Zoeken

Lambiorix (10)

  Het meest recente maandblad van de Pittemse Krulbolvrienden lijkt een ware feestfolder. Normale geesten snakken naar uitbundige bezigheden. Samen zijn. Sociaal gedoe. Zelfs medelijden met de zwakke medemens of afkooksels daarvan zijn tegenwoordig aanleiding tot feestvieren. Neem nu die zieke initiatieven als warmere weken. Dan staat men ginds massaal op een plein om slechts wat te zwaaien en dat valse gevoel te krijgen dat men echt ergens toe bijdraagt. 's Anderendaags, wanneer  het toneeltje voorbij is, komen ze langs, de kuisploegen van de goegemeente, om de sporen van die komedie uit te wissen. Fletse glühwein zuipen zij en draaien muffe plaatjes voor vergeten mensen die hun beeldscherm laten slapen, de radio verkochten aan fanaten van laweit. Soms is het voor een kreupele, een manke ridder op een stokoud paard. Doe Lazarus een verse pamper aan! Hij zal geen wederopstanding beleven. Chot. Wat stinkt het in de verte. Die mengeling van geuren vol vergaan en mans urine zijn echt niet te tarten! Zo kunnen we geen party vrolijkweg beleven! Ouderdom, wezens die een eervol einde niet meer kunnen kiezen, het geleuter dat die randgevallen vaak verkopen, neen bedankt! Doe dan liever deze kille buitenwind, wat beelden op tv, vermeldingen van wie zijn spaarvarken voorbeeldig slachtte voor het oog van fiere zielen. We vergeten straks, de namen van de ongelukkigen, de initialen van degenen die dan toch gewoon verlegen hielden van hun afzondering. Zolang de huur maar betaald is, de erfenis op voorhand schoon geregeld en ze vereffend worden, al die facturen van De Instelling. Hoeveel franken gaan wij op dat feest doneren voor een rein, gerust gemoed? Hoeveel moeite gaan we doen om in te kunnen slapen met een trots gedacht? De Pittemse Krulbolvrienden zijn al even erg. De jaarlijkse Zomerbarbecue zal weer gehouden worden, daar waar Ignace en ik eeuwenlang opgesloten zaten. Hoera dus? De Pittemse Krulbolvrienden zullen de dolle mens met al zijn gebreken eer aandoen door een grillfestijn te houden! Desalniettemin en ondanks alles. Hannelore stelt voor dat we gaan! Lambiorix zal daar immers zijn en Hannelore met haar wilde streken is te vinden voor verwerking in een zatte bui. Alles mag dan in een roes gebeuren en ja. Ignace mag ook mee. Sappig varkensvet mag uit die worsten druipen op dat hete rooster. Oké en voor akkoord. We zullen ons eens laten gaan daar in Ons Instituut, temidden al die Krulbolvrienden en alles, dankzij Lambiorix!     uit de reeks 'Roeland Wittebolle'

Bernd Vanderbilt
0 0

Niet geweest

We zitten in een Antwerpse bruine kroeg. Het is eigenaardig. Met het vorderen van de avond gaat het volume van de sprekers alsmaar hoger. Tot een van de stamgasten aangespoord wordt om het verhaal van Ferdinand nog eens te vertellen. Wij weten in de verste niet wie Ferdinand is, maar sommige stamgasten beginnen nu al te gniffelen. Het moet een goed verhaal zijn, want plots gaat het volume op stil. Het Antwerpse accent moet u er zelf bij denken. “Ge kent hem wel. De Ferdinand. Hij heeft een dun snorretje en zijn haarbos is nog altijd hetzelfde als vroeger. Ge ziet hem nog regelmatig fietsen. Al fietst hij alsmaar trager. Soms denk ik, hij fiets zo stillekes dat hij dadelijk omvalt. Maar dit gebeurde eind jaren ’70. Hij woonde toen nog thuis bij zijn ouders. Die zijn ondertussen al een tijdje gestorven.” “Op een gegeven moment, in het midden van de dag, komt er bij de politie een telefoontje binnen. ‘Ge moet rap zijn’, klonk het aan de andere kant van de lijn. ‘Een zwaar accident op de hoek van de Wolstraat en de Lange Koepoortstraat. Er zijn zwaar gewonden bij.’ Nu waren ze bij de politie natuurlijk niet achterlijk. Ze konden toen al zien wie er belde, en het telefoonnummer van Ferdinand stond er op een papiertje geschreven. Hij belde soms voor het minste.” “Even later bellen ze bij Ferdinand thuis aan. Zijn broer, de Patrick, doet de voordeur open. De politie heeft nog niets gezegd en daar opent plots de binnendeur naar de living, ge weet wel, zo een deur met van die kleine glas-in-lood vierkanten die je vroeger vaak zag, en daar stond Ferdinand. ‘Ik ben het niet geweest hè’, riep hij.” Heel het café barst in lachen uit. “Laat ons nog even blijven zitten”, zeg ik.

