Zoeken

Zwanger van stenen

De lucht is zwanger van zware stenen. Die drukken zich omlaag naar Moeder Aarde. Platte keiën als loodrechte muren. Loopgraven waarin de mens zich kan schuilen. Schuilen tegen de dagelijkse regen van zorgen, beslommeringen en problemen. De lucht is zwanger van keiën zo plat. Als licht- en donkergrijze vijgen, pladijzen. Opeen gestapeld als de vergeten muur van Berlijn. Hastings komt weder na 3.000 jaar afbraak. De geschiedenis als rode draad. Muren als verdediging, oorlogen en oproer, opstand en geweld, haat, racisme, welgesteld. Loopgraven van oorlog, loopgraven van adel. Kastelen en burchten zo hoog. Krak des Chevalier, miniversie in Gravensteen. Belforten, kerken en kathedralen. Monsters van pracht en praal. De vergeten rijke stinkerd in God’s portaal. Grafstenen in de zij- en middengang. Betonblokken en zerken duwen dieper dan ooit. Dood is dood en blijven liggen zult gij. Vergaan met de pieren en vergaan met de dood. De keiën maken muren, zwakkeren moesten verduren. Het hoofd voelt de druk. Van opeengestapelde keiën, rotsblokken, een hand groot. Niemand die daar van genoot. Onderdrukken, apartheid, verdelen, beheren, arm en rijk, Westen en Oosten, gelukzoeker, vluchteling, armoedezaaier, verschoppeling. Verstotenen der aarde, vergeten door God. Al eeuwen, al jaren bouwen we muren om ons heen. Muren van zorgen, verdelen en heersen. Lijnen in het veld, afbakenen op het kadaster. Stenen die drukken. Platter dan vijgen. Van drie uur tot vijven. Geen tijd meer, beklijven. De kameel kijkt mij aan. Blij, een hunker. Zonder zorgen, geen pijn. Zo zou het nu zijn. Muren beklimmen, graffiti op beton. Met hamers en beitels. Muren afbreken en bouwen. De zinloosheid aanschouwen. Trabant in de mist. Een vierkante blokkendoos. Toen Putin spion was in Berlijn. Vervlogen tijden, vervlogen zorgen. Zoveel beter, zoveel slechter. De hunker naar gisteren, sterker dan de toekomst van morgen. Geluk is broos. Verdriet zo groot. De keiën… ze duwen. Dieper drukken, het hoofd zo vol. Verwachtingen en zorgen. Zo vol, zo druk, lawaai, rumoer, altijd weg, nooit thuis. Wanneer eens thuis? Thuis is zo ver weg. Tussen Antwerpen en Brussel. Tussen Brussel en Oostende. Tussen verwegistan, tussen vandaag en morgen. Een huwelijk, een feest. Tot driemaal toe, maar nooit weg geweest. De blijvende vluchteling. Vlucht uit vandaag, altijd op weg naar morgen. Geen thuis, de zorgen. Koffers als mammoeten op de verzengende hitte van macadam, gesmolten asfalt, de rimpels in beton. Kneggedeng, kneggedeng. En ik hoor het alleen. Een beitel. Beton in brokken. Het stof. De wind. Blazen heel ver. Grijs stof, grijs beton. Bruine zandkorrels in de woestijn. Roodbruin als een vos in zijn burcht. Rammelen, roodgroene letters van bierhandel De Man. Stapels bier en drank. Vaten heffen en kratten tillen. Het gezoem van Utrecht tot Meppel, de auto. Een aangekondigd monster. 1.500 kilo staal. Rubber schurend over elke rimpel in het asfalt. De vogels ze fluiten. Hoor ze zich eens uiten. De zorgen voor morgen. Hoe kan je in de toekomst leven als vandaag mijn gisteren hier nog staat? Als het fluiten niet wil stoppen. Groenrode pestkoppen. Wil slapen, wil rusten. De keiën vermalen, de brokken betalen. Zand zal terug zand zijn. Stof tot stof wederkeren. De tijd verbindt de steden. Tot stof zult gij wederkeren. De muren blijven staan langs grachten en tramsporen. Opletten en vluchten voor de aankomende tram. In een bocht. Toeterdetoet. Ik kom eraan. Maar voor de kasteelpoort blijven wij staan. Allen tezamen. Muren zo dik. Kruisvaardersburcht in Homs. Ik mis je… die muren, duizendjarige stenen, versmolten tot pracht. Muren van rust. Stof om te bezinnen. Stof om te beminnen. Homs, Aleppo, wat doen ze je aan? In rust een duizend jaar bestaan. Kasteelburcht van de Koerden. Toen kwamen de kruisvaarders eraan. Ridders van Gent en ridders van Malta. La Valetta precies. Moslims en christenen. Een zorgeloos bestaan. Kalifaat en khalifa. Andalousië en Irak. Perzië, Iran. Waarom die verdeeldheid, al die zorgen? Waarom altijd vechten, die strijd en die haat? Niemand die daarom vraagt. Palestina, de joden, een eeuwig conflict. Een garen, een kleur, rode draad van bloed, de dageraad, de morgen. Duizend jarige haat. Hoe mooi was het ooit. De graansikkel, het paradijs. Fruit in alle kleuren. De humus, de morgen. De zeevaarders, zij varen uit. Van Beiroet, Libanon. De mare nostrum bevaren. Schepen, kajuiten. Ceder trees. Dadels, vijgen, mago’s, graan en de wijn. De wierook uit Jemen. Met qad, de drugs, bolle wangen, de rust, de vaak, de slaap, de zorgen verdrongen. Op weg naar morgen.   https://autismestorm.home.blog

