Zoeken

Een Eiffeltoren op een top

“Dáár”, wees mijn jongste de hoogte in, vanop de schaars romantisch verlichte Karelsbrug, boven de donkere schaduw van de beboste Petřínheuvel. “Zie je dat, Jeroen?” Mijn kinderen vinden het leuk hun vader met hun voornaam aan te spreken. Dat voelt soms wat raar aan, maar voor hen is het een spel. Dus spelen we mee: “Ik luister, zoon!” “Daar wil ik morgen graag heen,” zei hij. Ik knikte. We hadden iets om onze Praagse vierdaagse mee te beginnen. Tegen dat we boven aankwamen, waren we al een uur verder, en als ik er nog een leuke omweg vóórzette, misschien al twee. Dan nog drie andere dagen vol zien te krijgen. Het zou wel loslopen. Er was immers nu al één idee, drie uur na het landen en na de tweede van uiteindelijk zeven overtochten over de lange Karelwandelbrug.  Wat boven de heuvel uitstak leek op een moderne uitkijktoren. Het was roze en paars verlicht, toch wel bijzondere kleuren voor een toren die in het donker daardoor dildo-uitstraling had. We wisten van een typisch Oost-Europese TV-toren in de stad (steevast te beklimmen), maar deze op Petřín zei ons (mij dus) nog niets.  Op woensdagmiddag, kort na enen, bereikten we de top waarop een kleine Eiffeltoren stond. We hadden inderdaad ruim twee uren van ons beperkt lichturenaantal (het werd al donker rond halfvijf) besteed aan een omweg via de Praagse Burcht en het Strahovklooster. Er stond best een lange wachtrij die ontmoedigender leek dan hij was. Na nauwelijks tien minuutjes wachten konden we naar boven met een familieticket, dat tot puberale, en dus momentane ontgoocheling leidde bij mijn jongste zoon omdat het niet geldig was om daarmee de lift naar boven te nemen. We moesten met de trap, 58 meter hoog. De trappen liepen buitenom en liepen vlot, perfect gemaakt voor wie tussen 1,70 en 1,90 meter groot was. Daar pasten we alle drie tussen, ik tussen mijn twee bodyguards. Het trappenprotest werd daarmee door de feiten gesmoord nog voor het enige proportie had kunnen aannemen. Gelukkig had mijn oudste zoon de jongste kordaat tot de orde geroepen: “Zaag niet, doe gewóón.” Ik knikte goedkeurend, zo doe je dat. Van dichtbij wás het inderdaad een stijlvolle kleine replica van de drie jaar eerder gebouwde echte Eiffeltoren. Alhoewel. Mijn vriendin was het daar grondig mee oneens toen ze een foto zag. “Dus je vindt de echte Eiffeltoren dan ook maar niets?”, vroeg ik verwonderd, want buiten size zag ik niet echt het verschil. Ik herinner me niet meer wat de grote Eiffeltoren nu net tot een schone Eiffeltoren maakte en deze kleine opdonder tot een lelijke, maar de schone mocht blijven en de lelijke niet. Ik berustte.  Boven was het uitzicht natuurlijk spectaculair. Dat was het al zonder de toren. Onder mij speelden geel, gelig, geliger, bruin, bruinig, bruiniger, oranje, oranjeachtig, vuilgroen, geelgroen – enfin verzin het maar – in het patchwork van boomkruinen. Enkel rood ontbrak. Geen roodkleurende bomen in Tsjechië, toch niet op de vier begindagen van november. Tussen de bomen verrees nog het Spiegelpaleis van diezelfde wereldtentoonstelling die de Petřín-Eiffeltoren in 1891 had gebaard, gevat in de vorm van een houten kasteel met ophaalbrug. We haalden er ons neus voor op want we hebben zelfrespect.    We daalden af naar onze wijk Malá Strana terwijl het bos een uitgestrekte boomgaard werd. Mijn ene zoon verkoos op eigen kracht uit te bollen tot ons appartement voor een broodnodige pitstop op de Karelsbrugappartementensofa, de ander kon ik overhalen vier kilometer boodschappen te dragen. Hij wou koekjes – tja, dan ben je met corvee gejost.  