Rudi Lavreysen
4 0

Waarom ik (g)een rustpauze nodig heb

Waarom rusten wij eigenlijk? Mijn bestaan zou immers zoveel leuker zijn als mijn ogen niet om de zoveel tijd dichtvielen alsof er loodjes aan hingen, of als ik geen mentale mistbank achter mijn voorhoofd zag opdoemen. De waarheid is dat ik slapen enkel leuk vind omdat ik af en toe moe word en slaap is daar nu eenmaal de oplossing voor. Kortom, slaap boeit mij maar matig en ik krijg er dus ook veel te weinig van. Dat maakt mij uiteraard nog vermoeider dan ik al was, en zo schiet ik natuurlijk ook niet op. Als ik echt van iets een rustpauze wil inlassen, dan is het wel van werken en binnen zitten (omdat het buiten te koud is). Graag zou ik gewoon eens drie jaar lang in een landhuis zitten op een plek waar het altijd mooi weer is, en met een onbeperkte voorraad lekker eten, puppies (waarvan iemand anders de stront opkuist), boeken, muziek en mooie mannen binnen handbereik voor als ik echt eens afleiding nodig heb, want mijn doel is toch voornamelijk om gedurende die drie jaren constant te schrijven aan een tuintafeltje onder een notenboom, waar vogeltjes in nestelen en soms ook een eekhoorn. Ik ben er nog niet helemaal uit over wat ik dan zou schrijven: de aard van God, het lichaam-geestprobleem in de analytische filosofie, de consumptiemaatschappij, erotische ontmoetingen tussen mannen van zo'n 22 à 30 jaar oud, kabouterplagen in alternatieve universa of mijn voorliefde voor rockmuziek uit de jaren '90 (met uitzondering van Oasis, want mensenlief wat een kutgroep)? Waarschijnlijk over dat alles en veel meer, want ik ben een veelzijdig man en mijn geduld is even legendarisch als dat van de nieuwe Amerikaanse president, die al uit zijn krammen schiet als hij niet binnen de dertig seconden zijn favoriete hamburger in z'n Oval Office krijgt gepresenteerd. Maar vooral wil ik rust nemen van de behoefte aan rust, want na drie dagen heb ik het wel gehad met rusten. Niet dat ik mij verveel of zo. Ik begrijp niet goed waarom mensen zich echt kunnen vervelen. Beter gezegd: Ik begrijp wel waarom mensen iets beu worden (zelf ben ik namelijk altijd iets beu, deze week was ik bijvoorbeeld de winter en speedpedelecs beu). Wat ik daarentegen onverklaarbaar vind, is dat mensen klagen dat er niets te doen is. Je kan altijd iets doen en als dat iets er niet is, dan vind je het zelf maar uit. Misschien heb ik wel rust nodig van mezelf. Dat is nog eens een diepzinnige uitspraak; die zou zo uit de koker van een psychiater kunnen komen. Het klopt nog ook: Rusten gaat eerder over jezelf overstijgen, in plaats van tot jezelf komen. 'Tot jezelf komen' is ongeveer het grootste bullshit-advies dat je iemand kan geven, misschien met uitzondering van billenkletsers als 'wanneer je de trein moet halen, dan is het een goed idee om door een rood licht te fietsen' of 'DDT werkt ook tegen schaamluizen'. Ten eerste, wat betekent 'tot jezelf komen' eigenlijk? Waar zou ik immers anders zijn dan in mezelf? Hoe kan ik tot iets komen waar ik altijd al ben en moet zijn? Ben ik in het andere geval niet gewoon iemand anders? Ik kan uiteraard wel op mezelf komen, maar dat is een andere kwestie. Tot mezelf komen is bij mijn weten nog steeds een fysieke onmogelijkheid. Ten tweede, waarom zou het bij mezelf per se zo rustgevend en deugdzaam zijn? Dat is het enkel in het voornoemde geval wanneer ik op mezelf ben gekomen, maar zelfs dan erg kortstondig. Tot mezelf gereduceerd ben ik immers vooral een klein kind dat nog op zijn duim zuigt, de hele dag fastfood en chocolade eet, boeren laat als hij daar zin in heeft en liefst iedereen uitscheldt die toevallig in de weg staat. Dat maakt mij niet beter of slechter dan anderen, want 'tot zichzelf' gereduceerd is iedereen dat klein kind. Het enige wat ons weerhoudt om ons met die kleuter te identificeren is de discipline die ons de eerste jaren van ons bestaan heeft geleerd om onszelf te overstijgen. Als je rust zoekt, zoek het dan vooral niet bij jezelf. Misschien is dit wel de ware definitie van het woord: Rust is jezelf zo hard disciplineren dat je zelf de discipline wordt. Pieter Van der Schoot Deze tekst verscheen eerder op mijn blog Observaties uit het ondermaanse. 

Pieter Van der Schoot
1 0

Zon, zee en zalf.

  Zon, zee en zalf. Wat een weekend: mijn stafylokokken zijn in opstand gekomen en hebben zich tegen mij gekeerd. Tijd om mijn huisarts te raadplegen. Deze gaf mij een neuszalf met een hoog stafylokokkendodend middel. Moest met de zgn. pinktechniek worden ingebracht. Eerst pinkies wassen en dan op de top een plukje zalf ter grootte van een luciferkopje doen en hup het neusgat in . Zulks aan beide zijden. Dan in de neus knijpen voor een goede verdeling ( het neusje van de zalf ! ). En zo ging ik goed gesmeerd de nacht in. Klaar voor wat komen ging. En ja hoor. Al snel kwam ik in een ongeremde REMslaap die geheel aan de verwachting voldeed: veel gedoe en weinig lol. Klem zitten, de weg kwijt zijn, mijn vliegticket niet kunnen vinden, etc. En waarom staan al die spullen van anderen op mijn bed in mijn hotelkamer ( als ik die überhaupt kan vinden ? ). En nog van een onprettige familie ook. Maar dan wordt het anders, heel anders: ik droom van het strand in Bruinisse. En het is eb en speelse kokkels steken nieuwsgierig hun kopjes boven het natte zand. Lieve, zorgzame Aziatische vrouwtjes en kindjes verzamelen de kokkels in grote emmers die tot de rand gevuld worden. Ik ook, ik ook, hoor ik de kokkels in hun onschuld roepen. Het ziet er zo gezellig uit. De zee glinstert op afstand en rood wit blauwe kite zeilen passeren de stralende zon. Ik zit op het terras, wachtend op mijn pannetje met mosselen en friet. Ik raak niet uitgekeken. Aan de andere kant van de baai Bruinisse, dat nu de vorm heeft van een welwillende glimlach. Ik voel me goddelijk en besluit hier regelmatig terug te gaan keren. Ik wandel nu op blote voeten op het koele natte zand en adem licht, lucht en ruimte vol naar binnen. Mijn lijf, mijn hart, ja zelfs mijn geteisterde neusgaten gaan open. Wat een heerlijke droom, realiseer ik mij. Een droom ? Ineens lig ik op 8 hoog in mijn mosselbed. Toch wel teleurgesteld en vol verlangen breng ik opnieuw de zalf in mijn neus. Het werkt niet. Geen zon en zee meer. Wel zalf.  Henk van der Veen Rotterdam, 7 -2 – 2025.    