Autisme Storm
0 0

Stoerdoenerij van het bange hart

Een paar dagen na mijn vertrek. Wanneer mijn planning volgens planning gelopen zou zijn, zat ik al in mijn hut, hoog in de Pyreneën. Met uitzicht over besneeuwde bergtoppen te schrijven over mijn avontuurlijke tocht. Met het knisperend geluid van de houtkachtel op de achergrond en Mila aan mijn voeten. Het leven loopt niet altijd volgens planning. Zeker niet als deze overmoedig en daardoor onrealistisch is. Daardoor vindt mijn dagelijks schrijven plaats in mijn favoriete koffiebarretje in Home Town Mechelen. Waar ik 20% van mijn geplande dag budget spendeer aan een latte. De rietsuiker, het speculaasje, wifi, warmte, toilet en drinkwater maken de 3,5 euro minder pijnlijk. Hoe ben ik in Kaffee-ine beland in plaats van mijn hut, ver boven zeeniveau en minstens even ver weg van de bewoonde wereld? Angst. Naast slechte raadgever ook de bron van deze change of plans. Vol goede moed liet ik Mechelen achter en wikkelde me in het gevoel van avontuur en vrijheid. Helaas sloeg dit haast euforische gevoel al heel snel om naar zijn minder positieve tegenhanger. Niet zo heel erg veel later, nog niet eens de taalgrens voorbij, bracht ik mijn bus noodgedwongen tot stilstand. Geen taferelen met zwarte rook uit de motorkap, al voelt het niet minder erg. Zware migraine. Van die soort dat het tikken van je richtingsaanwijzer voelt als een hamerslag op je schedel. Samen met het kloppen in mijn hoofd, ogen en maag, kwam het overduidelijke besef dat ik mezelf overschat heb. ‘Zwààr overschat’ was misschien wel beter op zijn plaats. Het was te ver buiten mijn comfort zone op dat moment om zonder plan door de vrieskoude alleen tot in de Franse bergen te rijden in mijn nieuwe oude logge 3tonner. “Hoe kan je één jaar alleen gaan reizen als je de tocht naar de Pyreneeën, zo ongeveer 5/365e van de onderneming, niet eens aan kan vangen vol vertrouwen. Of toch op zijn minst zonder het in je broek te doen?” Lekker kritisch. Zo is hij wel, die Eerste Stem. In een zachte melodieuze toon vervolgde Stem Twee op zijn eigen sussende manier “Nothing to be ashamed about: er zijn genoeg mensen die niet eens allen op een all-in vakantie zouden gaan. Of naar Antwerpen durven rijden. Zelfs in je vriendenkring.”“Yep,” antwoordde de kritische stem “die durven het niet en die doén het dan ook niet. Slimmer dan pretenderen meer te durven dan je kan. Zij kénnen zichzelf duidelijk beter dan jij jezelf kent. En dat geeft dan al jaren les over ‘naar jezelf luisteren’ en ‘je grenzen respecteren’. Tssss…” Even bleef het stil, waardoor de harde woorden hun doel niet misten. Recht in mijn bange hartje. De katalysator voor angstgedachten die op hun beurt mijn zelfvertrouwen aantastten. Dat brokkelde af met de snelheid van een over gemotiveerde lawine. Rillend in mijn bed, onzeker over hoe lang de verwarming op kan zonder de benzinetank leeg te maken, dienden twee opties zich aan. Angsten negeren, extra anti-migraine pilletje en moedig door rijden tot in de bergen. Of luisteren naar mijn gevoel en mezelf niet forceren iets te doen dat niet goed voelt. Geen evidente keuze, dààr, op de parking, tussen de truckers en in de schemer. De stemmen in mijn hoofd waren het nog steeds niet eens. “Komaan, wie durft er nu niét naar de Pyreneeën rijden?”, bulderde Stem Een. “Wel ja, …. “, hoorde ik Stem Twee fluisteren na wat getwijfel, “ik. Ik durf het niet op deze moment, alleen.”Wat was ik blij dat mijn Begripvolle Ik tussenbeide kwam, nog net op tijd om een ruzie tussen hen te vermijden. “Voelt het niet goed, dan is het niet goed. Waarom heb je een sabbat jaar genomen? Om te rushen? Om je stoer voor te doen? Ik dacht het niet. Les 1: wees trouw aan je gevoel. Je hebt niets te bewijzen en nog in het minst aan je zelf.” Ik draaide de sleutel om in het contact en reed terug naar Mechelen.

