Zoeken

Ze kreeg een baby met zes pootjes

  Ze lijken me soms figuranten. Spelen ze een druppel in een spons die virtueel verloren is? Dit zijn de kinderen van wie ik houd. Hun moeders zijn gegaan. Ik werd nooit de piloot van hun geluk, omdat mijn ufo was beschilderd met een vreemde kleur, die na al die jaren onbenoembaar was gebleven. Omdat ik niet zo zot ben als Marc Coucke, wilde ik geen eigen dierentuin. Ik kocht een hondje ergens in een land waar stilte niet kan blaffen omdat elk geluid dat veel te hard klinkt, niet gekend is bij de dieren, die daar nat geboren worden. “Dat is overal zo.” Nog zo’n pijnlijk zinnetje dat vaak weerklinken durft op het moment dat de hoop die ik nog heb, probeert te spreken tot een ziel, die blijkbaar geen verrassing voor mij heeft. “Zal ik je dan afzetten aan deze bushalte?” De chauffeur kan je herkennen aan zijn stuur. Hij zit links maar rijdt rechts. Je kan met ronde munten betalen of met rechthoekige briefjes. Er is een knop om af te stappen, maar de remmen zijn zo afgesteld dat het voertuig niet direct reageert. Dat staat zo in de handleiding. Die ligt in het handschoenkastje onder kaas, tussen brood, dichtgemaakt met een rekker, in het doosje met daarop de letters t-u-p-p-e-r-w-a-r-e.  Het is oké. Mijn ‘tot ziens’ is even fake als hartjes, duimen op dat internet. De uitleg die ik gaf, was enkel om die stilte wat te breken, want je leek zo bang dat ik je zou betrappen op het neuriën van melodietjes uit dat Niemandsland. Het zou zomaar gemogen hebben. Oude schrik oprakelen en dan, gewoon met je tanden, een oorlogsmarsje klapperen. Dag schat. Dat is een grapje, mag men niet meer zeggen tegen wezens die geheimen van enige waarde lijken mee te dragen. Ik schat je net iet ouder dan Lolita uit het boek dat je nooit las. Elke boekbespreking is een vreselijk karwei. Niets van dit alles heb ik tegen haar gesproken. Slechts gedacht. Ze was verkleumd en alle haren die ze droeg, verlangden naar een bad om in te drijven naast een oor of twee. “Je hebt gelijk.” Dat werd door haar gezegd toen ik haar vroeg of dit de halte was die altijd op haar wacht. Sorry dat ik je zwanger heb gemaakt, zonder je aan te raken. Ik zou je willen vragen het te houden. Het is een kind van de verrassing, dat zelfs op kleine evidenties puntjes net een beetje anders zet, een bolletje verandert in een hoofdje met een rare lach, een grote O twee vleugels geeft, zes poten, meer dan voelsprieten genoeg om gans je lichaam in een mum te kunnen prikkelen. Zeg tegen je vriendje dat je broek gescheurd is door een rare mode en wij niet op vier knieën zochten naar de duizendpoot, die op dat telraam uit jouw jeugd gewoon een beetje lopen mocht, er fier kon worden op zijn kennis der getallen. “Bushalte zeven. Hier is het dus.” Dat was het enige wat mijn stembanden verkocht kregen. Ze heeft geknikt, is uitgestapt. Hoewel het regende, nam ze uit haar tas zomaar een spons en veegde gans de voorruit proper, die direct weer druppels durfde vangen. “Enkel om je geest te zuiveren.” Dat heeft ze nog gezegd, is heengegaan. Ik heb haar nooit opnieuw teruggezien en ik weet het niet eens, welke naam de baby heeft gekregen.     uit de reeks "Hormonoloog"

Bernd Vanderbilt
4 0

Vanessa eet nooit cervela

  Hier in dit frietkot heeft de lijst met sauzen meer vooruitgang geboekt dan de wereld sinds Aristoteles. Over waarheden als een koe gesproken en Alfred schuwt niet om dergelijke spreuken ook gewoon onderaan zijn prijslijst te vermelden om het succes van zijn frietkot te illustreren. Dogmasaus is hier echter niet te krijgen en de vlam lijkt ook in Roeland geslagen. De formule gratis x 4% = gratis triggert gewoon elke ziel die spaarzaam omspringt met dwalingen. Het wekt opnieuw die geest die alles netjes toetst aan die schone wijsheid van Aristoteles. Als men dat doet, hetgeen ook aan te raden is, zegt Ignace, dan klaait er veel omver. Dan sneuvelen de ganse wereldcommercie en de vele bedenkelijke systemen die orde zouden moeten scheppen. Dan zinkt de geloofwaardigheid van elke god die zichzelf niet relativeert, weg in een troebel soepje van onzuivere beweringen. Tellend vanaf de eerste kleuterklas, heeft zelfs Etienne Vermeersch twintig jaar nodig gehad om in te zien dat geloof helaas ook volop misbruik maakt van de drogredenen van Aristoteles, en dat vijfentwintig eeuwen na diezelfde Aristoteles! Deze uitspraak van Ignace wordt op algemeen gejuich onthaald en we staan met zijn allen recht. Io vivat, zingen wij niet. Wij ademen enkel diep in en uit. We laten de frietgeur tot ons doordringen. Roelands blik verandert. Dit graven in een berg frieten onder mayonaise, wat kan dat verhelderend werken en hij neemt die stylo weer vast.   geloof  ongeloof  bijgeloof machtsmisbruik paranoia   Is dit om toe te voegen aan de lijst met frietsauzen?, vraagt Alfred. Met dommigheden kunnen we hier even goed lachen als met eigenwijsheid. Dit zijn de oorzaken van het falen van de mensheid, zegt Roeland. Hij heeft ze mooi onder mekaar gezet, al deze fenomenen die bulken van de drogredenen. Vijfentwintig eeuwen na Aristoteles! Ignace herhaalt het terwijl zijn ogen roepen om een cervela en we zien in de verte een veel te lange fiets. Ze zijn onderweg. William Peire en Willy Ampère. Hun reis heeft hen ver gebracht. Voorbij disputen, muffe kantoren van Ebes, tot in het Land van Maas en Waal. Ze zijn er wel schoon uitgeraakt. Stroom genoeg, had Etienne Davignon gezegd, en doe onderweg de groeten aan mijn naamgenoot Vermeersch! Man, man, hoe simpel problemen op te lossen zijn. Overmaat aan goedheid volstaat en de volgende zomer hebben ze samen een zelfs veel grotene toer gemaakt. Ze hebben water geproefd van de Amblève, Eufraat, Tigris, zelfs de Grote Zab. William en Willy slaagden in hun tour de force, op hun tandem, dankzij hun wilskracht. Ze bespoten onderweg ook Griekse treinwagons, met leuzen van geuzen en gevaarlijke graffiti. Ze kochten in Odessa voor Vanessa een souvenir. Een kleine Stalin. Of misschien een prentje met Bo Derek, hangend aan een kettinkje en tussen die borsten van haar bengelt dan een jezusje, een mooie sikkel of een hakenkruis. Het toeternietoe! Straks zijn ze hier! In ons frietkot, en buiten zal een poloraidfoto gemaakt worden, met de frituur op de achtergrond, net voor die perceelgrens, want daarachter is die steile afgrond in de richting van een frietloos einde.     deel 4 en tegelijk het laatste deel van 'Frituur de Bosbrand' uit de reeks 'Alfred frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
0 0

