Zoeken

Verwachtingspatroon

Ik hoor de brievenbus in mijn huis rammelen, post. Niet veel later raap ik de kranten en de reisfolder op van de deurmat. Een reisfolder met als reisorganisatie ‘Oudfit’ ken ik totaal niet.  Het gaat om een last minute vakantie voor de snelle beslissers. Er zijn wel criteria waar aan voldaan moet worden. De reis wordt alleen aangeboden aan mensen tussen de zestig en de honderd jaar. Ik zit in in die leeftijdscategorie, wat een bofkont ben ik. Met veel enthousiasme bekijk ik de folder. De prijzen zijn schrikbarend laag voor die mooie buitenlandse reis. Zo ver ik begrijp zijn er geen eenpersoons- en tweepersoonskamers. Dat maakt mij nieuwsgierig. Wordt dit dan toch de vakantie van mijn dromen? Ik kan het me niet voorstellen. De folder verwijst alleen maar naar de site op internet. Even kijken hoe deze site werkt. Heel vreemd, na een uur zoeken ben ik er nog niet uit waar we overnachten. Na veel puzzelwerk en kunstmatige intelligentie kom ik er achter dat wij op een slaapzaal komen te liggen, maximaal honderd personen. Dat voorspelt niet veel goeds. Ik zie de beelden al voor me. Over het geruzie van leeftijdgenoten die niet naast elkaar willen slapen of alleen onderop willen in het stapelbed en van plek willen wisselen. Een zaal vol stapelbedden waar mensen hun bed niet meer kunnen vinden. Mensen die lekker slapen en dan wakker worden uit een nachtmerrie. Wanneer de ‘boosaardige’ tandenfee midden in de nacht langskomt en je lippen insmeert met tandpasta tijdens het snurken. Wanneer mensen praten in hun slaap en mijn naam voorbij komt. Mensen die ‘s nachts snurken, slaapwandelen of pissen met het licht aan. Wat denk je als mensen tijdens het slapen af en toe een scheet laten of juist heel veel. Kan en mag er dan een raam open. De volgende ochtend is er weer een washandje kwijt en wordt er een zoekactie op touw gezet. Vooraf kan je ook nog voor een evenement bijboeken. Speciaal voor de liefhebbers wordt er een kussengevecht georganiseerd en deze vindt plaats op donderdagavond van zeven uur tot twaalf uur in de avond. Ik zie al mensen afgevoerd worden met botbreuken. De chaos is compleet als er ook nog grappenmakers zijn die midden in de nacht de bakjes met een kunstgebit gaan verwisselen en op een andere plek zetten. Zie ik beren op de weg, stel ik te hoge eisen of speelt de dramatiek alleen maar in mijn hoofd af. Ik hou het toch maar bij mijn favoriete eenpersoonskamer maar dan bij een andere reisorganisatie.

Jan Sluimer
8 0

When in Rome ...

"Koop vooraf tickets", hadden ze ons gezegd. Zo gezegd, zo gekocht, maar in de luchthaven kregen we het bericht dat er iets mis was met onze tickets voor het Colosseum. "Och, we zien wel”, reageerden we onbezonnen. Op de tweede dag van ons verblijf waren we vroeg op pad. We dachten er als eerste te staan, maar op de verkeersvrije laan naar het Colosseum was het drukker dan op een uitverkocht Rock Werchter. "You want tickets?", sprak een man ons aan. Het leek ons te duur.Aan het Colosseum scande ik een QR-code waar 'Tickets' bij stond, maar een man sprak me aan. Hij droeg een driekwartbroek met een scheur aan de knieën en hij rookte een zelfgedraaide sigaret waar geen rook uitkwam. "No tickets online", vertelde hij, en hij wees naar de lange wachtrij die inderdaad bijna van Milaan tot Rome liep. Hij kon ons tickets met rondleiding bezorgen, maar we waren nog niet overtuigd. Bij de volgende man twijfelden we. "I take you to my manager", zei hij alsof het om een afdeling van een beursgenoteerd bedrijf ging. Die manager bleek opnieuw de man met de driekwartbroek te zijn. "Hey guys”, lachte hij. "He's my partner. I take you to Marco, my boss." Marco zag er niet meteen uit als een CEO, maar hij had wel een envelop vol met briefjesgeld vast. We betaalden en spraken het aanvangsuur af. "You stay here hè?", vroeg ik ongerust. Ik had het Italo-Engels ondertussen overgenomen. Op het afgesproken uur stond Marco er nog met zijn team. "We're gone", lachte de manager met de driekwartbroek. Het was er ondertussen enorm warm geworden. De zon brandde op mijn hoofd. Daarom kocht ik op aanraden van onze jongste maar een strohoed. "Me hot", zei ik tegen de verkoper, waarna hij me ietwat raar aankeek.

Rudi Lavreysen
14 0

Botermelk op vrijdag

Er rest amper één zakje rijst in de voorraadkast. “Daarmee komen we er niet”, zeg ik tegen onze jongste. “Iemand zal naar de winkel moeten.” Kort daarna zit ik op de fiets. Ik parkeer mijn stalen ros aan de supermarkt. Met het zelfscanpistool in de hand heb ik de rijst snel afgerekend. “Ik schiet sneller dan mijn schaduw”, wil ik Lucky Luke-gewijs tegen de winkelmevrouw zeggen. Ze staat er met haar armen over elkaar zoals een sheriff bij. “Tot ziens”, zeg ik. Bij het naar huis fietsen passeer ik opnieuw de lagere school. Het is half vier. Ook voor de kinderen mag het weekend beginnen, want het is vrijdag. “Oma, wat eten we vandaag?”, hoor ik een vrolijk huppelend meisje aan haar oma vragen, waarmee ze hand in hand loopt. Alsof ze tegelijkertijd wil zeggen: “Jou wil ik nooit meer kwijt.” Oma huppelt niet mee, maar ze vindt het duidelijk plezierig. “Het zijn aardappelen met rode kool en…”, zegt oma net verstaanbaar. Het vlees waait tijdens het voorbijfietsen weg. Het zal wellicht worst zijn. Of chipolata’s. Thuis kwam er op vrijdag vaak botermelk op tafel. Afgewisseld met vis. Vlees ging er op die heilige dag niet in. Het was nog een restje van het geloof. We hadden het er onlangs over tijdens een gesprek over de ramadan. “Het is niet zo gek lang geleden dat de mensen hier op vrijdag geen vlees aten”, zei ik. Omdat iemand vertelde dat het toch maar iets raar was, dat vasten en zo. Mijn vrouw – toen nog vriendin – vond het ook maar een raar gegeven. Vooral niet lekker, die warme botermelk. Met wit brood, want dat hoorde erbij. Maar sinds ik het ondertussen verdwenen ouderlijk huis enkel in de achteruitkijkspiegel zie, heb ik het nooit meer gegeten. Of zeg je daar drinken tegen?

Rudi Lavreysen
15 1

De vakantie ingezet

We zouden de vakantie inzetten op een terrasje in de provinciehoofdstad. Dat was het plan en zo geschiedde, maar het ging niet zonder slag of stoot. Al hadden we er rechtstreeks niet veel mee te maken. Het waren eerder de buren. Niet die van thuis, maar de buren aan het tafeltje naast ons. Zij hadden postgevat onder een grote boom. Het was ongetwijfeld de mooiste plek van het terras. Maar dat was zonder de duif gerekend die in de boom vrolijk zat te roekoeën. Het koppel had net hun bord met een overheerlijke pasta geserveerd gekregen, toen de duif met een welgemikte poging ‘iets’ liet vallen op de broek van de mevrouw. Smakelijk is natuurlijk anders. Stel je voor dat het in de pasta was beland. De mevrouw ging onmiddellijk op het toilet haar broek schoonmaken en de meneer begon met de pasta’s te schuiven, onderwijl naar boven kijkend om te zien wat de plannen van de duif waren. Nu weet ik ook niet hoe vaak een duif gemiddeld iets laat vallen, maar ik zou er ook niet gerust in zijn geweest. Ondertussen was de ober op de hoogte gebracht. Ze kregen een nieuw tafeltje en op het andere plaatste hij een bordje met ‘gereserveerd’. Ik meende de duif te zien lachen, maar mijn vrouw zei dat er nog nooit een duif heeft gelachen. Toch meende ik in het geroekoe een cynische ondertoon te herkennen. De takken van de boom reikten ook een stukje over onze tafel. Ik zag de duif opschuiven. “Ik had toch naar de kapper gemoeten”, zei ik. “Onze oudste zei gisteren dat mijn kapsel op een mussennest begint te gelijken. Misschien ziet de duif het ook en vliegt ze er dadelijk in.” “Een duif is geen mus”, zei mijn vrouw. Daar kon ik niets tegen inbrengen.

Rudi Lavreysen
0 0

Offday

De zomer begint al vroeg eind mei. Het is weekmarkt en de zon schijnt volop. Al jaren wil ik een zomerhoed. Lekker voor in de tuin of aan zee. Ik wil graag de show stelen op het strand, hier en in het buitenland. De één noemt het een zomerhoed de ander gaat voor strohoed of zonnehoed. Rond acht uur in de ochtend is de verkoper druk bezig met het opzetten van zijn kraampje. Ik ben al vroeg op de markt en ik heb stiekem al een favoriet zien hangen. Het zweet gutst van de marktkoopman zijn gezicht. Normaliter is zijn vrouw ook aanwezig voor de nodige vragen over hoeden en petten. De beste man staat al jaren op de markt. Zijn hoeden en petten zijn van goede kwaliteit en betaalbaar. Meestal heeft hij de nieuwste trends in zijn assortiment. Rond half negen hoop ik de eerste te zijn. Wat een teleurstelling. Er staat een flinke rij wachtenden voor de kraam. Mannen, vrouwen en kinderen willen een zomerse aankoop doen voor een nieuwe look. Ik sluit achteraan en wacht geduldig. Het wachten wordt beloond en ben aan de beurt. Ik vraag met veel interesse naar de mogelijkheden qua zonnehoed en kleur. Plots gaat zijn mobiel af. Het contact tussen ons wordt gelijk onderbroken. Druk gebarend en met luide stemverheffing ziet hij mij niet meer staan. Tien minuten sta ik in de wacht. Van een fijn gesprek tussen ons is geen sprake. Hij loopt naar achteren en verdwijnt achter zijn bestelbusje. Ik probeer zijn aandacht te trekken. Een glimlach van hem voor mijn geduld is mijn deel. Ik ben het wachten zat en loop teleurgesteld naar huis. Rond twaalf uur loop ik weer over de markt en kom mijn buurvrouw tegen. We lopen langs de kraam met de hoeden. Ik vertel haar dat ik een mooie zomerse hoed wil kopen bij deze kraam. Mijn buurvrouw heeft haar woordje klaar. ‘Oh, die vent is er toch nooit’, krijg ik te horen en ze loopt door. Waar ik ook kijk. De verkoper staat nog altijd met zijn mobiel aan zijn oor en is nog altijd druk in gesprek. Als hij mij ziet draait hij pontificaal zijn rug naar mij toe. Heeft deze man echt zo’n slechte reputatie? Ik geef hem het voordeel van de twijfel. Mijn laatste poging en ik loop om twee uur in de middag langs zijn kraam maar nog geen teken van leven van de verkoper. Ik vraag aan de verkoopster naast de hoedenkraam waar de verkoper is. Als antwoord krijg ik, ‘Hij is altijd weg. De beste man is nu even een brood halen. Het kan wel even duren.’ Rondom zijn kraam is het inderdaad stil. Ik loop wat rond en zie in mijn ooghoek een verfrommeld A4’tje hangen tussen de hoeden. Het kwartje is gevallen, ‘Ik ben heel de dag gesloten voor belangstellenden vanwege een ingelaste telefonische bespreking .’

Jan Sluimer
12 0
Tip

Navelbreuk

  Neen. Nee. Echt. We nemen ze niet mee die twee. De dieren stemden unaniem. Het is een njet. Zij zijn niet zot. Een zeerob als kapitein is even goed als paté van everzwijn. Neen. Dat kan enkel een uitspraak zijn van mensen en die moeten we niet. Hoe wreed kan een wezen zijn. Vraag het eens aan zo’n kale aap die zich zorgen maakt om zijn kapsel. Om zijn voortuin, de kleur van de voordeur en het merk van zijn sterke drank. Neen. Bedankt. Blijft waar gij zijt in uw getto pretpark holiday resort of hemels hol. Noah is de sinterklaas voor eenieder die denkt gered te kunnen worden zonder stoom af te blazen en het cruiseschip draagt onder in het ruim zo veel vals geluk gestapeld in kartons. Bananen. Meloenen ook. Schatje toch. Ik heb met kurken brochettestokken en een vuilniszak ooit eens zo’n vlotje gemaakt. Het leek op een schuit uit de prehistorie. Denk maar niet dat ik het weet. Hoe het moet. Zo ja. Convectie. 210° en 10 minuten om een pizza mortale te bereiden die mij in de wangen bijt. Bevrijd mij, mi amor, van die smakeloosheid. Neem wat krijt en teken op de rots nog eens zo’n oertekening. Ja zo. Zo wild als je kan. Zo eenvoudig als het mag. Wie is vandaag nog in het bezit van de gitaar van nonkel Bob en als iemand mij redden kan dan is het beertje Colargol oftewel jouw lach. Ze hebben 300 helikopters neergehaald en zijn zo veel zielen simpelweg vergeten. Horrorcrash op de expresweg, aardbeien liefst lichtrood en als er eentje in je schoot valt, mag ik dan zoeken naar de ingang. Als je het kan. Vang me dan nog eens op als ik zink, wanneer de boog een knikje zoekt. Straks. Krijg ik bezoek van de premier. Om me te bedanken. Spindoctor Bernd en dankzij mij wordt de boel straks gered. Ik wens anoniem te blijven. Vooral. Omdat er eerst veel aan vooraf zal gaan. Zondvloed. Navelbreuk. Miserie in het groot. Gewoon. Omdat gij zo driest bezig zijt, gij onmenselijke apensoort. Zelfs de berggeit voelt dat er iets mis is en mijn hondje is de herder van mijn troost. Meer rest mij niet en ik proef van haar. Mijn pizza. Voeg nog niets toe. Als je wilt. Bedenkingen olijven of een glimlach die wat brengt. Soelaas. Misschien vermetelheid.     uit de reeks 'Waanhoop'

Bernd Vanderbilt
94 3

Het geluid van de zomer

Nog meer dan het radiogeluid van de Tour, de bel van de ijskar, echoënde festivalmuziek, het ijsgerinkel in een glas frisdrank of het rietsjesgeslurp van het laatste restje ijskoffie, is het geluid van de zomer dat van de stilte. Of dat was zo. De stilte onder een boom. Of in huis. Of in de tent die twee maanden op het gazon bleef staan. In september zag je nog waar ze had gestaan. De hondsdagen van toen. Je hoorde niets. Naast een krekel in het gele gras hooguit het zacht gerammel met de borden en het bestek in de afwasbak. En helaas het piepende geluid in de kersenboom van de buurman, dat de vogels moest wegjagen. Zogezegd een toon die enkel de vogels konden horen, maar ik hoorde het ook. Ik kon goed fluiten in die tijd, dat wel. De rolluiken gingen naar beneden op het warmste van de dag. Net als de blaffeturen voor de ogen van vader na het middageten. Ik moet hem gelijk geven. Een mens is na een middagdutje een ander mens. Je moest toen niet bewijzen dat je ergens was geweest. Hooguit in een gesprek, maar dan nog. Als je al ergens kwam natuurlijk. Vandaag zoeken we een moment verkoeling en wat ijsgerinkel bij de Parijse terrastafeltjes. Daar is het zelden stil. Want Parijzenaars staan bekend voor hun gekwetter. Al is het natuurlijk Nederlands dat ze spreken. "Daar moet ge kijken. Onnozelaars, echt schandalig.” Je moet er een zijn om er een te herkennen, durf ik denken. In het Engels klinkt dat beter: It takes one to know one. De radicale roepster heeft het tegen de parkeerwachter, die gewoon haar job doet. Een tafel verder rinkelt de telefoon van een man. Zeer luid. "Wienist?", vraag de vrouw naast hem. "Ik pak niet op", zegt hij.

Rudi Lavreysen
2 0

Cocktalesaus

  Mag ik alstublieft niet meer moeten nadenken. Ja zo. Dank u wel. De volgorde de logica het spel van wel of niet, misschien toch maar vergetelheid. Ik wil nog enkel lauwe dagen, luwte en een duwtje in de rug van het geluk. Kon ik het mij nog maar percies herinneren. Beter. Zonder die kloven, eelt en vele barsten. Het is niet mijn gelaat, noch het vel dat mij nog bindt, het zit veel dieper. Riep daar iemand in de achtergrond om hulp? Hij is gewoon die ravijn ingetuimeld. Eén dag stilte dan. Vergeet het brandhout dat je maakt van bomen, eerlijke gedachten, stop eens aan die overweg, daar waar dat boemeltreintje reed. De sporen zijn verwijderd. Er is een pad gelegd, papaver bloeit en uit de wilg zijn kop schieten de takken in de lucht. Er staat witte koe met zwarte plekken naast een zwarte stier met wit behaarde ballen. Sinterklaas is niet in aantocht. Geloof me maar. Bootje varen alover de zee. Mijn mamaatje kan garnalen pellen terwijl ze met haar linker pink de neus leegpeutert en niets laat vallen. Geen wartaal. Gewoon. Woorden zoals ik ze braak en als er sprake is van onmacht dan weet mijn moeder dat goed. Ik ken dat! Het zal mij nooit meer gerust laten. Dat verleden. Het leven en mijn hobbelpaardje op de zolder krijgt al jaren hooi van gemengd met distels, berenklauw. Alles went. Behalve de leugen en het is daarom. Ik luister niet meer. De haag rond mijn tuin, de stekels en de meidoorn. Ik snoei ze in mijn blote bovenlijf en zelfs mijn handen zijn niet bang meer van hetgeen mij steken wil. Er is een zenuw hier en daar die dat beweert. Je voelt dat toch niet meer. Zo. Alles is losgekoppeld en de egonaut zit in al een tijdje klaar in zijn capsule. Hij nam een pil tegen de mensheid, denkt de zwaartekracht te overwinnen. Duw op deze rode knopje en ze komt gezwind. Het is mijn lief. Topless. Stewardess. Een stukje bloemkool met cocktalesaus. Voor U meneer. Ik mag haar tepeltjes kussen. Dank U wel en in het vrachtruim slaapt hetgeen verging. Daar rust mijn hondje. Straks mag het deurtje open. Dan zullen we vrijen en samen dat beestje strelen.     uit de reeks 'Waanhoop'

Bernd Vanderbilt
3 1

Bloemkolenkind

  Er zat nog een bloemkolenkind verborgen onder het snoeigoed. De krullen. De frêle botjes. Bijna versnipperd. Heeft de grijparm nog net op tijd losgelaten of iemand op de rode knop gedrukt? Op ware grote is alles verwaarloosbaar, behalve de onschuld en terwijl ik mij buig over een melkdistel om een bij in de ogen te kijken, de strepen te tellen, voel ik het gebeuren. Er wordt aan de einder getrokken, aan de ledematen want ze liggen daar op een hoop de lijken. Straks is men alles kwijt. De tel, de richting en in het doel staat een man. In maatpak. Met zonnenbril. Hij heeft een smeltend gelaat. Voor mij één bolletje framboos. Nog wat vanille en suikerstrooisel voor het maagzuur. Sorry. Ik zal niet betalen. Ik doe niet meer mee. Zoek het maar uit en knip het uit voor god. Dat simpel kruiswoordraadsel. Niets verveelt. Dat zegt de mier die heen en weer loopt met gevallen brood. Waarheen is niet de vraag en ik zal een varkenshartje stoven. Thuis. Voor mijn hondje. Met wat rijst, brokjes wortel, nog een paar dingen voor dat beter leven. Het bloemenkolenkind is dan al heel erg moe. De strijd. De dag. Ze waren zwaar en in een bord met melk wast het de voetjes proper, weekt zijn vel, de ziel wilde eens proeven van die zuivel voor een kalf. Het komt niet goed. Dat weet ik ook maar zwijg voorlopig nog. De bodem warmt. De lijken worden in een rij gelegd, dan toch geteld. De vlaggen zijn besteld, het potje pruttelt al en straks bij nacht, als alles zich herhaalt, dan waakt mijn hondje wel, over de bloemen, kolen en het kind.     uit de reeks 'Waanhoop'

