Zoeken

Wo sind die Stühle?

Een zonnige nazomerdag in het Antwerpse Koninklijk Museum voor Schone Kunsten. In de ontvangsthal vroeg ik aan mijn vrouw of ze eerst de bovenverdieping wilde bezoeken, of de tijdelijke expo beneden, toen een mevrouw me aansprak. Ze stond vlak voor me. “Wo sind die Stühle?”, vroeg ze vrij abrupt. En dus in het Duits. Nu moet u weten dat ik de Duitse taal niet vaak in de mond neem. Het is zelden nodig. Daarom wist ik niet meteen wat zeggen. Bovendien had ik keine Ahnung waar het op sloeg. Welke stoelen? “Euh, dat weiß ich niet“, stamelde ik in het Duitsnederlands. „Die Stühle“, herhaalde ze, maar nu een stuk luider. Een andere mevrouw trok aan haar mouw en zei iets als “Er is nicht …“ en het overige ging verloren in het geroezemoes van de groep museumbezoekers. “Ze denkt wellicht dat je hun gids bent”, zei mijn vrouw. “Misschien lijk je wel op hem”? De gids? “Tja, de tocht is moeilijk, de gids ervaren”, zei ik, een oude politieke slogan citerend.  In het museum botsten we nog een paar keer op de groep. Enkelen zaten inderdaad op een soortement van klapstoel. “Da sind die Stühle”, wees ik telkens naar de groep met hun stoelen. Ik vond hun gids niet meteen op mij gelijken, maar kijk, misschien zie ik er wel gidsachtig uit.  Na het geslaagde museumbezoek trakteerden we onszelf op een terrasje in de herfstzon. Net omwille van die aangename zonnestralen was het er stikdruk. Ik kon niet meteen een vrijstaande tafel ontdekken. “Wo sind die Stühle?”, zei ik tegen mijn vrouw, iets luider dan ik het zelf bedoelde. Aan een tafeltje waar nog één stoel vrij was en waar twee ietwat oudere mannen zaten, plaatste de ene man zijn rugzak op de lege stoel. “Duitsers”, zei hij tegen de andere.

Rudi Lavreysen
0 0

Output

Ik ben er allesbehalve trots op, op het feit dat ik me bij vervelende verrassingen of tijdens stresssituaties bezondig aan het onwelvoeglijk gebruik van termen als ‘kak’ of de Engelse variant ‘shit’. Ik zou er in feite telkens een uitroepteken achter moeten schrijven, of een uitpoepteken, met wat slechte wil. Ik ben een man van gewoonten. Elke ochtend, zo rond half negen, als ik het busje van de postbode zie of hoor passeren, ga ik met lood in de schoenen de lijdensweg naar de brievenbus. Onderweg vraag ik me af welke rekeningen ik nog te verwachten heb. Vind ik zo’n rekening even later daadwerkelijk in ons postzuiltje terug, overvalt me een dubbel gevoel. Enerzijds is er berusting. Wat onafwendbaar is, is inevitabel (schitterend woord vind ik dat) en wat komen moet dat komt, denk ik dan kreunend, deels door de fysieke inspanning, want ons zuiltje leegmaken vereist een ’s ochtends niet zo voor de hand liggende vooroverbuiging. Vreemd genoeg ervaar ik het ook als positief. Alsof ik helemaal op de hoogte ben en m’n zaakjes op orde heb. Een bevestiging van mijn organisatietalent, zoiets.  Een lege brievenbus zorgt op de terugweg tegenwoordig weleens voor een klein vreugdesprongetje van mijnentwege. Het doet me ineens denken aan mijn vader. ‘Geen nieuws is goed nieuws!’ riep hij vroeger altijd toen ik als nieuwsgierig kind ging checken of er iets in de brievenbus zat en het toen nog heel teleurstellend vond als ik een grote leegte aantrof. Ondertussen begrijp ik hem maar al te goed.  Het allerergste zijn rekeningen waar je geen rekening mee gehouden hebt. Dacht ik. Tot twee jaar geleden. Toen gebeurde het voor het eerst, vandaag voor de tweede keer. Ik herkende hem niet meteen, en ik moet toegeven dat hij bij het oprapen echt wel aangenaam aanvoelde, als een dik, luchtig en bobbelig pretpakket. Tot je leest en beseft dat het om de ‘gratis stoelgangtest om dikkedarmkanker vroegtijdig op te sporen’ gaat. Nee, beste lezer, het is al een tijdje niet meer de belastingsbrief die me de daver op het lijf jaagt, maar wel de ONTlastingsbrief. Het kakzakje, de keiharde confrontatie met je kalenderleeftijd. Het patent van het oude peeke, dat om de twee jaar opgestuurd wordt, vanaf je vijftigste verjaardag. Je bent tweeënvijftig, Danny, want je krijgt ‘m nu al voor de tweede keer, ook al is je gevoelsleeftijd drieëntwintig, én je bent daarenboven onderhevig aan ernstige ziektes.  Onderhevig, onderhevig … Dat is een stijf aandoend synoniem van ‘blootgesteld’. Ik daarentegen, als kerngezonde en uiterst viriele drieëntwintigjarige ben, in een aangename setting en in het juiste gezelschap weliswaar, vooral van onder hevig en stijf als ik blootgesteld word.  Vandaag neem ik dus een staal van mijn stoelgang, zoals dat heet, van mijn uitwerpselen. Een kwestie van vijf minuten inspanning en uiterste concentratie. Stoelgang? Wat voor een verouderd woord is dat feitelijk? Wie gaat er nu nog ten stoele? Tja, beter dan het kinderlijke ‘kaka’ en het schaamteloze ‘schijt’. Maar uitwerpselen? Is werpen niet gooien? Veronderstelt dit geen tussenkomst van de handen? Vandaag kan ik niet anders, maar in normale omstandigheden blijf ik met mijn tengels ver weg van alles wat via mijn darmen het licht ziet.  Wordt het niet eens tijd dat we de waaier aan keuzemogelijkheden verbreden met woorden als ‘uitstotingen’, waarbij afvalstoffen daadwerkelijk verbannen worden uit het lichaam, duidelijk zonder manuele interventies? Of het weliswaar uit het Engels overgenomen ‘output’, lekker resultaatgericht, ietwat onbepaald (wat in dit geval best wenselijk is) en toch trendy? Om over na te denken.  Hoe het ook zij, ik ga mijn uitwerpselen opvangen. Klinkt als een inspannend partijtje honkbal. Mijn aangeboren onhandigheid in aanmerking genomen wordt het wellicht even vermoeiend.   