Verenigde Energiebedrijven van het Scheldeland

  Het is gelijk een cowboyfilm met Indiërs of zoals een stripverhaal in de krant. Elke dag zijn een paar hokjes te vullen met mensen. Elke dag verschijnen in een paar vakjes figuurtjes en ballonnen die naar woorden zoeken. Wordt verwacht dat ik het allemaal bijhouden kan? De krantenkoppen ze zijn ofwel wreed of saai. De doden, de gewonden worden niet meer opgeteld en die andere verhalen zijn zó droog dat ze het zwembad vrezen waar een kwik geheugen steeds dezelfde baantjes trekt. Van ons, Alfred, Ignace, Roeland en mezelf kan dat niet gezegd worden. Dat wij sport beoefenen. Een brein zoals dat van onze soort, het peinst ook liever averechts, niet zoals de richting van het zwemmen bepaald wordt door wit en rode boeien vastgeketend aan een kabel die twee muren met elkaar verbindt. Daarom verkiezen wij ook wit papier zonder lijntjes, dat frieten nooit worden gewogen en dat de toren mayonaise zelf mag kiezen hoe hij druipen zal. In Vivenkapelle gebeurt dat niet. Daar is geen frietkot. Daar wonen ze. Voor wie hun namen al vergat, een appeltje uit Oekraïne at, niet oplette toen Ignace sprak, ze heten William Peire en Willy Ampère. Geeuw nooit naar een meeuw of hij schijt in je mond. Dat is wel de meeste vieze spreuk die aan de onderkant van dit tafelblad geschreven staat. Het ongeziene mag blijven bestaan en niemand vraagt het aan Ignace, hoe dat nu verder ging ginds in Vivenkappele. Zij ego is zo groot dat hij denkt dat hij gewoon voortvertellen mag. Over het inplantingsplan van de cabine. Dat kot werd tegen de grens van het perceel van Willy Ampère geplaatst, op grond toebehorende aan William Peire. Een landmeter had de grens aangeduid met een streep onversneden krijt. So far so good dus, dacht iedereen, tot men zag dat er nog een gevelbekleding voorzien was. Tien centimer dik en die kwam dus óver de perceelgrens. Die cabine staat ook 10cm op mijn perceel, mocht Willy besluiten, en dan heb ik ook recht op gratis stroom. Levenslang. Want, en zo had Willy berekend, 10cm op een totale breedte van 2,5m, dat is 4%, en gratis x 4% is gratis. Roeland neemt een blad frituurpapier en schrijft de formule op. GRATIS x 4% = GRATIS Daar is niets tegen in te brengen, zegt Ignace, logica is logica. De zaak werd tot heden ook nog niet behandeld door een vrederechter, want Willy weet maar al te goed dat rechters geen wiskundigen zijn, dat Vrouwe Justitia allicht weer eens toevlucht zou nemen tot één van de drogredenen van Aristoteles, tot een argumentum ad hominem. Die rechter zou allicht beweren dat Willy geen recht heeft op gratis elektriciteit, gewoon omdat hij vond dat gratis x 4% niet gelijk was aan gratis, en dan sta je daar als simpele burger. Aristoteles? Bij God, zegt Roeland, in de vierde eeuw voor Christus was er niet eens elektriciteit en aan Ebes werd toen nog een zeer evenvoudige wisselwerking toegeschreven. Zij was de godin van eb en vloed. Het was haar worst wat Neptunus daarvan dacht.     deel 3 van 'Frituur de Bosbrand' uit de reeks 'Alfred Frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
0 0

Geneviève Lhermitte

  Zij kwam nochtans van zeer ver. Om speciaal hier bij ons, in Frituur de Bosbrand een veel te lange curryworst te bestellen. Ze sprak daarbij steeds diezelfde gezegende woorden ‘Ik gebruik altijd mijn eigen mes’. Alfred liet Geneviève Lhermitte steeds begaan en de tijd ging voorbij. Vandaag, zestien jaar na haar laatste verschijning, eten wij hier nog altijd gewoon met onze handen. Dat Ignace altijd iets later bestelt, dat weet U al. Hij zucht omdat wij smekken. Roeland werpt een blik in zijn richting en knikt. Dat is het teken. Begin maar met het relaas. Over die Ebes van Albakirkee, zegt Alfred die de temperatuur van zijn koeltoog controleert. Ze wonen gewoon in Vivenkapelle. Dat stond al op de vorige pagina en 'je moet me niet beginnen uitlachen als ik je vertel dat die twee buren de namen dragen van William Peire en Willy Ampère.' Roeland proest en spoelt het laatste beetje seriositeit door met een slok coca cola. Omdat olifanta niet gezond is, zal nooit een voetnoot worden en wij luisteren opnieuw naar Ignace, naar zijn verhaal over Willy, over William en de Ebes van Vivenkapelle. In het jaar 1974 moest er elektriciteitscabine geplaatst worden in dat Damse dorp en Ebes was tot een akkoord gekomen met William Peire. Het kleine batiment zou op zijn perceel geplaatst worden en William zou tot zijn laatste dag gratis stroom krijgen, in ruil voor een opstalrecht  Was dat geen schone deal? Niemand reageert en krijgt ook stilaan dommelogen. Roeland haalt bij Alfred een augurk en ik lik elke druppel saus die op mijn vinger hopeloos probeert te overleven weg met deze tong waarop een laagje stilte lag, tot ik een ‘Uhum’ liet klinken. Waar gaat dit heen? vraagt Roeland, want met Ignace weet je dat nooit. Onze oren plooien zich opnieuw en we horen dat zij ook effectief geplaatst werd die cabine. 10000V moet immers ergens 380V worden en dat kan niet zomaar in de lucht. Boring shit, my friend. Ik wil gewoon mijn laatste lezer kwijt en Roeland zegt ‘Ik heb genoeg'. Het frietpapier wordt dichtgevouwen en terwijl twee duizendpoten in een hoekje armworstelen, nemen we plaats aan ons tafeltje. Daar ligt altijd het episch centrum van onze filosofische avondjes. We blijven er plakken tot alles wat zo vanzelfsprekendheid leek, verbleekt. Tot nieuwe inzichten opstaan die nog naar onduidelijke nageboorte ruiken en zich daarna verkleden als gedachten voor een nieuwe nacht.     deel 2 van 'Frituur de Bosbrand' uit de reeks 'Alfred Frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
0 0

