De droom komt terug
Die nacht had ze al weer gedroomd. Bij elke stap kleeft haar lange rok aan haar enkels, nat van de ochtenddauw. Ze kijkt op naar het prachtige dier, zijn donkere huid, de warme en glanzende neusgaten. Zachtjes aait ze zijn neus bovenop de witte bles. Het lijkt of de donkere ogen diep in haar ziel kijken. In het zadel zit Jakub, zijn sterke arm strekt hij uit om haar op te tillen. Wanneer ze haar ogen sluit voelt ze zich even gewichtloos in de ruimte tot ze voor bij hem in het zadel zit. Hij houd haar in een stevige greep, ze kan amper bewegen, vallen is onmogelijk. Ze voelt zich veilig. “Gaan we?”, fluistert hij in haar oor. “Ja” fluistert ze terug. Hij brengt het paard in galop en ze gaan vooruit, verder en verder weg van het bloed, de gewonden, de doden, de oorlog. Aan de horizon de robuuste bergen met een deken van groene zuivere bossen. Diep snuift ze geuren in die haar zo beroeren, het paard, haar vriend, de aarde.
Wanneer ze wakker wordt is ze nog even ademloos van de schoonheid en bevrijding die ze ervaart. Totdat ze tot het besef komt dat ze het gedroomd heeft. Een droom van een diepe wens.
Ze tast naar haar kleren in het donker. Haar moeder slaapt nog. Eenmaal buiten helpt een klein sikkeltje maan haar om haar weg te vinden. De maand augustus zeer warm, maar zo vroeg in de ochtend is de lucht nog koel van de nacht. Behendig omzeilt ze de wachtposten, nu is er minder waakzaamheid. Ze gaat voorbij aan de wasplaats aan de rivier waar ze zo vaak komen. Daar verderop, aan de bosrand, hoort ze doffe slagen van hoeven, zacht gehinnik. Daar is het, ook de geur van de paarden wordt steeds sterker. Ze staan in groepjes bij de bomen. Ze weet precies wat ze zoekt. Haar tengere lichaam beweegt zich licht en onopvallend, hooguit klinkt er af en toe wat onrustig paardengesnuif. De bekende witte bles licht op in het dunne licht van de maan, daar staat hij! Op dezelfde plek zoals elke keer. Uit een klein zakje haalt ze enkele korrels haver en legt deze op haar geopende hand. Het paard vindt zijn weg naar dit voer en pakt de korrels behendig op met de lippen. Ze streelt hem over de neus, de bles en buigt zich naar voren om haar hoofd in zijn warme hals te verbergen. Even staan ze roerloos, het is alsof hij haar begrijpt, een soort volkomenheid. Vlak naast de boom is een plekje met mos en droge bladeren, ze krult zich op om daar in te liggen… ze heeft nog heel even, dan moet ze snel terug voor haar moeder merkt dat ze weg is. Maar ze valt in slaap.
Met een kreet schrikt ze wakker! Ze voelt twee ijzersterke armen die haar tegen de grond drukken, haar paard hinnikt ook van de schrik. “Rustig, rustig” hoort ze een stem zeggen. De stem die haar vast heeft. Het paard kalmeert, maar zij niet. Hij tilt haar op en kijkt haar verbaasd aan. Een jong meisje?! “Wat doe je hier” zegt hij boos. Ze heeft haar stem verloren en kijkt hem aan met grote ogen van de schrik. Ze kijkt in het gezicht van eén van de huzaren, geen gewone soldaat, want hij draagt een roodbruin jasje met emblemen, aan zijn zijde een pistool, koud en hard. Voorzichtig kijkt ze hem aan. Een donkere jongen met dezelfde zachte bruine ogen als zijn paard. “Wat doe jij bij mijn paard? Je mag hier niet zijn!” Ze kan geen woord uitbrengen van de schrik. Het enige wat haar lukt is te wijzen naar het dorp waar ze vandaan komt. “Woon je daar?” Ze hoort haar stem met een rare pieptoon ja zeggen. “Je moet weg, te gevaarlijk hier. Ik dacht verdomme dat je een spion was!” Ze knikt en zonder de droge bladeren van haar af te schudden trekt ze zich schuw terug, om via een omweg terug naar huis te geraken. Dat was hun eerste ontmoeting.
Verbaasd kijkt Jakub haar na. Hij is zelf ook geschrokken, wat als hij haar iets had aangedaan? God zou me dat zeker niet hebben vergeven. Hoe kon dit meisje toch zo dicht bij de paarden geraken? Het hele dorp en daarbuiten ligt vol met soldaten en aan alle kanten staan er opzichters. Een geluk voor haar dat hij het was die haar vond. Hij kent genoeg soldaten die haar pijn zouden hebben gedaan of erger nog.. Hij zal morgen eens uitkijken naar de moeder om haar daarvoor te waarschuwen, die zou echt beter moeten waken over haar kind. Hij zadelde zijn paard en nam het mee naar het veld verderop om te oefenen. De zon kwam inmiddels al op boven de horizon, man en paard maakten een lange schaduw.