Danny Vandenberk
43 2

Hoe "The Karate Kid 2" visionair werd

Eigenlijk ben ik een cynicus van vaste relaties. Wanneer mensen relatieadvies aan me vragen, dan kom ik niet verder dan: “Zoudt ge niet gelukkiger zijn zonder lief?” Ik meen dat ook. Zelfs wanneer ik koppels zie die hun eenheid nog niet in twijfel trekken, is het vooral medelijden dat mij overvalt, bij heel dat complexe rekening houden met elkaar. En ja, bij nieuw gevormde koppels kan ik de bijgedachte niet onderdrukken dat het allemaal gaat eindigen in rampspoed en ellende. Kortstondige verbintenissen, daar geloof ik nog in. Maar als ik zie hoe mensen zichzelf wijsmaken dat ze de ware hebben gevonden, dan heb ik de bijna onbedwingbare neiging om hen op het hart te drukken dat het allemaal net zo snel kan overwaaien als het gekomen is. Kwestie van reeds relatieadvies te geven voor het probleem zich stelt. Je kan maar voorbereid zijn.   Hoe is dat zo gekomen? Nou, voor een deel is het realisme. Levenservaring en weten dat mensen veranderen. Of dat de tijd zorgt dat je dingen aan je partner ontdekt die je steeds meer tegen de borst beginnen te stuiten. Ook het besef dat verliefdheid niet eeuwig is en bij minstens één van de twee van object kan veranderen. Dat is de rationele kant van de zaak. Dat ik emotioneel geen nood heb aan een relatie, zou dat komen door een paar keer gekwetst te zijn? Het zou zomaar kunnen. De keren dat iemand het uitmaakte met mij, dat zal Kirsten geweest zijn in de prille jeugd en Nephastie zoveel jaren later, dat hakte er toen toch in. Dus ja, misschien zit er mezelf indekken tegen mogelijk verlies in. Langs de andere kant voelt het niet zo, het komt op mij meer over alsof ik geen tijd heb én geen behoefte om me te binden aan iemand, en al helemaal niet om dat exclusief met één persoon te doen. Ik ervaar het gemis gewoon niet. ’t Is raar: ik zou zelfs kunnen meedoen aan datingtoestanden, voor het spannende en het leren kennen van nieuw volk en wie weet voor een onverwachte scharrel. Maar tegelijk zou ik daarbij altijd de angst hebben dat er een bleef plakken, die echt iets wil met mij en die ik dan moet kwetsen wanneer ik uitleg dat ik liever lekker op mijn eentje blijf.   Soit, ik kwam op heel die redenering door recent Karate Kid 2 te hebben teruggezien. De eerste keer dat zal decennia geleden geweest zijn in de cinema, in kader van het filmforum, ergens halfweg de middelbare school. Waar ik toen nog in geloofde (ja, nog nooit een lief gehad), was in het vinden van de ware en dat was dan voor altijd. Daardoor voelde ik mij indertijd eerst verrast en daarna bekocht door te zien dat Daniel in de tijd tussen de twee films reeds zijn liefje had omgeruild voor een andere. Nu draaien films toch altijd om het krijgen van het meisje. Zij was het object van zijn dromen. Samen doorzwommen ze verschillende stormen. Aan het eind koos zij voor hem en hij voor haar. Hij won het ultieme gevecht, met de kraanvogel kick. Iedereen pakte elkaar vast en was gelukkig, en die relatie was voor eeuwig!! En dan, één film verder en niet eens een jaar ouder geworden, heeft die gewoon een nieuw lief en wordt er over die vorige niet meer gesproken. Hoe kon dat nu gebeuren?!! It wasn’t supposed to be that way! Het computerde niet in mijn brein. Enfin, ik geloof dat het er bij deze film gewoon aan lag dat de actrice uit de vorige niet meer door de casting was geraakt, en dus rap een ander liefje ten tonele moest worden gevoerd. Anders was onze Daniel er gewoon bij gebleven. Maar kijk, het doorbrak mijn illusies en mijn verwachtingen over de orde in de kosmos, over rechtvaardigheid, mijn geloof in het filmisch universum.   En nu, al die decennia gepasseerd, stel ik vast dat de vluchtigheid en veranderlijkheid van liefde, waarin ik toen niet kon geloven, veel beter aansluit bij het beeld dat ik er vandaag van heb. Weinigen zouden The Karate Kid 2 een visionaire film noemen, maar ongewild is hij dat voor mij geweest.