Pelecanus

  In Albakirkee staat er naast die witte kerk geen frietkot. Als er in de frituur van Alfred weer een filosofische avond is, dan start Alfred de debatten zelf met het uitspreken van een zin die op het eerst zicht banaal lijkt, maar wie kent hem voldoende om daarover te oordelen, over de diepgang van de frases die hij poneert. En tous cas, wij zijn gelukkig samen. Ik bestel zoals gewoonlijk een kleintje met Andalosersaus, Roeland zijn portie ongezouten medium en Ignace hij wacht met kiezen, zoals steeds, want we weten dat van hem. Hij is een veelzegger die alles koud laat worden. Dit voorbijvliegende hondje van die Braziliaanse voetballer heet Pelecanus. Bij ons vorige treffen zijn we niet ver geraakt met onze redeneringen. Deze nochtans zeer eenvoudige zin over een populair thema hoorde op het eerste zicht aangenaam luchtig aan, maar daar bleef het ook bij. Het kwam niet tot een relativiteitstheorie over de verstandelijke mogelijkheden van de doorsnee voetbalfan. Ignace was Alfred beginnen uitlachen over zijn beperkte kennis van het Latijn. Canus? Gij zwanzer. Met de u van inktvis dan. Daarna werd gezwegen en gegeten. Nu goed. Vandaag proberen we beter te doen en ze wonen niet eens in Albakirkee, zegt Ignace, maar gewoon in Vivenkapelle die twee oud-strijders. Ze zijn malkanders buren. Ze proberen samen te leven in deze maatschappij en doen daarvoor even veel moeite als roodborstjes. Er staat trouwens geen omheining op de perceelgrens, hun elektriciteitsverbruik is ongeveer even groot en ze gebruiken vuilniszakken van dezelfde kleur. Daardoor ontstaat een vermoeden dat er niet veel leeft dat hun verstandhouding zou kunnen verstoren. Doch, niets is minder waar. De schuldige is Ebes, de godin van de geestelijke verlichting. Roeland klapt omdat hij die kleine opmerkingen van Alfred best kan smaken. Wie meer wilt dan pommes frites au goût de l’ordinarité moet nu eenmaal bij Alfred zijn en daarom komen wij hier ook zo graag in Frituur de Bosbrand.     deel 1 van 'Frituur de Bosbrand' uit de reeks 'Alfred Frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
2 0

De komma (herwerkt)

