Zoeken

Het telefoonkastje

Terwijl ik mijn toast met aardbeienconfituur besmeerde, met daarbovenop een plakje oude kaas, vertelde ik aan de ontbijttafel over een voorwerp dat onze mannen niet meer hebben gekend. "We hadden thuis een telefoonkastje. Het staat nu in het woonzorgcentrum bij oma. Er staat al lang geen telefoon meer op, maar we zeggen nog altijd ‘telefoonkastje’. Dat is zoals een hoedenplank in de auto. Niemand legt daar nog een hoed op. Toch niet dat ik weet.” Later op de dag vroeg ik in het woonzorgcentrum aan onze oudste of hij de lege koffietas van oma op het telefoonkastje wilde zetten. “Het was wel een praktisch ding, dat telefoonkastje. Er stond niet alleen het telefoontoestel op, maar in het kastje was ook ruimte voor de telefoonboeken. Nu liggen er fotoalbums in.” “Telefoonboeken”, vroeg hij. “Wat waren dat? Boeken met allerlei soorten telefoontoestellen?” “Nee”, zei ik. “Daar stonden alle telefoonnummers in. Tenminste, die van onze provincie. Als je naar iemand in Brussel of Antwerpen wou bellen, mocht je daar iemand kennen, moest je naar de bibliotheek of zo.” Mijn telefoonverhaal was nog niet afgelopen. “Heb ik je ooit verteld dat we eerst een toestel met een draaischijf hadden?” “Dat ken ik precies nog van bij oma thuis”, antwoordde hij. “Nee, dat was het toestel met druktoetsen. Daarvoor hadden we een telefoontoestel met een draaischijf. Toen was ik nog klein. Een hilarisch ding. Als je je vinger te vroeg losliet, moest je opnieuw beginnen. Het was een miserie. Bijna alsof je een fietsband moest oppompen door in het ventiel te blazen. Onze pa had nogal dikke vingers. Die moest een stokje gebruiken om in die gaten van de draaischijf te kunnen. Daarna kregen we dus een toestel met druktoetsen. Een hele vooruitgang. We wisten niet wat ons overkwam. We hebben de hele dag zitten bellen.”

Rudi Lavreysen
17 0

Die dag in de Zuidertoren

“Gefeliciteerd, Charles: CFO van de Federale Pensioendienst! Dat wordt verhuizen naar verdieping 36, net onder die van Albert, de nieuwe CEO.”“Ja, gekke traditie, wie promoveert schuift een étage hogerop. Toch is het geen pretje om in de Tour du midi, de hoogste wolkenkrabber van België te werken. Weet je dat bij stormweer het gebouw letterlijk beweegt? Bedankt trouwens dat je een goed woordje voor mij deed bij Albert.”“Mijn dochter Helena haalde haar diploma daar waar jij ook school liep. Ze zoekt werk. Is er in die hoge toren van jou geen plaatsje vrij voor haar?”“Ik bekijk het. Het ene plezier is het andere waard.” “Mijn naam is Helena Fierens. Ik heb een afspraak met de financiële directeur.”“Ik heb u aangemeld. De eerste lift gaat tot de 18e verdieping, daar kan u de tweede nemen die u hogerop brengt.” “Dag mevrouw, ik ga naar de 26e étage, waar moet u heen?”“Ik moet op de 36 zijn bij de heer Dupont.”“Ah, collega Charles, net tien verdiepingen omhoog gekatapulteerd. Wat is er mevrouw, voelt u zich niet goed of bent u niet gewoon een lift te nemen?”“Niet zo een snelle lift als deze. Vader vertelde mij dat dit gebouw beweegt bij slecht weer en het waait aardig buiten.”“Ach, dat merk je amper hoor. Ik werk hier al twintig jaar. Mij is nooit wat overkomen. Kijk, hier nemen wij de andere lift.”“Hemel wat gebeurt er? Waarom stopt die lift zo bruusk? Oh, nu gaat het licht uit.”“Kalm mevrouw. Heeft u een gsm bij? Kan u de zaklampfunctie aanzetten dan kan ik de alarmknop indrukken.”“Oh, God, ik heb ooit een film gezien waar mensen opgesloten zaten in een lift. Heb je op de knop geduwd?”“Natuurlijk, maar ik heb geen alarm horen afgaan. Ik weet niet of dat de bedoeling is.”“De lampen, ze knipperen, is dat een goed teken?”“Weet ik veel.”“Help, wat zijn die schokken? Kan dat ding naar beneden tuimelen? Hoe oud is dit gevaarte eigenlijk?”“Het gebouw dateert van 1967. Dat weet ik, want het is mijn geboortejaar. Het werd dikwijls  gerenoveerd, voor het laatst in 2006. Toen werkte ik hier pas drie jaar. Aaah! We zijn een meter gezakt. Houd u zich goed vast. Misschien moeten we neerzitten, elk in een hoek.”“Ik had een afspraak met de heer Dupont. Die moet zich toch afvragen waar ik blijf? De receptioniste beneden zei mij dat hij mij verwachtte.”“Natuurlijk, Charles, heeft u zijn gsm nummer?”“Neen, ik heb via de vaste lijn gebeld.”“Bel dan die vaste lijn en vraag naar Dupont. Kom op, snel!”“Gaat u mij afsnauwen of wat? Het belt niet. Dan werkt de telefooncentrale ook niet meer.”“Geef hier die telefoon, ik bel op de gsm van mijn collega. Haar nummer ken ik van buiten.” Een lift In de 150 meter hoge Pensioentoren aan het Zuidstation raakte geblokkeerd. Twee vrouwen werden bewusteloos uit de cabine gehaald. Ze vertoonden beiden blauwe kneuzingen en schrammen op armen en benen.  