Pvw
7 0

Ik zou (het niet) zeggen

Ze zijn alomtegenwoordig, de ik-zou-zeggers. Het is bijna een plaag. Het aantal groeit dagelijks, zoals de coloradokevers op het aardappelveld van onze pa in de zomer van 1976. Toen moest vader ook maatregelen nemen. Natuurlijk heb ik het nu niet over het spuiten van biologisch gif zoals op het aardappelveld, maar een waarschuwing lijkt me aangewezen. U gelooft me niet? Een half uur tv kijken volstaat. Dan hebt u een papier vol met streepjes, telkens als er iemand de woorden ‘Ik zou zeggen’ uitspreekt. "Waar maak je je druk over?”, vroeg onze oudste onlangs. “Het klopt gewoon niet”, zei ik al een beetje luid. Die ‘zou’ wijst op de voorwaardelijke wijs van de zin. Er moet een voorwaarde aan gekoppeld zijn. Zoals in deze zin: “Indien de situatie niet zo dramatisch was, zou ik zeggen dat er alsnog vrede komt.” Maar dat gebeurt niet. Je hoort nu zaken zoals: “Ik zou zeggen, laat het smaken”. Dan heb ik goesting om naar de tv te roepen: “Je zegt het toch. Laat die ‘Ik zou zeggen’ toch weg. Gewoon ‘Laat het smaken’ is ook goed. Waarom doe je dat?” Maar het heeft geen zin om naar de tv te roepen. Eén keer heb ik streepjes gezet. Ik telde er vijftien, uitgesproken door een B&B-uitbater. Hij had zijn B&B beter ‘Bij de ik-zou-zegger’ genoemd in plaats van ‘Bij tante Loes’, want tante Loes was in geen velden of wegen te bekennen. Hij kreeg geen zin gezegd zonder die ‘ik zou zeggen’. We zijn goed op weg om er een nationaal stopzinnetje van te maken, zoals ‘Ja precies’ in Nederland of ‘Ben oui’ in het Frans. Als het niet verbetert, ga ik wel roepen. En een gewaarschuwd man is er twee waard. Of nee, want als die allebei de woorden ‘ik zou zeggen’ in de mond nemen, wordt het nog erger.

Rudi Lavreysen
39 3

flamenco

Mijn eerste kennismaking met de buitenwereld vond plaats in de jaren '60, in een Vlaams huis. Tegenwoordig wordt het huis geregeerd door een nogal obscure groep, maar destijds ontdekte ik er de zware bluesmuziek uit het zwarte Amerika en ook muziek uit vele andere culturen, waaronder de flamenco. Flamenco: een melodie bouwt zich op en wanneer deze zijn hoogtepunt bereikt, net als het gevoel zijn volheid bereikt, stopt de melodie. Dit proces herhaalt zich steeds opnieuw. Ik werd er gek van. Het raakte mijn puberale gevoelens en bracht ze in beroering. In die uithoek van Vlaanderen werd ik gegrepen door de muziek uit het zuiden van Spanje. Later bleek de enige flamencokenner en -speler in Antwerpen te wonen. De stad waar boten en hun vele culturen aanmeerden in het centrum van de stad en hun verschillende culturen voor een paar dagen of weken uitspreidden. Het was een tocht vanuit mijn afgelegen dorp waar ik woonde naar de grote stad. Het was niet niks, maar mijn jeugdige hormonen dreven me ernaartoe. De zanger-schrijver-dichter woonde destijds in een rijtjeshuis in een zijstraat van de Gitschotellei. Oeroude Vlaamse instrumenten hingen aan de witte muren van zijn huis. Na een hartelijke ontvangst kreeg ik mijn eerste teleurstelling te verwerken. De enige speler in de buurt van deze hartstochtelijke melodieën vertelde me dat hij ze niet meer speelde. Een Spanjaard had hem erop gewezen dat hij de muziek veel te koel speelde. Hij stuurde me naar Leuven, waar een Vlaamse flamencospeler niet alleen de melodieën speelde, maar ook leefde. Op dat moment kon ik er niet veel mee, omdat ik de volgende dag verwacht werd in de fabriek waar ik destijds werkte, in dat kleine dorp. Een paar jaar later, toen ik de wijde wereld introk, werd de weg erdoor bepaald. Leuven werd vijf jaar lang mijn thuis. Later, toen de ratio in mijn leven groter werd, vroeg ik me vaak af waarom deze verre muziek mij zo had geraakt. Een antwoord zou kunnen zijn dat de strenge rooms-katholieke cultuur en de armoede in dat verre Andalusië, en dezelfde armoede en rooms-katholieke cultuur hier en daar aanwezig waren. Een van de verhalen over de oorsprong van de naam bracht meer duidelijkheid. Een Spaanse rooms-katholieke koning hoorde de zigeunermuziek en zei: "De passie die de muziek uitstraalt, vind ik terug bij mijn Vlaamse lijfwachten, mijn flamenco's." De zanger-schrijver-dichter die ik toen ontmoette schreef deze regels die al jaren in mijn geest rond dwalen en mijn leven verblijden: "ik wil deze nacht in de straten verdwalen, de klank van de stad maakt me zeer amoureus" Wannes van de Velde De dag van de begrafenis van wannes werd deze telst gepubliceerd in de krant DE MORGEN. foto gallery VERF ED  https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/  