Jeroen V
5 0

Finn McCool

Op een dag was Schotland voor Benandonner te klein. Hij wou expansie! Benandonner ging op de kust staan van het North Channel dat hem scheidde van Noord-Ierland, en ging wat schelden, tieren en roepen op die onderontwikkelden aan de andere kant van het water.   We zijn 2023 en het ging toen ook al niet anders.   Op die andere kant van de zee wist Finn McCool zich uit zijn geriefelijke schommelstoel gelokt, tooide zich in oorlogskleed en wette zijn dubbele aks. Dat varken zou hij wel eens wassen! Bovendien had hij nu eindelijk een aanleiding om Schotland aan te vallen en in te lijven. Hij had gehoord dat daar wel nog erwten en bonen te kweken waren - broodnodig als die waren voor zijn dagelijkste stew die sinds de bonenpest op zijn eiland nooit meer dezelfde was.   Oonagh, zijn vrouw, vulde twee ossenbesparde karren met picknickmanden, en Finn vertrok voor actie.   Ter hoogte van Aird Snout ging hij basalt uit de rotsen houwen. Dat ging makkelijk: de zes-, zeven- en achthoekige platte stenen die kolommen vormden tegen de kliffen leenden er zich uitstekend voor. Hij gooide ze gedecideerd in zee en creëerde een heuse dam richting Schotland. Benandonners tirades zorgden intussen voor een ritmische cadans in zijn werk en elke dag kwam er een mijl nieuw vasteland bij.   Toen er nog twee mijl te gaan was, was het ook tijd voor de ossen om te gaan. Het oppeuzelen ervan gaf Finn de energie om de laatste blokken te hakken en uit te spreiden over de zee. Benandonner was dat wachten op Finn wat moe en laste een break in. Omdat Finn voor de laatste mijlen haast had gemaakt, had hij hem niet zien komen.   Finn trof een tien meter lange, snurkende reus aan in zijn enorme hangmat op Islay Mountain. Eensklaps werd hij door angst overmand. Die Benandonner was goddorie twee meter groter dan hem!   In paniek vluchtte hij zijn dam over, terug naar Ierland. En waar ga je dan zitten grienen?   Juist. Bij je vrouw.   En dus ving Oonagh hem op, sprak hem toe met koosnaampjes à la 'hottie', 'peppie', 'beerke' en 'spetter' en woelde door zijn lange, blonde lokken. Het hielp een heel stuk, maar al snel daarna blokkeerde Finn alsnog. Hij kwam niet tot een oplossing hoe Benandonner aan te pakken en te verslaan.   En dus schakelde Oonagh een versnelling hoger. Ze diepte een oude wieg op, verpakte Finn in kinderkleding en maande hem aan met opgetrokken knieën erin te gaan liggen. Een reuzenfopspeen maakte het helemaal af.   Wakker geworden, stoof Benandonner de volgende dag op Ierland af. Oonagh stond intussen in moederschapskleding onderaan Aird Snout en wiegde de kindermand.   "How you are doing, son?", zei Oonagh, die met aangebonden kussens ook nog eens een volgende zwangerschap simuleerde, "wanna see my new baby?"   Benandonner schrok zich een hoedje en vergat elk beleefd fatsoen. Zonder de vrouw te groeten vielen de schellen van zijn ogen. Als dít al de zoon was van die Finn die hij zo graag als beleg op zijn sandwichen zou leggen, hoe reusachtig moest die vader dan wel niet zijn?   In geen tijd verbrak hij het wereldrecord damlopen-tussen-Ierland-en-Schotland en gooide daarna vanaf de Schotse oever met rotsblokken de dam stuk.   Finn klom nu uit de wieg en zou zes maanden lang de afwas doen en om de drie dagen stofzuigen. De dam verdween in de plooien van de vergetelheid.   Maar toch bestaat er nog een klein stukje van die dam! Nu is het vredevol gebied, en zeker 's morgens vroeg, is het er goed toeven. De platte stenen zijn goede stoeltjes om te beseffen dat roepen en tieren hier helemaal niet passen en dat het fijner is te luisteren naar de geluiden van golven en meeuwen.   Pas omstreeks de negentiende eeuw ontdekt het grote publiek de basaltformaties. Een stoomtram erheen vanuit een badplaats maakt het plaatje compleet. Een Noord-Iers Han-sur-Lesse is geboren. Vandaag is het de drukst bezochte plek in Noord-Ierland.   Het is avond en beneden me zijn alle toeristen al even vertrokken. De Causeway is van bovenaf een vinger van de kust die de zee insteekt en erin verdwijnt. Enkele locals rijden met hun auto's tot tegen de dam. Ook dat is Ierland.   De ondergaande zon en dreigende doch regenloze wolken realiseren een zeldzame harmonie boven de Dam van de Reus. Een border collie, los van de lijn, komt zijn natte snoet in mijn hand steken en gaat dan verder, snuffelend zijn krant van de dag lezend. Een jonge vrouw volgt enkele seconden later met een werkloze leiband. Nergens meer dan in Ierland zag ik al zoveel bordjes hangen met 'honden aan de leiband'.   Maar als ze beginnen fietsen, die Ieren, dan gaan ze vast ook merken waar leibanden voor dienen!