Dit is een herwerkte versie van de lezerstip "De komma" enige tijd terug. De criticus wou meer van "Abbeloos", wel hier is alvast een voorsmaakje. ‘Tien minuten per dag, meer moet het niet zijn.’ Met de palm van haar linkerhand veegde ze het streepje melk op haar bovenlip weg. Dat heb je met hippe koffies van tegenwoordig, dacht ik. Meer schuim dan koffie. De witte koffiemok waarop haar voornaam met krijt in schoolschrift stond geschreven, bengelde gevaarlijk over de tafel. De letter ‘T’ was weggeveegd waardoor ze nu Marine heette. Wanneer ze sprak, spraken haar armen en handen mee en golfde haar lichaam heen en weer. Praten met Martine was als zeeziek zijn, alsof ze zich steeds verdronk in het uitleg geven over iets wat de andere niet leek te begrijpen, en zo het belang van haar eigen spreken extra wou benadrukken. ‘Het staat geschreven in handleidingen, in magazines voor dummies, al dan niet online, of erger, op zelfhulp websites voor eeuwig beginnende schrijvers.’             Ze had geen ongelijk. Ik kreeg elke dag wel een melding in mijn mailbox voor wie droomt van een literaire carrière. ‘Grijp die kans nu!’, ‘Jouw laatste 12 uren als beginnende schrijver gaan nu in!’ en ‘Echt, wil je me nooit meer terugzien? We betekenden zoveel voor elkaar,’ stalkte een ongekende literaire coach me ooit.             Tien minuten discipline per dag, hoorde ik haar woorden nazinderen. Al was het maar een woord, een slordig idee, een zin, een paragraaf, misschien zelfs een hoofdstuk. Tien minuten per dag om te hakken, te knippen, te plakken, te verscheuren of gewoon te zuchten. ‘Ik mag toch iets van jou verwachten, neen? Ik geloof in jou, ik investeer in jou.’ Ik schonk me nog wat witte wijn in, een Chardonnay die me vannacht zuur zal opbreken.              Mijn aandacht verplaatste zich naar een jonge twintiger met een overdosis hyaluronzuur in de lippen en die sashaying à la Ru Paul in divastijl voorbij wandelde. De lange zwarte cape die levenloos over zijn rank lichaam hing oogde goedkoop. Je zag de witte draadjes als lijkwormen uit de naden kruipen. Maar misschien is het een nieuwe mode. ‘Kijk, daar kunnen we gaan zitten,’ riep hij met een hoge mannenstem tegen zijn volger en wees naar een leeg tafeltje aan het venster. Verwijfd, dacht ik bij mezelf maar ik mag die gedachten niet meer hebben. Goedkope hakjes tikten in sneltempo op de houten vloer. Ik merkte de lange witgelakte nagels op, het had iets van een opgepimpte heks. Hij liet een kwetsbare indruk achter maar het leek allemaal gespeeld, de linkerhand rond zijn witte hals accentueerde het drama maar het kwam toch wat jeannetterig over – weer zo’n slechte gedachte. Rond zijn smalle heupen bengelde een minuscuul rood handtasje waar amper een gsm in kon. Hij wandelde alsof hij in het verlengde van de catwalk liep, hoofd en schouders recht, de blik op ongeïnteresseerd en oneindig, de heupen swingden doorheen het hele restaurant. Focus, girl, focus. Hij wilde drama opwekken maar wat zong Liesbeth List ook alweer? “Als je een stuiver bent, speel dan niet voor een piek.” Nou ja, zeg nu zelf, dat soort volk.              ‘Ik ken die gast,’ fluisterde Martine mijn richting uit. ‘Altijd cinema, hij, enfin zij of hen, zegt een rolmodel te willen zijn voor de lgbt-community.’ Een gemeenschap die allang geen gemeenschap meer was, dacht ik. De slinger was er allang doorgeslagen. Er was geen greintje humor meer te vinden in die nieuwe rolmodellen. De regenboogvlag werd in een neoliberaal jasje gestoken – je kon nu ook al sokken met de regenboogvlag kopen bij C&A maar evenzeer ondergoed, pseudo bio t-shirts, sleutelhangers en potloden. Allemaal voor gay rights. De regenboogvlag was het uithangbord van onverdraagzaamheid geworden. Ik bepaal wat jij moet denken of zeggen. Niemand wist nog wat de oorsprong van de regenboogvlag was. De regenboogvlag was een verlengstuk naar het neoliberalisme. Je bent wie ik zeg dat je moet zijn. In 1985 heb ik daar zelfs nog een leuke column over geschreven.             Ik zuchtte. Het waren rare tijden. Ik herinner me een mailtje van Senne Misplon toen ik hem vroeg om te begrijpen wat zijn deelname aan het homofobe en seksistische Slimste Mens ter Wereld kon bijbrengen omdat hij van zichzelf vindt een belangrijk dan wel een voorbeeldfiguur te zijn. Annemie Struyf heeft om die redenen vriendelijk bedankt maar die vindt dan weer dat in interviews nooit gesproken wordt over de leeftijd van mannen, terwijl in datzelfde blaadje Koen Wouters het heeft hoe hij zich als vijftigplusser voelt. Soit. Voor De Slimste Mens werd er blijkbaar uren vooraf gebrainstormd over wat wel wat niet en hoe je iets mag zeggen en vooral welke woorden je kan, je niet kan, mag en vooral niet mag gebruiken. Soit, een hele gebruiksaanwijzing haalde die jongen boven. “Ik heb ze moeten ‘educaten’, antwoordde hij me en ik dacht: voilà, we zijn het kwijt. Ik had geen goesting meer in welke gemeenschap dan ook.  Martine rolde met haar ogen en zette haar koffiemok neer. Ik zag alleen maar een vulgaire travestiet die uit de donkere hoeken van gore sekscinema’s van de jaren ’70 leek te zijn gekropen. Als je de échte transgenders uit het Bois de Boulogne en Montmartre gekend hebt, was dit maar een triest vertoon. De catwalk van de Primark.              De geur van zijn parfum verspreidde zich over het restaurant, ik zag mensen hun servetten voor hun neus houden, kuchen en zwaaien met de handen alsof ze een pikante peper ingeslikt hadden. Het was het soort parfum dat oude mannetjes droegen, babytalk in extra dosis. Achteraan de diva liep een donkere lookalike te tokkelen op haar gsm alsof de wereldvrede ervan afhing. De ober bracht het marginale duo naar het tafeltje aan het raam, de twee vlijden zich neer en kregen de menukaart. De jongeman hield zijn gsm naar boven en nam in nog geen vijf seconden enkele selfies. Het zoveelste duckface pollueerde zonet het internet. Ik hoorde de flashes van het apparaat tot aan onze tafel. De tuitlippen, de prinsesjes ogen, het scheef hangende hoofd, die witte nagels die leken vast te zitten in de haren– of was het pruik, het hoorde er allemaal bij. Na de sessie legde hij het apparaat op tafel, rechtte de rug en de schouders, zwaaide wat met de handjes om zweetdruppels te voorkomen en liet uiteindelijk met een diepe en luide zucht zijn goedkope cape over de leuning van zijn stoel glijden. De man zat nu halfbloot en leek zich niet bewust van enige elegantie of etiquette. Het was allemaal aanstellerij. Goedkope porno in een chique eettent. Ik draaide me terug naar Martine die met haar vingers op tafel tokkelde om het ongenoegen ‘over zo’n mensen’ te benadrukken. ‘Wie voor een dubbeltje geboren is, zal nooit een kwartje worden.’ Sashay away! Waar waren we gebleven, dacht ik en concentreerde me opnieuw op ons gesprek.