Magdalena volgde haar moeder naar de wasplaats samen met enkele andere vrouwen. Zij droeg het wasbord en het kostbare stuk zeep, haar moeder het wasgoed samengebonden in een groot laken. Eenmaal bij de rivier zocht ieder zijn eigen plekje om de was uit te pakken en onder handen te nemen. Enkele soldaten waren mee om toezicht te houden. Op deze plek, aan de zuidzijde van het kamp was het momenteel het veiligst. Verderop en ook aan de overkant van de rivier waren huzaren aan het trainen met hun paarden. Vooruit, stilstaan, keren, linksom en rechtsom. Ook met het zwaard werd er geoefend, vooruit stilstaan, zwaaien met het zwaard, keren , linksom en weer terug. Magdalena’s moeder probeerde haar dochter tot werken aan te sporen, maar zoals altijd werd haar aandacht afgeleid door de manoeuvres van de paarden met hun berijders. Gefascineerd keek Magdalena toe, in haar fantasie bereed zij zelf haar eigen paard, en deed ze alle oefeningen mee. Sommigen van de huzaren passeerden vlak bij de plaats waar zij aan het wassen waren. Magdalena schrok, was dat niet de jongen die haar deze morgen had betrapt? Van schrik keerde ze haar hoofd weg, maar het was al te laat, hij had haar al gezien. Hij keek nog een tijdje hun kant op en daarna verdween hij weer tussen de andere paarden.
Magdalena’s moeder schrok ook. Voor elke prijs wilde ze haar dochter zo veel moglijk behoeden voor contact met de soldaten en officieren. En deze jongen had wel heel hard naar hen gestaard. Ze nam zich voor om eens uit te zoeken wie hij was.
Jakub had goed gekeken naar de vrouwen. Lotta zag hij onmiddelijk. Een stukje verderop zag hij een glimp van het meisje, die plots de andere kant op keek. Naast haar, dat zou haar moeder kunnen zijn. Een knappe blonde vrouw die met krachtige bewegingen lakens aan het uitwringen was. Bedachtzaam, met een rimpel op haar voorhoofd, keek zij terug. Haastig wendde hij zijn paard en volgde zijn groep.
Wie is die jongeman? vroeg ze Lotta. Die wist onmiddellijk wie ze bedoelde. “Ja, een mooie jongen, he, amper 20 jaar. Hij is anders dan de anderen, ik heb gehoord dat hij de jongste zoon van de dominee van Bikfalva is. Vandaar dat hij altijd zo beleefd is. Maar zijn hoofd vind ik niet in orde, hij heeft het altijd maar over strijden en winnen, wil niets weten van verliezen, ook al ....” ze maakte haar zin niet af. “Daarin gelijkt hij weer wel op veel anderen. Verder is hij heel betrouwbaar want ik krijg altijd mijn geld.” Majka luisterde aandachtig naar Lotta. Ze was al wat meer gerustgesteld, haar dochter was misschien toch nog veilig. Dan heeft ze het zich misschien allemaal verbeeld, en keek de jonge man alleen naar haar buurvrouw. “Maar jij had toch geen plannen met mannen?” vroeg Lotta een beetje achterdochtig. “Nee, nee, helemaal niet, ik ben vooral bezorgd om Magdi”. “Kleine meisjes worden ook groot”, zei Lotta. Ze legden de was te drogen op het veld en zouden deze aan het eind van de middag afhalen. Nu terug naar huis, om te koken voor ik weet niet hoeveel man.
Die nacht lag Magdalena onrustig te slapen. Weer was ze wakker bij het ochtendgloren, maar daarheen, dat durfde ze niet meer nu die ellendige jongeman haar daar had betrapt. Bovendien had hij haar ook bij de wasplaats herkend, daar was ze zeker van. Laat ik een paar dagen er mee wachten, en dan zal het wel weer kunnen, besloot ze voor zichzelf.
De dagen daarop was het hele kamp volledig in beslag genomen door een grote veldslag die had plaatsgevonden. De deenheid wilde een linie doorbreken, hadden stand gehouden, maar niet kunnen doorbreken. Ze hebben wel veel verliezen kunnen aanbrengen bij de vijand. Maar zij zelf ook. Het water bij de wasplaats kleurde rood van het vele gewassen bloed. De mannen op scherp, de gewonden en doden in de handen van de vrouwen. Magdalena en haar moeder konden zich alleen inbeelden hoeveel mannen er nu in de geïmproviseerde ziekenboeg in de kerk bij waren gekomen. Zij haalden daar alleen de was af, en hoefden zich niet te bekommeren om de zieken en doden. Wanneer ze in de buurt kwamen hoorden ze het hevige gejammer van die arme gewonde mannen. Dokters zijn er en verplegers waren daar, maar er was maar weinig wat ze voor hen konden doen. Er was altijd plaats voor nieuwe gewonden, want alleen de sterksten overleefden het ziekbed.