Vic de Bourg
17 3

Poeslief

Als ik van poezen zou houden, was poeslief mogelijk een adjectief dat goed bij mijn oma zou passen. Katten vind ik wijs en ondoorgrondelijk, maar echt lief heb ik ze nooit gekend. Ik heb dan ook nooit een kat gehad en ken ze enkel van bij iemand anders. Toch blijf ik bij mijn oma aan een gezellige donkergrijze kat denken die af en toe naar je uithaalt en een schram op je arm bezorgt. Zelf bezit ze een echte loebas van het merk Labrador. Die schafte ze aan toen ze weduwe werd. “Ik moet iemand hebben om mee te praten, nu ik opa niet meer heb om op te duvelen”, zei ze openhartig en voegde er meteen aan toe: “Katten is voor mij een werkwoord en bij poezen denk ik aan iets dat niet meer past bij mijn leeftijd. Alhoewel!” Wat kan ze goddelijk zijn, die oma van mij. De haren opgestoken, rouge op de gepoederde wangen en zachtroze lippenstift, kijkt ze mij teder aan als ik haar boodschappen breng.“Jij verdient een extraatje”, lacht ze. “Kom, we gaan nog eens koekjes bakken met extra veel krenten. Die lust je zo graag. Een ouwe krent als ik, weet er alles over!”Ik ben fier dat ik de enige in de familie ben aan wie ze haar geheim recept van haar krentenkoekjes heeft toevertrouwd. Sinds ik hier voor het eerst in korte broek in haar keuken stond, mocht  ik er blijven wanneer ze ging bakken. De enige voorwaarde was dat ik voor haar in de buurtwinkel de ingrediënten ging kopen, want die moesten steeds kraakvers zijn. Het boodschappen doen is een gewoonte geworden en nu ze er alleen voor staat, kom ik wekelijks haar lijstje ophalen. “Neen, lieverd, jij vliegt buiten”, roept ze naar de labrador die maar al te graag in de keuken wil blijven.  “Jij, lieverd, aan het werk”, zegt ze mij smalend.Aan de keukentafel  met de rijzende koekjes in de oven, kijkt ze me doordringend aan en vraagt: “Zo, hoe zit dat nu met je? Heb je al een vriendin? Of heb je een vriend? Dat kan allemaal tegenwoordig, hoor. Als je maar zorgt voor wat nageslacht, want dat recept van mij moet voor de toekomst bewaard worden.”