Artohotze.
1 0

Down under

Hij had het downsyndroom. Zij was een gewone vrouw. Sjiek gekleed, gouden ringen, dure tassen en exclusieve schoenen. Ze reisden net als wij, eerste klas. De trein van Brussel naar Eupen. Met half dichtgeknepen ogen observeerde ik het tafereeltje. Ik was moe van een weekendje overdadig eten in Brugge. Dus tijdens de rit naar huis, zweefde ik tussen waken en dromen.  Nu, een week later, vraag ik me nog steeds af of ik gehallucineerd had. Mijn eerste indruk was dat dit een begeleidster was met een mindervalide. Maar naarmate de reis vervolgde veranderde het beeld. Ze voerden een vrij normale conversatie, rustig, over koetjes en kalfjes. Hele simpele koeien en kalveren weliswaar. Op een gegeven moment viel mijn oog op de trouwring die hij droeg. Zij had dezelfde ring om. Onnodig te vermelden dat ik onmiddellijk klaarwakker was. Ik probeerde zo onopvallend mogelijk te kijken. Popcorn was het enige wat nog ontbrak. Ik ving op dat ze hem verzocht om haar de volgende ochtend te laten uitslapen, terwijl ze in haar tas dook en hem een fles champagne liet zien. ‘Die is voor jou’, zei ze.‘Mag ik er dan ook kaviaar bij’, vroeg hij lachend.Als je mij laat slapen morgen’ antwoordde ze, terwijl ze onderuit zakte en haar voeten naast hem op de bank legde. Enthousiast legde hij ze op z’n schoot en trok haar sokken uit. Met een hartstocht en toewijding die ik nooit eerder gezien had, begon hij haar voeten te masseren. Smakkend, bijna kwijlend wreef hij z’n vingers tussen haar tenen, waarna hij ze aflikte. Alle tien.‘Niet doen’, kirde de vrouw. Het soort nee die eigenlijk ja betekent… Ze sloot haar ogen en onderging het. ‘Mag ik naar het toilet’, vroeg hij ineens, waarmee zij instemde. Een beetje verwilderd kwam hij even later terug en pakte teder haar gezicht in z’n handen. Ze kusten elkaar innig. Een getrouwd koppel. Ik heb er een hele week over lopen piekeren…    

Heidi Schoefs
0 0

De snotter en de horter

We zitten in de verlengingen van de donkere dagen voor Kerstmis. Maar het is geen spannende wedstrijd zoals België tegen de USSR op het WK in 1986, met het legendarische kopbaldoelpunt van de betreurde Stéphane Demol. “Daar sè, Demol!” Nee, spannend is het niet. Eerder saai. De zon weigert halsstarrig haar medewerking en het hele huis is ziek. De pillenkast puilt uit. We willen ze naar buiten gooien, maar voorlopig zijn ze nodig. Men heeft me zelfs vitaminepillen voorgeschreven. Ze blinken zoals de zon, maar voorlopig voel ik het niet.  Volgend jaar wil ik overwinteren, zoals de zwaluwen. Trouwens, hebt u vorig weekend de vogels geteld? Ik niet. Deels omwille van mijn gesnotter en gehoest, maar ook omdat het vorig jaar bijna fout liep. Ik stond met mijn verrekijker op het terras en ik meende bij de buurvrouw een koolmees te zien, maar omdat ik twijfelde, bleef ik iets te lang turen. De buurvrouw had ei zo na de politie gebeld.  Nee, dan maar de lijst met vogelsoorten nog eens overlopen. Daar wordt een mens wel vrolijk van. De bosklapper kende u al, maar die bestaat niet. De brilgrasmus bestaat wel, net als de snor, de boompieper en de zwartmaskerboszanger. Heerlijk is dat. En mijn favoriete vogel aller tijden: de tjiftjaf.  Maar ik blijf binnen, hoestend en snotterend. Als ik een vogel was, zou ik de snotter zijn. En ik kijk naar buiten. Als ik een vogel was, zou ik de horter* zijn.  Een mens zou voor minder de lamellen dichtdoen, de verwarming op 25° zetten, een zwembroek aantrekken en met een zonnebril op het hoofd en een cocktail in de hand naar een zomerse film kijken.  Maar de wereld heeft tegenwoordig aan gekheid geen gebrek. Ik neem nog een vitaminepilletje.  (*) horten: Lommels dialect voor nieuwsgierig kijken  

