Zoeken

Van de dag af

In de supermarkt bots ik op Willem. Hij is 10 jaar ouder dan ik, maar ik ken hem omdat hij bij de electrozaak werkte waar mijn ouders wel eens spullen kochten. Je had toen enkel lokale handelaars waar je zowel de koelkast, de nieuwe tv of je eerste microgolfoven kocht. Geen ketens of internet. Herstellingen waren toen nog goedkoper dan een nieuw exemplaar. Ik weet dat zijn moeder enkele weken geleden is overleden. Ze was 93 jaar. “Ze heeft een schoon leven gehad”, zegt hij, waarna hij naar het jaartal vraagt waarin onze pa is overleden. En of ik ook bijna met pensioen mag. Ik lach en zeg dat ik nog een decennium voor de boeg heb. Omdat het aan mijn kassa sneller gaat en hij er al stond, vraag ik of hij eerst wil. “Doe maar”, zegt hij. “Het kan maar van de dag af.” Kijk, nu ben ik een vreedzame mens, maar als je me op de kast wil jagen, is dat een ideale zin. Het is een dooddoener waarmee ze me neermeppen zoals een luipaard dat doet als hij twee dagen niet heeft gegeten en eindelijk zijn prooi te pakken heeft. Het is mijn middagpauze. Ik kom snel de benodigdheden voor het avondeten oppikken, dan vliegensvlug de boodschappen naar huis en vervolgens terug naar het werk. Ik ben ooit zo snel naar huis gefietst dat de prei uit mijn fietstas viel en tussen de spaken van mijn achterwiel kwam. Met als voordeel dat de prei al was gesnipperd en de soep half klaar. Een dag is al zo kort. En dat moet je nog slapen. Ik zou liever wat extra tijd hebben op een dag. De mevrouw aan de kassa drukt gelukkig fors het gaspedaal in zodat de band sneller vooruit gaat. Zo moet dat. Ze moet het van mijn gezicht hebben afgelezen.  

Rudi Lavreysen
5 0

De sardines

We dwalen door Antwerpen. Aan de rand van de wijk Bredero stappen we een eethuis binnen. We zijn op weg naar de Lemméstraat, maar honger en dorst vertragen onze tocht. Op de kaart staan sardines. Ik verheug me op een bord vol gegrilde sardines maar de visjes blijken al in een blik te zitten. Maar het zijn er van de hippe soort. Ze komen uit Portugal zegt het blikje en ze zijn verwerkt met rode pepers. Het smaakt. Zeker met het donker brood dat gelukkig wel op de grill heeft gelegen. “Wij leven vooral van sardines en eieren”, zeg ik. “Het komt uit Tsjip van Willem Elsschot. Dat moet ik dringend herlezen.” Het moet vervelend zijn, besef ik daar ik bij de sardines, iemand die te pas en te onpas vreemde zinnen zegt. Honger gestild, dorst gelest. Op weg naar de vlakbij gelegen Lemméstraat. Daar woonde de door mij bewonderde Willem Elsschot, nom de plume van Alfons De Ridder. Eerst 100 meter door de Van Schoonbekestraat (ook toevallig) en dan links de Lemméstraat in. Op nummer 21 zien we de bronzen gedenkplaat. “Hier woonde en overleed Alfons De Ridder. In de letterkunde Willem Elsschot.” “Hij was net de deur uit”, zeg ik. “Iets verder in de straat zakte hij ineen. Een hartinfarct wellicht. Voorbijgangers hebben hem nog naar binnen gedragen, maar daar is hij onmiddellijk overleden. Het straffe is, de dag daarna is zijn vrouw Fine ook overleden.” “Dan hadden ze Fine ook op die gedenkplaat mogen zetten”, zegt mijn vrouw. Er is iets van. ’s Avonds in het hotel doen we ons voor het eten tegoed aan de fles champagne die voor ons klaarstond. Na twee glazen lijkt het alsof de sardines van het eethuis terug beginnen te zwemmen. “Het zal zijn omdat ze van Portugal komen”, zeg ik.