Bernd Vanderbilt
2 1

Luidpaardtank

  Zijn outing als necrofiel heeft de bevolking gerust gesteld want het electoraat leeft. Het zal in geen gat geboord worden. Premier worden. Dat kan ook en als de begrafenisondernemer een oplettend man is, dan komt alles wel goed. Bovendien en daarnaast. Koningin Navelstaar doet haar beklag in een roddelblad. Haar narcissen willen in de zomer geen tweede keer bloeien. Oh, mijn god en intussen. Het is de koning die het grijs van zijn voorhuid inspecteert. Schimmel misschien. Het is warm. Dat is het nieuws. De luidpaardtank is al kapot en ze hadden hem nog maar net. Ja. Er staat water in de kelder van de mensheid. De kaars staat in brand. Het schrijn is zelf getimmerd. De afbeelding van een lieflijk monster. Je mag dan straks een rood bolletje zetten, naar zee trekken, want hij ligt daar al. Die aangespoelde bootvluchteling is daar echt niet veilig. Niet voor Tom. Niet voor Theo. Noch voor Jerry. Dit om er ook een genadeloze muis bij te betrekken. Het verhaal moet gemilderd worden. Of misschien juist niet. Iedereen moet uit zijn of haar voetnoot kruipen. Roepen dat het genoeg geweest is. Het is niet meer te verdragen. De bolderkar mag eindelijk eens gevuld worden met de bloemen van de onschuld. Help. Het is een piep en geen belletje dat rinkelt. Ik word geroepen door een microgolfoven. De warme melk mag zich verwachten aan een koffielepel nescafé, aan suiker die wel smelten wil. Dit is mijn dag. Zo denkt mijn hondje. Het zal geknuffeld worden.     uit de reeks 'Waanhoop'

Bernd Vanderbilt
3 0

Bijzijn

Het is volop zomer in het park. In de lente groeide in een deel van het park koolzaad maar verandert nu langzaam in een veld met boterbloemen. Vogels fluiten in de bosrijke omgeving van het park. De vijver in het park is omringd met riet en de gele lis heeft ook een plekje kunnen bemachtigen. Familie zwaan met drie pullen verkennen de vijver in het zonovergoten park. Meerkoeten in de vijver hebben het razend druk met het voeden en het vertroetelen van de vijf jongen. In de struik in het park brengen merels hun jongen groot en zijn op zoek naar voedsel in het grasveld. Koolmezen vliegen af en aan in de bomen in het park waar nestkastjes hangen. Iedereen geniet van de zomerse temperaturen en het zonnetje, ook de kolonie bijen in het park. Veel dagjesmensen maken gebruik van het park met grasvelden om te zonnen of te barbecueën, voor elk wat wils. Twee kilometer verderop fiets je het platteland tegemoet en de koeien grazen in de wei. Grote groepen mensen die meedoen met de puzzelrit voor fietsers rijden over landweggetjes en langs de weilanden op het platteland zoeken naar antwoorden voor het oplossen van de vraagstukken. De schapen met de lammetjes staan in de wei naast de boerderij. Het ene weiland staat vol met koren en het andere weiland groeit mais. Langs het weiland op het platteland staan veel bloeiende planten voor de biodiversiteit. Klaprozen, cosmea, korenbloemen en niet te vergeten de zonnebloemen staan te pronken aan de waterkant. Langs de slootkant van een weiland, het hek staat open, zit een eenzame bij te huilen in het hoge gras. De bij weet van ophouden en huilt al uren tranen met tuiten. In de verte hoort de oude slak met zijn vrolijke huisje het geschrei van de bij. Slak en bij vallen niet op in het hoge gras maar het slakkenhuis kruipt rustig naar de bij toe. Hij kijkt de bij met een vragende blik aan en tikt de bij op zijn schouder. De bij is verdwaald, is zijn richtingsgevoel kwijt en kan zijn bijenvolk niet meer vinden. Gelukkig luistert slak aandachtig naar de bij en slak heeft een ijzersterk geheugen. Vier maanden geleden is de slak in het park het bijenvolk tegengekomen. Alle bijen waren druk in weer en slak heeft dit met veel enthousiasme gevolgd. Slak wordt ook een beetje emotioneel en wordt ook een beetje verdrietig. Er gaat veel denkwerk aan vooraf om de bij uit zijn lijden te verlossen. De zachtaardige slak verzint mogelijkheden om de bij weer terug te brengen in het park met de kolonie bijen. Slak is nooit te beroerd om een helpende hand te bieden en komt met de oplossing voor het probleem van de bij. Met troostende woorden richt slak zich tot de bij, ‘Spring maar achterop dan breng ik je even naar huis.’

Jan Sluimer
12 0