Zoeken

Mijn wens voor jou!

2023 was een heftig jaar. Voor ons toch. In de wandelgangen sprak ik met veel gelijkgestemden. Wij beleefden een jaar van afscheid en verlies, stukgelopen vriendschappen en financiën die vierkant draaiden. Na covid heeft ieder op z’n eigen manier wonden moeten likken. Heropbouwen was het motto. Het ging niet altijd van een leien dakje, maar we hebben het gehaald. Wie dit leest, is er nog, ademt nog en beschikt nog over een internetverbinding. We leerden waardevolle lessen. De diepere waarden van het leven kwamen bovendrijven op de donkerste momenten. Persoonlijke groei is geen pijnvrij proces, maar de moeite waard om te doorleven! Het kan altijd erger, denk ik dan. Denk maar aan de hartverscheurende taferelen uit Gaza, de niet aflatende ellende in Oekraïne, de extreme droogten in Afrika, of meegesleurd worden in één van de vele overstromingen. Het gaat helaas niet meer over rampen ver van ons bed. Het speelt zich dichtbij af. Teveel regen, teveel mislukte oogsten, teveel prijsstijgingen, teveel verkapte armoede. De hoge prijs die we betalen van teveel rotzooien met onze natuur; te warme zomers, te zachte winters, te natte dagen. We vernielen collectief onze toekomst. Onze planeet schreeuwt om genezing. Mijn wens voor 2024 is daarom eenvoudig: laten we, nu het hopelijk nog kan, een stap verder gaan dan bewust zijn dat we niet goed bezig zijn. Laten we, ieder voor zich, maar vooral samen, in actie komen en alles op alles zetten om bij te dragen tot een gezonder en beter leefmilieu. Dit kost geen handenvol geld, maar wel handenvol liefde. Liefde voor elkaar en voor wat ons toevertrouwd is, de natuur. Respect en de zorg voor het grootste en mooiste mysterie dat we kennen: alle leven op deze aarde. Met wat minder ik en wat méér jij, vinden we misschien een manier om het tij te keren. Mag 2024 voor jou en voor mij een jaar van collectieve gezondheid zijn, in voorspoed en welvaart op alle niveaus van ons bestaan, zodat 2025 ingeluid mag worden met mooie berichten zoals deze: de temperatuur is gestopt met stijgen, de oogsten zijn rijkelijk en goed, de CO2 is teruggedreven tot een gezond niveau en het aantal mensen dat onder de armoede grens moet leven is nog maar miniem en… het regent een stuk minder dan in 2023!

Heidi Schoefs
37 0

Aderlatingen

Ik sta in de gang van het ziekenhuis. In mijmer- en wachthouding. Hospitaal, ziekenhuis, kliniek, gasthuis. Woorden genoeg voor een plaats waar je niet wil zijn. Het ene woord is al ouder dan het andere. Ik denk aan ons bezoek aan het Brugse Sint-Janshospitaal uit de 12e eeuw. Nu is het een knap museum. Daar las ik over aderlatingen, die door een barbier-chirurgijn werden uitgevoerd. Ze waren tegelijkertijd kapper, drogist, tandarts, dokter en apotheker. De mensen waren ervan overtuigd dat een zieke kon genezen door veel bloed af te tappen. Het was een kwestie van levenssappen en de balans in het lichaam te herstellen. Bij kapperszaken zie je soms nog van die typische kapperspalen met witte, blauwe en rode strepen die in een spiraal ronddraaien. Die zijn gebaseerd op de wapperende doeken vol bloed die als een spiraal aan een stok hingen te drogen. Gedaan met mijmeren. Ik sta op de gang omdat de kamer leeg is. De persoon is samen met het bed weg voor een ingreep. Een toestel op de kamer houdt niet op met piepen. Dat had je in de 12e eeuw natuurlijk niet. De stekker uittrekken durf ik niet. Ik heb de tv aangezet, maar de match Union Sint-Gillis tegen Liverpool overstemt het gepiep niet. Dan maar de deur dicht en de gang op. In de verte komt een verpleegster aan. Of ze weet hoelang de ingreep nog zal duren. Nee, dat weet ze niet, want dit is haar sectie niet meer. Ze wijst naar een lijn op de vloer die ze net heeft gepasseerd. Ze is wel zo vriendelijk om het gepiep af te zetten. Mijn vraag moet ik aan de balie stellen. Union Sint-Gillis wint de wedstrijd tegen Liverpool met 2-1. Dadelijk nog wat meer goed nieuws en we kunnen weer verder. Zonder aderlatingen.

