De waarheid: Hoe de Tip Van De Week van M. De Ridder over MCH tot stand kwam
Ianthe wreef in haar ogen, gaapte naar een griet in rode lange jas die voor haar verscheen, staarde naar de witte bloemen in haar haar, glimlachte zuinig, zag dat het bloemenmeisje naar de vrije stoel aan haar tafeltje wees en nam schuifelend plaats. Wat doet een bloemennimf in Café Sport?
‘Ik ben Marjan,’ zei ze met een stem als een boterbloem. ‘Marjan De Ridder. Ik ben dichter -slash- rapper, schrijver, illustrator en leerkracht.’
Ianthe schudde haar hand, een hand met op de nagels bloemetjes getekend. Nagelillustraties? Een klasjufje dus. Wat moest die van haar? Ianthe zei niets en liet de hand met de bloemennagels los.
‘Je vraagt je waarschijnlijk af, wat ik hier kom doen? En waarom ik naar jou vroeg?’
Asjemenou, een helderziende dichter -slash- rapper! Ianthe kon een zucht door haar tanden niet onderdrukken. Ze keek Café Sport rond, zag geen bekenden en bracht haar hoofd dichter bij Marjan.
‘Mevrouw De Ridder, dichter -slash- rapper, waar kan ik jou mee helpen, want dat doe ik graag als altruïst -slash- Wereldverbeteraarster. Wist je dat er mensen zijn die beweren dat altruïsme niet bestaat? Dat anderen helpen, de straat oversteken bijvoorbeeld, puur egoïsme is? Maar dat is niet waar, mensen streven niet het puur maximale na, ze laten graag nog iets over voor anderen.’
Marjan leek even van haar stuk, herpakte zich, haalde een A4-tje uit haar aktetas en schoof het op tafel, richting Ianthe.
‘Lees dit,’ zei ze dwingend.
“Wie is er gek? of One step d'r out!' van MCH” stond als titel gedrukt. Wie is er niet gek, dacht Ianthe.
‘Je moet mij helpen,’ zei Marjan, ‘ik zit helemaal vast. Ik hoorde van de redactie van AZF dat jij hier expert in bent. Ghostwriter zelfs.’
‘AZF… die klotebende, rotmongolen,’ mompelde Ianthe.
‘Ben ik mee gestopt,’ herpakte ze zich, ‘bracht niets op.’
‘Ik heb geld, veel geld,’ zei Marjan. Ianthe trok een wenkbrauw op. Veel geld? Als leerkrachtje zeker, dacht Ianthe, met nagels illustreren zal het ook niet binnenstromen.
‘Ik geef je tweeduizend als je een recensie over dit topstukje schrijft.’
Dit wijf is gek, dacht Ianthe, tweeduizend lire? Of roebels? Kusjes? Ze is niet mis, misschien een trio met Alberto? Werkt ze als lichtekooi? Daarom zoveel geld?
‘Euro?’ vroeg Ianthe.
‘Wat anders?’ Dit wijf meende het.
‘Voor een paar lijntjes?’ Misschien bedoelt ze drugs?
‘Ianthe, het is een meesterwerk. En van MCH!’
Who the fuck is MCH, dacht Ianthe? Dit kind snuift lijm, of flipt van de boterkoekjes.
‘Doe je het?’ vroeg ze smekend, met lippen als een eend. Smeken als een eend? Duckface flowergirl kent de poses niet. Gelukkig waant ze zich geen actrice. Ik laat deze malloot vooraf betalen, dacht ze.
‘Isgoe,’ zei Ianthe, ‘het verlangen om goed te doen, de drang naar juiste kennis en de zoektocht naar schoonheid is voor mij belangrijk.’ Tweeduizend flappen ook, dacht ze. ‘Oh, kan je vooraf betalen? Handje contantje?’
Marjan De Ridder haalde vier briefjes van vijfhonderd uit haar portemonnee alsof het briefjes van vijf euro waren. Mevrouw De Ridder is loaded! Ianthe nam de briefjes aan, plooide ze in vier en stak ze in haar decolleté.
‘Deal! Je topstukje krijgt een recensie van jouw hand, enfin de mijne, maar in jouw naam. Had je al iets bedacht?’ Marjan nam een tweede vel papier uit haar tas en legde het bovenop het eerste.
‘Nog niet veel,’ zei ze blozend.
“One step beyond. MCH kopt in het kortverhaal “Wie is er gek? Of One step d’r out” meteen binnen met impressies van een verhouding tussen huurder en verhuurder.”
‘Niet slecht,’ mompelde Ianthe, ‘helemaal niet slecht.’ Ze schraapte haar keel. ‘Ik snap waarom je mij verzocht. Deze openingszin is loos, platjes, droog, niet fleurig, zou jij moeten weten, met je bloemetjes in je haar.’
‘Ik weet het Ianthe, het mist bloemetjes.’
‘Precies,’ zei Ianthe smalend, ‘impressies is te gewoontjes, maak er sfeerische impressies van, dat verstaat geen kat, maar toont dat jij niet gewoontjes bent, speciaal bent, dat je niet gewoon een dichter bent, of een rapper, maar een dichter -slash- rapper, begrijp je?’
De bloemen op haar kop knikten.