Rudi Lavreysen
6 0

In de jaren 90tig ontmoeten ik een roedel jongeren en Matthias Schoenaerts

    In de jaren '90 ontmoette ik een groep jongeren. In die groep was er één die ASIMOV had gelezen, hij reciteerde de wetten van de robot. Zomaar uit de losse pols. Ik was verbluft. Een jongeman met cultuur. En wat voor cultuur? DE TOEKOMST.      Hij was jaren geleden als puber en enthousiaste  zeiler, alleen met een klein bootje naar Engeland gevaren. Hij dronk geen alcohol. Hij kende de ellende van alcohol. Daarnaast fietste hij rond en gaf regelmatig een agressor in een auto een flinke trap tegen de auto. De nieuwe generatie. Ik had steeds meer bewondering voor. Ze waren niet agressief maar zeer assertief. Samen met zijn vrienden bracht hij kleur in de grijze, vieze Oost-Europese muren van de stad met vrolijke graffiti. Daarbij werden ze vaak achterna gezeten door de Belgische stasi. Ze vonden het leuk en spannend. Zij wilden die vaal kleurloze muren niet accepteren. Ze lieten niet toe dat hun kansen werden weggenomen. Ze lieten de kaas niet zomaar van hun boterham pikken. Zijn stiefvader, die in een elektronicafabriek werkte, bracht regelmatig spelletjes voor hem mee. Dit interesseerde hem mateloos, en zo werd de schoolmoe jongen later/nu een zeer gerespecteerde computerdeskundige. Zo zat ik samen met Matthias Schoenaerts, tijdens het filmen, en de ploeg graffiti kunstenaars samen een paar uur in de gevangenis. Foto: VERF ED graffiti DUCK en MATTHIAS SCHOENAERTS in Gent FOTO GALLERY VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/

verf ed: Contemporary ArtTIST
37 0

Overstappen

Meneer de Conifeer heeft zijn auto de deur uitgedaan en is nu afhankelijk van het openbaar vervoer. Zijn fiets is het enige vervoermiddel wat hij nu bezit en staat in een schuurtje in Rotterdam. Hij ging vroeger altijd met de auto naar Amsterdam voor familiebezoek. Vandaag staat weer een uitje gepland naar familie in Amsterdam. Een ritje op de fiets naar het busstation geeft geen problemen. Daar staat hij op het busstation, waar moet hij heen? Hij pakt voor het eerst van zijn leven de trein op deze mooie lentedag. De oude man neemt de trein vanuit Rotterdam naar Amsterdam in de ochtendspits. Hij kent de trein alleen van plaatjes maar wil vooral genieten van het reizen per trein. Borden volgen naar het treinstation is zijn eerste opdracht. Missie geslaagd en nu een kaartje uit de automaat op het treinstation, een lijdensweg. Gelukkig staat er een medewerker van NS om hem de helpende hand te bieden. Het volgende probleem dient zich aan. Van welk perron vertrekt de trein. Hij weet helemaal niet waar hij moet kijken, zoveel indrukken. Meneer de Conifeer wordt meegezogen door de mensenmassa en staat ineens op een voor hem onbekend perron. Hij kijkt naar boven maar ziet geen perronbord. Zonder het te weten staat hij precies onder het perronbord. Een trein nadert het station in Rotterdam en stopt. Als de trein de deuren opent wil meneer de Conifeer met veel moeite de trein instappen. Hij is niet op de hoogte van de basisregels wat betreft in- en uitstappen. Veel boegeroep valt hem ten deel door de uitstappende passagiers die voorrang hebben boven instappende personen. Snel een zitplaats vinden waar hij zich op zijn gemak voelt. Hij kijkt wat om zich heen en ziet dat hij in een verkeerde coupé zit. Met veel gêne verlaat hij de coupé eerste klasse. In het treinstel tweede klasse neemt hij plaats op een stoel die nog vrij is. De trein zet zich in beweging en meneer de Conifeer rijdt helaas achteruit, een minpuntje. Hij wil genieten van het uitzicht uit het raam. Als de trein het station en de stad heeft verlaten dendert de trein over het spoor langs weilanden met grazende koeien. Velden met bloeiend koolzaad kunnen hem wel bekoren. Hij voelt zich niet op zijn gemak in deze trein. Per toeval komt er een conducteur aanlopen in het gangpad. Meneer de Conifeer steekt zijn vinger op en krijgt de aandacht van de conducteur. Hij vraagt netjes aan de conducteur, ‘Gaat deze trein naar Amsterdam.’ De conducteur is en blijft altijd beleefd, ‘Als u via Maastricht wil wel.’