Vic de Bourg
10 2

Toen we Pol hadden gezien

Het zal u ook ooit overkomen, dat u zegt: 'Waar ken ik die van?' In de stad, op de zeedijk of in een restaurant. Iemand die u ergens hebt zien opduiken in een tv-programma. Een actrice, zangeres, presentator of journalist.  Zo botsten onze jongste en ik op een straathoek in Berchem bijna letterlijk op de acteur Geert Van Rampelberg. We moesten er alle drie mee lachen. Maar je hebt natuurlijk ook twijfelgevallen. Is de persoon door iedereen gekend of niet? Als het gaat van: ‘Dat is dinges, dju, hoe heet die toch ook alweer? Waar kennen we die van?’ Tja, dan is het eigenlijk geen bekende persoon. Die zit ergens tussen onbekend en min of meer bekend. Afgelopen week zagen we Dieter Coppens tijdens een optreden. Hij droeg een pet en een zonnebril, terwijl de zon toch al even onder was. Wellicht een bescherming tegen opdringerige fans voor een selfie. Tijdens een ander festival liep mijn all-time held Jeff Tweedy gewoon tussen het publiek. Ik meende iets te zeggen, maar er kwam niets uit mijn mond.  In Brussel vertelde ik in café Le Coq aan het vriendengezelschap dat dit café de vaste stek voor Arno en zijn vrienden was, waarbij ook auteur en cineast Marc Didden. En dat Josse De Pauw - een ander lid van de hombres complicados - er een mooi verhalen over heeft geschreven. Even later zagen we Marc Didden  op de Oude Graanmarkt op een bankje zetten. Daarna zat hij net als wij in De Monk aan een tafeltje. “Ga toch iets zeggen”, zeiden mijn vrienden. Maar wat zeg je dan? Ik lees zijn verhalen wel. Een leuke reactie was die van Pol De Tremmerie op de zeedijk. U weet, Pol uit FC De Kampioenen. Onze mannen, notoire Kampioenenfans, riepen tegelijkertijd en dolenthousiast ‘Hey Pol’. Hij lachte en zei vriendelijk ‘Yo, de mannen’ terug. We hebben het er nog vaak over gehad.  Weet ge nog? Toen we Pol hadden gezien? 

Rudi Lavreysen
0 0

Maandag

Deze ochtend liep ik een vroegere buurman tegen het lijf. We hadden beiden, in twee verschillende werelden, ergens in de vroege ochtend, besloten om ons niks aan te trekken van de stromende regen. Hij liet z’n hond uit en ik deed m’n sportwandeling.‘Heidi, jouw buurman is dood’. Waar is hij aan gestorven?’‘Kanker. Daarbij was hij al jaren verslaafd.’Een andere wandelaar mengde zich in het gesprek, terwijl z’n drie cocker spaniels, doorweekt van de regen, bleven rukken aan hun leiband.‘Dat heeft niks met drugs te maken’, opperde hij. ‘Mijn vrouw is vorig jaar ook aan kanker gestorven en die was niet verslaafd.’Ik herkende zijn stem. Dat was een jeugdvriend van de kleuterklas. Tussen dit gesprek en ons laatste, zat minstens vijftig jaar.‘Ik was vroeger verliefd op jou’, voegde hij er nog aan toe. Binnen het kwartier had ik van beiden een uitgebreid verslag gekregen over de schrijnende situatie van de locale dakloze drugverslaafden die zich twee keer per week mogen douchen en hun kleren mogen wassen van de gemeente. Volgens hun bescheiden mening waren de rest van de verslaafden deftige mensen die gewoon als brave burgers werken, en hun rekeningen betalen. Ondertussen, zo vertelden de mannen, zijn er nog nooit zoveel mensen aan kanker ten onder gegaan als sinds covid. Ziezo. Maandag had haar toon gezet. Het regende ondertussen zo hard dat ik besloot terug naar huis te keren. Dan maar geen sport vandaag.Thuis werd ik opgewacht door een gestresste 93 jarige moeder die zich weer eens had zitten ergeren aan de 91 jarige dove bomma, die op de eerste verdieping haar tv op maximum decibels had gezet. Na een pleidooi van een half uur, keerde de rust in huis min of meer terug. Veiligheidshalve besloot ik maar niet naar het nieuws te luisteren… Ik wens je een mooie maandag!