verf ed: Contemporary ArtTIST
6 0

Spaaractie

Het is weer zo ver, de supermarkt heeft een nieuwe spaaractie met bioloog/ merchandisegigant Freek Vonk. Mijn 11-jarige zoon is fan en spaart met een tegen manie aan schurend fanatisme de dierenplaatjes. Wanneer wij thuis komen van een rondje boodschappen stort hij zich al bij de voordeur op de tassen. Niet om de pakken havermelk mee in de kast te ruimen uiteraard. Hij is ook ineens gemotiveerd om zelf inkopen te doen. Dat hij daarbij 2 x de gevraagde hoeveelheid chips mee neemt om nóg meer merch te scoren en in de supermarkt de hele bak plaatjes leeg graait, nemen we dan maar voor lief. Dat leeggraaien wordt overigens toegestaan door de medewerkers van de supermarkt (die hebben de spelregels namelijk al op dag 2 van de actie naast zich neergelegd) ik moedig dat niet aan. Een spaaractie suggereert een proces van het beoefenen van geduld, ruilen en reikhalzend uitzien naar de volgende mogelijkheid je verzameling uit te breiden. Daarvan is hier geen sprake. Op dag 8 van de actie heeft hij zijn eerste boek al vol en liggen alle “dubbele” rondgeslingerd in mijn woonkamer.  Bij de plaatjes en het dierenboek hoort ook nog een soundbox. Volgens Freek en de AH gaat het aanschaffen van deze spullen het uitsterven van bedreigde diersoorten tegen. Dus heeft mijn zoon de complete set. Eerlijkheidshalve moet ik toegeven dat ik de hele zooi al cadeau gedaan had, weekdier dat ik ben, voordat ik op de hoogte was van de benarde positie van de tijgerpistoolgarnaal en de Capibara. Dat de actie als hoofddoel heeft mensen te manipuleren (of ‘aansporen’ als je dat aardiger vindt klinken) meer boodschappen te doen dan ze van plan waren omdat Abel nog een boshommel aan zijn verzameling wenst toe te voegen, dat weet ik eigenlijk heus wel. Maar ik vind het ook leuk, een educatieve spaaractie. In eerste instantie.  Vervolgens zit ik op zaterdagochtend, spijt te hebben van mijn keuzes. Na een drukke week begin ik deze weekenddag met een ontspannen ochtendritueel met koffie aan de eettafel. Ik blader in mijn favoriete tijdschrift waar ik normaal gesproken nooit aan toe kom. Voor mij lag de Juli editie, het is inmiddels bijna herfst.  “Grhhhhh grhhhhh” hoor ik vanuit de zithoek.  Een vogelbekdier.  “Cool hé mama?” roept mij zoon met een begeleidend verhaal waarin ik leer dat een vogelbekdiermama melk geeft zonder tepels. Net waar ik op zat te wachten deze zaterdagochtend. Ik knik en mompel dus iets in de trant van “goh, nou dat is inderdaad echt heel bijzonder zeg” en probeer nog een bladzijde te lezen.  “OEHAWAAAHAAAHAAAAHAAAA”  “OEHAWAAAHAAAHAAAAHAAAA”  “Bij uitstek het geluid van de gewone Kookaburra, een ijsvogelsoort” licht mijn zoon toe. “Oké, nou wat leuk jongen. Ik lees nog heel even verder” probeer ik nog maar ik weet al dat ik mijn beeld van een relaxte start van mijn dag bij moet stellen.  Ik leer een hoop bij het komende uur, niet uit mijn tijdschrift. Zo leer ik dat een egel een angstaanjagend geluid produceert, een Tokeh haar eigen naam roept en een pijlstaartrog klinkt als een stoplicht wat op rood staat. En dat Freek-plaatjes niet goed blijven zitten in het daarvoor aangeschafte boek. Dat ook.  Het geluid wat ik maak bij het uitglijden over de stapel plaatjes op de grond is er niet een voor in de boekjes. Dus ik brul dan maar beter in mijn eentje.   