Jeroen V
0 1

Mussenden Temple, Derry

Heer-bisschop Hervey was naast een man van de Kerk, zeker ook een man van deze wereld. Of beter van een wereld uit lang vervlogen tijden. Want de man zou de toestand van zijn paradijs vandaag maar matig kunnen appreciëren.   Helemaal anders is het gesteld met het gemoed van ondergetekende. Die was in de wolken van zoveel vergane, maar desondanks blijvend indrukwekkende schoonheid, en dat op Downhill Demesne.   Het landgoed rijst vandaag op uit een boomloze boterbloemenberg boven het landschap van Downhill op de noordkust van Ierland. De perfecte plek om zijn wereldlijke ambities in de praktijk te brengen, had Hervey omstreeks 1780 bedacht.   U hebt vast lak aan architecturale beschrijvingen - ik bespaar ze u. En als dat niet zo is, dan is dat omdat ik daar zeer zeker zelf lak aan heb. Bovendien is het nu toch een ruïne. Dat zou toch een beetje dubbel op zijn - u beschrijven hoe het wás, om dan doodleuk te zeggen dat men het gebouw na de Tweede Wereldoorlog gewoon gestript heeft en het aan de overheid verkocht?   Soit, mede daardoor is het nu toegankelijk en kan ik me een beetje inleven in die mijnheer Hervey. Al is dat inleven relatief: de lord bishop kon immers uit een soort vaatjes tappen waar ik zelf slechts alleen kan van dromen (en helemaal niet zeker of ik dat ook allemaal wel zou willen). Hervey had veel geld om de steentjes van zijn huis te leggen zoals hij wou. Hervey was getrouwd (perfect combineerbaar met een mandaat binnen de anglicaanse Church of Ireland) en had nageslacht maar kon zich tegelijk vrijelijk op glad ijs begeven om goed scheef te gaan schaatsen. Hervey liet zijn ondergeschikte geestelijken haasje-over doen op het strand beneden om titels en postjes te verdelen. Maar bovenal kon Hervey een grote ronde, maar lage, tempelachtige toren bouwen van waaruit hij de wedstrijdjes beneden kon volgen. In de begintijden kon de heer-bisschop er met zijn koets rondjes rond rijden - iets wat nu zou eindigen met een onvervalste crash op de klippen vijftig meter lager - gezien die afkalven.   En hier komt dan dat lieve kind Frideswinde Mussenden op de voorgrond. Hervey had een zwak voor zijn nicht, die zelf een deplorabele gezondheid meezeulde. Speciaal voor haar was Mussenden Temple opgericht (en dus naar haar vernoemd): een ode aan de klassieke kunsten. Ook dáár was Hervey als kunstverzamelaar mee bezig - je zou je afvragen wanneer hij de tijd vond voor spirituele arbeid. Binnenin de tempel waren de ronde wanden bekleed met schappen vol boeken. In de kelder werd gestookt en een schouw verdeelde de warmte zodat de geschriften niet vergeelden.   Maar Mussenden Temple was bovenal ook wat ze in het Engels zo mooi benoemen en waar West-Vlamingen alleen al van smelten als het woord hun oorholtes streelt: a dovecote. Hoewel er maar één prijsduif getolereerd werd: zijn nicht Frideswinde (Jazeker, het kon zelfs de naam van een vredesduif geweest zijn).   Hoe dan ook, lang heeft Frideswinde niet van haar tempel kunnen genieten. In de kronieken valt te lezen dat ze zwaar afzag van de vernedering der geruchten als zou ze ook lekker van bil gegaan zijn met haar oom. Of híj met haar - gezien de lord bishop eerder in de positie was om zaken te willen waar anderen niet noodzakelijk voor openstonden.   Maar dus: de kronieken. Ik probeer gewoon neutraal een stuk boeiende geschiedenis voor u, naar objectiviteit snakkende facebooklezer, toegankelijk te maken.   De tempel overleefde, waar het landgoed sneuvelde. En om dan toch al eens wat persoonlijker te gaan: ik heb mij hier een halfuur op mijn gat gezet. Kijkend over de zee, tussen de wuivende grashalmen, vanaf mijn klip. Links van mij de tempel, waarvan de fundering nu een duivenkot is geworden voor boerenzwaluwen die er kinderkamers in maakten.   Ik zie in een flits Frideswinde voor het raam staan, die vanuit haar paleisje/keurslijf naar me staart, worstelend met taai Lidl-stokbrood en koude, gemarineerde lapjes kip, later in de maag geshaked met melk en mangosap.   Frideswinde-het-arme-kind stierf twee jaar na de bouw van de tempel. Maar haar verhaal en dát van Hervey sterven echter nooit. Excentrieke rijke mensen oogsten dan wel kritiek met hun zotternijen zoals het landgoed met zijn tempel - maar vandaag is het van iedereen: gratis en een inspiratieplek, verpakt in een immense schoonheid. Hier heb ik mijn hart voor Noord-Ierland gevonden, hier klopt het stevig op de golven van de wind. Dit gevoel van dankbaarheid, dat gaat écht nooit meer weg.