Heidi Schoefs
20 0

Duimen maar

Het komt altijd ergens vandaan, zegt men over een droom. Waar deze droom vandaan komt, is niet moeilijk te achterhalen. Ik was me al een tijdje aan het verbazen over bekende mensen die hun duim almaar in de lucht steken. Zeg nu zelf. Het lijkt besmettelijk. Je kan geen foto van een zanger, actrice of politicus zien of die duim gaat omhoog. Een ongedwongen foto tijdens een feestje of na een optreden. Zo van: “Hier is alles prima. U moest erbij zijn geweest.” “Kijk”, zei ik bij mezelf. “Daar is die duim weer.” Die naar verluidt uit het oude Rome komt, als keizer Nero of Caesar besliste of de gladiator mocht blijven leven of niet. Wat dan weer niet waar is, vertelde ons de gids in het Colosseum. “Dat is uitgevonden voor de film”, zei ze. “Okay?” Ik stak mijn duim omhoog. Maar terug naar mijn droom. Daarin was ik jaloers op al die duimen en ik besloot om voor het minste mijn duim omhoog te steken. Als ik iemand tegenkwam, of als ze in een restaurant vroegen of het lekker was geweest. Telkens ging mijn duim omhoog. U weet dat het in een droom altijd van kwaad naar erger gaat. Absurd zelfs. Ik werd mijn duimgedrag danig beu, want hij ging voor het minste in de lucht. Ik besloot om mijn duim vast te houden in mijn vuist en het vast te maken met duckt tape. Een mens droomt wat af. Maar daarvan ging mijn duim dan weer ontsteken. Het deed verschrikkelijk pijn en ik moest ermee naar de dokter. Die zei dat ik hem moest laten spalken, waarna ik vier weken met mijn duim omhoog liep. Daarmee werd ik enorm uitgelachen. Badend in het zweet werd ik wakker. Met mijn duim omhoog. “Gelukkig is alles oké”, zei ik slaperig.

Rudi Lavreysen
0 0

Bijna honderd

La petite marraine leest ontzettend veel, misschien te veel want op hogere leeftijd slaat het noodlot toe en verliest  ze langzaam het zicht. Gelukkig zijn haar talrijke nakomelingen bereid om  haar iets voor te lezen. Ze is Franstalig, maar vraagt bij elke gelegenheid aan haar achterkleinkind om het gedicht ‘Boerke Naas’ van Guido Gezelle voor te dragen: Wie heeft er ooit het lied gehoord,het lied van Boerke Naas?’t En ha, ’t is waar, geen leeuwenhert,maar toch, ’t en was niet dwaas…. Ze verstaat amper een woord van de tekst maar negentien strofen lang luistert zij opgetogen naar het ritme en de klank. Daar maakte Gezelle in zijn poëzie volop gebruik van, waardoor hij de zwaarte vermeed die het gebruik van traditionele metra vaak met zich meebracht. Omdat ze niet meer lezen kan, kijkt ze uit verveling TV. Nou ja, kijken?  Ze zet zich pal voor het scherm en ziet waarschijnlijk bitter weinig, maar horen doet ze eens te scherp. Ze herkent alle nieuwslezers en presentatoren aan hun stem. Vandaag wordt ze gevierd voor haar zesennegentigste verjaardag. Bij het aperitief zit ze in de zetel. Haar handtas heeft ze links van haar gezet. Rechts naast de zetel staat een krantenhouder met handvat.  Wanneer ze opstaat voor de maaltijd neemt ze de krantenhouder mee en verkeert in de waan dat het haar handtas is. Ze maakt zich boos als iemand haar het ding uit handen wil nemen, maar lacht smakelijk wanneer ze verneemt wat ze vast houdt. Ook al ziet ze geen steek, zegt ze al ginnegappend : "J’allais lire mon journal à table." Eenmaal aan tafel eet ze smakelijk. Toch vindt ze het eten wat flauwtjes en vraagt naar zout. Voor haar gezondheid moet ze zout vermijden. Daarom doet een tafelgenoot alsof hij zout op haar eten strooit door hevig met het zoutvat te schudden dat hij rechtop houdt. Ze ziet niets, maar hoort hoe het zout in het vaatje beweegt.  Amper één zoutkorrel valt op haar bord, maar ze vindt dat alles nu veel beter smaakt. Wat een geluksmoment! Quel bonheur! Enige jaren later, net voor ze honderd zou worden, slaapt la petite marraine vredig in en komt zo aan haar zouteloos einde.  