De oorlog was nu al bijna een jaar volop aan de gang. Ze raakten er aan gewoon, het ging al maanden zo. Eerst de onrustwekkende berichten, dan werden alle jongere en ook oudere mannen opgetrommeld, vertrokken naar de verschillende legers die nu overal in het land waren. Dan was het stadje maandenlang bijna leeg, maar nu, sinds een week, het hele dorp verpletterd door de aanwezigheid van soldaten en legeraanvoerders. Maar of ze nu wonnen of verloren, er waren altijd die vele doden en gewonden.. en altijd maar zorgen maken over de voorraden voedsel die nu heel snel opraakten.
Toch gingen Magdalena’s gedachten voortdurend uit naar haar paard. Ze hield het wachten niet meer vol. Had hij deze strijd overleefd? Ze moest en zou naar hem toe. Deze keer zou ze vlak na het slapen gaan, er was voldoende maanlicht. Haar donkerblonde haren droeg ze los, zodat ze niet zomaar weer voor een jonge spion zou worden aangezien. Eenmaal bij de paarden, was ze even in twijfel. Iets verder dan waar ze hem verwachtte te zijn, was hij daar. Haar hart gloeide van geluk, hij leeft nog! Ze hield nog wat afstand, want ze zag dezelfde jonge man van eerder naast het paard. Natuurlijk, het was zijn paard. Maar hij huilde, bijna geluidloos. Ze had nog nooit een man zien huilen. Dit had ze niet verwacht. Maar nu ze eenmaal hier was na al die moeite, wilde ze ook niet meer weggaan. Ging hij maar weg. Het huilen stopte, hij draaide zich om alsof hij voelde dat ze daar stond. ”Rozalia?!” riep hij vol verbazing uit.
We stonden aan de rivier de Somes aan de rand van het stadje Jibou. Achter ons in de verte de trotse toren van de oude gereformeerde kerk. Voor ons keken we uit op oneindig grote velden met gele golven van overrijpe zonnebloemen, graan en mais, tot aan de bosrand. Het was 20 augustus. Was dit de plek vandaag 175 jaar geleden? We konden het haast niet geloven, alles zag er zo prachtig uit, zo sprookjesachtig mooi.
We hadden een verre reis gemaakt. Wat een contrast met thuis! In Brussel opgestapt op het vliegtuig en geland in Cluj napoca/Kolozsvar. Voor het eerst van mijn leven zette ik voet in Roemenië, het land van mijn grootmoeder. Een taxi bracht ons naar ons hotel. Het was 3:00 in de nacht, ons vliegtuig had enorme vertraging opgelopen. Er was juist een groot festival aan het eindigen, vertelde onze chauffeur trots, dus er was veel verkeer. We hoefden niemand te wekken in het hotel, we konden met een automatische deurcode naar binnen.
De volgende dag na het ontbijt spraken we af met mijn nicht Ilana en haar man B.. Zij hadden een auto, vanaf hier was het maar een kleine twee uur rijden tot aan Jibou/Zsibo in noordwestelijke richting.
Ilana had zich goed voorbereid. “Het kleine stadje van toen bijna 1000 inwoners was bezet door bijna 9000 Hongaarse militairen die door het land trokken. De officieren waren ondergebracht in het Wesselényi kasteel, aan de rand van het dorp. Duizenden anderen per 2 of 3 man of meer gepropt in de kleine huisjes en schuren van de gezinnen. De rest in tenten en wagens denk ik. Elk gezin van het dorp droeg bij aan het leveren van een of meerdere slaapplaatsen en voeding tot het leger weer verder trok.”
Het was moeilijk om mij daar iets bij voor te stellen in dit idyllische landschap. Van grote veldslagen weet ik van mijn bezoeken aan de But de Lion die de slag bij Waterloo herdenkt. Ook daar is het heel moeilijk je voor te stellen dat daar ooit nog een veelvoud aan manschappen moet hebben gevochten, 10-duizenden zelfs. Nu zie je weinig anders dan heuvelachtige landbouwgronden of de moderne stadsrand van Waterloo en omliggende gemeentes.
“Deze Hongaarse legereenheid was rond 13 augustus hier in dit stadje neergestreken en, na nog een laatste grote veldslag waar ze notabene nog wonnen, hebben ze amper twee weken later de wapens moeten neerleggen, op bevel van de Hongaarse legerleiding. De tegenstand was veel te groot wanneer het Oostenrijkse leger hulptroepen had gehaald bij de buurlanden.”