Rudi Lavreysen
19 1

De flat waar het licht altijd brandt (1) en (2)

De flat waar het licht altijd brandt (1) - 15 december 2022 Bij het opstaan om 5u30 zie ik door het raam een flat waar altijd licht brandt. Elke dag, bij mijn eerste koffie, vraag ik me af wie daar woont en waarom het licht er niet wordt gedoofd. Is het iemand met schrik in het donker? Een single mum met huilbaby, oververmoeid door een eindeloze reeks slapeloze nachten? Een drugsbaron die de veiligheid van de nacht opzoekt voor zijn louche praktijkjes? Of een schrijver die zich graag omhult met duistere stilte voor het schrijven van zijn nieuwste misdaadroman?  Hoogst waarschijnlijk is het gewoon iemand die systematisch vergeet het licht uit te doen. Ik bedenk vervolgens dat de verrassing hoe dan ook komt bij de volgende elektriciteitsfactuur.   De flat waar het licht altijd brandt (2) – 19 december 2023 In de flat waar het licht altijd brandt, brandt het licht nog steeds altijd. Als ik opsta, check ik het. Het stelt me gerust, dat is alvast één zekerheid in mijn dag. Nog steeds weet ik niet wie er woont en waarom het licht nooit wordt gedoofd. Stiekem keek ik al op het naambordje. De gedachte om aan te bellen, spookt steeds vaker door mijn hoofd. Het wordt stilaan een drang. Die baby moet nu toch al minder huilen, de alleenstaande moeder is nu ongetwijfeld in a relationship of in iets dat complicated is. Die vermoeidheid moet zijn verholpen met een multivitaminekuur. Van de arrestatie van een drugsbaron of de publicatie van een nieuwe misdaadroman heb ik geen weet. Torenhoge elektriciteitsfacturen veranderden niets aan de realiteit: het licht is aan, altijd.  Vaak beeld ik me ook het onmogelijke in: dat het licht op een ochtend opeens is gedoofd. Nu leef ik met de prangende vraag:  wat zal ik doen als het licht niet meer brandt in de flat waar het licht altijd brandt?

