijd om naar huis te gaan.

Elise Devos
7 0

Twee verliefde asperges

Uit een stuk bewerkte grond in een dorp met meer koeienvlaaien dan inwoners groeiden 2 fluo gele asperges met een gedeelde liefde voor het fietswiel. Ze rukten hun wortels los en stalen de fietsjes van een paar tot bloedens toe knock-out geslagen kinderen om hun huwelijksreis te starten. Geen fietspad bleef onbereden, geen aardeweg vervreemd en als ze geen weg hadden om over te rijden dan bereden ze elkaar. De liefde was groot, hun haat voor compostvaten nog groter. Geen enkel vat bleef gespaard, overal werden compostvaten vol blutsen en builen gestampt en het land werd bezaaid met de assen van opgebrande groente resten en toxische plastiekdampen. De asperges bleken onoverwinnelijk. Sommigen vermoedden dat ze dit deden uit rebellie tegen hun eigen sterfelijkheid, als ze al hun potentiële laatste rustplaatsen zouden uitroeien dan zou de dood geen plaats meer hebben voor hen. Volgens anderen hadden ze gewoon een uit de hand gelopen agressieprobleem. Ze waren zich echter niet bewust van de vijanden die ze onderweg maakten. Wanneer ze hun honderd-en-zoveelste compostvat lieten smelten in de vlammen van een in de fik gestoken benzineplasje ontketenden ze de allesverwoestende woede van een vredelievende slagerszoon. Want wat ze niet wisten is dat de verborgen geliefde van de vredelievende maar ook uitgehuwelijkte slagerszoon zich in datzelfde opgebrande compostvat verborgen had om zijn moeder te ontvluchten toen zij haar zoon kwam vragen om haar nieuwste preparé recept eens te proeven. Ze was ingedommeld door de bedwelmende geur van bedorven pastinaakschillen en toen ze wakker werd was de huid al van haar halfnaakte lijf gebrand. De nietsvermoedende asperges vervolgden hun turbulente fietstocht tot ze oog in oog kwamen te staan met de slagerszoon en zijn angstaanjagende wapenarsenaal. Hij stal de scherpste hakmessen van zijn vader en decoreerde zijn lichaam ermee zoals kerstballen aan een boom worden gehangen. De pretlichtjes in zijn amberkleurige ogen waren vervangen door het verslindende vuur van een bosbrand in een langdurig droge zomer. Tussen de verkoolde velden werd de veldslag van de eeuw gevoerd wanneer de slagerszoon in een vlaag van woede de omgeving in stukken en mootjes begon te hakken en de 2 asperges fietsten voor hun leven. Ze lieten overal as, brokstukken en reepjes anoniem vlees na en wanneer de slagerszoon tot het besef kwam dat hij in zijn blinde uitbarsting zijn hele dorp uitgemoord had verhakselde hij zichzelf met het scherpste mes die hij hangen had. De asperges wierpen een laatste blik op de uitgedoofde bosbrand in zijn resterende linkeroog en vervolgden hun huwelijksreis. Ze leefden anderhalve dag gelukkig verder tot één van de asperges bezweek aan een verdoken aspergevlieg infectie. De wederhelft van de overleden asperge kreeg de tijd niet om te rouwen want de tot bloedens toe knock-out geslagen kinderen ontwaakten en kwamen hun fietsjes terughalen en stampten de asperge plat. De kinderen herstelden hun dorp en ter herdenking van de tragedie, alsook om andere asperges schrik aan te jagen, wordt tot op de dag van vandaag nog elke donderdagavond platgeslagen aspergepuree geserveerd.