Erwin Abbeloos
2 1

Universal Netflix

‘Was dit alles wat jullie konden bedenken?’, vraag Johan. Hij gooit de dossiermap op de vergadertafel. De harde smak blijft in de ruimte hangen. Jos en Tom kijken elkaar aan. Wie gaat als eerste wat zeggen? Jos schraapt zijn keel. ‘Is er dan iets mis?’, antwoord Jos, met een zweem van geveinsde onwetendheid in zijn stem. ‘Een oorlog. Was dat je ideale plan om de kijkcijfers naar omhoog te krijgen? Je weet toch wat een hekel Keplerianen hebben aan oorlog. Veertig procent, zoveel marktaandeel in de kijkcijfers zijn we kwijt’, foetert Johan. ‘Ja maar… Ik kon toch maar moeilijk opnieuw een virusgolf over de Aarde sturen?’, sputtert Jos tegen. Johan slaakt een zucht en gooit zijn armen in de lucht. Zijn blik valt op Tom. ‘En jij daar, hoe zit dat eigenlijk met dat klimaatscenario? Werkt Stef daar nog steeds aan? Ik hoor er alvast niet veel over. Zijn stage is over twee weken voorbij. Resultaten wil ik!’Tom recht zijn rug, kijkt even naar Jos en wikt zijn woorden. ‘Wel euh, Stef is misschien niet zo snel, maar ik heb echt wel een goed gevoel bij wat hij doet. Geef hem nog even tijd. Ik ben er zeker van dat hij nog heel wat verhalenlijnen uit zijn mouw kan schudden. Zwellende zeeën, Amazonewoud in de fik. Zo van die dingen’, sust Tom. ‘Durf jij tijd te vragen aan mij? Dat heb ik verdomme niet. Als de show tegen volgende week niet terug op de rails staat, dan wordt de Aarde afgevoerd’, roept Johan en hij slaat met zijn vuisten op de vergadertafel. ‘Ah, oei, is het dan vernietiging van de Aarde of doen we gewoon zoals bij de dinosaurussen? Komeetje erbij en tabula rasa?', vraag Tom.Johan zucht. ‘Die dinosaurussen konden gemakkelijk 100 miljoen jaar meer. Maar mensen… Die nemen echt wel een enorme hap uit het budget. Ja, in het begint waren ze revolutionair, maar nu zijn ze ontzettend saai aan het worden. Ze gaan nog maar 4 miljoen jaar mee trouwens. Maar soit, het is kiezen tussen de pest en de cholera zeker? Ofwel verliezen we marktaandeel en daarmee massa’s inkomsten, ofwel vernietigen we de set van serie Aarde en verliezen we ook veel geld’, antwoordt Johan. ‘Kort samengevat, wat we ook kiezen, het zal altijd verliezen zijn.’‘Ah, dinosaurussen’, mijmert Jos. ‘Daar heb ik me indertijd ontzettend mee geamuseerd. Sonja kon zo goed dinosaurussen maken. Die Tyrannosaurus Rex met korte pootjes, dat was om te gieren’, vertelt Jos met een glimlach. Tom geeft Jos een por in de ribben en richt zich tot Johan. ‘Dus Johan, wat je vraagt is eigenlijk een scenariowending die uitdraait op vernietiging?, vraagt Tom. Johan blijft even stil, en richt zicht tot Tom en Jos: ‘Wel… ja. Sorry jongens. Het einde van de serie is in zicht als we niks beters gaan vinden. Dus ik reken op jullie genialiteit om van de vernietiging iets moois te maken, en liefst een verhaallijn die we over twee afleveringen kunnen spreiden.’Jos en Tom kijken elkaar aan. ‘Stef gaat niet blij zijn dat zijn stage nu al afgelopen zal zijn’, mompelt Tom. ‘Ik wil nog wel eens een asteroïde gebruiken, of we kunnen Yellowstone laten ontploffen, met een kettingreactie aan vulkaanuitbarstingen die de Aarde aan flarden rijt,’ stelt Jos voor. ‘Laat die asteroïde maar, doet teveel aan de dinosaurussen denken’, antwoordt Johan kort. ‘Een nucleaire oorlog’, roept Tom uit. ‘Dat hebben we nog nooit gedaan! We kunnen Trump opnieuw aan de macht brengen. Die kon op veel bijval rekenen bij de Centauren, en zij vormen toch een groot aandeel van onze markt.’ ‘Ik heb het!’, roept Jos. ‘We laten Trump aan de macht komen met een staatsgreep, en dan kan hij meteen de aanval op China openen.’‘En misschien nog wat klimaatverandering? Ik kan aan Stef vragen om nog te zorgen voor een stijgende zeespiegel en extra zware bosbranden? Dan is zijn stage toch niet compleet nutteloos geweest’, vult Tom aan.Het enthousiasme zindert door de kamer en dan valt de stilte in. ‘En wat daarna Johan?’, vraagt Jos plots. ‘Heb je al een andere planeet op oog? Of betekent het einde van de Aarde ons ontslag?’‘Jos, we hebben al 50 nieuwe kandidaten op onze lijst. Veronique is al bezig met de intake-gesprekken’, sust Johan. ‘Tegen woensdag graag eerste scenariosuggesties voor Aarde, dan heb ik productiemeeting. Maak er maar iets zot van.’Jos en Tom knikken en staan op. Ze verlaten de vergaderzaal. Johan kijkt naar buiten. Rond hem cirkelen duizenden sterrenstelsels. Hij glimlacht. Met dit uitzicht zal hij nog niet onmiddellijk werkloos zijn. Planeten zat.

Jolien Van de Velde
14 0

Doe nooit wat onkuisheid is, deel 1

Het kantoor van Obsolete Interim aan de Leiestraat in Kortrijk zit volgestouwd met mensen, uitgespuwd door de maatschappij, die om een job bedelen aan verscheidene bureaus. Het is alsof het midden van zo’n bureau een scheidingslijn is zoals je die kan vinden ergens in Zuid-Amerika, waar het brakke water van de rivier het heldere water van de zee ontmoet. Ze schurken beiden tegen elkaar aan, zonder in elkaar over te gaan. Datzelfde contrast is te zien in het interimkantoor – aan de ene kant van het bureau zit een kokette dame, een juffrouw nog, eigenlijk, met een kaarsrechte rug en een piekfijne manicure – wellicht zelf aangebracht tijdens de werkuren – op een mooie bureaustoel, lekker zacht, met lichte vering, foto van de geliefde en/of de kinderen voor zich. Ze is getooid in een mooi mantelpakje met daaronder enkellaarsjes en op de borst een naamkaartje met daarop “Elien” vastgespeld. Een zachte stem, waar een zeker optimisme uit weerklinkt. Dat ze toch zo tevreden is een job voor de man in kwestie, voor haar gezeten, heeft kunnen versieren. Maar er is één probleempje. Of de man ook zou kunnen in ploegen werken, nacht- of weekendarbeid en andere zaken niet schuwt. De man, meestal is het een man, is zowat het tegenbeeld van de dame aan het bureau. Een gezicht dat al te veel shiftwissels en alcohol gezien heeft. Een voorovergebogen houding, uit vermoeidheid, of ontreddering na het zoveelste ontslag, of geweigerde baan, wie zal het zeggen. Die zal zeker akkoord gaan met alle verregaande maatregelen die een potentiële tijdelijke baas hem oplegt, ook al werkt hij er nog niet, al was het maar om niet tot de categorie te behoren waar men op sociale en andere media keihard op afgeeft, namelijk de werklozen. Hij zit op zijn beurt ook aan de andere kant van de scheidingslijn, namelijk die van de mensen die als stront behandeld worden en daar een loon voor krijgen, tegenover de mensen die als stront behandeld worden en daar een leefloon voor krijgen. Getooid in een werkersbroek, want hij komt wellicht rechtstreeks van zijn huidige of zijn vorige baan, met verfspatten of olieplekken er nog op. Het mooie snoetje van Elien kan niet verbergen dat ze een zeker dedain voelt voor die ongeschoolde kinkel voor haar, niet wetende, of net wel, dat het enige wat haar van hem onderscheidt, haar door de maatschappij wél als knap aanvaarde gezicht is. Dat zij ook kuisvrouw kon geweest zijn, godbetert, mochten haar vormen iets voller geweest zijn of haar lichaam op andere plaatsen hadden geaccentueerd. Desalniettemin voert ze haar toneelstukje perfect op en zegt ze dat ze toch zo blij is wanneer ze kan vertellen dat degene voor haar zowat hetzelfde zal verdienen als haar, wat bij de kandidaat-magazijnier of waarvoor hij ook solliciteert op trots en ongeloof wordt onthaald. Daar zal hij mee kunnen uitpakken bij de voetbalmakkers of bij het vrouwtje vanavond bij de patatjes. Wat ze er niet bij vermeldt, is dat hij in een ploegensysteem net niet aan de ketting zal worden gelegd om zich af te beulen, misschien wel langer dan acht uur per dag, met kak- en rookpauzes er uit genomen, want er moet geponst worden, en zij, op deze donderdag, zoals altijd uitkijkt op een verlengd weekend, omdat de karige uren dat het interimkantoor nog open is, passen in de filosofie van Obsolete Interim dat werk en privé in balans moeten zijn. Vier halve dagen werken, per week, en dan nog, is meer dan genoeg voor de nuffen aan hun bureautjes. Het is alsof ze de dankbaarheid die over haar heen wordt gestrooid écht noch verwacht, noch verdiend acht, maar eigenlijk is ook dat maar schijn. Ze kickt op de goede gevoelens die oprecht van haar klant worden afgestraald, op haar, ook al is ze de erkenning van de marginaal voor haar liever kwijt dan rijk. Vanavond gaat ze squashen, gisteravond was het Zumba, en ze zit met haar gedachten reeds bij haar squashpartner, niet toevallig ook de manager van het kantoor waar ze tewerkgesteld is. Als ze nu nog maar van die halve zool kan af geraken, die voor haar in zijn stoel hangt. Voor hem geen squash of Zumba, maar gewoon, als het even kan, voor de kinderen thuis komen nog snel het bed in en de muizenissen en spinnenwebben uit het hoofd wegslapen. Als slapen een optie is, want de grens tussen zoete dromen en inzettende onderkoeling is in de sociale woning, die hij betrekt mijn zijn drie kinderen uit twee huwelijken, met al z’n problemen flinterdun. Te langen leste gaat hij opgelucht de deur uit. Het is bijna tijd om het kantoor te sluiten, wanneer op het nippertje er nog een klantje, zoals zij dat plachten te noemen, binnenkomt.