Vic de Bourg
6 2

When in Rome ...

"Koop vooraf tickets", hadden ze ons gezegd. Zo gezegd, zo gekocht, maar in de luchthaven kregen we het bericht dat er iets mis was met onze tickets voor het Colosseum. "Och, we zien wel”, reageerden we onbezonnen. Op de tweede dag van ons verblijf waren we vroeg op pad. We dachten er als eerste te staan, maar op de verkeersvrije laan naar het Colosseum was het drukker dan op een uitverkocht Rock Werchter. "You want tickets?", sprak een man ons aan. Het leek ons te duur.Aan het Colosseum scande ik een QR-code waar 'Tickets' bij stond, maar een man sprak me aan. Hij droeg een driekwartbroek met een scheur aan de knieën en hij rookte een zelfgedraaide sigaret waar geen rook uitkwam. "No tickets online", vertelde hij, en hij wees naar de lange wachtrij die inderdaad bijna van Milaan tot Rome liep. Hij kon ons tickets met rondleiding bezorgen, maar we waren nog niet overtuigd. Bij de volgende man twijfelden we. "I take you to my manager", zei hij alsof het om een afdeling van een beursgenoteerd bedrijf ging. Die manager bleek opnieuw de man met de driekwartbroek te zijn. "Hey guys”, lachte hij. "He's my partner. I take you to Marco, my boss." Marco zag er niet meteen uit als een CEO, maar hij had wel een envelop vol met briefjesgeld vast. We betaalden en spraken het aanvangsuur af. "You stay here hè?", vroeg ik ongerust. Ik had het Italo-Engels ondertussen overgenomen. Op het afgesproken uur stond Marco er nog met zijn team. "We're gone", lachte de manager met de driekwartbroek. Het was er ondertussen enorm warm geworden. De zon brandde op mijn hoofd. Daarom kocht ik op aanraden van onze jongste maar een strohoed. "Me hot", zei ik tegen de verkoper, waarna hij me ietwat raar aankeek.

Rudi Lavreysen
14 0

Met de vlam in de pijp

                                                                                                                  foto: Vlad Vasnetsov Net voor de kerstvakantie organiseert onze studentenvereniging een ‘verlengd weekend’ in de Ardennen. Het openbaar vervoer van mijn geboortedorp naar de studentenstad is  bedroevend, dus lift ik veel. Je doet er mensenkennis mee op, het is goedkoop en meestal snel. Zoals die keer dat een dame met een Engelse luxewagen mij vliegensvlug thuis bracht. Zij hield zich nochtans aan de snelheidsbeperking van 70km per uur, tot ik mij realiseerde dat haar Jaguar miles en geen kilometers aanduidde. Sommige oudere studenten bezitten reeds een wagen of lenen die van hun ouders. Pech, als eerstejaars moeten we zelf uitmaken hoe ter plaatse te geraken. Wij beslissen ons in groepjes van twee op te splitsen om liftend de enkele honderden kilometers af te leggen. Een bevriende studente gaat samen met mij op pad. Het is half december en het is bitter koud. Het liften vlot niet.“Wil je je wat opwarmen?”Verbijsterd vraag ik wat mijn vriendin daarmee bedoelt en dan tovert ze een flask met jenever uit haar rugzakje. Na een eerste verwarmende slok, stopt een reusachtige vrachtwagen voor ons. Ik til mijn medestudente in het gevaarte en kruip haar achterna. De trucker kijkt ons geamuseerd  aan en vraagt zich af waar wij in dit hondenweer naartoe willen. Neen, we zijn géén liefdeskoppel op de vlucht, maar wij gaan ons bij onze vrienden in hartje Wallonië vervoegen voor een weekendje 'gezonde lucht inslaan'. We merken de binnenpretjes van de man wanneer hij al snel de alcoholwalm in zijn cabine gewaar wordt. Wij verzekeren hem dat wij elk maar één slokje genomen hebben en stellen honderduit vragen over het truckersbestaan. Al snel blijkt hoe zwaar deze job is en houden de adem in als een verkeerslicht net op oranje springt wanneer we een kruispunt oprijden. De chauffeur legt uit dat bruusk remmen met zulk een gevaarte geen optie is en dat veilig rijden met dergelijke mastodonten door velen fout begrepen wordt. De hele reisweg lang praten we over de risico’s en gevaren van het beroep. Ja, er gebeuren soms vreselijke ongelukken,  maar dan is er de wereldwijde solidariteit en kameraadschap tussen collega’s, de lichtsignalen die lichtpuntjes zijn in hun harde bestaan. Na een gulle handshake  worden wij op onze bestemming afgezet. We vinden dat  alle hardwerkende  truckers verdienen om eens in het zonnetje gezet te worden. Jaren na datum wordt de dag van ons avontuur officieel uitgeroepen tot 'Dag van de vrachtwagenchauffeur'.  