angelique
0 0

Oud brood en autobanden

  Bij nacht, mijn liefste, fluister ik. Geen mos, geen daken roepen naar de maan. Melancholie, verdwaalde snot kleeft aan mijn stembanden. Schimmels groeien op mijn stil vinyl. Er groeien korsten op de scheuren, oude schreeuwen, echo’s dachten uit te sterven, alles hapert en het is nog zeven dagen voor de kerst.   Ik heb geen haard, geknetter kan ik enkel voelen als ik bij je lig, wanneer je vel wilt dat ik streel met tong en lippen, vingertoppen. Prevelen, dat zal ik, codewoordjes, broodjes plankton wachten in een koelschrank langs een Autobahn, ik ben al onderweg. Ik kom uit Osnabrück. Ik kocht een caravan met Duitse nummerplaat en blote velgen voor het zachte asfalt in jouw warme lavaland.   Tralala, lalala. Er is geen radio aan boord, de motor neuriet onzin en een BMWmobiel vliegt me voorbij. Straks, daar in een bos bij Aken sneuvelen de biggen van de wildste everzwijnen want ze steken over, zoeken eikels aan de overkant.   Nog even, Poekie, en ik fluister. God de ganse weg zal ik gezwegen hebben want de witte Rijndolfijn hij had gesproken : Menschen, halten Sie die Klappe!   Dat was, toen ik de brug bij Duisburg overreed. De wereld vroemde, brulde, schat. Ze brult zo vaak, het is een aap met rotte kiezen, overal geboor. Een tandarts hoorde ik en wegenwerkers sloegen gaten, op een parking wilden de lantaarnpalen aarding en houvast.   Blablabla, blablabla en het zijn tweede moede ogen, zoetje, die van mij. Ze richten zich op streepjes en gebeuren doet het. Buiten mikt een klokhuis naar een vuilnisbak, meeuwen pikken in verloren brood. Oud, dat is het na één dag, doch gisteren zal altijd blijven weten, honnepon, hoeveel ik van je houd.   Waarom was deze morgen dan het licht zo raar en fel? Ik zag je even niet. Het beeld kwam weer, nog een geluk. Ik kreeg jouw blik terug en ook de plastiek jeep. Hij rijdt zo graag door al jouw heuvels en ik stopte even. Schat, je denkt allicht dat ik pipi moest doen.   Dat was het niet. Elf autobanden stonden op elkaar gestapeld als een toren die van nieuwe reizen droomt. Drei Liter Gefrierschutzmittel, vroeg ik toen in die garage. Zo verging mij daar. Ik koos een hemelsblauwe kleur voor ogen van een blindgeboren dag en verder reed ik, rijd ik nu. Nog steeds. Ik kijk niet meer opzij. Ik kom!   Het zal weer donker zijn, mijn wederhelft, als ik je oren vind. Wees lief en wees gerust, meine liebe Schmetterling, geheimen zullen het niet zijn, geen lege zinnen die ik je verklap en straks dan voel ik, zoek ik achter al jouw lelletjes naar prikkels voor een lange nacht. Ik vind ze wel, de korte pijn zal zijn, voor haar, de eenzaamheid.    