Jan Sluimer
10 0

Het gaat wat geven

We bevinden ons in een schoonheidswinkel waar men wel eens een bekertje thee aangeboden krijgt. Zeer vriendelijk, maar met meestal enkele winkeltassen in beide handen is het nuttigen van een bloedhete beker thee geen gemakkelijke opdracht. Na onze best gedaan te hebben met het ruiken aan de vele producten en we onze keuze hebben gemaakt, begeven we ons naar de kassa. Een goedlachse verkoopster wacht ons daar op en richt zich tot mijn vrouw. Wat een verstandige zet is. “Bent u al member?”, vraagt ze aan mijn vrouw. Kijk, de vraag werd opnieuw zeer vriendelijk gesteld, maar ik krijg het op mijn heupen als men plotsklaps Engelse woorden gaat gebruiken voor iets waar het totaal geen meerwaarde heeft. Zelfs geen zin. Of mijn vrouw al member is. Echt waar. Wat is er met het gewone lid gebeurd? Is dat woord afgeschaft en werd dat tijdens een journaaluitzending aangekondigd toen ik naar een ander programma keek? Of toen de tv nog niet aanstond. Wat doorgaans een beter idee is, maar dat is weer een andere zaak. Een snelle blik in de online versie van het Groene Boekje stelt me gerust. Lid staat nog altijd netjes in de officiële woordenlijst van de Nederlandse taal. En het ongelukkige member is vooralsnog niet opgenomen. Want stel je voor, als we het woord ‘lid’ afschaffen, dan volgen er nog woorden. Denk aan een lidkaart. Dan vragen ze je plots in de bibliotheek of je al een membership card hebt. Het gaat wat geven. Bovendien is niet iedereen de Engelse taal even machtig. Waarom het zo moeilijk maken? “Bent u al lid?” is prima. En laten we ook niet vergeten dat het woord lid meerdere betekenissen heeft. U weet wel. Wat vangen we daar mee aan? Is dat plots ook een member? Het gaat wat geven.