Rudi Lavreysen
3 0

Nonkel Felix

1 “Je leek er echt op. Niet een beetje. Iedereen zei het.” Het was een vriend die me dit vertelde net voor de film begon. Hij had in Bokrijk een foto gezien en de man op de foto leek als twee druppels water op mij. Of toch ten minste anderhalve druppel. Het bleek om Felix Timmermans te gaan, de schrijver uit Lier die een paar keer naast de Nobelprijs voor Literatuur heeft gegrepen.“Zijn foto hing in een herberg uit Lier die ze hebben nagebouwd”, vertelde hij nog. “In Sint-Gummarus is de naam van de herberg.”  We hebben er kort over gelachen, maar omdat de lichten in de bioscoop werden gedoofd, moesten we het gesprek over mijn lookalike staken. Na de film, tijdens de noodzakelijke nabespreking, kwamen we erop terug. We vonden niet meteen de foto die hij in Bokrijk had gezien. Ik zag een beetje een gelijkenis, maar zelf zie je dat natuurlijk niet zo goed.  Het gebeurt wel eens dat bij het thuiskomen het licht uitgaat, wegens te laat en te moe, maar nu ging er zowaar een licht branden. “Wacht even. Mijn grootmoeder heette toch Timmermans? De grootmoeder langs vaderszijde die ik nooit heb gekend. Voor hetzelfde geld ben ik echt familie van Felix Timmermans. Dan is het niet toevallig, dat ik op de man lijk.”  Tijdens een nieuwe zoektocht naar fotomateriaal kwam ik een beeld tegen waarbij Felix vrolijk aan het pootjebaden is met, vermoed ik, zijn kleinzoon of kleindochter. De broekspijpen omhoog gerold, zoals mijn vader ook placht te doen, en de pijp in de mond. Net zoals vader. Zijn broek te hoog omhoog getrokken. Net zoals vader en zoals ik het zelf ook wel eens doe, zo wordt mij verteld.  Tja, de gelijkenis, het schrijverschap, de familienaam. Zou ik echt verwant kunnen zijn met Felix Timmermans?  2 "Een vriend zag onlangs in de Sint-Gummarus taverne in Bokrijk een foto van Felix Timmermans. Volgens hem lijk ik helemaal op de Felix Timmermans van die foto. Omdat de familienaam van mijn grootmoeder ook Timmermans is, ben ik reuze benieuwd. Ik geraak niet zo snel tot bij jullie. Kunnen jullie me de foto bezorgen?” Zo begint mijn e-mail naar Bokrijk, want ik ben ondertussen verschrikkelijk curieus naar die foto. Andere foto’s van de auteur uit Lier, zoals een Felix Timmermans met pijp, en eentje waarbij hij met zijn opgerolde broek in het water staat, vind ik persoonlijk niet helemaal op mij gelijkend. Maar je kijkt natuurlijk ook anders naar jezelf, dan andere mensen dat doen.  Ondertussen heb ik ook mijn schoonvader, een deskundige stamboomonderzoeker of genealoog, gevraagd of hij aan de stamboom kan schudden. Of we ergens op dezelfde tak zitten. Ik hoorde ook dat Felix verwanten zou hebben in Geel, maar die familie is aan zijn moederszijde, dus dat wordt niets.  Uit onze stamboom blijkt dat veel van mijn voorouders aan grootmoederszijde in Lommel zijn geboren en er ook zijn gebleven. We zijn nogal honkvast, dat klopt. Anders is het bij mijn bed-bed-bed-bed-bed overgrootvader Wouter Timmermans. Die is in 1798 in Lommel overleden, maar hij is wel in Arendonk geboren. Nu afwachten of we ergens een match met Felix vinden.  De auteur uit Lier heeft me ondertussen zo te pakken, dat ik opnieuw in ‘Boerenpsalm’ aan het lezen ben. Het smaakt naar meer. ‘Pallieter’ en ‘Adriaan Brouwer’ liggen ook al klaar.  En kijk, daar is het antwoord van Bokrijk. Ze sturen mij de foto uit de Sint-Gummarus taverne. Dezelfde foto staat op de cover van het boek ‘Mijn vader’, geschreven door zijn dochter Lia Timmermans. En jawel, ik zie ook een gelijkenis. Zou hij dan toch ergens familie zijn?  3 Het ziet er niet naar uit dat er een link is tussen de Timmermansen uit Lommel en die van Lier. Ook al zijn er blijkbaar qua fysiek gelijkenissen tussen de schrijver Felix Timmermans en mezelf, ook al hanteren we allebei de pen, het zal toeval zijn. Zoals zoveel zaken in het leven.Wellicht is er ergens een verwantschap, ver terug in de tijd, maar zover zijn we niet geraakt. Misschien komen we er nog ooit.  Op zich is het geen drama, want – opnieuw zoals zoveel zaken in het leven – de zoektocht is vaak boeiender dan het resultaat. Ik heb mijn grootmoeder aan vaderszijde nooit gekend. Ze is een jaar voor mijn geboorte overleden. Ook mijn grootvader aan moederszijde heb ik nooit gekend. Ik heb hun stem nooit gehoord, ze nooit verhalen horen vertellen. Wellicht daarom greep deze queeste me zo aan. Op zoek gaan naar een stem, naar een herinnering die er nooit geweest is. Dat zal het zijn.  Er is nog een reden. Ik herinner me dat vader indertijd zei dat we naar nonkel François gingen. De genaamde François had een grote zaak. Achteraf bleek dat François helemaal geen nonkel van vader was. Hij was familie, dat wel, maar redelijk ver. Een achterneef, meer niet. Toch zei vader steevast ‘nonkel François’. Straffer, als we nu voorbij het gebouw komen waar vroeger de winkel was, zeg ik soms: ‘Hier had nonkel François vroeger winkel’.  Daarom dat ik het permiteer om te spreken over ‘nonkel Felix’. Ik denk niet dat zijn familie het me kwalijk zal nemen. Noem het eerbetoon aan deze straffe auteur, wiens boeken me zeer plezieren. ‘Daar staan de boeken van nonkel Felix’, zeg ik misschien later tegen mijn kleinkinderen, als ze voor de boekenkast staan.  Ook al is het ver weg, ik ben toch even dichtbij geweest.  