Dimitri Dendonder
0 0

Mijn man kon geen verlof nemen

“Hij kon geen verlof nemen.” Ik haal mijn schouders op alsof ik dat jammer vind. Merkt hij mijn aarzeling? De treinwagon maakt een onverwachte schok. Ik verleg mijn aandacht naar de nieuwsgierige dames naast mij en hoop dat ik het verhaal over mijn denkbeeldige man niet te diep moet uitspitten. “Hij werkt voor een groot bedrijf.” Hij stelt niet al te veel vragen meer en toch blijf ik ratelen. Ik doe het onbeschaamd, hoewel ik mij gegeneerd voel. Ik heb mijn stekels opgezet en had maar enkele minuten nodig om van een toegankelijke reizigster te veranderen in een ijskoningin. Als ik maar mijn bestemming bereik voor er vragen over kinderen komen.   ***   Jakarta, een uur geleden en ik vond in de ochtenddrukte de toegang tot het treinstation Cikini niet. De stoep was over de hele lengte van het station afgebakend met een meterhoge omheining om te voorkomen dat de pendelaars niet meteen de drukke straat opstromen. Ik zag nergens een mogelijke oversteekplaats. Een aantal lokale mensen kroop behendig over de afsluiting. Ik waagde mij niet aan deze acrobatie, maar vond het ook belachelijk om te vragen waar een entree was. Een jonge man, geklede broek, wit hemdje met een stapeltje papieren onder zijn arm zag het waarschijnlijk in mijn speurende blik. Hij wees me de plaats, een twintigtal meter verderop. Ik toonde mijn vriendelijkste toeristenglimlach. Zo eentje vol dankbaarheid en blijdschap dat ik in dit land zo ver van huis zo spontaan werd geholpen. Ook al was zijn pas veel kordater dan mijn dwalende reizigersstap, toch stond hij plots terug naast mij en liep mij voor naar het juiste loket. Hij regelde mijn ticket naar Bogor, ik stak hem het geld toe en hij gaf een ticket en wisselgeld in de plaats. Ik bleef glimlachen. Alhoewel diep in mij protest opborrelde. Zo een hulpeloze toerist ben ik nu ook weer niet. Hij wandelde samen met mij de roltrap op naar het juiste perron. Intussen vertelde hij dat hij onderweg was naar de universiteit. Het gesprek ging niet over koetjes en kalfjes. Als student politieke wetenschappen goochelde hij met uitspraken van Descartes en Nietzsche. Mijn alziend oog checkte intussen de route van de trein. Ik was al afscheid aan het nemen toen de trein naar Depok op het perron arriveerde. Voor de universiteit ging deze ver genoeg, voor de botanische tuin van Bogor niet. Met een stopgebaar maakte hij mij duidelijk dat ik deze trein niet mocht nemen. Ik knikte beleefd. Als bewijs van mijn zelfstandigheid opperde ik zelfzeker dat het voor hem wel de juiste trein was. Hij knikte al even beleefd. Maar instappen deed hij niet. Hij wachtte samen met mij op de volgende trein. “Niet getrouwd, maar wel samen. In België hoef je niet te trouwen.” Ik schrok van mijn antwoord. Mijn leugen had de gemoedelijke situatie een klap gegeven. Ik voelde een bedenkelijke blik in mijn rug terwijl hij mij eerst liet instappen. Ik nam een zitplaats tussen een groep vrouwen. Hij bleef staan.   ***   Ben je getrouwd? Heb je kinderen? Het zijn normale vragen. Ook als je alleen onderweg bent. Wanneer er aan de volgende halte meer mensen opstappen, gaat hij een beetje verder staan zodat onze babbel onvermijdelijk stil valt. Er is te veel ruimte tussen ons voor nog meer ‘je pense, donc je suis’. Gelukkig is er een hele rij dames met hoofddoek die mijn aandacht opeist. Het is mij niet ontgaan dat ze mij stiekem proberen te fotograferen. Ik breek het ijs en vraag of ze een foto willen. Ze spreken maar een paar woorden Engels, maar met gebaren lukt het ook. De jongeman bekijkt het tafereel van op een afstandje. De vrouwen giechelen terwijl ze van smartphone wisselen. Elk om beurt gaan ze met mij op de foto. Ik voel me terug reizigster worden. Zonder aanval op mijn onafhankelijkheid. De halte van de universiteit wordt afgekondigd. Mijn blik probeert zijn blik te vangen. Het wordt een snelle afscheidsknik en een vluchtig handgebaar. Niets doet vermoeden dat we het een half uur geleden nog over de zin van het leven hadden.

Onder andere wolken
0 0

Het Verhaal Van Een Nagelbijter

Ik loop. Ergens verloren. Omsloten door golven roestbruin zand.Een leemte, leeg.Levenloos.Mijn hoofd is een smeltende klomp ijs en ik wacht tot er niets meer van overschiet. Enkel nog een verdwaald lichaam, ergens op een eindeloos veldweggetje in Spanje, en een plasje water vol gedachten.Als ik de juiste pijl had gevolgd was ik nu al op mijn bestemming.Aan het slapen met verkoelde voeten.Misschien was ik welde liefde van mijn leven aan het ontmoeten.Dat zou ik kunnen denken. Maar dat doe ik niet.Want hier weiger ik me te wentelenin zelfmedelijdenin verdriet.Nee, hier ben ik de laatste mens op Aarde.Onaantastbaar.Ongezien.En voor het eerst in jaren,Onbevreesd.   Mensen zijn bange wezens. Van spinnen tot bliksem en donder tot de dood, we hebben allemaal iets waardoor onze nekharen overeind komen te staan. En dat is niet vreemd. Angst staat namelijk in ons DNA gegrift. Het is een overlevingsmechanisme, zonder waren we hier niet eens.Angst is ook een raadgever. Een duiveltje op onze schouder, meesterlijk bespeeld door politiek en media.Het is een schuilplaats.Een parasiet.  Het neemt en neemt. Tot er niets meer van overschiet.Angst is het donker.En ik heb nooit leren fluiten.   Misschien ben ik gewoon laf.Als ik niet buitenkom, kan er me niets overkomen. Als ik het niet weet, kan ik er ook niet over piekeren.Als ik mijn hart niet blootgeef, kan niemand het kwetsen.Het is een gemakkelijk leven, weg van alles en iedereen.Het is ook een vreselijk leven. Nee, geen leven. Een bestaan. Saai en eenzaam. Gevangen achter een glazen wand, terwijl iedereen buiten aan het spelen is.Maar glas kan breken.En fluiten kan je leren. Want diep in ons schuilt het antwoord en wij moeten luisteren. Want het woelt en woedt, voedt de oorlog in ons. Het vecht, weigert te vluchten. En voor een keer is dat niet slecht.Het klopt vol verlangen. Doet ons de wijde wereld intrekken. Het doet ons struikelen en vallen, huilen en kwaad zijn. Het doet ons voelen.En hoeveel pijn dat soms mag doen, we zouden het niet anders willen. Dus ik kies ervoor om de weg kwijt te rakenmet een lege thermosfles en geen bereik.Want hier, op deze onverbloemde plek speelt de wereld zich af.Hier ben ik de eerste mens op Aarde,bangmaar met een hartdat overlooptvan leven.