Vic de Bourg
11 1

Broodje vuuste mé muulepatee

(Onderstaande tekst werd opgesteld en kan het best gelezen worden door behulp van het Oostends Woordenboek dat tot stand kwam door Roland Desnerck en Frederik Schmitt in 2022) ‘t Was stekedoenker dien oavnd én de moane ha smêr an ze gat. E pannelékker was ‘t bewies van e kloaren heemle.  ‘k Goengn zjuuste no me kip wannair da 'k vanuut me ruute me voader Marcel zaagn thuuskomm lik e kolemarsjang én mé 't gêld van de kwafuer up zak. Hje was a van de gvornoened angezét no vérremétjes achter zwienetétsjes, woa dat 'n gekénd was lik e slichte kluute. Omdat 'n in de polletiek zaat kraigt 'n vele stroent no ze kop gesliengerd langst stroate. Mo hj' hé ze noois in zen hol gesloan want hje zeid ossan: 't is an de kop dat de vis aist stienkt.  Me moeder: hemelstevroed omda 't were kookloarenoene gewist haad toetuuznt bainst da 't pertangs vis was van tusjhn ‘t zand en ‘t woater, en 't haa nog noois gin zunne gezien. Z' haad heur upgetietematoojd lik e visbak, mo me voader haad e muule lik e nachtvertrék wan hje wist nie mi va wukke prochie dat 'n kwaampt. Hj' haad in de mot da s' heur in de badkoamer weggestookn haad omdad heur kaketuute an de klienke hoenk én at 'n up die deure klopte met e liekebiddersmuule, riep ze “pak je gat in jen oarms”. Efkes peizdig 'k "da wordt hier broodje vuuste mé muulepattee”.  Mo ‘k verstoegn heur colaire. Me moeder héd ossan e muule va lintsjes ghét, mo sedert ‘t kairn van de joarn esse lik mor e moendmezieksje mi. Z' is kop én koente, en je ku je neuze snuutn in 't vel van heur buuk, ze kan ter mé gin wriengtowe nog etwa va maakn. Me voader kan eetn lik e diekedêlver, mo zie vét méd e drupl woater. Doavan zie 'k ik én me moeder dezêste spleete. Mor ol was 't da me voader mesjhiest etwoasjhn voer anker laag, ze blaif ossan zaim an ze muule smêrn én da lukted heur ook te frênte kis want z' haad e muuletsje voe stroent van te freetn. Me voader et dikkerst ze puuste gescheurd, somst zêst mé ‘t eetn in ze kele. Mo hje spoelded ossan weeran.  Me voader staak ze salamanzjee in 't glas woater néffest ze béddebak. Hje droaide mé zen oogn, je leid hém up ze bédde én hje zeid: “e boer zoe zoelange nie up zen ofstee bluuvn lik je moeder in de badkoamer”. Hje riep no me moeder “Én, snel keun, is ter vele volk in de stoasje vanoavnd?” Zoe zair of kiekes was ze doa gezét én zaat me voader mé ze neuze tusjhn 't volk. "Hail de wêreld is Paries", hoorde 'k hém nog zegn. Én beist dan 'k me soazje dichte teegn men oorn trokn peizde 'k: " 't Is stille woa da 't nie woajt".     

Fanny Wildemeersch
66 2