Jeroen V
0 0

Een morgen in een hostel

De eetplank was gemiddeld vijftig centimeter breed en golfde langs de zijkanten. Links vóór mij zat een blond krullende dame in bloedoranje jas in stilte en voor zich uit kijkend haar toast naar binnen te werken. Rechts vóór mij zat een gedrongen Spaansachtige jongere vrouw haar smartphone te koesteren. Recht vóór mij zat niemand; dat kon ook niet, anders zaten ze met hun benen in mijn kruis.   Als je de plank naar links en naar rechts volgde, zag je gelijkaardige taferelen, maar dan met mannen. Gezegd werd er niet. En dus typte ik maar.    Plots werd de stilte verscheurd door een uiterst compact gehouden conversatie tussen de twee vrouwen die enige sociale betrokkenheid op elkaar verraadde, minstens opgebouwd de voorbije dag. Ik kon het moeilijk verstaan. Het was Engels met haar op, het ging snel en ik was bovendien verrast door de snelheid waarmee het gesprek startte en ook weer eindigde.   ‘Met haar op’ bedoel ik zeker niet dat míjn Engels haarloos is, wel integendeel. Deze dames waren het gewoon hun harig Engels dagelijks te spreken, vermoedelijk van kleinsaf. Dat kon je niet zeggen van het gros van de andere gasten in dit backpackershostel. Het Engels niveau onder de tijdelijke bevolking van het hostel bleek gisteravond (toen er nog gesproken werd) van een dermate amateuristisch gehalte en goedaardige simpliciteit. Dat was ik van hippe, jonge anderstalige mensen niet zo gewoon. Om maar te zeggen: veel van dat Engels was eigenlijk gelijkaardig aan mijn Engels. Maar je beseft pas hoe erg je eigen Engels is als je het herkent bij een ander. Dat is wat ik zo een beetje bedoel te zeggen.   Maar dus temidden van die Noord-Ierse stilte vraagt de ene (oudere) vrouw van boven haar toast aan de andere dame wat ze in godsnaam vandaag op de planning staan heeft. Ik begrijp niet wat ze antwoordt (omwille van ‘dat haar’ dus), maar wel dat ze zéker de Titanic Experience wil doen. Ze zegt het alsof ze dat aan haarzelf verplicht is. Gevolgd door:”En jij?” Zegt de krullenbol: “De straten afdweilen en wat shoppen”. Het klinkt spannend maar het is vooral de meelijwekkende toon waarop ze het zegt. Alsof ze gevangen zit in een kakstad waar haar man haar pas na veertien dagen terug wil uithalen. Intussen kamperend in slaapzakken tussen luid snurkende jeugd, zweetvoeteigenaars, nachtelijke schetenlucht en een bijna-vijftiger die zijn spullen uit zijn valies haalt rond halfzeven ‘s morgens.   “Klinkt goed”, zegt de jongere griet nog tegen haar, en dan is de praatbatterij van beide vrouwen voor deze ochtend alweer op. Ik wens de krullenbol veel shoppingplezier toe om kwart na acht ‘s morgens.   Intussen kan een van de vele buitenlandse jobstudenten die het management van dit hostel overeind houden, het serene karakter van het ochtendgebeuren niet meer aan en zet de radio op. Nu hebben we zeker geen reden meer om te beginnen met praten, want anders horen we de muziek niet meer.    Het is acht juni, op een donderdagmorgen in Belfast. Dertig jaar geleden had ik kunnen gewekt worden door een bom. In zekere zin gebeurde dat vanmorgen ook. De bommendropster was een Rubensiaans geproportioneerde jongedame die ik vanuit mijn stapelbed op ooghoogte op een ander bed zie liggen en die omstreeks zessen snurkgeluiden maakte waar die binnenin een Kempense megavarkensstal bij verbleken. Het was écht indrukwekkend, toch op een bepaalde manier. Ik hoop dat ze later een vriendje vindt.   En dus ging ik maar wat in mijn valies rommelen, plastic zakjes nodeloos verfrommelen - om mijn punt te maken, maar het kind vertrok geen spier. Behalve die van haar kaken.

Jeroen V
5 0

DIE MAN DURFT ZICH SOSIALIST TE NOEMEN.