Woordenwandelaar
0 0

The American (dream) nightmare

A retractable ballpoint pen assemblage (Schneider K15) Inventor: John Loud Inception 1888   Het is 45 jaar geleden maar het kon gisteren gebeurd zijn. Amerikaanse gepensioneerden contacteren Global Travel.  De naam spreekt voor zich. Ze boeken er hun ‘trip around the world’. Slechts enkele generaties voordien volgden de voorouders van deze oudjes  hun American Dream.  Daarbij vergaten ze in hun bagage ook wat cultuur mee te nemen uit het Oude Continent.  Nu hun nazaten er eindelijk het geld ervoor bij elkaar hebben geschraapt,  keren deze terug naar hun ‘roots’.  Omdat ik er zelf voor werk,  weet ik dat het merendeel  zal overnachten in een hotel van  een internationale Amerikaanse keten.  Onder het devies ‘home away from home’ eisen deze globetrotters  het comfort dat ze thuis zogenaamd gewend zijn. Zo moeten hotels beschikken over een indoor swimming pool,  terwijl slechts  2% een voet in het water zet. In de meeste steden die worden aangedaan wordt ook amper een voet aan land gezet en beperkt het verblijf zich tot het transitgedeelte van een internationale luchthaven.  Verkooplieden in de internationale hotel business kunnen niet omheen zulke grote touroperators.  Die boeken namelijk globaal tientallen duizenden overnachtingen en vullen zo in één klap vele hotelkamers.  In de hotelwereld bestaat de ongeschreven wet dat er niets erger is dan een leegstaande kamer.  Bij het bedingen van de kamerprijs wordt gebruikelijk ook een ontbijt en zelfs een extra maaltijd aangeboden. Vandaar dat de Amerikaanse toerist tijdens zijn wereldreis haast overal een ontbijtbuffet en koude kip krijgt voorgeschoteld.  Ik heb een sterk vermoeden dat de ontbijtbuffetten die inmiddels overal zijn ingeburgerd daar hun herkomst vonden. Zeer vroeg in de morgen ben ik net op de eerste vlucht van Brussel naar Frankfurt gestapt als er een groep van de bovengenoemde toeristen aan boord komt. Een grijsgekrulde oude dame, overladen met zakjes en pakjes,  maakt aanstalten om zich naast mij neer te vlijen. Om niet onder de pakjes bedolven te worden veer ik recht en stel  de dame voor haar een handje toe te steken.  Ik krijg een ‘big smile’ en een “Oh,  you’re such a gentleman,” in een Amerikaans met een onmiskenbaar Texaanse tongval.  De cowboy, die uit dezelfde streek afkomstig is en ook president is van het bedrijf waar ik voor werk, klinkt namelijk precies hetzelfde. De desalniettemin lieftallige dame steekt meteen van wal met haar verhaal.  Haar groep is de dag voordien vertrokken en heeft reeds een tussenstop gedaan in Schiphol waar alvast een aantal souvenirs werden ingeslagen.  Nu zijn ze van Amsterdam via Brussel  op weg naar Frankfurt.  Daar nemen ze straks een vlucht naar Moskou.  Zo zullen ze in plus minus achtenveertig uren reeds een kwart van de wereld gezien hebben, bedenk ik. Ook in Brussel heeft  ze in de Freeshop al ‘famous Belgian chocolates’ gekocht.  Ze duikt meteen in haar supergrote handtas en mijn vrees is groot dat er een pralinen doos te voorschijn gaat komen. Gelukkig zijn het een pak stylo’s die samengehouden worden met een stevige elastiek.  Ze neemt er één uit het pakje en overhandigt  mij de pen met de vraag of wij dit reeds kennen in Europa? Ik kijk haar verbijsterd aan en voor ik kan antwoorden zegt ze: “This is a ballpoint and you can write with it.” Ik neem het ding aan en weet niet ik of ik moet bulderen van het lachen of hard moet beginnen wenen.  Stel je voor! Gezien haar gevorderde leeftijd besluit ik ze in haar gedacht te laten.  Tenslotte staat er in de aardrijkskundeboeken in Amerika over Nederland nog steeds dat de mensen er  ‘wooden shoes’ (klompen) dragen en het land vol staat met windmolens. Dan vraag ik haar waar ze in Amerika vandaan komt?  Ik heb namelijk gemerkt dat de balpen een opdruk heeft van een bank in Forth Worth, Texas. Ze bevestigt mij dat ze uit Forth Worth afkomstig is. Voor wie het niet kent:  dit is zowat de vierde grootste stad van Texas, gelegen vlakbij Dallas.  Even denk ik terug aan de tijd dat wij op de lagere school geen balpen mochten gebruiken.  Wij moesten namelijk met een potlood schrijven ‘om ons geschrift te vormen’.   Dan haal ik mijn meest sarcastische blik boven en met een perfect geïmiteerd Texaans accent zeg ik aan het vrouwtje: “Never heard about this place,Forth Worth.” Wat er nadien met de pen gebeurde weet ik helaas niet meer. In feite had ik ze moeten bewaren en in dit internettijdperk op zoek gaan naar lotgenoten die in de rest van de wereld een soortgelijk exemplaar ontvingen tijdens de World Tour van mijn BFF, Best Flying Friend uit Texas.