Miguel
3 1

De paddentrek

‘Wat komt ge hier feitelijk doen jong?’ Zijn met woede gevulde ogen schoten vuur mijn richting uit. Zwiepend en zwaaiend met beide armen, benen half geplooid, alsof hij een poppenkastpop was die met één trek aan het koordje de meest waanzinnige capriolen maakte. Jan Klaassen van de waanzin.   ‘Wel, wat komt ge hier doen?’ Stilte, enkel mijn ademhaling was te horen, piepend en krakend als een kuiken. Hij en zijn vrouw keken naar het smalle weggetje dat was omgevormd tot een waanzinnige modderstrook, waar ik me tot voor enkele seconden met mijn auto een weg probeerde door te banen. Zijn vrouw sloeg de armen ten hemel, het hoofd heftig schuddend van neen. Ik, in mijn blauwe citroën C3, mijn raam halfopen, mijn gps die maar bleef herhalen dat ik rechtdoor moest.  ‘Voor de laatste keer makker, wat komt gij hier doen?’  Wat ik daar kwam doen viel niet zo makkelijk uit te leggen. Ik had hier afgesproken met makkers om samen het weekend door te brengen in ware festivalstijl.  De rit was lang en vermoeiend geweest, helemaal van Gent naar de Kempen die, naar ik had vernomen, voornamelijk stil zouden moeten zijn. de locatie was geprikt op google maps, een vaag filmpje van de organiserende vrienden als handleiding, meer was er niet. Nota bene had ik blijkbaar thuis onvoldoende gecommuniceerd dat ik daadwerkelijk het godganse weekend weg zou zijn. Dus vertrok ik met de beeltenis van een rouwende vrouw, en onthechte kinderen. En ja, ik had een vermoeden dat ik verkeerd aan het rijden was en ik raakte daardoor steeds meer in de war. Zeker nu deze briesende stier en zijn kenau voor mij stond druppelde het zweet me van het voorhoofd en kon ik simpelweg geen cohesie in mijn verhaal krijgen. Dus hield ik het op stamelen zonder inhoud, verzuchtingen zonder kern.  ‘Euh, ik moet hier zijn.’‘Gij moet hier zjsust niet zijn, maakt maar dat ge weg komt, of ik bel den boswachter.’‘Maar ik kom hier parkeren.’‘Godverdekke, parkeren, hij komt hier parkeren, hoort ge dat?’‘Ja ik hoor het’, beaamde zijn vrouw. Hun beider gezichten werden nu zo rood dat ik begon te vermoeden dat ze alle momenten zouden ontploffen. Of wegvliegen naar de andere kant van het heelal, de donkere kant van de maan.  Ik bedoelde natuurlijk kamperen, maar in de stress van het moment had ik mij klaarblijkelijk vergist en waren de letters in quasi willekeurige volgorde mijn mond uitgeglipt.  ‘Kom jong, weg!! Weg zeg ik u!!’ Zijn armen beschreven en onderlijnden wat hij bedoelde.  ‘Ja, maar, ik kan hier niet weg. Ik heb hier afgesproken.’‘Maar gij moet hier niet afspreken jong.’‘Jawel, ik kreeg deze coördinaten door, ik moet hier zijn.’ Telkens wanneer ik dacht dat er enige rust zou zijn om wat ik gezegd had reageerde de vrouw met draaiende oogbollen en afwijzende blikken, klinkend gezucht en doorzakkende knieën.  ‘Nu is’t genoeg geweest, ik bel den boswachter, die zal u wel een campingplek voor vannacht voorzien, ergens anders.’ Nu begon zijn vrouw alles te papegaaien wat de man zei. ‘’t Is genoeg geweest’, ‘elders kamperen vannacht’, ‘boswachter’.  Meer en meer begon ik te beseffen dat mijn vrienden hier toch ergens moesten zijn en meer en meer begon ik te beseffen dat het plan illegaal was en meer en meer wist ik dat ik mijn vrienden moest redden, ik wilde niet degene zijn die het weekend vergalde. Ik heb namelijk al een paar verknallingen op mijn conto staan. Zo viel ik ooit flauw tijdens een concert van Guns ’n Roses, na amper het derde nummer. Één van mijn vrienden nam me mee naar de EHBO, we arriveerden daar net toen ze “november rain” begonnen te spelen. Dat was die vriend zijn openingsdans geweest van zijn gestrand huwelijk. Hij huilde terwijl ik te versuft was om hem te troosten. De verpleegster van dienst gaf geen krimp en steggelde verder op sandalen met sokken.  Neen dit keer zou ik het slagveld verlaten voor ik het erger kon maken.  ‘Jullie hebben gelijk, ik ben mis. ’t Is goed, ik ben al weg. Maar ik moest hier toch echt zijn, ik weet dat het onhandig is, maar wat is het probleem eigenlijk?’ De man zuchtte kortstondig en blies zijn longen vol.  ‘Het probleem, jongen, is dat er hier waar jij rijdt met je auto, duizenden paddenjongen momenteel aan het voorbijtrekken zijn. Duizenden. En al die padden die komen onder uw banden terecht en gaan dood. Gij vermoordt duizenden padden door hier door dit gebied te komen rijden.’ Hij berustte in zijn pleidooi. Ik hapte naar adem.  Ik was een paddenmoordenaar. Ik had een genocide gepleegd onder Kempense paddenbevolking.  ‘Waar komt gij vandaan?’ De rust was blijkbaar ook in zijn stem teruggekeerd. ‘Gent.’ ‘Ja, maar dan, Gent, jong. Ja kijk, hier is natuur hé makker en in de natuur doet ge niet zomaar uw ding. In Gent kan dat wel zijn, maar hier moeten we rekening houden met het tempo van de natuur.’‘Sorry, ik dacht dat ik hier moest zijn, er zou hier, niet ver van de zwarte vijver, een plek om te kamperen moeten zijn, met chaletjes, of stacaravans, daar hadden we afgesproken.’  Misschien verknalde ik het nu toch door zomaar de locatie door te geven van ons potentieel bacchanaal.  Maar, ik zag het luttele seconden later, er veranderde iets in het gelaat van het koppel dat zich blijkbaar als patroonheiligen van de padden had opgeworpen. Hun gezichten werden zachter en ik zag een flintertje schaamte in hun ooghoeken, leek het wel.  ‘Ach, ge moet naar de zwarte vijver, maar zo moogt ge rijden. Alllé volgens het boekje mag je tot daar rijden, we kunnen u niet tegenhouden, doe het maar, we kunnen u niet tegenhouden.’  Nu hielden ze elkaar vast alsof ze getuigen waren van iets vreselijks, iets wat niemand verdiende mee te maken. Ze zouden met eigen ogen zien hoe ik met mijn rammelende wagen padden zou blijven vermorzelen.  Het ging ook mij te ver.  Ik reed achteruit, ook nu bleven padden aan mijn velgen hangen maar ik moest wat. Ze keken me verward aan. Parkeerde mijn auto op het weggetje waar ik dacht dat hij veilig was, nam mijn slaapzak uit de auto, mijn tas en mijn tent. Ik stapte door de modder op de mensen af, gaf hen een knuffel, tuurde richting waar ik dacht dat de zwarte vijver moest liggen en stamelde: ‘ik doe dit voor de padden, voor alle padden.’ Nadien stapte ik weg, het feest tegemoet. Met in mijn tas, herwonnen respect en sympathie. Padden kwaakten, als teken van dank. Ik liet ze maar. Want dat is het mooiste: bijna zomer, vrienden en vrede en een kalme paddentrek. 