"Waarom schrijft ge altijd over den bruin?" vroeg iemand mij onlangs. "Omdat den bruin in de verdomhoek zit," zei ik. "De allochtoon bedoelt u," zei hij. Ik zuchtte eens bij zoveel onbegrip. "Ik bedoel wel degelijk den bruin. Neem nu de witte allochtoon, de Oost-Europese allochtoon. Buiten een laag loontje - dat ernstig onze sociale zekerheid belast, want dat lage loontje is meestal zwart - wordt die man niet bespot, niet dagelijks vernederd. In tegenstelling tot mijn bruine vrienden, die dagelijks vuile, kwade blikken moeten trotseren. Neem nu een van mijn beste vrienden, in Antwerpen geboren en getogen, maar hij is bruin. Hij moet nu al heel zijn leven vernederingen ondergaan, niet alleen op school en op straat. Uit angst heeft hij zichzelf herschapen in een halve Italiaan. Weet u hoeveel geld hij betaald om er netjes uit te zien? Het ontkroesen van zijn prachtige haar kost hem maandelijks een fortuin. En dan is er nog de druk van de familie die het idee heeft dat wie de beste is niet wordt vernederd. Dus wordt hij dagelijks onder druk gezet om te presteren. Alcohol heeft hij afgezworen, daar wordt hij rapper agressief van. Zijn redding is zijn joint. Na een haaltje staat hij weer lachend en blij in de samenleving. Iedere pipo die hem agressief benadert, wordt onthaald op een lachsalvo. In die mate dat de agressor van verbazing zijn agressie staakt. Wanneer hij alcohol gebruikt, zou hij wel wat rapper niet verbaal agressief uit de hoek komen. Weet u, hij kan daar ook niet veel aan doen. Hij wordt dagelijks zo onder druk gezet dat ik het wel kan begrijpen, maar hij moet er mee ophouden. Hij doet er alleen zichzelf pijn mee. Hij wordt daarmee gestraft, niet de agressor. Als ik hem dat zeg, zucht mijn vriend, en met tranen in zijn ogen zegt hij: "Ik weet het, ik weet het, maar als er dan weer een in mijn gezicht spuwt of weer een mijn dure jasje besmeurd, en ik heb wat gedronken, dan wordt het mij te machtig. Trouwens, niks doen is voor een agressor een teken om verder te doen. Op de goegemeente hoef ik niet te rekenen. Een grote bek wanneer ik agressief uithaal, maar de blanke agressors mogen gewoon hun ding doen. Weet u, ik doe mijn uiterste best op school, ik ben bij de beste. Op een dag vierden we met mijn toenmalige klas ons eindfeest. We hadden wat gedronken en stonden aan een bushalte toen twee oudere kerels mij begonnen uit te schelden. Eerst reageerde ik er niet op, maar de doodse stilte die neerdaalde over ons zonet nog vrolijk groepje was duidelijk. Iedereen was sprakeloos. Door de grofheid ervan, en alle kwetsende woorden. Het overviel ons als een koud bad. Daardoor dachten de agressors wellicht dat we een gemakkelijke prooi waren. Ze besloten ons fysiek aan te vallen. Kan ik het helpen dat ik een getrainde atleet ben? Op school probeer ik de beste te zijn. Ik sport, en daar word ik bij de beste gerekend. Door veel te trainen sta ik zeer scherp. Toen ik uithaalde dacht ik niet aan dat onnozel jasje. Ik dacht aan de tranen van mijn moeder die straks dat jasje in ontvangst zou nemen. Ik sloeg. Ik sloeg zeer geconcentreerd twee keer. Het was zeker niet de bedoeling dat het zo erg zou aflopen. Een gebroken pols, en ook een gebroken been, niet door mijn slag, maar doordat de tweede gevallen was. Alle omstanders kozen partij voor die brave witte jongens die zaten te kermen. Alleen mijn schoolvrienden verdedigden mij. Daarna was er de politie. Uiteindelijk zei de rechter dat ik als getrainde atleet mijzelf beter moest leren controleren en dat ik een gevaar betekende. Hij stuurde mij voor een paar maanden naar een jeugdinstelling. Op dat moment zag ik weer het huilende gelaat van mijn moeder. Ik beet mijn lippen kapot om niet in huilen uit te barsten, het lukte. In de krant stond dat ik emotieloos overkwam, maar mannen huilen niet heb ik geleerd. Begrijp je nu waarom ik van alcohol overgeschakeld ben op wiet? Van alcohol word ik veel te rap agressief, het zullen de genen zijn," zei hij. De tranen stonden hem in de ogen. "Genen?" zei ik verontwaardigd. "Daar bestaat geen enkel bewijs voor. Kan het niet door de dagelijks vernederingen komen," vroeg ik. "Nee," zei hij. "Het kwam door die ogen. Ik had iedere keer het gevoel dat ik haar teleurstelde. Weet u hoeveel pijn het mij deed? En iedere keer werd de pijn erger. Het enige wat hielp was een goeie stevige joint. Daar word ik kalm van. "Ik stond sprakeloos te luisteren. "Maar geraak jij dan zo gemakkelijk aan wiet?." "Dat is wel een probleem," zei hij. "Ze hebben al verschillende keren mijn wiet in beslag genomen." "Word je dan niet kwaad?" vroeg ik. "Kwaad wel, maar agressief, nee. Voor ik de trein opstap heb ik paar flinke toeters op. Ik word heel vrolijk van wiet, en dan kan ik erom lachen. Het pijnlijke is dat als ik niet veel geld heb, ik een week niks kan roken. Ik vrees de dag dat ik me terug aan de alcohol vergrijp." "Heb je nu iets om te roken?" vroeg ik." "Nee," zei hij bedeesd. "Wel, tast toe," zei ik hem. Mijn toehoorder was eventjes sprakeloos van mijn woordenvloed. "Wat is er verder met uw bruine vriend gebeurd? " klonk het, en hij vermeed het woord allochtoon. door verf ed Mijn bruine vriend werd opgesloten in een zaal. Mijn bruine vriend moest slapen in een bed, die naast een bed stond waar een zwaar getatoeëerde man sliep. De meeste tattoo's waren hakenkruisen. De gehele nacht moest mijn bruine vriend de racistische kreten aanhoren, van een man die al 25 jaar opgesloten zat. Een bewaker zei mijn hoog intelligente bruine vriend dat teveel boeken lezen slecht is voor de hersenen. Een patiënt die in een crisis terecht kwam werd door drie HULK'S met baseball bats kalm geslagen, met een verdovend product ingespoten en naakt vastgebonden opgesloten in een kale cel. En het gebeurt nu nog in, achterlijk conservatief België. De enige arts die voor honderden patiënten beschikbaar was, werd veroordeeld voor seksueel misbruik van zijn patiënten.   Door de politiek van louis tobback werden armen, bruin, en alternatieve mensen die een joint verkozen boven alcohol, louis tobback had de grootste alcohol plas ter wereld onder zijn hoede een vorm van corruptie kan niet uitgesloten worden, in vergeetputten opgesloten. In vele gevallen zieke mensen die in de smerigste gevangenissen van Europa werden opgesloten.  Vergeetputten. Honderden vonden er de dood.    DIE MAN DURFT ZICH SOSIALIST TE NOEMEN.  In een boek geschreven door Jan lippens zegt de super socialist dat hij cannabis wil legaliseren? Van een idioot gesproken.  FOTO GALLERY VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary ArtTIST
0 0