Marleenvandecamp
26 0

Rental lezer

De Japanner Shoji Morimoto dacht ooit: ik begin een dienst waarin ik mezelf beschikbaar stel voor elke situatie waarin je een persoon nodig hebt. Misschien wil je naar een restaurant, maar voel je je ongemakkelijk om alleen te gaan. Misschien wil je een spel spelen, maar heb je niet genoeg aan één persoon. Of misschien wil je dat iemand tegenover jou gaat zitten en naar je kijkt terwijl je aan je boek werkt.  Vandaag wil ik het met jullie hebben over de Shoji Morimoto die ik creëer om te schrijven. Want het is heel simpel: als ik twee ogen voel die op me gericht zijn, kan ik beter schrijven. Wat is dat gevoel, dat als iemand naar je kijkt, je je beter kan focussen op je werk? Heeft zo’n persoon echt waarde of beeld ik me dat alleen maar in? Shoji Morimoto kreeg van zijn baas voortdurend te horen: Het maakt niet uit of je hier bent of niet. En dat zijn aanwezigheid niets bijdroeg aan het bedrijf. Morimoto begon zich af te vragen of iemand die ‘niets doet’ nog steeds waarde kan hebben in deze wereld. Misschien kon hij ‘niets doen’ omzetten in een dienst? Met één tweet werd Rental Person geboren. Rental Person biedt een fascinerende dienst aan de eenzame en sociaal angstige mensen. Shoji Morimoto schreef een boek over deze diensten. Zijn boek is een bestseller geworden. In zijn boek beschrijft hij duizenden waargebeurde ontmoetingen. Een gescheiden vrouw begeleiden naar haar favoriete restaurant. Een klant uitzwaaien vanaf het perron. Zittend in de rechtszaal tijdens het proces van een cliënt. Een cliënt ondersteunen tijdens een moeilijke operatie. Bij een schrijver zitten die toewerkt naar een persoonlijke deadline.  Rental Person is betrouwbaar, oordeelt niet en is vastbesloten om een ​​vreemde te blijven, en de merkwaardige ontmoetingen die hij deelt zijn onthullend voor zowel de Japanse samenleving als de menselijke psychologie. De ontmoetingen zijn ook herkenbaar voor mensen buiten Japan. Wij, schrijvers zijn in een bepaalde zin ook eenzame en sociaal angstige mensen. Er zijn dagen dat ik geen zinnig woord op papier krijg. Dat ik de brui aan het schrijven wil geven. Maar dan beeld ik me in dat Shoji Morimoto tegenover me zit. Als een eenogige  Daruma pop die me dwingt om gefocust te blijven. Zijn strenge blik houdt me aan het werk en ik kan doen wat ik het liefst doe: schrijven. Mijn ‘rental person’, waar ik overigens geen cent voor betaal, heeft niet alleen de gedaante van Shoji Morimoto. Hij heeft duizend andere gedaanten. Het kunnen lawaaierige studenten zijn in een café, een zwijgzame reiziger in een trein, spelende kinderen in het park, een poes op de bank die af een toe naar me knippert met zijn ogen en dan weer geeuwend verder doezelt. Het kan ook een boom zijn die ruist in de wind en bruine blaadjes op mijn schrift doet neervallen. Al die bijzitters zijn van waarde.  Maar de meest waardevolle ‘rental person’ blijft natuurlijk de lezer die ik steeds in gedachten heb als ik schrijf. Zij zijn lotgenoten van mijn gedachten en personages in mijn verhalen zonder dat ze nog één bladzijde hebben gelezen. En toch hebben ze waarde. Het leukst is het natuurlijk dat ze op een dag echt worden. Wat zou ik zonder ze zijn? Het boek dat Morimoto schreef is een bestseller geworden. Dat verbaast me niet. Want de ontmoetingen die hij beschrijft zijn een reflectie van hoe we allemaal op relaties, banen en familie kijken in onze zoektocht naar zinvolle verbindingen en doelen in het leven. Schrijven is een eenzame, sociaal onhandige bezigheid. Maar dankzij alle ‘rental persons’ in mijn leven wordt het een bezigheid die ik elke dag kan uitvoeren. 

Margaretha Juta
12 1

Het printertje

Bent u een veeltevroeger, een netoptijder of een altijdtelater? Wij behoren meestal tot de eerste categorie. In het Gare du Nord van Parijs stonden we een uur voor het vertrekuur klaar. We hadden iedereen in het station, van toerist tot treinpersoneel, al drie keer ontmoet omdat ik van het stilstaan (er was geen vrijstaande stoel te bekennen) pijn in mijn rug kreeg. Met een kleine vertraging spoorden we eindelijk huiswaarts. Ik stelde voor om de verse chaussons aux pommes - gewoon appelflappen - meteen vrolijk te verorberen. Iets over de grens met België verdween die vrolijkheid. Net zoals toen ik in het derde middelbaar met Pasen mijn punten zag: een drama. De trein stond zo stil als de Zwitserse garde bij het Vaticaan. Geen beweging. Een bericht door de luidspreker over een technische storing voorspelde niet veel goeds. Twintig minuten later kwam er eindelijk beweging. De conducteur verzekerde ons dat we de aansluiting in Antwerpen, weliswaar een uurtje later, zouden halen. Om de ‘pijn wat te verzachten’ printte hij een bonnetje uit. Het printertje hing zowaar aan zijn broek. “Hiermee kan je in de bar iets drinken”, zei hij. Maar omdat we niet zover van Antwerpen waren en ik van dat drankje misschien naar het toilet zou moeten, zagen we daar van af. De Nederlanders van drie stoelen verder deden dat niet. Net toen we onze koffer van het bagagerek hadden gehaald, stonden zij in het midden van het gangpad recht. “Jij ook een biertje Frits?”, vroeg de ene. Het was misschien niet fatsoenlijk, maar ik heb de mannen lichtjes naar hun plaats geduwd om snel aan de uitgang te zijn. We sprintten als ervaren hordelopers over de roltrappen en haalden nog net de aansluitingstrein. Daar moest ik toch aan het biertje van Frits denken. Wat zou het nu hebben gesmaakt.