“Dit bevel werd aangekondigd op 24 augustus, in het kasteel van Wesselényi dat je hier aan onze rechterkant ziet. Een groep van officieren waren woedend vanwege de overgave en wilden doorvechten. Maar tevergeefs, de volgende dag werden de wapens neergelegd. De Oostenrijkers hebben de overgave gekregen, maar nog was dat niet genoeg. Ze vreesden dat er opnieuw opstanden zouden kunnen uitbreken wanneer ze niet heel hard zouden ingrijpen, en dat hebben ze ook gedaan. Tal van generaals en hoge officieren kregen onmiddellijk de doodstraf door ophanging en velen zijn gevangen gezet voor jaren, gevolgd alsnog door ophanging. Het trauma duurt nog voort, ook na 175 jaar. Daar zijn de Fransen en Nederlanders veel beter vanaf gekomen in die periode.”
“En hoe is onze voorouder Bong Ferenc om het leven gekomen?” Dit keer gaf B. het antwoord. “Hij heeft zichzelf voor de kop geschoten uit protest tegen de overgave van het Hongaarse leger. Hij en een grote groep mede-officieren, hier in Zsibo.” Ik ken het verhaal eigenlijk, maar ik blijf onder de indruk. Wat een daad van protest, het ultieme verzet tegen de vijand.
“Zouden ze hier begraven zijn?” vroeg ik. “Wel, we kunnen eens gaan zoeken, maar de chaos in die tijd moet zo groot geweest zijn dat er amper tijd was om de doden degelijk te begraven, net zoals in Waterloo.” Ja dat weet ik ook. Er zijn toen verbazingwekkend weinig overblijfselen gevonden van al die overleden soldaten en officieren. Toch hoop ik dat we daar iets vinden, al is het maar een klein spoor.
Woedend was hij, teleurgesteld, gefrustreerd. Waarom moesten ze vechten tegen juist deze mannen, die hoorden hier niet eens thuis in zijn land. Ze stonden tegenover Serven, Kroaten, ja zelfs Russen. Zijn de Oostenrijkers zelf te laf om hun eigen mannen te sturen? Ja, ze hadden hen deze keer verslagen, voor een hoge prijs, maar het werd moeilijker en moeilijker om hun posities te kunnen behouden. Zijn paard Barat had het goed gedaan, en hij ook. Maar hoe lang kunnen ze dit nog volhouden? Het kan toch niet waar zijn dat dit allemaal voor niks zou zijn geweest? Hij leunde met zijn gezicht tegen de warme hals van zijn betrouwbare vriend. Een ongelooflijk gevoel van vermoeidheid en heimwee naar thuis overspoelde hem plotseling, hij kon zich niet meer inhouden en liet zijn tranen de vrije loop. Plots voelde hij dat iemand naar hem keek. Hij draaide zich om en dacht plots zijn zus Rozalia op 12-jarige leeftijd te zien. "Rozalia!" Even voelde hij voelde zich weer als de 5-jarige die in haar armen wilde rennen op zoek naar troost en bescherming. In een tweede oogopslag zag hij dat ze het niet was.
“Ik heet niet Rozalia, ik ben Magdi”, fluisterde haar stem.
Hij herkende het meisje dat hij eerder had betrapt en ook bij de rivier had gezien. De twee jonge mensen, stonden tegen over elkaar, elk met verschillende verwachtingen.
“Ik zag je bij de wasplaats” fluisterde hij terug. “Waarom heb je niet naar mij geluisterd?”
“Ik wilde weten of alles ok was met Ga..” ze kon zich nog net inhouden, ze had bijna de naam die ze had gegeven aan het paard verklapt.” Hoe heet jouw paard?”
“Barat, hij is mijn beste vriend, hij heeft de strijd weer overleefd, zonder een schrammetje” zijn lachje klonk niet heel natuurlijk. “Waarom laat hij jou bij zich? Er is niemand anders die hij toe zou laten.”
“Weet ik niet” ze haalde haar schouders op. Ze kwam dichterbij en streelde het paard. “Zie, hij aanvaard mij. Maar ik voel ook dat hij nog van streek is.”
“Ik breng je terug” besloot hij “ik volg je op 20 passen achter je, tot je veiliger bent.” Magdalena nam afscheid, de vergoten tranen aan de hals van het paard gingen in haar over. Zwijgend en met een zwaar hart ging ze op pad. Ze zou hen niet meer terugzien.
Jakub zag het meisje verdwijnen in de verte en hoopte dat ze nu veilig bij haar moeder zou zijn. Hij keerde terug naar zijn paard om de laatste nacht met hem door te brengen. In zijn droom bereed hij zijn paard en nam Magdalena met zich mee. Ver weg van hier. Naar de vrijheid, zijn toekomst in een vrij land.