Delphinus
28 0

Randgeval

Ik beeld me in dat de aardbol een platte schijf is en dat jij op het randje balanceert, je blik op oneindig gericht. Je flirt met mijn schoenen dus ze kussen je reet. Succes in het duister, minderwaardig randgeval! Je verdiende de grond onder je voeten niet. Ik beeld me in dat je onsterfelijk bent. Dan graaf ik een metersdiepe put, ik sluit je op in zo’n metalen haaienkooi en gooi je erin. De put gaat dicht en jij zal langzaam verteren tot er niks meer van je overblijft behalve de stront die de wormen uitscheiden en de herinneringen die je nalaat. Je werd gehaat en dat zal zo blijven ook. Die schijtpijp waarmee jij ademt stoot meer methaangas dan CO2 uit dus ik beeld me in dat ik je opsluit in een dichtgemetselde betonnen kubus. Daar laat ik je een tijdje inzitten en als de lucht vuil genoeg is boor ik een gaatje en gooi ik er een brandende lucifer in.  Ik beeld me in dat Prometheus jaloers is op de dingen die ik je aandoe.  Fantaseren is fantastisch dus ik beeld me in hoe ik je zou bereiden als je een gerechtje zou zijn. Misschien zou ik je fileren met een verroest keukenmes, misschien frituur ik je terwijl je nog leeft maar hou ik je hoofd boven de olie zodat je alles bewust kan meemaken. Ik kan je pekelen als een augurk, je laten verdrinken in azijn. Of ik maak gehakt van je ledematen en stop het er via je anus weer in.  Ik lees graag over marteltechnieken doorheen de geschiedenis en beeld me in dat men deze demonstreert met jou als proefkonijn. Ik denk hierover na terwijl jij achter een hoekje staat te fezelen, dat doet me deugd want ik hoor je liever schreeuwen dan fluisteren. Mijn verbeelding is me dierbaar. 

Delphinus
37 1

Het onrijpe pompelmoezenvolk

Ze schieten uit de baarmoeder en kwakken tegen de grond maar wenen doen ze niet. Ze klagen omdat het mottig weer is buiten en dan pas weten de vroedvrouwen dat het kind zal leven. Hoera! Het heeft een kop zo rond als een pompelmoes en een even bitter gemoed. Het groeit op als een futloze zucht in de wind en klaagt want te veel wind is niet ideaal om terrasjes in te doen. Wanneer het begint te werken vergadert het rond de koffiemachine met de andere pompelmoezen om te klagen over de buitenlanders die hun jobs komen stelen. Dan klagen ze over hun lonen want die zijn te laag om elke buitenlander een vliegticket te kunnen schenken. De koffie wordt koud en hun Oosterse collega heeft alle paletten al deftig gestapeld dus keren de pompelmoezen huiswaarts om te klagen over de rust op het werk. De pompelmoezen zetten collectief hun smartphones aan en speuren HLN af om de reacties te vullen met hun doelloze onvrede. Opgekropte woede is zoals een vastlopende scheet, je krijgt er krampen van. Dus zetten ze hun rectum open om een gesprek te voeren en blazen je omver. Je schenkt je liefde aan een wonderschoon mens maar die zal je toch laten zitten en met de wens om een huisje te kopen zou je misschien drie bakstenen kunnen betalen. De profeten van het onheil hebben hun bloed vervangen door pompelmoes sap. Ze laten je leeg en verbitterd achter, jij komt thuis en klaagt over je dag want alle mensen zijn zo pessimistisch geworden. Er is ook niks op tv vanavond.

Delphinus
23 2

As ben jij nu en as zal je blijven

De geur van een ovengebakken knoflook baguette bevrijdt zichzelf uit je mond en rijst naar de hemel. Geloof jij dat je daar ook zal vertoeven straks? Je bloedeloze huid omhelst innig de keukenvloer alsof keramieken tegels de liefde verlangen maar ze zijn versteend, net zoals jij. Nu lig je daar voor mijn voeten, aan mijn voeten, aan mijn genade overgeleverd maar die heb ik niet. Toch niet meer voor jou. Doodgaan hoeft niet het einde te zijn. Je bent er nog hoewel je er niet meer bent. Misschien. Misschien kijk je toe? Misschien zweeft je stoffig gemanifesteerd toefje zielenwolk panikerend rond in de keuken waar je lijf nog ligt te stinken en de knoflook aan je tanden plakt en smeek je mij om je gewoon te begraven. Potgrond in je lichaamsgaten proppen en dahlia’s planten waar je vlees de bodem voedt. Dat kan ik doen, ik kan je ook in een loden kist stoppen want zo bespaar ik de wormen de buikpijn. Of ik kan je te rusten leggen bij de rest maar waar zit het plezier daarin? Wat win ik daarbij? Ik besliste lang geleden al wat ik met jou van plan ben, en ik speel graag met vuur. Hoe de vlammen je bleke huid knuffelen, je wordt eerst knapperig en ruikt naar gebakken spek dat de houdbaarheidsdatum al lang zien passeren heeft. Het vet drupt en moedigt het vuur aan. Alles overstijgend, reusachtig rood. Het enige oppermachtige die jij aanschouwen zal want de hemel wil jou en je zonden niet en je draagt te weinig betekenis voor de hel. Als religie een vuilbak had dan zou jij erin huizen want daar eindigt al wat te verwerpen valt. Al wat vergeten zal worden belandt in de vuilbak dus daar gooi ik je assen straks in. Je bent geen urne waardig, jij zielige verspilling van heilig vuur.