Thomas De Mulder
8 1

Het hobbelpaard verslaat de leguaan

  Ik ga zeggen hoe alles verloopt en we zullen daarover niet discuteren. Het is immers fictie met een vleugje waarheid en daaraan valt niet te tornen. Er is een vastgelegd parcours en alle fundamenten voor die scheve toren zijn al lang gelegd. Gedraagt U daarom niet als ingenieur of architect van zwevende materie. De basisregels van de zwaartekracht willen dat geleefd wordt op de grond. Er is geen vogel die een eeuw kan zweven. Hoe wiedes kan het zijn. En wat dan met de zeppelin van Eveline, het dochtertje van Christus, hoor ik U al denken. Wel. Het ding ligt opgeslagen in een loods te Vogelsang. Daar is een oude militaire basis van de Belgen, misschien met honderden soldaatjes. Dat mag zijn van tin of van plastiek. Het blik, de zak met vredeskoekjes in de lade, die zijn weliswaar zo goed als leeg. Helaas. Onder dit aanrecht van graniet is honger troef. De leegte gaapt in alle kasten. Doch, polijsten kan men dergelijke delen van een keuken. Donald Muylle is zo dwaas nog niet. Wat blinkt verkoopt zich eenmaal lekker. Dat weet ik van een ekster. Nu goed. Elke tank tot wie ik ooit gesproken heb, verkoos veeleer een matte kleur. Een beetje groen, een vlekje bruin en al de rest mocht grijs zijn als de wolk die hier getekend is. Wit was niet mogelijk gezien de kleur van het papier. Dit is nu eenmaal zo en absoluut geen fictie. Zo heb ik al gesteld. Het onvertelbare biedt niettemin nog hoop. De zege van het betere is nochtans niet onmogelijk. Staar daarvoor best even in de lucht. Ook elke ufo moet eens landen om te tanken aan een pomp voor nieuwe toekomst. Daarom, U allen, warse aardbewoners, weifel niet. De voetafdruk van hem, de gele leguaan toont al zo lang de weg naar grote vlekken in dezelfde kleur. Op de plaats waar ik een kruisje heb gezet, ligt wat geluk begraven. Plant daar nooit een boom gelijk een treurwilg of een toren die niet lachen kan, want Babylon, Sodom en Gomorra zijn steden die wel degelijk bestaan. Er is rondom wel die santeboetiek. Winkeltjes vol snoep en troep. Men heeft het weer eens goed verknoeid, dat uitzicht op een zuivere natuur. Alleen die boekenwinkel kan mij nog bekoren. Men kan er op de lotto spelen of een keer tiercé proberen. Doe maar. Ik ga een straatje verder door het simpel glas en de vitrine van een speelgoedwinkel turen. Kijk. Daar. Het kindje op dat maffe hobbelpaard doet wel enorm veel moeite, maar haalt de eindstreep niet zomaar. Dat is -neen twijfel niet- realiteit, met onderweg wat fictie.     uit de reeks 'Waanhoop'