‘Zelfde probleem met verhouding, enfin, omgekeerde probleem, dat woord is te zwaar, te heftig, heeft iets nodig, iets zachter, bijvoorbeeld banaal, maak er banale verhouding van en je openingszin is af.’
‘Wow,’ zei Marjan, ‘ze overdreven niet.’
‘Die losers van AZF?’ vroeg Ianthe, dacht aan de tweeduizend op haar tieten en las de tweede zin.
“Elke zin is een vuist.”
‘Serieus, mevrouw de Ridder?’ zei Ianthe. ‘Dit lukt misschien in het eerste leerjaar, of geef je les in de peuterklas? Zinnen in een recensie verdienen lengte. Doe bijvoorbeeld volgende.’ Ianthe schrapte vuist, verving het door gebalde vuist en vulde de zin aan zodat ie klonk als een klepel: “Elke zin is een gebalde vuist in een aanslepende ruzie tussen de twee hoofdpersonages.”
‘En dat kan jij zonder de tekst gelezen te hebben?’ schrok Marjan. Ianthe haalde haar schouders op. Ik kan alles voor tweeduizend ballen, dacht ze.
Meer had Marjan niet.
‘Dus zover zat je?’ vroeg Ianthe nodeloos, meer om haar belang te onderstrepen, te benadrukken dat ze die tweeduizend waard was.
‘Hier zit ik vast,’ zei Marjan.
‘Het is een kortverhaal, juist?’ zei Ianthe. ‘Dus het is een verhaal, maar toch is er ruimte, en omdat er te weinig gezegd wordt, weet de lezer niet alles, juist?’ Marjan knikte instemmend. ‘En er is conflict, dat is er altijd? In een tijdspanne?’
‘Weet ik niet,’ zei Marjan.
‘Doet er niet toe,’ zei Ianthe, ‘wat denk je van volgende:
“Het kortverhaal is compleet maar laat ruimte voor mijmeren, laat de lezer twijfelen over wie of wat nu de meeste olie op het vuur gooit. In enkele zinnen toont de schrijver hoe waanzin in de mentale toestand van beide betrokkenen sluipt. Doordat de schrijver verschillende highlights in de week van de figuren opgooit en handige schijnbewegingen maakt in de tijd-ruimte interpretaties doorheen het verhaal krijgt de eigenlijke inhoud van de verhaallijn nog meer gewicht.”
Marjans mond viel open. Ze staarde naar Ianthe al zag ze een geest verrijzen, op de muur kloppen en driemaal naar de wc gaan zonder doorspoelen.
‘Die MCH,’ zei Ianthe toen Marjan bijgekomen was, ‘heeft hij iets van een eigennaam gebruikt?’
‘Madness, dacht ik,’ zei Marjan.
‘Madness?’ herhaalde Ianthe.
‘Dacht ik toch, wacht, check de tekst.’ Marjan greep het blad onder het vel papier waar Ianthe op schreef. ‘Niet nodig,’ zei Ianthe en hield haar tegen. ‘Madness will do.’
Ze schreef verder:
“Toch weten we niet wie Madness is en of de gekte in het huis zit, in het hoofd van de verteller, de sfeer of de personages. De woorden hebben nog laagjes.”
Laagjes, dacht Ianthe, dat werkt altijd. Toujours, dacht ze, een Frans of Engelstalig woordje gebruiken, dat werkt ook altijd. Maar is misschien hier niet nodig. Het is een ijzersterke tekst, vond Marjan. Dan mag dat nog eens gezegd.
‘Viel er je nog iets bijzonders op, aan die tekst, bedoel ik, niet aan het leven in het algemeen, of aan de stand van de maan, of aan hoe hier in café Sport de mannen scheef aan de toog hangen.’ Marjan keek naar de mannen aan de toog, likte haar lippen en tuurde opnieuw naar het blad waar Ianthe zo meteen nog een zin op zou kliederen.
‘Wel, euh,’ stamelde Marjan, ‘eigenlijk wel. Ik begreep niet goed waarom MCH op het einde er plots twee andere figuren bijsleurde. Dat leek me overbodig.’
‘Overbodig,’ herhaalde Ianthe, ‘daar kunnen we wat mee.’
“Wanneer de schrijver dan op de valreep nog twee extra personages introduceert, klikken alle zinnen in een context en krijgt de lezer pas een resoluut besluit op zijn bord.”
Ianthe las de recensiezin voor en Marjan lachte hardop, als een manische patiënt die te horen kreeg dat er nieuwe pillen uitgevonden werden, en dat zij als testcase uitgekozen werd. ‘Prachtig,’ siste Marjan. ‘Waarlijk prachtig, echt prachtig, zeer prachtig.’ Voor een dichter -slash- rapper toch arm van woordenschat, dacht Ianthe. Ach wat, rijk met geld, niets dat met euro's niet opgelost kan worden. Essentie vinden, daar kwam het nu op aan.
‘In drie woorden, Marjan, waar gaat dit stuk over?’ vroeg Ianthe.
‘Drie woorden?’ De bloemen in haar haar leken te verwelken, drooggezet door de moeilijke taak.
‘Of vier, maar niet meer, gewoon wat is de essentie, als er al een is, want essentieschrijvers, dat vind je niet veel meer, en al zeker niet op AZF. Je vond dat verhaaltje toch daar? