Zoeken

Het telefoonkastje

Terwijl ik mijn toast met aardbeienconfituur besmeerde, met daarbovenop een plakje oude kaas, vertelde ik aan de ontbijttafel over een voorwerp dat onze mannen niet meer hebben gekend. "We hadden thuis een telefoonkastje. Het staat nu in het woonzorgcentrum bij oma. Er staat al lang geen telefoon meer op, maar we zeggen nog altijd ‘telefoonkastje’. Dat is zoals een hoedenplank in de auto. Niemand legt daar nog een hoed op. Toch niet dat ik weet.” Later op de dag vroeg ik in het woonzorgcentrum aan onze oudste of hij de lege koffietas van oma op het telefoonkastje wilde zetten. “Het was wel een praktisch ding, dat telefoonkastje. Er stond niet alleen het telefoontoestel op, maar in het kastje was ook ruimte voor de telefoonboeken. Nu liggen er fotoalbums in.” “Telefoonboeken”, vroeg hij. “Wat waren dat? Boeken met allerlei soorten telefoontoestellen?” “Nee”, zei ik. “Daar stonden alle telefoonnummers in. Tenminste, die van onze provincie. Als je naar iemand in Brussel of Antwerpen wou bellen, mocht je daar iemand kennen, moest je naar de bibliotheek of zo.” Mijn telefoonverhaal was nog niet afgelopen. “Heb ik je ooit verteld dat we eerst een toestel met een draaischijf hadden?” “Dat ken ik precies nog van bij oma thuis”, antwoordde hij. “Nee, dat was het toestel met druktoetsen. Daarvoor hadden we een telefoontoestel met een draaischijf. Toen was ik nog klein. Een hilarisch ding. Als je je vinger te vroeg losliet, moest je opnieuw beginnen. Het was een miserie. Bijna alsof je een fietsband moest oppompen door in het ventiel te blazen. Onze pa had nogal dikke vingers. Die moest een stokje gebruiken om in die gaten van de draaischijf te kunnen. Daarna kregen we dus een toestel met druktoetsen. Een hele vooruitgang. We wisten niet wat ons overkwam. We hebben de hele dag zitten bellen.”

Rudi Lavreysen
17 0

De vendelzwaaier heeft artrose

  Het dagboek van Donald J. Trump werd per vergissing gevonden onder het kadaver van een walrus. Alcoolstift op plastiek en de eerste pagina is al behoorlijk ziek. Daar staat. Ik heb dit echt zelf geschreven. Het staat boordevol tekeningen van skeletten en recepten voor omelet. Op vaders wijze. Zo werd ik arm vanbinnen. Op moeders wijze. Zo vergat ik een kind op een parking. Tussen grote auto’s kon ik mij als jongeling altijd goed verstoppen. Ik wil een helicopter en op een quad rijden. Eerst in de lucht, dan tegen de muur, daarna in een gat. Badminton, tennis en golf. Ik word een poolster. Het staat vol. Met van die zinnen en als er een grap tussenzit. Dan staat daar soms een smiley onder getekend of soms voluit deze vijf woorden. Dit is om te lachen! In het Amerikaans zijn het er maar vier. This is a joke! En Sven Pichal is intussen gevlucht naar Thaïland. Het gevangenisvoertuig werd zoals verwacht op de Brusselse ring zo hard klem gereden door twee schoolbussen dat de achterdeuren scheurden. Hij liep enkel een zonneslag op. Gelijk Donald dat wel eens overkomt als hij weer eens geen onschuldige pet draagt. Ik heb zo’n koud vermoeden wie de ghost writer was van dit dagboek. Dat zal Ignace in de toekomst denken. Mensen die de mensheid slaan, vinden mekaar. Zo gaat dat met brothers in arms. Zij voeren dialogen in een geheimtaal die zich niet schaamt. Er zitten ook doordachte reprises in het dagboek. Op eigen wijze. Ik at een kind op een parking. Ik wil een duikboot en een blanco strafblad voor rode kleutertekeningen. Eerst in de lucht, dan tegen de muur, af en toe in een gat. De vendeldrager heeft artrose aan de ziel en last met de vlag. Deze opening is gemaakt door de vaandelstok. Wanneer rust nodig is. Ik ben geboren op de oevers van de Ijzer. In een stalen kuip. Alles kan erbij. De wereldoorlogen zijn nooit geëindigd. Ik word de president van het leed. Ik ben niet blind.   uit de reeks 'Dialogen met monsters en dia's'