vandaag, en andere dagen die tegen de gang van de zaken in bewegen

Ik voel me, mee met jou, moe van mezelf worden.  Het is een gevoel dat krachtiger wordt naarmate je ervan bewust wordt gemaakt. Ik kan me niet bedwingen, en ik zou wel willen maar ik kan ook niet echt op gang komen; tot op volle kracht alle zeilen bijzetten. Waar je me vindt, is waar ik besta, begrijp je dat? Het is een dag zoals alle anderen: kaal en verlaten en leeggeplukt, besta ik weer en weer en weer op dezelfde manier. Ik word woedend wanneer ik daar moeite voor doe, want net dát is reageren: echte emotie bestaansrecht gunnen, het daglicht doen zien, de touwtjes in handen doen nemen. Ik moet reageren want ik veroorzaak niets dat beter is.  Alles is beter dan dit.  Beledig me door me te ontkennen. Ik wil zelfs minachting voelen; alles heb ik over in ruil voor minder kwetsuur. Minder pijn, prangend is de lokroep van morgen al. Wil je me aub doen vertragen, want ik houd het niet langer. Het is toch duidelijk dat dit gedicht een noodkreet is? Maar wederom is het poëzie; de act van dit geschreven te hebben is dus allesbehalve overtuigend te noemen. Is het artistieke vrijheid die me dwars zit? Dankzij artistieke vrijheid heb ik geen stem.  Wel heb ik jou, die in mijn dromen naar me kijkt, door me heen zwaait met de armen, want ik ben er niet, zou er nooit geweest zijn, als ik ik niet ben. Daarbovenop is het een droom, dus was ik er sowieso niet. Vertelt dit gedicht iets over dichten of eerder over pijn, mijn pijn, die nog het luidst van al weerklinkt? Ik altijd met mijn tragische beslissingen en de ontreddering nabij: hier mag een overdreven slotzin zich toch wel beginnen aankondigen, als een soort retrospectief. Allesbehalve beter eindigt het gedicht, de show, de betovering. Lieve jou, ik ben moe. Ik kan schrijven wat ik wil, maar niet willen wat ik schrijf.