Rudi Lavreysen
0 0

Uitleveringsverdrag

  In het uitleveringsverdrag wordt nochtans met geen woord gesproken over de uitvoer van lever. Daar moeten we het voorlopig mee hier en nu in Frituur de Bosbrand. Roeland herbevestigt dat hij kan spreken want op mijn vraag "Hoe is het?" antwoordt hij schaamteloos: Ze ligt in het ziekenhuis en Hollywood staat in de fik. Wij weten dat. Wij weten veel van, veel over elkaar zonder dat wij veel moeten zeggen. Hoe fijn is dat niet? Haar favoriete land is Spanje en haar lievelingsdrank is porto. Haar favoriete schotel is paella en ze luistert graag naar fado. Bijna geheimloos is onze clandestiene broederschap hier in dit etablissement van Alfred. Ze ging bijna dood aan die drank en laafde zich daarbuiten enkel aan de tranen die ze kreeg bij die muziek. Wij weten dat en hopen voor Roeland dat haar lever overleven mag en samen met dat orgaan ook zijn moeder. Bidden voor haar, dat zullen wij niet. Wij zijn niet zot, geloven niet in fabels. Alfred evenmin, al is hij een dwerg. Ik bedoel een kabouter, zoals in een sprookje. Hij neemt ze wel te grazen hier in zijn frituur te Sint-Michiels. De autocars die de autostrade komen afgereden en dan hier voorbij moeten om aan de autobussenparking naast het station te geraken, stoppen hier wel eens. Brugge is een schoone stad.met veel historie en pralinenwinkels. Chocolade is nochtans niet zeer goed voor de lever, maar ze komen toch, al die toeristen. Mogelijks betreft het een soort uitleveringsverdrag of een uitwisselingsprogramma tussen Brugge en Peking. Volgens goede bronnen weerklinkt ons dialect ook op het Tiananmenplein, gelijk men hier op onze Grote Markt, daar voor het Belfort, ook Mandarijn kan horen gesproken worden. Ignace is een malloot. Hij doet zijn uitspraken soms klinken als die van een professor in internationaal recht, of van een doctorandus die de letter P een eeuw lang  bestudeerd heeft. Terwijl de moeder van Roeland dus ferm afziet, neemt Alfred de toeristen die hier halt houden voor een hap, een beet en een slok, goed te grazen. Maar dat lukt niet met die Chinezen. Het zijn vooral de Amerikanen en andere volkeren die in de geschiedenis het slachtoffer werden van missionarissen, die het kopen. Ze komen als een soort zendelingen terug naar hier om het Heilig Bloed te aanschouwen en pralines te kopen. Zij leggen hier ook gemakkelijk drie euro neer voor die zelfgevulde flesjes Eau de Lourdes. Enkel plat, in dit land van Jacques Brel. We staan recht en applaudiseren. Deze zin maakt onze dag goed. We wensen de moeder van Roeland ook veel beterschap.     uit de reeks 'Alfred Frietkabouter' en ik steek ook een handgeschreven tweede exemplaar in het bundeltje 'Duivelsverzen' (niets is verplicht om te rijmen)    

Bernd Vanderbilt
0 0

Musk (de; m; mv: geuren van muskusratten)

  Poolstokspringen is een discipline op de Olympische Spelen voor Meervaliden. De stok is veel langer en er zijn sprongen mogelijk doorheen de thermosfeer. De metingen worden gedaan met de satellieten.van Starlink. Elon Musk sponsort elke Übermensch. Ook in Duitsland. Zij houden van supersonisch rodelen. Nochtans. Ik sta dit alles niet toe. Elkeen die Nietzsches terminologie verdraait of misbruikt, begaat een rationele misdaad. Daarenboven. Musk betreft de geur die een klier van het mannelijke muskushert afscheidt. Nochtans is Musk een rat. Zijn hol zit vol met wat een beest verslinden kan. Er is ook een Spaanse ploeg, een delegatie lange poten. Het zijn de echte paarden van Dali. In de zure kuur, ook in dressuur voelt elke tiran zich heel snel op zijn plaats. De inschrijvingen waren amper bij te houden. Machiavelli, dat weet U, is een bandenmerk. Die Italianen van Meloni sponsoren die Spelen ook en Orban stuurt zijn steppenwolf die uitermate snel kan lopen, alles vangen wil. Het dier lust elke vorm van juiste rede. Rusland wint geheid de wedstrijd geitje rijden Oeralbal, mijn schat, dat is echt geen sport. Dat is het feest op donderdag. Leugenslingeren is elke dag schoon op tv en de reclamespotjes onderbreken met plezier. Ik heb een abonnement gekocht op stilte. Kom je dan de sterren tellen, liefste? In de ondergrond zullen er mollen zoenen. Dat is altijd zo en zeer gewoon op donderdag.     uit de reeks 'Waanhoop'      

Bernd Vanderbilt
5 0

FC Pol Pot

  Het zijn terreurbeelden geworden, hetzij door de eerste indruk, hetzij door hun herhaling. FC De Kampioen mag daarom nooit meer heruitgezonden worden. Voornamen als Xavier en Pol mogen eigenlijk ook niet meer gebruikt worden. In Cambodja weet elke Pol dat. En hoe sprak grootmoeder de kleine Zelensky aan? Juist. Met Vladimir. In het Russisch. Minder dan een dozijn jaar geleden, is hij beginnen beweren dat Oekraïens zijn moedertaal is en dat hij eigenlijk Volodymyr heet. Ergens willen ze dan toch niet echt veel van mekaar weten, die twee volkeren, dat men voornamen danig verbastert. Poetin weet dat intussen maar al te goed. Vladimir zal als voornaam achteruit boeren in delen van de wereld waar men nog kan zien Zelensky, de nar. Hoopt hij dat Volodymyr buiten het lijstje valt? Intussen en helaas. Land dat niemand kan toebehoren behalve de aarde en de toekomst, het zal zijn kinderen toch begraven moeten. Hoe ze ook heten hun kinderen. Bepaalde landen moeten blijkbaar zweten, bloeden en tranen laten vloeien. Terwijl Xavier en Pol doen alsof hun neus bloedt, wordt om de hoek gevochten. Het zijn weer diezelfde kortzichtige relschoppers. Gerolf is de oude zak die toekijkt. Filip, Tom en Frank. Dat zijn de ware vechtersbaasjes in hun zwarte voetbalbroekjes, Vlaamse sponsor en een stoere muil. Noteer deze namen alvast: Xavier, Pol, Vladimir, Volodymyr, Gerolf, Tom, Adolf (dat wist U al), Frank en Filip. Één pot nat, zou Pol zeggen en dan is er voor Christenen dat zeer ambiguë geval 'Jozef'. Er is de man uit Nazareth die deuren kon maken. Er is ook de man uit Gori, Georgië. Kameraad Jozef Stalin. Niet meer gebruiken die voornaam. Alstublieft ook niet al te vaak verwijzen naar de ware vader van Christus. De deur naar geweld staat weer wagewijd open. Voeg ook maar Bibi en Benjamin toe aan de voornamen die taboe moeten worden. Aanstormende talenten in wreedheden en stupidtiteiten. Noteer Donald en Elon,  Mag ik U trouwens voorstellen? Dit is Aphrodite, mijn secretaresse. Zij kan zeer schoon schrijven. Ze lacht vredevol, liefdevol. Nooit boordevol, zegt ze altijd wanneer ze nog wat thee bijschenkt. Haar vrouwelijkheid is vroom en ik weet het, liefste, het zijn alle mannennamen. Het zijn er intussen genoeg om een voetbalploeg mee te vullen die harder is dan de Rode Khmer. Legers met leiders die wrede namen dragen genoeg en Aphrodite kent de gebruiken. Twee keer per dag de deuren en de ramen openzetten. Één minuut lang. Stil blijven en tegelijk alle oorlogen horen razen. Hopen op minder humane schade en als er dan toch op een dag met bleke zon een ruit sneuvelt, dan kan het niet anders. Het zijn die gasten van de lijst, die gasten van die club genoemd: FC Pol Pot.     uit de reeks 'Waanhoop' 