Bernd Vanderbilt
5 0

Mijn ellepijp toen ik zes was

die onderstak tak mijn stem 1 van de 12 eieren de code tot verdriet die vlindervleugel mijn ellenpijp toen ik 6 was soms gewoon rijst de ziel van iemand die ik zeer goed ken ijs van één nacht het oor van mijn kopje   Het is allemaal gebroken en gisteren. Toen ik daar stond aan de kassa van de Brolco, zag zij het. Koop dit niet, zo sprak zij. Je bent blind en jouw briefje van vijftig frank is ongeldig. Bovendien is dit een kleine tube. Het is logisch dat ik haar niet aankeek, maar ik voelde het. Zij zag het aan mij. Dat ik samen met mijn ogen probeerde, dat ik verdwaalde. Ik dacht weer eens aan alles tegelijk. Het duurt altijd even voor ik het besef. Ik geraak er nooit.   gevangenisdeuren traankanaaltjes de wielbouten des vaders tractor pijn soms woede een paard in drijfzand de ketting van mijn fiets op de bodem van een dode zee traumabeelden deze bijl in deze koppige stam de remhendel van mijn plastiek spooktrein het deksel op de oude verf en zijn pot   Het zit allemaal vast en vandaag, deze ochtend. Ik stond daar weer met al dat onzichtbare, met al mijn ongeldigheden. U weet het nochtans, zo zei ze. De strijd is hard. Prijzenslag, moordende concurrentie, besparingen op verwarming, op personeel en bovendien. Ze sprak. Helaas, mijn collega is ernstig ziek en ik sta vandaag alleen in deze winkel. U heeft daarvoor zo veel nodig, maar ik heb geen tijd om U alles te toenen. U kunt het ook rustig thuis bestellen. Online. Met de hulp van iemand die beter ziet.     uit de reeks 'Waanhoop'

Bernd Vanderbilt
0 0

Zonnenstelsel (het; o; meervoud: zonnenstelsels)

  Het is weer zover. Hij wil weer. Naar Knocke. Doch niet voor het zeeleven. Ik dacht dat ook hij zijn bestaan beu was en als je het leven dan toch ergens mee wilt vergelijken. Oké. Dan met een kwal. Ik zeg het hem. Het is zever die je niet moet geloven. Het zijn zeven woorden in een nieuwskop die zo vals zijn als de regenboog. Ik heb trouwens een brief gekregen van de heer Deboosere. Dat ik dat niet zeggen mag, dat zonsop- en zonsondergang niet bestaan. Wat scheelt er met hem? Denkt hij dat ik hem beschuldigde van leugens, omdat hij al jarenlang, tot vervelens toe, verkondigde van wanneer tot wanneer het te zien zou zijn dat  hemellichaam. Ik zeg gewoon altijd de waarheid. In mijn ganse oeuvre. Mijn fantasie is oprecht die van mij en van geen ander wezen dat op dat vlak doorgaans een ernstige beperking heeft. Roeland echter, hij gelooft echt dat de vrouwelijke politie in dit hete weekend topless zal patrouilleren op de dijk van Knocke. En dan?, zo zeg ik hem. Wat zijt gij daarmee? Of is het de combinatie met die matrak je verrukt? Hij is vast overtuigd. Van vele rare zaken en de heer Deboosere had er nog aan toegevoegd in zijn brief dat de zon wel degelijk beweegt. Dat deze stelling van mij onjuist was. Goed, meneer Deboosere. De zon beweegt! Ik had in mijn betoog aangaande het begrip zonsondergang moeten schrijven dat de zon het middelpunt is van ons zonnenstelsel en zonsop- of zonsondergangen aldus vanzelfsprekend niet bestaan. En ja, meneer Deboosere, zonnenstelsel met drie n’en, volgens de regel. Ik maak geen uitzondering voor dat ding en Roeland is dan toch één keer akkoord met mij. Die dominante verschijning van Martine eeuwenlang op dat scherm. Het hoefde voor ons niet. Het bracht ons echt geen troost. Breng mij alstublieft een kwal mee. Dat zeg ik nog tegen Roeland. Dat staat symbool voor inzicht op een bestaan dat je geleefd hebt. Het wordt doorzichtig, lijkt achteraf zo eenvoudig en je raakt het best niet meer aan. En stuur mij alstublieft geen selfies. Geen Roelandkop naast een topless agente, naast een wedergeboren Van Damme, noch naast een weerman met pensioen die aan zijn welverdiende ijsje likt. Omdat ik niet eens zo’n slimme telefoon heb, geen abonnement op ongebreidelde onzin en alle herdenkingsmissen zullen succes hebben. Het is fris in de kerk, terwijl men buiten op die zwarte zerken een omelet zal kunnen bakken. Voor den ivo. Voor dat vermogen te herleven. Roeland is daar toe in staat. Demonen voeden die mij dan verdrijven moeten, de lades van zijn incubators vullen met de kiem van wanhoop, van tegenslag.  Zijn broedmachines weren zelden larven van de dood of onbezworen eieren.     uit de reeks 'Roeland Wittebolle'