Melanie Huyghe
26 1

Glock 17

“Doe mij maar een fairtrade koffie met woke-melk”, spreekt de vrolijke, zelfbewuste en gemindfulnesste vent als hij het alternatieve café instapt en er enkele vrienden ontwaart, die hem, nadat hij is binnengestapt, vragen wat hij wil drinken. Zuur gelach. “En, allen met de bakfiets op deze beijzelde wegen?”. Hij gaat zitten terwijl één van “de maten” aan de toog nog wat zaken bestelt, waaronder dus een koffie—ze hébben hier alleen maar fair-trade—met gestoomde havermelk. Een vrouw—ze is vierenveertig, twee kinderen en zelfde aantal mannen gehad—legt haar zelf gebreide sjaal wat beter rond haar hals. Ze heet waarschijnlijk Pallas, Clythemnestra of Andrea Doria, schoon die laatste naam eigenlijk verwijst naar een man. Maar dát wisten Pallas’ ouders eigenlijk niet toen ze geconcipieerd of geboren werd; ze vonden het gewoon een leuke naam. En dat ook Neeltje Jans géén vrouw maar een man was, zal dit gezelschap waarschijnlijk ook wel ontgaan zijn, bedenk ik, die aan een naburig tafeltje zit met mijn eeuwige gemberthee. Want ik geef toe: ook ík verwijl al eens in dit café dat vooral een vrouwelijk clientèle bedient. “De havermelk is op. Is amandelmelk ook goed, Maarten?” vraagt de toogbesteller die alvast de andere bestelde drankjes op de tafel plaatst. Én natuurlijk met een schoteltje alternatieve abdijkaas-blokjes van een alternatieve abdij, die geproduceerd is door alternatieve koeien op een alternatieve wei. En zelfs de monniken zijn alternatief: ze stampen de wei zelf nog blootsvoets … of is dat voor een ander product, dat zoiets moet gebeuren, vraag ik me plots af. Het is verdomd warm in dit etablissement: men stookt er met graagte en met grote hoeveelheden gas in een oude gaskachel, waarvan de namaak-steenkolen staan te gloeien. Dichtbij dit ding, waar ik nu zit, is het zo warm dat ik vrees dat mijn pen zal smelten. De inkt vloeit alvast vlotter, maar dat kan ook zijn omdat ik inmiddels in redelijk grote teugen begonnen ben aan mijn trappist. Ook weer de eeuwige trappist. Ik hang soms graag de klassieker uit: steeds hetzelfde drankje of dezelfde opeenvolging ervan. Dan wat bladeren in de krant en een poging ondernemen om met de knappe uitbaatster van de zaak een gesprek op te zetten. “… dat er tegenwoordig geen plek meer is om mijn wagen te parkeren in deze stad, want ik heb niet zo’n elektrische bak”, oreert de nieuw binnengekomen man van daarnet. Zijn vrouw, waarmee hij niet is getrouwd maar wél een samenlevingscontract heeft, zit in de social profit. Iets met beleid en medewerking en zeehonden en buscraft en bescherming van zwakzinnigen. Althans, zo heeft hij het begrepen, want hij zelf zit in “de” media. Iets met kabels leggen, mengpanelen installeren en DMX en belichting regelen. Ik probeer in de drukte van dit hete cafeetje deze tekst uitgeschreven te krijgen en tegelijk ook een lijn te vinden in hetgeen zich aan het woke-tafeltje afspeelt. Da’s niet makkelijk, want aan een ander tafeltje zitten vier—en kort nadien vijf—vrouwen van eenzelfde leeftijd soms luid te lachen. Niet duidelijk waarover het gaat, wél duidelijk dat het gaat over mannen als baas of partner. Over zonen wordt niet zo gelachen, maar de overige onderwerpen worden beamend en meelevend besproken en behandeld. Het lijkt me in elk geval allemaal nogal cocreatief, empathisch en met veel buikgevoel. Ik probeer onopvallend mijn trappist te drinken terwijl ik mijn aandacht probeer af te leiden van de borsten van vooral één van de vrouwen, die mijn bijzondere aandacht geniet. Ze heeft borsten van de perfecte grootte en consistentie, gehuld in kledij die enigszins, maar niet té elastisch is. Wat ze zegt is minder belangrijk voor hetgeen ik hier nu schrijf, maar dat ze een ronduit verleidelijke stem heeft, vind ik de moeite van het noteren waard. Hoewel ik oorspronkelijk van plan was stilaan terug huiswaarts te keren, beslis ik alsnog om aan Gerry achter de toog—ik mag hem ondertussen zo aanspreken, want ik heb hem zelf verleden week mijn naam verteld—een koffie verkeerd te vragen. “Een latte machiato met havermelk?” vraagt Gerry terwijl hij alvast de koffiebonen maalt en in zo’n ding stopt om dan nadien onder de koffiezetmachine te schroeven. Ik haal mijn Glock 17 boven en schiet iedereen in het café neer. Het magazijn van die Glock blijkt voldoende patronen te bevatten om iedereen in dit café om te leggen. Terwijl ik mij naar buiten begeef draai ik nog vlug even de gaskraan dicht, die de oude kachel gloeiend heet stookt. Zó warm hoeven ze dat hier niet te stoken en er is ook nog COP24 om aan te denken, bedenk ik me als ik op mijn fiets stap. Pas als ik thuiskom besef ik dat ik geeneens de rekening heb betaald.