Rudi Lavreysen
9 1

column transcriptie

Farshteyt ir vos ikh shrayb do? Nu, azoy shver iz es nit.  Dat komt omdat Jiddisch een Indo-Germaanse taal is. Voor mensen die Nederlands of Duits kennen, is het een eitje om eraan te beginnen. Spreek de tekst gewoon hardop uit.  Daarnaast kent het Nederlands (zeker in Nederland) heel wat woorden die direct uit het Jiddisj komen. Gokken, afgepeigerd, gotspe, gozer, sores, gabber, habbekrats, bolleboos, geintje, mazzel, schlemiel, geteisem, lapzwans, mies, schorem, Mokum, ponem, gis, kinnesinne, smoezen, sjofel, sof, stennis, stiekem, gajes, mesjogge, kapsones, makke, pleite, tinnef … Ik leer de taal nu ruim drie jaar. Misschien niet evident voor een goj, maar ook niet compleet van de pot gerukt. Yiddish is een wereldtaal: over de hele wereld zijn er mensen en gemeenschappen die Jiddisch gebruiken in de dagelijkse omgang, van Vancouver tot Kaapstad, van Buenos Aires tot Seoel, van Antwerpen tot Birobidjan. Als het aanvankelijk de taal was van de diaspora van vrome joden in Oost- en Midden-Europa, dan is Jiddisch nu ook een taal die mensen zich aanleren (lernen zich) omwille van het pure taalgenot.  Jiddisch gebruikt in principe het Hebreeuwse alfabet (alef beys); daar moet je even op oefenen, nieuwe lettertekens die je van rechts naar links schrijft. En je moet een manier vinden om Jiddisch op azerty- en qwerty-toetsenborden weer te geven in Latijnse lettertekens. Dat heet transcriptie.  Nu ik er op let, merk ik dat ik in de bovenstaande fragmenten verschillende transcriptiesystemen door elkaar heb gebruikt. De website Taalvlinder zegt daarover: ‘De transcriptie van het jiddisch/jiddisj blijft een probleem - mesjogge vindt u terug als meshugeh, maar ook als mashugga. Een beetje flexibel zoeken dus.’ Vanwaar die verwarring? Het overgrote deel van beschikbare Jiddische transcripties komt uit het Engels. Zelfs een Franse website als Yidlid kiest voor het transcriptiesysteem van het New Yorkse instituut YIVO. Zo krijg je schlemiel en zinnen als Farshteyt ir … Het Instituut voor de Nederlandse taal echter heeft een digitaal woordenboek, Sofeer, dat Jiddische woorden omzet volgens een  Nederlandse transcriptietabel. Dan wordt het sjlemiel en Farsjtejt ier vos ich sjraib do? Noe, azoi sjver iz es nit. Aan Universiteit Antwerpen is er ook nog een hybride vorm in omloop, waarin je Yiddish niet spelt als Jiddisj, maar als Jiddisch. Om de farwirroeng helemaal compleet te maken is de uitspraak bovendien deels afhankelijk van de regio en de omgeving waarin de woorden worden gebruikt. De vanuit het Hebreeuws geïmporteerde term ksjr, spreek je in het Nederlands uit als koosjer, maar in het Frans als casher (kasjèr). Jiddisj kan je met recht een wereldtaal noemen, ieder maakt ze zich eigen door haar aan te passen aan de eigen geschiedenis, afkomst of lokale cultuur. Ja, dan moet je een beetje flexibel zoeken. Mooi toch?    

Hugo Durieux
3 1

Monsieur le roi

"Ik eet het graag", zei ik tegen mijn vrouw. "Maar ik ben het niet graag." "Sardientjes", vervolgde ik vooraleer ze kon zeggen dat ze in de tram geen zin had in raadsels. We stonden als sardientjes op elkaar geperst. Sommige mensen waren behoorlijk aan het zweten. De olie in het sardienblikje. Een man achter ons was druk pratende met de vrouw naast hem. Hij sprak Frans, droeg een kleurrijk joggingpak en had een hese stem. Op korte tijd vertelde hij drie keer hetzelfde. Hij leek me een ietwat verward. Hij zag dat ik naar hem keek en sprak me aan. Ik meende te begrijpen dat hij vroeg waar ik uitstapte. "Qui? Moi?", vroeg ik. "Non pas vous. Moi", antwoordde hij. "Ah, je ne sais pas monsieur", zei ik. Een man in een net pak die er twee stoelen naast zat, lachte hartelijk. Hij had grijs golvend haar en droeg witte sneakers. "Hij stapt aan dezelfde halte uit als ik”, zei hij. “Nog drie haltes.” Wij gingen er al aan de volgende halte uit. Een wandeltocht en dan naar de nieuwe zaak op de zeedijk voor een verfrissing. We zuchtten tegelijk. Blij dat we twee bevrijde sardientjes waren. Op het terras riep ik de ober. Het was zowaar de man met het kostuum en het grijs golvend haar van op de tram. Hij lachte om de toevalligheid. “U zegt het juist”, zei hij. “Ik hoor liever ober dan garçon. Wist u trouwens dat er een verschil is tussen een kelner en een ober? Kelner is afgeleid van keldermeester, want daar stond de voorraad. En de ober was de oberkelner of hoofdkelner. Kortom, de baas”, lachte hij. “Maar de klant is toch de koning, niet?”, zei ik knipogend. “Helemaal juist monsieur le roi”, zei hij. Nog luider lachend stapte hij naar binnen.