Bernd Vanderbilt
0 0

De Standaard

  Opletten moet je blazen, zei Bob. Zullen we het daarmee moeten doen vandaag, hier in frituur De Bosbrand? Wij zitten aan ons tafeltje. Dit klinkt als het Laatste Avondmaal, maar dan echt. Bescheiden. Dicht bij mekaar. Gewoon rondom, zoals dat de norm is. Niet op één rij, allen in het niets starend. Ignace is een smeerlap. Hij kan mijn gedachten lezen en Alfred zoekt een verse pot. Ingewijden weten dat het andalosersaus betreft. Zijn wij dan drie apostelen? Roeland is er immers ook. Helemaal. In levende lijve. Schoon stil vanbuiten. Dat lijkt bij hem de norm. Alfred is geen apostel. Hij is immers een dwerg. Kabouters kunnen onmogelijk boven een menigte uittornen en dan beweren dat ze waarheid te verkondigen hebben. Dat is absurd. Dat is in se voorbij het realisme. Alvast vijf doden door vuur op de heuvels van Hollywood. Biden heeft de streek uitgeroepen tot rampgebied. Oude mannen weten of vergeten. Het is altijd een rampgebied geweest. Hollywood is een ware onheilplaats voor de cinematografie. Het is eerder een oord voor mainstream entertainment. Ignace vindt mij een ijdele uil wanneer ik Engelse termen gebruik. Amerikaanse, is mijn repliek. Oké dan. Hoofdstroom ontspanning die mijn hoofd nooit ontspant en mijn ziel nooit onder stroom zet. Wij weten dat. Hollywood is eerder een modeoord, anders te formuleren als een plaats waar een wisselende, door malloten opgelegde standaard gedwee te volgen is. Nog een geluk dat David Lynch daar nooit gelyncht werd. Zullen we het daarmee moeten doen vandaag, hier in frituur De Bosbrand? Ignace is een smeerlap. Hij steelt die krant uit de brievenbus van zijn imaginaire buurman. Hij woont immers nergens en die buurman is een freak, bezeten door de standaard. Hij heeft tegelijk een online abonnement op De Standaard als ook een abonnement op de papieren versie. Frieten mogen niet in krantenpapier verpakt worden. Roeland kan daadwerkelijk spreken. Dit was het bewijs. Ignace is extreem. Hij weigert pertinent de norm, gewoontes te volgen. Andalosersaus zonder frieten en een rietje graag. Alfred doet nooit moeilijk. Hier is immers ons paradijs. Wij zitten aan ons tafeltje zonder dat er straks iemand gekruisigd moet worden. Alfred brengt hetgeen Ignace bestelde. Hij zegt dat hij sowieso geluk heeft. Kabouters worden nooit gekruisigd. Nagels te groot, handjes, voetjes miniscuul. Kleine kruisjes zijn enkel de standaard tussen twee mooie borsten. Bovendien. Wanneer men kleine kruisjes in de grond zou steken om kabouters te verheffen tot een martelaar, dan zou dat laag bij de grond zijn. Katten en ratten zouden de dwerg verslinden. Wij zullen het daarmee moeten doen vandaag, hier in frituur De Bosbrand. Intussen kwam zij opdagen, naast ons zitten. Zij is een woordenreeks:  modeoord  droomode moordode  rood+moed rodeo+dom  roem+dood Roeland neemt het blad en vouwt alvast een eerste vliegtuig. Soms wil hij gewoon weg.     bron: De Standaard uit de reeks 'Alfred Frietkabouter'