Vic de Bourg
7 0

Vooroordelen en darts

Vooroordelen. Ik heb ze. Ik lijd eraan. Nog steeds. Zelfs na 39 jaar ervaringen opdoen op dit bolletje sterrenstof en na 15 jaar lesgeven aan nieuwkomers van alle pluimage. Vooroordelen werken als darts: je gooit negen keer tevergeefs richting roos en wanneer de tiende keer raak is, onthoud je enkel die ene worp. Vooroordeel 1: Mispoes Een moslima uit Pakistan zit tijdens een spreektest van top tot teen gesluierd in haar zwarte bijna-boerka. Dat uitzicht werkt blijkbaar nog steeds op me in. Op de vraag waarom ze naar België is gekomen, antwoordt ze: omdat de vrouwen in mijn land minder kansen krijgen. Hier in België is het modern en mag ik werken. Vooroordeel 2: Mispoes Een man uit Bosnië is al de ganse cursusperiode opvallend stil. Niet echt handig voor een mondelinge module. Zijn houterige houding en bloeddoorlopen ogen interpreteerde ik -redelijk onbewust- als desinteresse of erger.Bij dezelfde spreektest over de komst naar België blijkt dat hij hier al 28 jaar woont (en nu pas in niveau 2.2 zit! Hoe kan dat in godsnaam? … vooroordeel 3: Mispoes) Daarna gaf hij eerst toe dat hij enorm gesloten is en deed vervolgens in verrassend goed Nederlands zijn verhaal. Zijn teruggetrokken attitude en vermoeide blik kregen voor mij gaandeweg een totaal andere invulling toen hij vertelde over hoeveel vrienden en familieleden hij in de Joegoslavische oorlog had verloren, over zijn scheiding, zijn depressies, over de overuren die hij jarenlang aan de Antwerpse haven deed om zijn zonen te laten studeren. ‘Ik was vòòr de oorlog helemaal niet zo gesloten.’ Het stuwmeer van zijn stilzwijgen was zodanig doorheen de dam gebroken, dat hij de vijf minuten spreektijd fel overschreed en andere cursisten pas volgende les aan bod konden komen. Vooroordeel 4: Mispoes Vraag nu aan honderd FB-vrienden om een moslimterrorist te tekenen en je krijgt ongeveer een afbeelding van mijn Afghaanse cursist. Toen ik polste naar zijn welbevinden in België, was hij uitermate positief. Enkel miste hij zijn familie, vooral zijn mama want die lag chronisch ziek in bed. Hoe moet ik dit zeggen? Zijn bedroefde ogen in combinatie met de uitspraak van het woord ‘mama’ deden mijn pijltje zo fel afwijken, dat het naast het dartsbord terecht kwam. Vooroordeel 5: Raak Vraag nu aan honderd FB-vrienden om een oudere bibliothecaris te tekenen en je krijgt ongeveer een afbeelding van mijn Syrische cursist. Wat blijkt nu? Hij was gewoon écht bibliothecaris! En nog wel in de grote nationale bibliotheek in Damascus. Hij beheerde tienduizenden oude manuscripten op 500m van het paleis van Assad die soms op officieel bezoek kwam. Wat een volstrekt ander leven heb je, als je je een paar jaar later in een klas in Borgerhout bevindt tussen mensen van de hele wereld met allen slechts één en hetzelfde boek voor hun neus. Vooroordelen: laten we vooral wat minder pijltjes proberen gooien.