Jens V
12 1

Broodstress

Op een zondagochtend stond ik ietwat vervelend te dralen bij de deur. “Welk brood?”, vroeg ik kortaf. “Breng maar een donker mee”, zei mijn vrouw. “Je kiest maar.” “Een donker brood schat? Ze hebben daar zoveel soorten donkere broden dat ge er bijna niets meer ziet.” Mijn overdreven reactie wees duidelijk op een acuut geval van broodstress.Geef nu zelf toe. Tarvo, zeven granen, acht granen, negentien granen, molenaars, tijgerwit, tijgergrijs, volkoren, spelt, roggebrood en dan vergeet ik er nog een paar honderd. Het lijkt wel of er elke dag broodsoorten bijkomen. Thuis heeft de ene dit graag en de andere dat. Er zijn zoveel meningen als er broden zijn. Je zou van miserie bijna sandwiches kopen, maar dat is ook niets voor elke dag. Naar de bakker wandelend, dacht ik aan de vele handelaars die vroeger aan de deur van het ouderlijk huis kwamen. De melkboer, de brouwer, de groenteboer en ook de bakker. Dat bestaat niet meer. Er passeren enkel nog kartonnen dozen. De bakker kwam altijd met twee broden in zijn handen naar de deur gestapt. “Een grijs of een wit vandaag?”, vroeg hij dan. Zo konden we toch een beetje afwisselen. Een grijs brood was toen nog een rond grijs. Het snijden van het brood deden we zelf. Geen enkele boterham had dezelfde grootte. De grote sneden waren perfect voor onze poetzak. De kleine sneetjes waren ideaal om ’s avonds nog een boterham te maken met boter en hagelslag. Voor de kleine honger bij de tv. Mezelf verheugend om nog eens van die vaste grijze boterhammen te eten en meteen om wat ik zou zeggen bij het thuiskomen: ‘Raad eens welk brood ik nu bij heb?', stapte ik vrij van alle broodstress bij de bakker binnen. “Een gewoon rond grijs meneer? Oei, dat wordt niet meer gemaakt.”

Rudi Lavreysen
23 1

De papiertjesmensen

In de trein valt mijn oog op het papiertje dat ik als bladwijzer gebruik. De roman beschrijft op voortreffelijke wijze de ondergang van een wereldmacht. Ik zie dat de mevrouw tegenover me leest wat er op het papiertje staat geschreven. Net zoals in het boek behoren wij tot de laatsten van een soort, namelijk de papiertjesmensen. Thuis is het nog een communicatiemiddel. Boodschappenlijstjes, verlanglijstjes met Kerstmis, notities op de papieren kalender of verjaardagskaarten. Het kan allemaal digitaal, maar het moet niet. Daarbij komt dat papiertjes een hulpmiddel zijn voor mijn legendarische vergeetachtigheid. Mocht het een erkende aandoening zijn, ik behoorde tot de hoogste categorie. Mocht er een zelfhulpgroep van vergeetachtigen zijn, ik werd meteen lid. Als ik niet vergat om naar de bijeenkomsten te gaan natuurlijk. Boodschappenlijstjes maak ik in tweevoud, waarbij er eentje in mijn jas verdwijnt en de andere in mijn achterzak. Mocht ik die in mijn achterzak vergeten, is er mijn jas nog. Als ik die tenminste niet vergeet aan te doen. Afijn, het is een probleem. Mijn vrouw vraagt me ’s avonds ooit om een elektrisch toestel uit te zetten voor ik ga slapen. De vaatwasser of de wasmachine. Al die lampjes moeten inderdaad niet blijven branden. Ook hiervoor gebruiken we papiertjes. Een post-it aan de deur of een papiertje op mijn hoofdkussen. Daarna krijgen veel van die papiertjes een tweede leven, zoals een bladwijzer. Zo vond ik in een oud kookboek van moeder nog het recept voor de wafels die naar vroeger ruiken. Het is ondertussen een onbetaalbaar stukje papier geworden. Maar terug naar de trein. Tegelijk met de mevrouw tegenover me zie ik dat op het papiertje ‘droogkast’ staat geschreven. “Ik ken het”, zegt ze, nog voor ik kan uitleggen waarvoor het papiertje heeft gediend. Ongetwijfeld ook iemand van de vergeetachtigen en de papiertjesmensen.