Bernd Vanderbilt
1 0
Tip

Hangmatbelegger

In het midden van een weids grasveld, op de overgang tussen de rand van een stad en het begin van niemandsland, stond een hangmat gespannen tussen twee wilgen. Daar lag hij: Herman, de zelfverklaarde hangmatbelegger. Zijn voeten bungelden lichtjes boven de grond, zijn ogen verborgen achter een zonnebril zo groot dat hij deed denken aan een liggende kever met financiële ambities. Iedereen kende Herman, of beter gezegd, iedereen had wel een mening over hem. Sommigen noemden hem een visionair, een minimalist die het leven had doorgrond. Anderen fluisterden dat hij gewoon lui was, een man zonder ruggengraat, behalve wanneer hij besloot rechtop te gaan zitten om zijn beleggersapp te openen. ‘Beleggen is niets anders dan wachten,’ zei Herman ooit tegen zijn buurvrouw, een vrouw die dagelijks drie marathons liep in haar hoofd terwijl ze haar agendapunten afvinkte. ‘Je moet handelen, Herman! ‘ beet ze hem toe, terwijl ze met haar pen op een versleten notitieblok tikte – een poging om de chaos van haar gedachten te temmen. ‘Waarom?’ antwoordde hij. ‘De aarde heeft geen Excel-sheets nodig om rond te draaien.’ Herman had niet-doen tot een kunstvorm verheven. Terwijl anderen renden, kochten, verkochten en bezweet ‘buy the dip!’ schreeuwden op fora, lag Herman in zijn hangmat en keek naar de wolken. Soms herkende hij een vorm: een draak, een schatkist, een blije flamingo. Symbolisch, mompelde hij dan tevreden. Het idee van de hangmatbelegger ontstond op een regenachtige dinsdagmiddag. Herman zat op zijn zolder en las de Tao Te Ching, een boek dat hij alleen maar had gekocht omdat het dun was. Daarin stond een zin die zijn leven veranderde: “Door niets te doen, blijft alles ongedaan.” En zo begon Herman te beleggen in leegte. Hij verkocht zijn auto en zette het geld in indexfondsen, want, zoals hij geregeld uitlegde aan wie hem niet om uitleg had gevraagd: ‘De wereld groeit vanzelf. Waarom zou ik rennen achter datgene wat vanzelf naar me toe komt?’ De lokale krant schreef een artikel over hem: Herman de Hangmatbelegger: Genie of Gek? De journalist kwam langs, probeerde het volledige interview rechtop zittend te voeren, maar werd uiteindelijk verleid door de tweede hangmat die Herman had opgehangen. “Het leven is een kwestie van zwaartekracht,” zei Herman filosofisch, terwijl hij een grasspriet tussen zijn tanden schoof. “De zaken die belangrijk zijn, vinden altijd een manier om te vallen.” ‘Vallen?’ vroeg de journalist, langzaam wiegend, zich afvragend waarom hij hier zat en niet achter deadline-stress aan holde. ‘Ja,’ antwoordde Herman. ‘Appels. Regen. Beurzen. Ze vallen allemaal.’ Het artikel maakte Herman beroemd. Plots doken overal in het land hangmatten op. In parken, op balkons, zelfs tussen de kantoorgebouwen waar managers in pakken met koffie in hun hand elkaar ongemakkelijk toeknikten, terwijl ze probeerden niet te denken aan de mails die zich opstapelden. Herman keek glimlachend naar zijn telefoon, waar zijn beleggingen vanzelf groeiden, en trok zijn hoed dieper over zijn gezicht. ‘Misschien ben ik wel een revolutionair,’ mompelde hij tevreden. Toch kwam er kritiek. Een econoom op televisie brulde dat hangmatbeleggen het systeem ondermijnde. ‘Mensen moeten consumeren, werken, bijdragen! Dit is nihilisme!’Maar Herman had een antwoord, voor wie het wilde horen. “Het kapitalisme is als een hamster in een rad: eindeloze beweging, geen vooruitgang. En de hamster? Die heeft nooit een hangmat gehad.” Op een dag, toen de wilgenbladeren begonnen te vallen, verscheen er een oude man bij Herman. Hij droeg een witte baard en een linnen pak, en hij keek met een glimlach naar de hangmat. ‘Je hebt het begrepen, jongen,’ zei hij. ‘En wat doet u nu dan?’ vroeg Herman. ‘Ik wacht,’ antwoordde de man, en hij liep weg zonder uitleg. De man verdween even plotseling als hij was gekomen, maar zijn woorden bleven nazinderen. Herman keek naar de lege ruimte tussen de wilgen en vroeg zich af of hij ooit genoeg had.Misschien koop ik morgen een derde hangmat, dacht hij, terwijl een nieuwsgierige kat onder zijn hangmat kroop en zich uitrekte.  Ik heb de indruk dat ze het begrijpen. En terwijl de wereld bleef draaien en de koersen bleven stijgen, wisten de wilgen wel beter. Want zoals zij wortelden in de grond, wortelde Herman in zijn leegte: een rijk man zonder haast, een belegger in wat écht telt. De tijd. En de hangmat? Die wiegde hem zachtjes in slaap. Mephis (aka) Evelyn Mérida

Mephis
79 5

(Actuagedicht) “Mijn land, geworteld in een geschiedenis die niet buigt”

Een bliksemoffensief van rebellengroepen en oppositietroepen heeft in Syrië het jarenlange regime van president Bashar al-Assad ten val gebracht. StampMedia-reporter Yanaal Madani heeft Syrische roots en schreef haar gedachten en gevoelens over de recente gebeurtenissen in haar vaderland neer in deze poëtische tekst.   Mijn erfenis, mijn eeuwig compas Een mozaïek van eeuwen, gebroken en toch heel, waar bergen verhalen fluisteren en rivieren tranen dragen van vervlogen hoop.   Het land van mijn vader, van zijn warme adem die de geur van jasmijn omarmde en meenam, waar de aarde rood is als bloed, maar vruchtbaar met de belofte van morgen.   De taal van mijn moeder, die mij woorden schonk. Een zee van klinkers en medeklinkers, golven van poëzie die mijn ziel beroeren. Het is de stem van mijn grootmoeders, de wiegeliederen van duizend nachten, de echo van een beschaving die nooit volledig verloren kan gaan.   Mijn mijn mijn. Maar nooit alleen van mij. Mijn woorden reizen als vogels, vleugels klappend in een wereld zonder grenzen. Mijn land, geworteld in een geschiedenis die niet buigt, maar ook gevangen in de adem van verdriet.   En toch, ondanks alles: hoop. Want mijn vaderland leeft in mijn hart, en mijn taal in mijn adem, onuitwisbaar, als de sterren die waken boven de stille woestijnen.   Een vaderland en een moedertaal. Geen bezit, maar een bestemming, een verbond tussen verleden en toekomst, tussen mij en de wereld die mij heeft gevormd.   © 2024 StampMedia / Yanaal Madani

StampMedia
0 0

(Opinie) Wanneer maken we werk van erkenning, inclusie en onderwijs voor dove mensen?