Joachim Stoop
41 0

Glimlach van de dag

  Om de zon in volle glorie van achter de wolken te lokken, gaf ik in mijn NT2-klas de opdracht om een positief verhaal te schrijven rond een verrassende ontmoeting, een grappig toeval, een hoopvolle boodschap. Er was hierbij slechts één doel: de leraar doen lachen -met glim of schater. En de taal moest natuurlijk ook wel een beetje kloppen. Het is tenslotte les Nederlands.Het verhaal van een Afghaanse cursist ging zwaar en zenuwslopend van start: na zijn eerste twee weken in België te hebben doorgebracht in een gesloten asielcentrum in Brussel, werd hij met een treinticketje enkel richting open asielcentrum van Kapellen gezonden. Nu laten we je los, Samir. Van hieraf moet je gaan.Op het briefje las hij zonder enig begrip: Kazerneweg 35, 2950 Kapellen of stel dat jij in Afghanistan bent en enkel Nederlands begrijpt: کازنیویوګ 35، 2950 کاپیلین Met het adres in de hand ging hij koortsachtig op zoek naar hulp van medereizigers op perrons en in treinen. Tenslotte kwam hij opgelucht aan in het station van Kapellen. Oké, en wat nu? Sommige mensen waren behulpzaam, anderen lieten hem links liggen. Hoopvol wandelde hij in de vermeende goede richting en stopte een auto met een heel vriendelijke man die hem vroeg waar hij naartoe moest. ‘Stap in!’ Hij gaf het briefje aan de man. ‘Ik rijd je erheen’ moet hij gezegd hebben in die taal van Mars. Met gebaren vroeg de man of hij kleren nodig had. Wou hij een stuk chocolade? Ja, dat wel. Hij zou de man nooit vergeten. Zo vriendelijk, en wat is het woord … gastvrij.Ik vroeg of hij de man ooit nog heeft teruggezien.‘Nee, nooit meer. Maar ik had in de auto zijn telefoonnummer gevraagd en ben diezelfde dag nog als een gek Nederlands beginnen leren om hem na een paar maanden in een perfecte sms te kunnen bedanken. En dat heb ik gedaan. ’ De glimlach.De zon.

Joachim Stoop
19 1

Dat land met die mensen.

Toen ze aankwam hing de kip er al. Aan het spit boven een vuur in de buitenkeuken die niets meer was dan een hoop stenen, een verwijzing naar. Het weer was mild genoeg voor haar blote armen en te warm voor de sjaal die ze omhad. Toen het gezin in de ochtend had voorgesteld een dagje in het zomerhuis te spenderen, wist ze niet goed waar ze zich aan moest verwachten. Nu zaten de moeder en dochter naast haar, tegenover het vuur, terwijl de vader het spit draaiende hield. Er werd weinig gezegd. Of eerder weinig gesproken. Want iedere blik verhaalde van overweldigende dankbaarheid. Voor het eten, het gezelschap, de rust. Ze peuzelden samen van de kip. Vette vingers en smakkende geluiden. Het familierecept smaakte even verrukkelijk als beloofd, zelfs met haar licht verbrande tong. Slechts twee dagen eerder leerde ze de ouders kennen. De dochter beschouwde ondertussen, een maand na de eerste ontmoeting, als goede vriendin. Hoe komt het, vroeg ze zich af, dat ze zich hier onmiddellijk thuis had gevoeld? Dat het vreemde bed waarin ze deze ochtend ontwaakte al zo vertrouwd leek?  Dat ze woorden meenden te begrijpen uit hun harde onverstaanbare taal? Ze wist nu al dat het afscheid haar zwaar zou vallen.   Of ze zin had om naar het meer te wandelen? De dochter stelde de vraag heel stil, nog steeds onzeker over haar accent. Ze stemde onmiddellijk in. Het meer bleek een kleine vijver, een vertalingsfout. Ze namen plaats in het gras en praatten over de eenden die voor hen op het water dreven. Over hoe die er in België anders uitzien. Over die week samen, daar in België en nu hier. Over de toekomst, het verleden en hun dromen. Over alles en niets.   Toen ze, eergisteren net na haar aankomst, een flesje Duvel uit haar koffer tevoorschijn haalde, vertelde de vader dat er in dit deel van het land meer wijn dan bier gedronken wordt. Had ze hun wijngaard al gezien? Ze werd rondgeleid in de tuin die, verspreid over verschillende niveaus, groter bleek dan verwacht. De hond, nog heel klein, dartelde hen vrolijk achterna terwijl de vader met enorme trots iedere bloem en plant uitlichtte. De wijngaard bevond zich op het laagste punt van de tuin. Zonder woorden maar met dezelfde fierheid als haar man lichte de moeder haar het bereidingsproces van hun wijn toe. Ze openden een fles. Toost op het gezelschap.   De hangmat hing in een streepje licht. Vanaf dit punt keek ze uit over het volledige stuk grond. De hond genoot iets verderop van de zon die ook daar het gebladerte wist te doorbreken. Ze nam een slok van haar water en keek geïntrigeerd naar een kolonie mieren die ijverig te werk was. Met haar ogen dicht en armen lam naast haar luisterde ze naar de complete stilte. Niet veel later werd ze zacht gewekt. De moeder, warm gezicht, probeerde haar gebarend iets duidelijk te maken. Ze lachten beiden zachtjes om hun gedeelde onbeholpenheid.   Mens erger je niet op de te kleine tuintafel. Het was laat in de namiddag, op het mooiste uur van de dag. Het spel ging rustig vooruit en pretlichtjes waren goed vertegenwoordigd. Wachtend op haar beurt keek ze naar het huis, opgebouwd uit brede houten balken. Dit land, deze mensen. Volledig onbewust besloot ze zich nooit meer zo gelukkig als hier te voelen.  