Rudi Lavreysen
12 1

Allemaal Rocky

Een volwassen man die niet weet wat hij later gaat worden. Wat zeg je daar tegen? Tja, hooguit dat hij een twijfelaar is. Soms droom ik nog van een carrière als acteur. “Het is nooit te laat”, kan ik aardig zeggen en dan lijkt het gemeend. Een verhaal vertellen gaat me ook redelijk af. Plankenkoorts duurt welgeteld drie seconden. Maar nu nog op dat podium? Beter niet. Maar soms gebeurt er iets. Er is niemand die het ziet, hooguit enkele huisgenoten. De volgende scène speelde zich af toen ik met onze jongste op een avond opnieuw naar de film "Rocky" keek. Op het einde van de boksmatch, meteen het einde van de film, roept Rocky naar zijn vrouw Adrian. Het is een iconische scène. “Adriaaaaan”, roept hij een paar keer na elkaar. (Spreek de naam in het Engels uit, mocht u het willen proberen.) Zijn vrouw komt van achter in de zaal naar de boksring gelopen, verliest onderweg haar pet, maar bereikt toch het podium. Ze vallen in elkaars armen en zeggen “I love you” tegen elkaar. Ook al heeft hij de kamp verloren, de liefde is de echte overwinnaar. Ik was opnieuw geroerd en kon niet anders dan net als Rocky naar Adrian roepen. “Adriaaaaaan”, riep ik. Ook met een ietwat scheve mond, net zoals Stallone. Ik was wellicht te enthousiast. Een kenmerk van de onervaren acteur. Mijn vrouw schoot wakker en kwam in paniek de trap afgerend. Ze dacht werkelijk dat ik iets had gekregen. Een hartaanval of zo. Onze jongste zat zich op de grond een kriek te lachen. Ik meende nog snel “I love you” te zeggen, maar ze was al terug naar boven vertrokken. “Ik vond het wel oké”, zei onze jongste, nog steeds op de grond. Och ja, we kunnen niet allemaal Rocky zijn zeker?

Rudi Lavreysen
28 2

Afscheid van Baloe

Mijn manneke, m’n allerliefste vriendje,Ik was niet voorbereid.Je gaf het al eerder aan, maar we hadden het druk met onze mensen.  Mantelzorg in stereo. Stress, omdat de dood loerde, eveneens in stereo. Ondertussen was je, rustig en lief, zorgzaam en bescheiden, zelf bezig met je eigen aftakeling.   Ik was niet voorbereid.Ik had het niet gezien. Wilde het niet zien. Je had pijn. Je wonden genazen niet. Je pootjes hadden het opgegeven. Je werd op korte tijd blind.  11 jaar was je er altijd voor me. Elk moment van rust, tijdens onze zorgelijke tijd, stond je naast me. Aan m’n voeten, trouw en bezorgd. Elf jaar samen. Van Vechmaal naar Spanje en tientallen keren heen en weer, tot Tongeren en Cambridge. De favoriet, overal waar je opdaagde.  Ellenlange wandelingen, tot je broze pootjes het begaven. Mee naar de slaapkamer ging niet meer. Je wilde zo graag met je papa en mama mee, maar de trappen waren te hoog. Steeds geduldig wachtend tot we er weer waren. De grote beschermer en vriend van onze meisjes. Wat waren ze dol op je en jij op hen. Knuffels in het kwadraat en wandelen tot we er zelf moe van waren.  Je was de beauty van de hondenwei. In stijl, vriendelijk, maar toch gereserveerd. Je was een klasse-hond. Iedereen bewonderde je. Kinderen riepen van ver, hoe schattig je was.   Je was en je bent mijn allerliefste vriendje. Waar mensen faalden, stond jij altijd voor me klaar. Onvoorwaardelijk, altijd tevreden. Opgewekte ziel. Oude ziel.  Vlieg, m’n lieve Baloe. Speel in de eeuwige jachtvelden met je hondenvrienden. Ren, blaf, bedel en voel je vrij. Vrij van pijn en beperking.  Voor altijd in mijn hart. Dankbaar en vereerd dat je bij mij wilde zijn.  Onze zielen ontmoeten elkaar terug, ergens in de toekomst, achter de regenboog…  Vaarwel mijn lieve manneke.   