Delphinus
3 1

Wat is het?

Slijmerig stuk kadaver. Glibberig, glad, niet te grijpen. Ranzig, gevild en bloedeloos. Plakkerig en vochtig. Zonder bot, zonder pees, zonder leven en zonder vrees. Lekker gebakken met rijst.  Rubber, de textuur van een gom. Kleine brokjes aarde, niet weg te schrobben. Glibberig, ze schieten tussen je tanden door als je erop kauwt. Occasioneel knabbel je op een dode kabouter. Slijm om te slurpen. Zeesnot in een schelpje. Onterecht veredeld, een afrodisiacum voor de verdoken blubberfetisjist.  Groene propjes fletse pus. Zachtgekookt tot ze moespap vormen. Voeding voor tandgebrekkigen.  Platgekookte flauwe zetmeelbrokken. Water om op te kauwen, voor zover dit nog nodig is. Smakeloos, vooral te danken aan de kookwijze.  Platte gesuikerde flappen. Rond. Wordt je hele kindertijd lang door je strot geramd tot je gelooft dat wafels, ijsjes en andere soorten desserts een mythe zijn. Onbereid, er zit precies nog een beetje leven in. Spartelend op je bord, neersteken met stokjes helpt niet. Er zwemt eentje weg, de rest ligt opgerold in zeewierpapier en rijst zoals men in een dwangbuis gedraaid kan worden. Pure horror voor zeemeerminnen.    Vloeibare prut vol feestende darmbacteriën, schijnt heel gezond te zijn. Men draait er regelmatig gemixte pillen in, soms wat zachte fruitbrokken. Overroepen ziekenvoeding.  Afvoersysteem van een zwijn, gereinigd maar nog steeds wansmakelijk wegens de herinnering aan de functie ervan. Wordt soms opgevuld met ander vlees wat het onherkenbaarder en appetijtelijker maakt. Op zich niet te vreten.  De voormalige eigenaar zal niet meer kunnen kauwen. Wordt in een stoofpot gegooid en zachtgekookt. ‘Inception’ tijdens het diner aan de eettafel.  Beroofde toekomsten in een blikje. Schijnt een delicatesse te zijn, lijkt me vooral een verbloemde manier om overbodig geld in het water te gooien als statussymbool.  Gestolen uit een vers opengesneden dierenschedel. Was oorspronkelijk nuttig maar het beest in kwestie heeft er in het hiernamaals toch niks meer aan, tenzij het richting de Duat zou vertrekken maar een beest met een specifieke religie moet ik nog steeds tegenkomen. 

Delphinus
11 1

Wanneer het niet vooruitgaat

Tijdens een update blijft het laptopscherm steken op 47%. De trein rijdt aan een snelheid van 20 kilometer per uur.  De klok is na 2 uur nog geen 5 minuten opgeschoven.  Een lange weg gewandeld, nog een lange weg te gaan. Wanneer het niet vooruitgaat, dan wil ik het forceren. Ik prop het in een raket en probeer het te lanceren. Ik wil wanhopig de traagheid kunnen weren maar weet dat te snel soms enkel schaden kan. Ik stamp en schreeuw en jank en vloek en sla en knuppel en stamp nog wat meer. De tijd lacht mij uit, ik spuug op alle klokken. Het moet vooruitgaan of het moet helemaal niet.  Die ene minuut op de prikklok passeert maar niet, alsook die ene minuut op de microgolfoven. De tijd vliegt vooruit maar mijn vooruitgang stagneert. De intimiderende stapel boeken op mijn kast blijft alleen maar groeien want ik lees veel te traag.  Ik wou iets borduren maar heb er het geduld niet voor.  En dan is er nog file.  Wanneer het niet vooruitgaat, dan wil ik het forceren. Ik drink liters koffie en ik skip de nacht. Ik koop een racewagen om mijn boodschappen te doen. Ik sla een voorraad Red Bull in en blijf duwen aan de kar.  Maar wanneer de traagheid me bij mijn nekvel grijpt en onze blikken elkaar vinden, dan zie ik hoe de puzzel gemaakt dient te worden. Samen drinken we kamillethee en omarmen we de nacht. Samen blijven we steken en het hoeft plots niet meer snel te gaan.  Wanneer het niet vooruitgaat, dan gaat het maar wat trager, en blijf ik lekker plakken waar de rust me vinden kan. 

Delphinus
10 1