Bernd Vanderbilt
0 0

Voldragen volharding

Het oude vrouwtje in mijn hoofd, onder mijn beenderwitte binnenste, wacht geduldig de paradijselijke vooravonden af, om er te zijn voor mij, tot ik ouder word, later, veel later en ik haar vervoeg. Ze breit haar zuivere wachten tot knieverwarmers en kunstige kantwerkjes. Echter, het bruisend breekbare wijfje, te trots om te brillen, vergist zich wel eens van draaddikte of naait zomaar geel aan oranje, met haar fysiek gevoel voor symmetrie, zonder onderscheid te zien. Dat de storing vlekt in mijn ogen maakt haar helemaal niet uit; In haar permanent bedrijvige beuzelarijen, streeft ze haar eigen zuivere zielseffecten na. Draad na draad en draadje en lap na lap en nog eens een lap. Aan enthousiasme heeft zij geen broertje dood. Als ik dan uiterst geconcentreerd een steekje laat vallen, laat haar dat geheel onverstoord. Haar klosjes garen zijn eindeloos. Doch, rekenschap is me aangeraden, wanneer ik zou besluiten ammoniaderivaten en cokedampen te snuiven, zou zij wel eens kunnen besluiten om te brijen, een potje brijen welteverstaan. Haar lekker potje, haar hersenstamppotje frist ze op met wat snedige termen, een associatie of drie, een handjevol alliteraties en dat alles samen gaat haar nuffig kruidenbuiltje in. De finishing touch een blokje bouillon van de neocortex. En dan maar laten trekken. En daar ga ik dan en de rest laat zich raden... Als ik al besluit mijn ongebreidelde capriolen de vlucht te gunnen, is het haar moment de schaft in te lassen. Ja, van klinkklare logica is zij gespeend. Aan de andere kant, de rechterhemisfeer, onder het blinkend witte gewelf, loopt de rivier van de taal. De oude visser bevist hem al jaren. De gewezen bureaucraat wijkt niet, want nu hij in pensioen is, kan hij al zijn muggenziftende bureaucratische krachten op zijn geduldig ingehouden passie werpen. Hij heeft al tonnen talige vissen opgevist en werpt ze steeds weer terug. Hij werpt ze terug om ze nog wat te laten groeien, tot ze voldragen zijn. Hij wil enkel de monsterachtig grote snoek vangen, de oeroude God van de rivier. De ene, die hem steeds te snel af is. Maar de waarheid is, zijn lijn is veel te zwak en bij elke aanslag breekt de lijn onverhoopt veel te snel. Maar ik, ik doe door en moet me tevreden stellen, soms met clichés, soms met een redelijke vangst. En hij, hij ziet veel te goed en acht zijn draad, weigerend en ongelovig, veel dikker dan hij in feite is. Ik had hun al voorgesteld de koppen bij elkaar te steken. Zij zou hem een sterkere draad kunnen uitkiezen en hij zou onder het vissen haar de juiste kleur garen kunnen aanwijzen. Wat meer is, ze zouden onder het beuzelen wat hartig kunnen keuvelen. Maar zij willen van geen trouwen weten en trouwens de brug van Noord naar Zuid, de rivier over, was toch al veel te smal.

Manuel Van den Fonteyne
2 0

Beaulieu-sur-Mer

  Er is een racecircuit ooit aangelegd op deze rug. De littekens verbinden wegen waar een korstje heeft geleefd. De auto’s reden door mijn hoofd. Er was een gat gemaakt voor duiveltjes die met hun zwart geweld het lot bestuurden richting rechteroog. Aan deze kant werd ik voorgoed volledig ongevoelig voor het rode licht dat avonden soms blind beloven. De lens is er zelfs uit. Ik draag daarom meestal een ooglap. Het is een stukje stof gescheurd uit een bedrogen vlag. Men sprak van landverraad toen ik de zee verkozen had. Ik heb mijn koersmobiel verkocht aan een piloot die ‘s morgens pap met brokken at. Ik heb mij met dat geld een vliegdekscheepje aangeschaft. Het was te klein geworden voor de aanloop van de reus, die er zijn stappen wilde tellen. Alles richting ondergang. Een pas of tien misschien en hij lag overboord. Zo gaat dat vaak in sprookjesland. Het is nu helemaal van mij. Hier aan de linkerkant is er die grote vlakte voor het ene vliegtuig dat ik heb. Het is een dubbeldekker uit een oorlog heel dichtbij. Ik vecht nochtans al lang tegen de molens op de wal. De dwaaltocht wil mij nog niet laten gaan. Het was Frestoen die me beval. Ik moest, ik zou in Noorse fjorden naar verkoeling zoeken voor een zomer die niet sterven wilde. Onderweg trof ik de herfst. Dat was vlakbij Beaulieu-sur-Mer. Ge zijt verkeerd, vertelde een verlaten strand. Je bent hier aan de Mediterranée. Het was midden november en de doden sliepen weer zeer diep zodat ze al die bloemen snel vergaten. In het familiegraf werd het opnieuw heel stil. De eendagsvlieg zij zweeg. Daar is een kerkhof op het strand met tussen al die zerken slechts één stoeltje voor de kapitein van dat verlegen vliegdekschip. Ik kijk hier nu vanop de wal naar al hetgeen mijn ziel bezit. Wat ijzer in een grijze vorm, een vliegtuigje dat bijna overlijdt. Er is een racecircuit, hier achter mij. Het loopt over die berg tot in het dal waar ik geboren ben. Daar wil ik niet meer heen. Het zijn de milde wolken die over de wonde strijken. Elke dag opnieuw rijdt er een trein langs de rivier waarin verleden stroomt. De machinist hij weet van niets. Hij denkt dat alle tunnels zijn gegraven door een grote rat. Hij rijdt daarom liefst traag. Het is altijd zijn eerste rit. Misschien is verderop de rat nog in de weer en ligt daar nog geen spoor. Ik heb die speelgoedtrein gekocht nog voor ik racen kon, nog voor ik ben verongelukt. De eerste keer verscheen dat gat. Het werd niet dichtgenaaid, gewoon ontsmet en ik mocht gaan. De tweede keer heb ik mijn rug zelf opgelapt. Met dank hen, de spiegel in de gang, die haakjes en die tang. Ik prijs ook hem, de kangoeroe die mij vergat, want anders was mijn reis zo zacht geweest. Ik dank ook iedereen die oorlogsschepen doelloos schenkt. Ook hen die treinen stelen, sporen eeuwig rusten laten, eindstations hun langverwachte leegte schenken. Tot slot, Frestoen, gij zot, geef mij dat oog terug! Het ander wil mij niet geloven. Als ik beweer dat scheel kijken bestaat. Wanneer het tranen laat. Dat beste oog. In eenzaamheid. Voel ik die rat. Ze loopt over mijn rug. Ze is de weg weer kwijt.     uit de reeks 'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
3 0