Bernd Vanderbilt
0 0

Daar groeit één wrat op mijn worst

  Ik ben niet lelijk omdat ik een wrat ben. Ik ben niet smerig omdat ik een rat ben. Ik ben niet ziek omdat ik god ben. Zo gaat dat maar door en ze liggen naast mij. Op een nachtkastje. Een verloren dag naast een boek dat zich verveelt. Het ding heeft het zichzelf aangedaan.  Ik vraag het mij af. Hoe kunnen jullie overleven? Die doorgesneden worst zat binnenin vol met hetzelfde. Dat aan de buitenkant zichtbaar was. Zij is voor de rat. Hij is braaf. Hij snurkt niet en doet moeilijk over zijn wrat. Zullen we eens dromen over riolen en die idolen van weleer? En die zij, Meneer De Psychonaut, zij is een worst, geen geliefde. Trouwens. Ik wil niet dat je in mijn leven komt. Dat is een vaste gedachte. Ter preventie en uit ervaring. Ik vraag het vriendelijk. Alles wat direct slijt of éénieder die mij ongeboren geeuwen slijten wil. De boom in! Doch. Laat hem gerust. Hij is mijn vriend. Meneer De Uil. Hij leest. Voor mij alleen. Uit zijn Krant der Fabelen. In die kruin. Daar waar mijn dromen broeden op een purper ei. Rust en houd van mij. Dat zeg ik niet tegen U. Ik ben niet zot. En als ik bang ben, dan denk ik altijd terug aan mijn pony. Het kan immers nog erger. Ergens, diep in de onderwereld der herinneringen. Er is ginds in de verte iets aan de gang. Ich spüre es. In deze buurt ligt hij op de loer en achterin het bos heeft hij een val gezet. Ik ruik het tot hier. Ik ken zijn streken, zijn parfum en dat gefluit.     uit de reeks 'Over eelt en zurkelteelt'

Bernd Vanderbilt
0 0

Toen we Pol hadden gezien

Het zal u ook ooit overkomen, dat u zegt: 'Waar ken ik die van?' In de stad, op de zeedijk of in een restaurant. Iemand die u ergens hebt zien opduiken in een tv-programma. Een actrice, zangeres, presentator of journalist.  Zo botsten onze jongste en ik op een straathoek in Berchem bijna letterlijk op de acteur Geert Van Rampelberg. We moesten er alle drie mee lachen. Maar je hebt natuurlijk ook twijfelgevallen. Is de persoon door iedereen gekend of niet? Als het gaat van: ‘Dat is dinges, dju, hoe heet die toch ook alweer? Waar kennen we die van?’ Tja, dan is het eigenlijk geen bekende persoon. Die zit ergens tussen onbekend en min of meer bekend. Afgelopen week zagen we Dieter Coppens tijdens een optreden. Hij droeg een pet en een zonnebril, terwijl de zon toch al even onder was. Wellicht een bescherming tegen opdringerige fans voor een selfie. Tijdens een ander festival liep mijn all-time held Jeff Tweedy gewoon tussen het publiek. Ik meende iets te zeggen, maar er kwam niets uit mijn mond.  In Brussel vertelde ik in café Le Coq aan het vriendengezelschap dat dit café de vaste stek voor Arno en zijn vrienden was, waarbij ook auteur en cineast Marc Didden. En dat Josse De Pauw - een ander lid van de hombres complicados - er een mooi verhalen over heeft geschreven. Even later zagen we Marc Didden  op de Oude Graanmarkt op een bankje zetten. Daarna zat hij net als wij in De Monk aan een tafeltje. “Ga toch iets zeggen”, zeiden mijn vrienden. Maar wat zeg je dan? Ik lees zijn verhalen wel. Een leuke reactie was die van Pol De Tremmerie op de zeedijk. U weet, Pol uit FC De Kampioenen. Onze mannen, notoire Kampioenenfans, riepen tegelijkertijd en dolenthousiast ‘Hey Pol’. Hij lachte en zei vriendelijk ‘Yo, de mannen’ terug. We hebben het er nog vaak over gehad.  Weet ge nog? Toen we Pol hadden gezien? 