Dries Verhaegen
33 2

de dichters bezongen de luiheid, dit geschenk der Goden

  De titel is er al het verhaal volgt  Misschien moet gezuiverden er nog bij. Iedereen is al vergeten dat met de termen zuiverheid en gezondheid de nazi's miljoenen mensen hebben afgeslacht. Terwijl de toenmalige kleinburgerij er, goedkeurend, stond bij te kijken.  De nazi's hadden het ook heel graag over de gezonde hardwerkende mens. Die zoals in het verleden van geboorte tot der dood als slaaf werkt, in het verleden voor de niet hardwerkende meesters. Tegenwoordig noemt men ze aandeelhouders en zonen.Het enige verschil met het feodaal systeem is dat na de Franse revolutie de meesters niet meer uit bloedbanden bestaan maar uit diegenen die zich op een of andere manier heben opgewerkt. Al dat nutteloos gewerkt en gezwoegen uit  "arbeit maakt vrij."Het resultaat de planeet die helemaal opgewerkt is. Vernietigd door de werketos ons voorgesteld door het oude testament in het zweet uwer aanschijn zult ge uw brood verdienen.  De enige oplossing is massale meditatie.  Moeilijk voor een opgefokte mensenmassa.   Deze waanzin is de liefde voor de arbeid, de woedende hartstocht om te werkenAlle individuele en sociale ellenden zijn geboren uit zijn hartstocht voor de arbeid. Twaalf uur arbeid per dag, dat was het ideaal van de filantropen en moralisten uit de achttiende eeuw. De moderne werkplaatsen zijn ideale verbeteringshuizen geworden, waarin men de werkende massa’s opsluit, waarin men ze gedurende twaalf en veertien uur tot dwangarbeid veroordeelt, niet slechts de mannen maar ook de vrouwen en kinderen. Christus predikte in zijn bergrede de luiheid: ‘Let op de leliën des velds, hoe zij groeien: zij arbeiden niet en spinnen niet; en ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze? (Mattheus 6:29). Jehovah, de baardige en afstotende god gaf zijn aanbidders het verhevenste voorbeeld van de ideale luiheid: na zes dagen van arbeid rustte hij voor de eeuwigheid uit. De Grieken van het Grote Tijdvak hadden ook slechts minachting voor de arbeid; slechts aan de slaven was het toegestaan te werken: de vrije mens kende alleen de lichamelijke oefeningen en de spelen van de geest. Dit was dan ook de tijd dat men wandelde en ademde te midden van lieden als Aristoteles, Phidias, Aristophanes; dat was de tijd waarin een handvol dapperen te Marathon de horden verpletterde uit Azië dat Alexander weldra zou veroveren. De wijsgeren van de Oudheid onderwezen de verachting voor de arbeid, deze vernedering van de vrije mens — de dichters bezongen de luiheid, dit geschenk der Goden: ‘O Meliboe Deus nobis haec otia fecit’  ++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++++ foto gallery VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed/ Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e      

verf ed: Contemporary ArtTIST
9 0

Familiefeest

Bij mijn moeder in de familie heerst de goede gewoonte om mijlpalen te vieren. Dus toen onlangs haar jongste broer de tachtig aantikte, viel er een uitnodiging in de bus. Omdat mijn moeder niet meer zo heel mobiel is, was de uitnodiging ook aan mij gericht. Ik functioneerde als chauffeur en ondersteunende arm bij het lopen. Dat klinkt alsof ik het een opgave vond maar dat is helemaal niet waar. Ik verheugde me er op. En ik werd beslist niet teleurgesteld. Sowieso is het leuk om weer eens mensen te ontmoeten die je normaal gesproken niet zo vaak tegen komt. Sommigen geen spat veranderd, anderen stiekem toch ook wel wat ouder geworden. Waarschijnlijk denken ze van mij hetzelfde. Van dat ouder worden dan hè. Er was voor ieder wat wils. Natuurlijk begonnen we met koffie en speciaal voor de jarige ontworpen gebakjes. Heerlijk om die oudjes te zien peuzelen. En oudjes, dat klinkt misschien niet respectvol, maar zo is het absoluut niet bedoeld. Alleen was ik een van de jongere in het gezelschap. En dat wil toch ook wel wat zeggen. Later zaten de meesten heel tevreden aan een drankje. De uitgebreide lunch zorgde ervoor dat er niemand omviel. En dat mijn moeders nieuwe outfit naar de stomerij moest. Het was ook heerlijk om met mijn nicht, die ik ook al in geen eeuwen meer had gezien, bij te praten. Ook over onze moeders, zussen van elkaar, en hen goedmoedig te plagen met het feit dat ze toch echt wat ouder worden. ‘Vertelt jouw moeder ook alles een paar keer?’ ‘Oh ja, zeker. En ze is niet te stoppen, het verhaal moet worden afgemaakt.’ De jarige was echt jarig en stond in het middelpunt. Hij genoot zichtbaar. Af en toe zag ik hem heel tevreden rond kijken. Dit was dan toch allemaal maar ter ere van hem. En hij was niet de enige die genoot, ik deed dat ook, met volle teugen. Later die middag heb ik mijn moeder weer thuis afgezet. Ik geloof dat ze best moe was. En ik denk niet dat ze die middag verder nog veel gedaan heeft. Gelijk heeft ze, ze is tenslotte niet meer de jongste. Dat is niemand van haar gezin. Maar ze zijn nog best met een behoorlijk aantal, en dat kan toch niet iedereen zeggen.      