Heidi Schoefs
29 2

Kortebroekendag

De uitdrukking "De laatsten zullen de eersten zijn" vindt haar oorsprong in de bijbel. Het zou ons te ver leiden om hier dieper op in te gaan, want in deze column ben ik graag kort van stof. Net daarover wil ik het hebben. Meer bepaald over korte broeken. Een Nederlandse columnist schreef ooit een schitterend stuk over de jaarlijkse ‘rokjesdag’. Een dag in het voorjaar waarop het lijkt dat alle vrouwen tegelijk beslissen om een rokje te dragen. Bestaat er dan ook zoiets als een kortebroekendag? Ik betwijfel het, want je hebt allerlei soorten kortebroekendragers. Je hebt er die in de lente al een korte pantalon aantrekken. Daarnaast heb je twijfelaars zoals ik. Ik laat het initiatief aan jonge mensen en pik later in. Maar als je te lang wacht om een korte broek aan te trekken, heb je een achterstand opgelopen. We zijn op straat goed te herkennen omdat we langer met tl-lampen rondlopen, zoals men wel eens placht te zeggen. Het is ook gekend als het wittebenensyndroom. Overdag zit ik binnen en daar heb ik geen tijd om met de lange broek, waarvan de broekspijpen tot aan de knieën zijn omgeslagen, aan het raam en in de zon te gaan zitten. Het zou trouwens niet lang duren.Het komt uiteindelijk goed met dat kleurtje, maar je moet geduld en doorzettingsvermogen vertonen. Ten slotte heb je doorgewinterde kortebroekendragers. Je ziet ze zelfs in oktober of november met een korte broek, aan het werk in de tuin of tijdens het joggen. Ze hebben tijdens de wintermaanden slechts een korte pauze nodig. Het zijn oermannen die zelfs eind februari of begin maart het lef vertonen om met die korte broek naar buiten te komen. Ik wil maar zeggen: het zijn de laatsten, die ook de eersten zullen zijn.

Rudi Lavreysen
125 0

Oudejaarsavond - Nieuwjaarsdag

Oudejaarsavond Wat doe jij met de jaarwisseling?  Dé vraag die vanaf begin november gemiddeld drie keer per week komt. Mijn 15 jaar jongere ik kreeg er FOMO van. Ik zocht tot ik iets vond dat door kon gaan als leuk genoeg voor de avond van 31 december. En nu… Eerlijk? Nu heb ik er lak aan. Dat iedereen maar doet wat hij wil. Dat iedereen maar hard gaat feesten en zich lazarus drinkt. Dat iedereen maar lekker een nachtje doordoet.  Ik nestel me na het avondeten van 18u30 onder een deken in de zetel. Met een boek of Netflixserie, een grote mok thee. Laat. Mij. Allemaal. Gerust.                                                     Om 22u kruip ik in mijn bed. Oordoppen in. Geen vuurpijl of uitgelaten vreugdekreet krijgt me wakker.    Nieuwjaarsdag Ik heb er niets mee. Die lamlendige, lege dag waarop het leven stil ligt, het land slaapt. Ik start het jaar, élk jaar, monter en fris om 5u45. Boterhammetje en koffie. Wandelingetje daarna. Het is een dag zoals een andere.  Na het douchen onderga ik de verplichte huisbezoeken.  Geforceerd glimlachen naar familieleden die vermoeid in de zetel hangen. Liever waren ze in bed gebleven want vaak nog half dronken, brak van een nacht zonder slaap.                     Luister naar zatte nonkels, roddelende tantes, conversaties over de prijs aan de pomp, vastgoed en geplande citytrips.                                                                                                                 Eten dat vreten om te vreten wordt. Het derde stuk taart dat m’n strot uit komt na die afgezaagde gourmet of kaasfondue.                                                                                          Een stroom van onverstaanbaar voorgelezen, zeemzoet rijmende nieuwjaarsbrieven aan meters en peters in ruil voor een briefje van 20 euro.  Liefste peter, hoe meer ge mij geeft, hoe beter. Maar geeft ge mij niets, dan zijt ge mijne peter niet. 

Melanie Huyghe
31 1