Rudi Lavreysen
8 0

Manisch durven zijn

Je kan last hebben van bepaalde stoornissen als schrijver, zoals er zijn: manisch depressief, bipolair, dyslectisch, ADD, ASS noem maar op. Veel voorkomend bij schrijvers. Of niet? Tja, niet altijd. Net als elke andere mens heb je nu eenmaal te kampen met problemen en moeilijke momenten. En ja soms zitten er achter op de zetel van de racewagen een aantal jeugdtrauma’s, een of andere (leer)stoornis en een etiquette die een therapeut ooit op je kleefde toen je het even allemaal niet meer zag zitten.  Ondanks dat is schrijven voor mij ook manisch durven zijn.  Want het is net zoals met kunst maken: het op een geoorloofde manier in een psychose komen en je ding doen. Een manie in een wereld die je zelf creëert en waarin je helemaal jezelf kan zijn. Net zoals bij een carnavalist, waarbij je als hardwerkende burger even kan ontsnappen aan alle ellende en opgedrongen commerce van wat je moet eten, drinken en zien om je goed te voelen. En net op die momenten wanneer je aan je eigen praalwagen mag werken, dan doe je dat met volle overgave. Dat stukje heb ik mezelf toegeëigend in het schrijven, in mijn geflipte wereld die minder gek is dan de wereld daarbuiten, omdat ik het orde en zin kan geven en woorden als gedachten kan weven in personages die voor mij uitzoeken wat echt belangrijk is, omdat het anders te moeilijk is om uit te leggen. Ik wil wel praten en open communiceren, maar al te vaak blokkeert die deur en blijkt dat er niet geluisterd wordt, of ligt wat je zegt te gevoelig.  Dan keer ik introspectief naar binnen, zoekt die angsten op, zoek de uitgang in het schrijven, van wat ik zie en tonen kan. Massa’s schreef ik zo al, ongepubliceerd. De echte kunstenaar is natuurlijk die mens, die dat kan zonder omwegen en zich daarin kwetsbaar durft tonen. Zo ver ben ik nog niet.  Ik zoek en wonder me heel wat af. Wie ben ik in deze wereld? Hoe vergeet ik, zonder vergeten te worden? Hoe laat ik het verlangen los, om verlangend te zijn? Net als Ingmar Bergman zoek ik me een weg door dit leven heen, om te kunnen blijven staan. Na het bestaan. Dus, als schrijver helpt een kleine psychose op tijd en stond, een geforceerde flow met als gevolg een relatiecrisis. Niet makkelijk voor je naasten, maar het is niet anders.  Schrijven is een gelukkig gebrek waar je bij momenten diepongelukkig mag zijn en andere momenten euforisch. Het is die kleine gekte achter zelf opgezochte gesloten muren, omdat het de enige manier is voor je om te overleven. Het is een dans die je voortdurend oplaadt, van snel, naar traag en zo ritmisch doorheen je leven beweegt, je valt en je staat op, je doet een schaarbeweging en een lift, alles om die ander te entertainen terwijl je jezelf uitput. Want je wil verder geraken, verder dan de dag dat je jezelf verloor en niet meer terugvond. Die dag wil je niet opnieuw meemaken, je wil er wel nog over schrijven, maar met afstand.  Je creëert je eigen labyrint en zet de deur open voor de ander, in de hoop dat die jou vindt en zelf ook helder en duidelijk de uitweg ziet, een mooie uitweg die je uiteindelijk zelf – al schrijvend – ook vindt, waarna je in een nieuw verhaal terecht komt. Of hetzelfde verhaal, maar anders, want ja hoeveel verhalen zijn er al wel niet geschreven? Veel, erg veel, en toch verschillend. Schrijven is manisch, en ook zoveel meer dan dat cliché. Het is hard werken op vrije momenten en geloven dat het kan, dat je echt iets te vertellen hebt en je jezelf in het diepst van je zijn vinden kan, in de hoop dat de ander het begrijpt en je die ander kan meenemen, in een avontuur op weg naar zichzelf.  Zo is het en zou het moeten zijn, voor mij althans, en voor jou?  

Bart Vermeer
50 2

HOE SCHOON IS DE WERELD.