parallellepipedum
0 0

Pendelpencils

Ze zag haar evenbeeld weerspiegeld in het raam. Buiten was het donker, of toch, zo leek het. Het was slecht een illusie. Het treintraject liep doorheen de bergen, en de penetrerende tunnels maakten dat ook overdag de reiziger zich in nachtmodus bevond. Elke maal de trein de tunnel uitreed, en het zonlicht de wagon verlichtte, werden de passagiers gewekt. Ogen werden uitwreven, monden gaapten, en lichamen strekten zich uit. Om dan weer, enkele minuten later, de volgende tunnel en nacht in te rijden, en weer verder te dommelen op het ritme van de wiegende wagon.   De pendelaars op dit traject hebben het goed. Het vroege wakker worden wordt verzacht door de sluimerende, schommelende reis naar hun bestemming. Ze krijgen de tijd om de dag te beginnen. Ze krijgen de tijd om hun ogen te laten wennen aan het zonlicht en aan de geuren en kleuren die bij klaarte hun donkere holtes verlaten. Ze moeten niets. Ze wennen. Aan het licht, aan het geluid, aan elkaar, aan hun plannen voor de dag. En wennen is goed. Wennen maakt dat je beter voorbereid de dag doorkomt.   Toch hebben de pendelaars op dit traject het ook lastig. Veel te warme wagons in de zomer, ijskoude in de winter. Verwarmingen die niet werken, plakkerige vloeren, zuurgeurende toiletten, onvriendelijke medereizigers, en constante vertragingen. Het zit hen niet mee. Gezucht rukt op wanneer ze de trein opstappen, die hen genadeloos naar hun bestemming brengt. Ze hopen een vertraging op te lopen, om dan het recht op klaagzang over de Italiaanse spoorwegen te kunnen opeisen. Ze grommen en knorren en puffen en zuchten.   De trein remt het station binnen. De pendelaars staan recht en stappen de trein uit. De dag is begonnen. Het warme deken van de treinwagon wordt genadeloos van hen afgetrokken. Maar dat is niet erg. De reis heeft zijn dienst gedaan. Ze zijn klaar. Ze zijn het gewend.   Ze zag haar evenbeeld weerspiegeld in het raam. Buiten was het nu licht. ‘Het blijven het pendelaars. Maar deze hebben het toch niet zo slecht.’, dacht ze.

Rebekka
0 0

Djoembier

    Nagels wijzen naar de lucht. Aan een tros ballonnen, kijk, het kind drijft weg en boven wacht een hemelmeer, dobbert er een luchtmatras. Het punthoofd is van de fakir.   Ricky wil ook naar de top en bij het winkeltje, bij de belegde broodjes, honing, ooretter in potjes, daar begint het pad. Je moet eerst door het bos van de gewurgde tijd, pluk er bessen, zwammen worden best venijnig, als je zomaar stippen op de hoedjes tekent.   Ricky is een doorzetter. Nochtans. Zijn koffertje het bulkt van onheil en verlossing. Alles is geregeld. Blijf kalm! Ginds beneden achter bergkammen wacht een knalblauw busje. Op de laadvloer kan je alle knopen vinden, het tapijt is lekker hard.   Ach Ricky, de spits van de Djoembier, je bent er zo. Zotten hebben alles geplaveid, de brokken ziek geschikt en in de hut verblijven alle daders, eten ze goulash met knedla. Een haardvuur knettert, kiekjes schiet je, vang het uitzicht, lach of kwetter, tongen proeven sap van zoet gelul.   Genoeg, het zal, geloof me, vriend, je hebt gedroomd van beterschap toekomst, papegaaien met te grote tieten, een drol smeulde in de microgolfoven, echt waar, ik zweer het, niets is van mij, geen ene streek, het schilderij is zonder vorm, de worm wilde geen vel, appelsienen zonder schil worden gesneden voor een peuter. Zwaai niet. Ga nu. Bergaf.   Er is een kabelbaan die niet eens rammelt, Milan heeft een hendelhand, stap in, maant hij en in de gondel zit hij stil, naast die fakir met zijn een blik vol gaten. Kijk toch naar beneden!   Zonder lier en zonder kabel zouden zij nu vliegen. Over liefdeshuizen, klinieken voor abortus van de kleinigheden en in zijn tuin heeft een man de tomaten vrolijk ingekleurd. Wat gebeuren moet vindt plaats, onder het zitje zit het spul, een paardenmiddel. Dood lust leed en wonder!   Sluit ze, Ricly, je ogen, de beelden van de smurrie, van de smeerlapperij. Zeg geen vaarwel aan uitgezongen krekels, groet de sheriff van de stoere zielen niet want alles is te moe, de lucht in de ballonnen, zelfs de melkkoe braakt oranje en de mussen mijden kruimels van het kind.   Zwijg. Het is zoals een boom. Laat los alle ballonnen. De bladeren, die snel hun groen verloren, heb je volgeschreven. Volg de takken stam en wortels, nagels bijten doet geen haan, geen kraai. Ontspan. Loop leeg. Slaapwel. De bodem wordt van jou.         uit de reeks 'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
0 0