Zoeken

waar film is, schrijf ik

Na het bekijken van films voel je je belangeloosmaar toch ook geschikt voor wat het leven met jou in petto heeft.Het proces is nooit overbodig.Films kijken gebeurt geruisloos en moeiteloos.Waar ik meestal aandacht aan schenk,heeft zich al wel eens afgespeeld,maar we filmden het niet, het speelde geen rol van betekenis vereeuwigd te worden,maar hier is dat gevoel opnieuw,geschonken aan jou door het mediumdat jij op handen draagt.Na het bekijken van films voel je dat je soms gewichtlooslijkt te willen gaan zweven.Ergens naar de leegte, de 'niets-heid' van het één-zijn met onszelfwaar je net datgene voelt dat je zo ‘n lange tijd bij jezelf weghield:niets en niets dan onverschilligheid.Die keer dat ik zei tegen één van mijn dierbare vrienden‘ik voel me niet goed, ik voel me niet slecht, en het is net datdat me helemaal niets uitmaakt’was het de beschrijving van het verschrikkelijk lichte gevoeldie bijdroeg aan de 'niets-heid'.Nu is dat anders, is alles anders,en het gaat hem erom, voor de juiste verwoording te kiezenals het aankomt op mijn bestaaneven weer wat meer licht te gunnen.Ik schijn blind te zijn voor waar ik in mijn sterkte ga staan.Je moet jezelf niet telkens opnieuw doden.In je nabijheid, glinstert je verlangen het hardst.Verlangen naar de film-opvoeding van weleer.De all nighters van toen,de 4 keer Cinematek in de week iedere week.Film is mijn vader, mijn moeder, mijn broer,heeft me in zekere zin zo ook grootgebracht,verkent en kent mij,komt me toe waar nodig en laat me nog sudderen waar de blinde vlek nog een tijdje mag blijven.Waar film is, schrijf ik. Je bevindt je waar je aan kan denken. Dat kan in de tekst zijn, of in die zijn koortsdromen.Achter alles zit je, zelfs achter de clou. Daarna bestaat de ernst van de zaak er in, niet vergeten te worden. Het is net geen zaak van leven of dood.Die van de mislukte kunstenaar of het heldenverhaal. Om tot jezelf te komen, mag je niet ophouden met schrijvenover hoe jij in zekere verstandhouding met de tekst bestaat. De tekst kan in zich film dragen,zodat jij in je de tekst kan baren.Het gaat hem er om in zo’n vredig mogelijk bestaan ondergedompeld te wordendoor te schrijvendat het bijna helend een oplossing zou kunnen betekenenvoor wat jij al die tijd almet je meezeult:dat armzalig leventje dat de weg bijna kwijt was gespeeld. Met een armlengte voorsprong iets op het blad zetten, nog voor het vroeg om te mogen bestaan: poëzie.Met hetgeen tussen jou en mij in rekening houden en hoe we ons naar die afzonderingvan elkaar wegbewegen doorheen tijd, ruimte en materie zoals huid,om er een soort begrip mee te kunnen formuleren en daardoor de mogelijke wondes helen: poëzie. En ook: poëzie verachten, maar de deur erheen toch op een kier laten staan: poëzie. Poëzie is mijn baken van de hoop.Je wilt niet dat het altijd daarover moet gaan, daarom gaat het voorlopig nog altijd daarover. Ik was bijna vergeten, hoe licht ik werd en hoe futiel jij even leek,toen ik het scherm afzette.‘Welk scherm?’, vraag je je moe af terwijl je je uitrekt.… Gaat dit nog over de poëzie of was de film er niet lang genoeg?   

Dries Verhaegen
4 1

Reset

ik wandel over roodbruine, harde grond stap na stap alles is vlak, kaal, droog en egaal  als een mier in een grote keramieken kom maak ik geen vooruitgang   ik laat mijn voeten hangen geen spoor  hoelang ga ik al en waarheen een bries  een wolk komt aandrijven  een grote, groene vorm erop contrasteert de blauwe hemel  de mega pad ziet me niet met rode ogen tuurt hij stuurs voor zich zijn mond keert zich eindeloos binnenste buiten  hij zweeft boven me door  naar een klein plukje jungle  ik baan me een weg tussen bomen en lianen tot bij een open plek schuilend achter een stam zie ik zonlicht vallen op de mega pad zijn slijmhuid blinkt zijn geplooide poten spieren hij is niet alleen een giga slang getooid met verenkroon  werpt een lange schaduw gespleten tong klapt de grond davert  een reuzenkrab stormt prompt aan  bomen vallen  bulldozer buiten proportie  klauwen en poten met mos gedrapeerd op zijn rug reist een hele stad mee  voegt zich gauw bij de andere twee windstoten razen  een flamingo landt slag per slag zeven poten zo dik als bomen vier vleugels plooien toe zijn vijf koppen kijken statig rond  de mastodonten een perfecte vierkant  achter me niets dan dichte planten natte grond  ik verlaat ze ga tussen poten door de zon staat hoog  ik in het midden geen boom wiegt geen blad ritselt alle reuzen staren  ik val in warm water  drijf weg van de krabbenstad  kijkt me kort na gaat dan weer door met haar dag iets duwt me omhoog snijdt in mijn voetzolen een schildpad komt boven  ik breng je de jungle uit op een voorwaarde  pruts je de mosselen van mijn rug? eerst onder me dan uitdijend voortmeanderen mosselplons na mosselplons de jungle rondom ons donker  plons ik pier naar apen aan tafel  ongeduldig kijkend naar hun vriend  die naar de oven wandelt  in keukenschort   plons een tijger in pak kijkt angstig op van zijn papier schakelt snel de bureaulamp uit plons gekrijs, geloei en gebrul over elkaar heen  wild gegok  op een partijtje slurfworstelen plons  een gekko in een aula van gevlochten banken  heel het publiek steekt zijn hand op vragen worden witte duiven vliegen samen weg aan de rand van de jungle laat de schildpad me aan wal inspecteert zijn schild  duikt opnieuw onder stroomopwaarts natte streel over mijn wang de katvis zweeft en wenkt me hij heeft alle bewegende kleuren vinnen blauw dan geel dan groen zijn staart glinstert belegd met sterren zwalpend tot aan een kloof  steekt hij over zonder omkijken  ik leun over de rand lagerop een kolonne mensen op ezels  zonder einde een platform stijgt op dame in glinsterend, roze galakleed lang, blond haar en maar een oog pal in het midden van haar voorhoofd  zij stapt af  ik deins achteruit het grote, mooie oog kijkt  ze haalt een micro tevoorschijn lijkt even te gaan zingen slikt hem dan door het bandje glijdt van de linker schouder haar oog gelijmd aan de mijnen  reikt dan naar haar rechter  ik kijk weg in haar plaats een boom die hier niet hoort in deze dorte twee zijtakken groot en groen de zon zakt  alle kleur verdonkert ik laat me neer tegen de stam  sluit mijn ogen  bladerdekens bedekken me 

Pieter-Jan Miseur
0 0