56 miljoen dove mensen, vooral vrouwen en meisjes in ontwikkelingslanden, ontvangen helemaal geen onderwijs, schrijft Bo Van Overstijns, kind van dove ouders. “Hoewel televisie soms een Vlaamse gebarentaaltolk toont, is er nog veel werk nodig om gebarentalen en dovencultuur te integreren in de samenleving.” Toen ik klein was, droomde ik ervan om astronaut te worden. Ik krabbelde sterren en Saturnussen tussen de alinea's van voorleesboeken die valselijk beloofden dat je alles kunt worden en zijn wie je wilt zijn.  Deze dromen contrasteerden sterk met de realiteit en de verwachtingen van de maatschappij. Ik heb geleerd dat maandag komt zodra zondag vertrekt, dat je niet tekent in boeken, en dat men vroeg beslist wie jij zal zijn, waarna je moet conformeren. Elke dag na school huilde het belsignaal en zwermde de ouderhorde binnen om hun kinderen te bevrijden, gewapend met de klassieke ‘Hoe was het op school?’-bom. Mijn moeder stormde resoluut de school binnen, duwde andere ouders opzij, pakte mijn arm vast, zette me op de kinderstoel van haar met plakband opgelapte fiets en reed zeven straten verder. "Alles goed? Ja? Nee?" vroeg ze, en gaf me vijf nanoseconden om te antwoorden, waarna we van een heuveltje afvlogen.  Wanneer ik mijn stoute, roze schoenen aan had getrokken, en bij de schoolpoort, nadat ik verlegen mijn blik naar de afschuwelijke, door-onkruid-omsingelde vloer wierp en mijn moeders jasmouw zes en een half rukken gaf en toch durfde een zin aan wereldrecord uit te spuwen, suste mijn moeder mij. "Ze kijken, Bo. Ze kijken", en voelde ik me plots omsingeld door de oordelende ogen en fluisterende monden: “Die mevrouw is doof.” In mijn vroege schooljaren werd ik vaak geconfronteerd met de ongemakkelijke realiteit dat verbale communicatie de norm was, terwijl mijn thuistaal - gebarentaal - de uitzondering vormde. Voor mijn leerkrachten en medeleerlingen was mijn moeders bestaan iets wat uitleg en verklaring vereiste, en vragen.  Veel vragen, variërend van een vleugje “Kan je mijn naam zeggen in gebarentaal?” en een scheutje “Hoe zeg je ‘Jij onfortuinlijke samenvoeging van een wafelijzer en een kapotte fietspomp, met de gratie van een dronken flamingo en de charme van een uitgewrongen dweil’”, tot een snuifje “Waarom ben je niet normaal?” en een theelepeltje “Ben je niet beschaamd om jezelf?” Maar vooral veel: “Wou je dat je horend was?”, waarop je de bal “Wou je dat je doof was?” teruggekaatst mag verwachten. Het fetisjisme rond diversiteit en inclusie, inclusief mensen met beperkingen, brengt vaak oppervlakkige bewondering met zich mee, maar zelden een diepgaand begrip van de werkelijke uitdagingen waarmee men geconfronteerd wordt.  Men prijst mensen met beperkingen snel voor diens moed, maar nemen zelden de tijd om stil te staan bij de dagelijkse barrières die men moet overwinnen. Onze samenleving boekt geen vooruitgang door mensen te vereren vanwege hun verschillen. Verandering vereist een dieper begrip, respect voor de autonomie van mensen en de vastberadenheid om structurele obstakels weg te nemen die hun volwaardige deelname aan de maatschappij belemmeren. Het is belangrijk om te erkennen dat mensen meer zijn dan enkel hun beperkingen of verschillen. Hoewel televisie soms een Vlaamse gebarentaaltolk toont, is er nog veel werk nodig om gebarentalen en dovencultuur te integreren in de samenleving. De Vlaamse Gebarentaal is een volwaardige, erkende taal met een eigen grammatica en regionale varianten, inclusief dialecten, en is niet afgeleid van het Nederlands.  Daarnaast bestaat er ook Home Sign, een reeks niet-gestandaardiseerde gebaren die binnen een bepaald huishouden worden ontwikkeld als gemeenschappelijke taal. Helaas hebben veel dove individuen in de wereld geen toegang tot onderwijs of de mogelijkheid om gebarentaal te leren, waardoor hun communicatie beperkt blijft. Volgens de Wereldfederatie van Doven ontvangen van de 70 miljoen dove mensen in de wereld 56 miljoen helemaal geen onderwijs. Dit geldt vooral voor dove meisjes en vrouwen in ontwikkelingslanden. Veel dove mensen lopen het risico om buitengesloten te worden door de maatschappij en kunnen gemakkelijker geïsoleerd raken.  Dove personen beheersen soms de lokale horende taal niet of slechts beperkt, waardoor ze moeilijkheden ondervinden bij schriftelijke communicatie en het begrijpen van brieven en officiële documenten. Wanneer er een brief in de postbus verschijnt, lees ik deze en vertaal ik het voor mijn moeder, omdat zij het geschreven Nederlands niet goed begrijpt.  Het weerspiegelt de kloof tussen horende en dove gemeenschappen en toont aan hoe belangrijk begrip en communicatie tussen deze werelden zijn. De dovencultuur heeft eigen normen, waarden en communicatievormen en verschilt van de horende cultuur. Dit betekent niet dat ze elkaar niet kunnen omarmen en van elkaar kunnen leren. Er is een dringende noodzaak voor meer bewustwording en actie om de kloof tussen deze werelden te overbruggen en ervoor te zorgen dat iedereen, ongeacht hun beperkingen of verschillen, volwaardig kan deelnemen aan de samenleving. Dit vraagt om inspanningen op verschillende niveaus, van infrastructuur en onderwijs tot sociale inclusie en culturele erkenning. Alleen door samen te werken en begrip te tonen, kunnen we een samenleving creëren waarin diversiteit echt wordt omarmd en iedereen zich thuis kan voelen. © 2024 StampMedia / Bo Van Overstijns

StampMedia
25 0