Machteld
2 1

Vroeg gevogel

De nacht is achter de rug en ik lig erop.  Met graagte, gretigheid en genoegen zou ik nu van toon veranderen en een teder, sensueel en liefdevol stukje schrijven over mijn huwelijksleven en de daarmee gepaard gaande intieme activiteiten. Verdorie, door die ‘gepaard’-woordkeuze visualiseer ik mezelf meteen weer als dekhengst met een indrukwekkend libido. Wat is dat toch met ons, mannen? Waarom moeten we altijd zo vulgair en opschepperig worden als het daarover gaat?  Gelukkig heb ik het in mijn openingszin gewoon over mijn rug, beste lezer, en mijn recent verworven vaardigheid om erop te slapen en bijgevolg ook wakker te worden. ‘Openingszin’ is in dezen trouwens geen synoniem van seksuele lust, dat had je al begrepen. Ik word graag wakker. Bewust van de geboorte van een nieuwe dag. Het venster staat open en de vogeltjes fluiten om ter vrolijkst en vreugdevolst. Zo wordt een mens opgewekt gewekt. Het lijkt wel alsof ze elkaar willen overstemmen, of overvleugelen. Een kakofonie aan bekoorlijke geluiden, al zingen ze allesbehalve in koor.  Die kakofonie deed me denken aan een gezinswandelingetje van een paar weken geleden. Het zonnetje scheen op mijn pas geschoren bolletje, de kinderen gedroegen zich heerlijk harmonieus en de hond huppelde lachwekkende sprongetjes in het hoge gras naast de straat. Net toen ik een woordgrapje maakte waar ik alleen hartelijk om lachte en bijgevolg bijna heel het gezin, omdat mijn hartelijk lachen volgens hen veeleer op het wilde gehijg van een mannetjeshyena in paringstijd lijkt, voelde ik vanuit het niets een paar dikke druppels op mijn hoofd belanden. Terwijl ik instinctmatig naar mijn schedel en mijn gemillimeterde kruin greep, kakelde mijn oudste dochter dat ik eens dringend moest leren lachen. Niet in de betekenis van ‘je bent altijd zo ernstig’, maar gewoon, rustig en onopvallend, zoals normale mensen lachen.  In de tussentijd voelde ik plakkerig vocht aan mijn vingers en zag ik op mijn rechterschouder een kwakje witgrijze smurrie. ‘Onopvallend? Terwijl er volop vogelstront op me valt, bedoel je!’ Voor de volledigheid geef ik even mee dat er een paar vreselijke krachttermen volgden aan het adres van alles wat vleugels heeft, dat ik als een bezetene, vol afschuw, naar het hoge gras spurtte en enkele flinke bussels uit de grond rukte om mijn hoofd, schouder en handen af te vegen, dit alles terwijl ik luid ‘bèèh, bèèh, bèèh!’ riep. Chaos alom. De kinderen kirden van de pret, mijn echtgenote stond voorovergebogen met buikkrampen van het gieren, ongeruste buren kwamen naar buiten gelopen, enkele schapen uit de weide van iets verderop werden bijzonder onrustig en lawaaierig, een voorbijrijdende fietser week bruusk uit en kwam bijna ten val omdat hij dacht dat hij ging bestormd worden door een hysterische, mentaal gestoorde kaalkop met groene plukken haar en een tiental meter daarboven krijste een zwerm sadistische en waarschijnlijk net ontlaste vogels. Gelukkig is dat allemaal áchter de rug. Wakkerder en wakkerder word ik. Wat ken ik eigenlijk weinig van vogels. En wat dan nog? Kennen vogels veel van mensen? Zou een doorsnee ekster een Kameroener van een Chinees of een Ier kunnen onderscheiden? Ik betwijfel het. Ik hoor, denk ik, mussen. En duiven. Een kraai? Van alles wat. Waarschijnlijk ook kauwen, want daar zit het hier vol mee. Ineens een heel gek getjilp. Volledig uit de toon. Een vreemde eend? Eentje die bijt? Nee, het is een fuut. Ongetwijfeld. Ik twijfel nooit over vogelgeluiden en als ik dat toch doe, wijs ik telkens een fuut als uitvoerder aan. Omdat het grappig is om ‘fuut’ te zeggen. Het doet me denken aan een scheidsrechter die een wedstrijd op gang fluit, het al dan niet discreet laten ontsnappen van lichaamsgassen en het irritante geluid dat vroeger weleens het testbeeld van de televisie begeleidde, terwijl ik vol ongeduld wachtte op het begin van de uitzendingen. Ik ben zelf altijd een vroege vogel geweest. Mijn aangetrouwde bedgenote draait zich om. In mijn richting. Ze slaapt misschien nog, maar toch stoot ik haar aan. Zonder te checken of ze daadwerkelijk wakker of werkelijk wakker voor de daad is (sorry, kan het niet laten), zadel ik haar op met een kersvers raadseltje. ‘Welke vogels stinken als ze transpireren?’ Ik geef haar een por en herhaal de vraag, iets minder zacht fluisterend. Ze reageert niet. Ik panikeer een ogenblikje en hoor haar dan weer langzaam ademen. Gelukkig. ‘Zweetfuten!’ kir ik. Check reactie. Geen. Ik profiteer er even van om nog snel een paar keer ‘fuut’ te zeggen. Ik ben zo blij. Dit wordt een mooie dag, ik voel het aan alles. Naast mij wordt ademen heel stilletjes zuchten. Of snurken. In elk geval een deugddoend briesje. Fuut.  

Danny Vandenberk
0 0