Rudi Lavreysen
0 0

Duimen maar

Het komt altijd ergens vandaan, zegt men over een droom. Waar deze droom vandaan komt, is niet moeilijk te achterhalen. Ik was me al een tijdje aan het verbazen over bekende mensen die hun duim almaar in de lucht steken. Zeg nu zelf. Het lijkt besmettelijk. Je kan geen foto van een zanger, actrice of politicus zien of die duim gaat omhoog. Een ongedwongen foto tijdens een feestje of na een optreden. Zo van: “Hier is alles prima. U moest erbij zijn geweest.” “Kijk”, zei ik bij mezelf. “Daar is die duim weer.” Die naar verluidt uit het oude Rome komt, als keizer Nero of Caesar besliste of de gladiator mocht blijven leven of niet. Wat dan weer niet waar is, vertelde ons de gids in het Colosseum. “Dat is uitgevonden voor de film”, zei ze. “Okay?” Ik stak mijn duim omhoog. Maar terug naar mijn droom. Daarin was ik jaloers op al die duimen en ik besloot om voor het minste mijn duim omhoog te steken. Als ik iemand tegenkwam, of als ze in een restaurant vroegen of het lekker was geweest. Telkens ging mijn duim omhoog. U weet dat het in een droom altijd van kwaad naar erger gaat. Absurd zelfs. Ik werd mijn duimgedrag danig beu, want hij ging voor het minste in de lucht. Ik besloot om mijn duim vast te houden in mijn vuist en het vast te maken met duckt tape. Een mens droomt wat af. Maar daarvan ging mijn duim dan weer ontsteken. Het deed verschrikkelijk pijn en ik moest ermee naar de dokter. Die zei dat ik hem moest laten spalken, waarna ik vier weken met mijn duim omhoog liep. Daarmee werd ik enorm uitgelachen. Badend in het zweet werd ik wakker. Met mijn duim omhoog. “Gelukkig is alles oké”, zei ik slaperig.

Rudi Lavreysen
0 0

Bij ondergang

  Daar is altijd schaduw en in die luwte overleeft hij. Ongekroond, zonder eenhoorn en nochtans. Mevrouw Laga en de heer Versele hebben alles voor het welzijn van het dierenrijk. De vriescel is er gekomen door de vraag naar vers. Sommigen dulden dat niet meer. Dat alles in korrels geperst wordt. Dat wolfachtigen daarmee gespijsd worden. Het assortiment was al uitgebreid. Het is nu nog ruimer. Er is nu een onlinemodule waarmee samenstelling op maat mogelijk is. Een grote installatie mengt en vult de zak met de zaken die men kiest. Verdriet. Heimwee. Angst. Men kan aanvinken wat men wil, een datum aanduiden en een tijdstip ingeven waarop de extractie zal plaatsvinden. Toegegeven. Hij ging daar op den duur ook voor het warme aura van de receptioniste. Hij dacht te mogen dromen van haar. Bij ondergang van de zon of gelijk wat. Hij durfde aan te nemen dat zij de capaciteit bezat om dwars door de huid heen een wezen te voeden. Doch. De twijfel heerst en daarom produceren mevrouw Laga en de heer Versele ook alles voor knaagdieren. Eveneens voor fretjes en zij weten het nu. Dat hij niet zo rap crepeert. Dat hij taaier is dan hij zelf verlangt en naast haar telefoontoestel met meerdere doorschakelmogelijkheden staat het bordje zonnenbloempitten. Niet wordt gezaaid. Wel langzaam verslonden. Maar. Er wordt hier wel aan Dimitri gedacht. Zijn aanwezigheid in de vriescabine is intussen ook gewoon toegestaan. Op dat deurtje hangt nu een copie van deze mededeling. Met handtekeningen mevrouw Laga en de heer Versele.     uit de reeks 'Duim voor Dimitri'

Bernd Vanderbilt
0 0