Hoe schoon op de wereld  De zomerse hei  Dat is hier op aarde   Palestijnen moeten terug naar Gazastrook waar ze onmiddellijk worden gebombardeerd. Hun hoofd explodeert. Hoe schoon op de wereld  De zomerse hei  Dat is hier op aarde   Afghanen moeten onmiddellijk terug naar Afghanistan waar hun hoofden worden afgehaakt. Hun hersenen hebben geen nut meer Hoe schoon op de wereld  De zomerse hei  Dat is'ier op aarde de hemel voor mij ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++   fotogalery VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ ********************************************************************* Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
35 0

Cirkelend

Het kan een maandagochtend zijn. Of een zaterdagochtend. Of eender welke dag. De voorwaarde is dat het een warme dag is en dat je nog iets merkt van het dorpsfeest van de avond voordien. Er wordt opgeruimd, de brouwer levert, het maakt niet uit. Het geeft een gevoel zoals in het kustdorpje waar we jaarlijks verblijven. De glazenwassers, de visgroothandel waarvan de meeuwen de bestelwagens herkennen, ze zijn er voor de toeristen komen. Zo voelt het vanochtend in ons stadje. Maar de meeuwen en de zee zijn ver weg. Aan het dorpsplein draait een esdoornblad naar beneden, zoals de schroef van een helikopter. Daar speelden we vroeger mee op de bank aan het voetbalterrein. We stonden op de bank, gooiden de blaadjes naar omhoog en keken wie het langst in de lucht bleef hangen. Bij de bakker stopt een mama met haar zoontje. Hij zit op het fietsstoeltje aan het stuur en praat honderduit. Dat is misschien wel het mooiste wat er bestaat. De mama draagt een oranje jurk. De kleur van de ondergaande zon. Ze staan voor een gesloten bakkersdeur. Ook de automaat geeft geen brood. Dan maar terug huiswaarts. Ik volg ze in gedachten, erboven cirkelend zoals een helikopter. "Wat gaan we dan eten mama?", vraagt de jongen. "Er is nog een beetje brood van gisteren", antwoordt ze. Als ze na een tijdje, de wind op de fiets geeft verkoeling, vlakbij hun huis zijn draait de jongen aan het handvat van het stuur. Daar zit de bel. Dat heeft zijn mama hem geleerd. Hij mag het alleen doen als ze bijna thuis zijn. Thuis steekt de jongen zijn hand in het blauwe opblaaszwembad. Hij voelt of het water nog te koud is. Zijn mama staat in de keuken en kijkt ernaar. Wat zullen we straks eten, denkt ze.

Rudi Lavreysen
5 0

De dodelijke minachting

  Vincent van Gogh die vermoord wordt door een geprivilegieerd zoontje.   Een kleinburger die na ettelijke veroordelingen zomaar een jong gezin te pletter rijdt.  Een bruine man die vermoord wordt door een  geprivilegieerde bende. De bruin die veroordeeld wordt omdat hij een joint opsteekt, terwijl om de hoek een witte, wit hangt te schuiven.   De onaantastbaarheid  waar mee ze door het leven gaan.   Een dodelijke .   Een onaantastbaarheid die iedere geloofwaardigheid vernietigd.  De dodelijke minachting voor de andere in moeilijheden.  ************************************************************************* foto VERF ed  TOGETHER   https://www.2dehands.be/seller/view/m2145663778 +++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ foto gallery VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++   Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig. http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
11 0

Eigenlijk feitelijk

Welke dag is het vandaag? Het is vaak de eerste vraag van de dag. Na enkele seconden volgt het antwoord en het besef. Moet ik naar het werk? Of is het zondag, zodat ik nog kan blijven liggen en vervolgens naar de bakker voor pistolets? Of is het zaterdag en wenkt de krantenwinkel voor een volumineuze krant? Het zijn telkens andere dagen en andere vragen. Niet in het minst in diezelfde krant. De truc om het snel te weten is je afvragen welke dag het gisteren was. Grootvader stelde de vraag wel eens in het midden van de dag. Na een middagdutje in zijn zetel bij de kachel. Die vraag kwam er niet onmiddellijk, maar pas na enkele minuten. Alsof hij nog even doorsliep met zijn ogen open. "Welke dag is het vandaag feitelijk?", zei hij dan. We hebben wel eens gezegd dat het zondag was, waarna hij schrok omdat hij doordeweekse kleren droeg. Er kon wel eens bezoek komen. Vanuit zijn zetel had hij een ideaal zicht op de straat en op wie er voor het huis stopte. Wie het was, zag hij meteen aan de auto die op de grint werd geparkeerd. Na een blik op de scheurkalender wist hij dat het geen zondag was. "Plagers", riep hij dan vanuit de keuken. We gingen niet zover dat we ook het papiertje van de scheurkalender vervalsten. Dan was iedereen ontregeld. Maar het feit dat hij die vraag stelde, daar kon je de klok op gelijk stellen. Die scheurkalender was een houvast. Opnieuw een dag afgescheurd en ‘s morgens een verse. Net zo vers als het brood dat op de keukentafel lag. Och, het is eigenlijk een kwestie van geluk om het zonder kleerscheuren door te komen. Het gegeven van welke dag het is, slinkt dan meteen aan belang. Dag!

Rudi Lavreysen
11 1