Rudi Lavreysen
7 0

Bewegingsvrijheid

Langs de voorkant van de boerderij loopt een kronkelend slecht geasfalteerde weg met flinke gaten die leidt naar de bewoonde wereld. Aan de achterkant van de boerderij op het platteland kijkt het gezin van de melkveehouder naar uitgestrekte weilanden, een mooier uitzicht bestaat niet. De keuken van de boerderij is aan de koeienstal gebouwd. Aan de geïmproviseerde kapstok met spijkers in de stal hangt zijn overall en zij boeren alpinopet, de knalrode boerenzakdoek hangt uit zijn zak van de ketelpak. Onder de kapstok staan zijn laarzen en klompen, netjes naast elkaar. De lente breekt aan. Alle 60 koeien worden naar buiten gedirigeerd door de boer en boerenknecht Joris. Hondje Wodan, het kleine keffertje bewaakt het erf en bij onraad slaat hij direct aan. Poezen en kippen lopen door elkaar heen in de koeienstal of zoeken de buitenlucht op. Voor vertier en ontspanning gaat de 12-jarige boerenzoon van de melkveehouder geregeld met wat vriendjes slootje springen en kikkers vangen, een nat pak is niet uitgesloten. Soms komen ze een kikkerdril tegen in het ondiepe slootje met veel kroos. Alle koeien worden in de lente en zomer buiten gemolken in de omgeving van de boerderij. Langs het onverharde weggetje die leidt naar het weiland waar de koeien grazen groeien spontaan klaprozen in de berm. In het grasland waar de koeien grazen, liggen in de wijde omtrek vooral graslanden. Kievieten en grutto’s domineren in de omringende weilanden. Vrolijke leeuwerik vertoont zijn zangkunsten hoog in de lucht. De hete zomer breekt aan met een maximum van 25 graden met soms een uitschieter tot 28 graden. Een combine is bezig op het land vol met koren, stofwolken zijn niet uitgesloten. Het koren wordt opgevangen door een trekker met een aanhangwagen die er naast rijdt. Vervolgens maakt de balen pers er pakken stro van die over het land verspreid liggen. Een trekker met een wagen wordt bestuurd door de boerenzoon en hij rijdt langzaam over het land, het stroladen kan beginnen. Vijf opgetrommelde krachten steken met de riek de balen stro op de wagen. Alle strobalen worden zorgvuldig door boerenknecht Joris op de kar verdeeld over de ruimte die beschikbaar is. De overvolle wagens met de strobalen worden diezelfde avond leeggehaald door de sterke en stoere kerels en op de strozolder boven de koeienstal verzameld, een flinke klus. Na gedane arbeid liggen alle balen stro op de zolder tot aan de nok voor de komende winter. Begin januari ligt er al weken 10 centimeter sneeuw en het vriest al dagen tussen de -5 en -8 graden. De koeien staan op stal door strenge winter die blijft aanhouden. Het is tijd om de koeienstal uit te mesten samen met boerenknecht Joris. Alle koeien staan naast of tegenover elkaar in de stal en hebben een drinkbak met een lepel. De mest wordt handmatig met een mestvork in de kruiwagen gedumpt. Joris rijdt met de volle kruiwagen met mest de buitenlucht in en loopt voorzichtig over de plank om zoveel mogelijk mest op de besneeuwde mesthoop te dumpen. Als hij de kruiwagen leegt komt de stoom van de mest af. De helft van de koeienstal is al uitgemest, nu de andere helft nog. Tegen de avond worden de koeien handmatig gemolken. De boer met zijn knecht hebben een aanbindkrukje om zodat ze kunnen zitten bij het melken, wat een uitvinding. De emmers met melk worden in melkbussen van 30 liter gegooid. Alle volle melkbussen worden verzameld en aan de weg gezet. Elke dag komt de vrachtwagen langs om de melkbussen op te halen. Laat in de middag worden de melkbusjes, inhoud 1 liter, voor de vaste klanten uit de omgeving gevuld die ze na 6 uur komen ophalen. Een liter melk bij de boer kost 75 Hollandse centen en wordt per week afgerekend. Die tijd ligt ver achter ons.

Jan Sluimer
9 0

Zijt ge al terug?

Op liften had ze het niet begrepen. Niet het duimgewijs reizen, maar de toestellen die je van de ene verdieping naar de andere brengen. In het woonzorgcentrum stapte ze er nooit alleen in. Als we vroegen waarom niet, volgde er altijd het verhaal van pa en grootvader die ooit vast hadden gezeten in de lift van het oude ziekenhuis. Als ik me niet vergis was het na een kraambezoek. De tijd dat ze er vastzaten, werd bij elk verhaal langer.   De lift in het woonzorgcentrum zorgde er wel voor dat sommige van haar medebewoners hun beste acteertalenten bovenhaalden. Soms slopen ze mee naar buiten toen ik naar huis ging. Ze glipten mee voorbij de met een cijfercode beveiligde deur. “Ik ga mee naar beneden”, zei een deftig geklede man op leeftijd. Hij zou zomaar bij een familielid of vriend op bezoek kunnen zijn geweest. Beneden aangekomen wilde hij door de achterdeur naar buiten, maar die zat op slot. “Krijgt gij die open?”, vroeg hij. Ik nam hem rustig mee terug naar boven. Een andere keer sloop Maria mee door de als een voorgevel van een huis gemaskeerde deur. Ze keek nog even achterom. Ik dacht om naar haar zuster ofzo te zwaaien, bij wie ze op bezoek was geweest. “Ik ga naar mijn zoon in Achel”, zei in de lift. Er begon een lichtje bij me te branden. “En hoe gaat ge daar naartoe?”, vroeg ik. “Met de taxi hè”, antwoordde ze. “Of anders te voet.” “Oei, is Maria weer weggeglipt”. Helemaal verrast was de verpleegster niet. “Maar ik ging gewoon naar Achel”, sputterde Maria nog tegen. “Och, hier is het ook goed”, zei de verpleegster waarna ze haar arm om de schouders van Maria legde en ze haar stevig tegen zich aandrukte, alsof ze de 'hier' uit haar zin extra wou benadrukken. Ik zag dat ons ma bij haar kamer stond te kijken. “Zijt ge al terug?”, zei ze.

Rudi Lavreysen
23 1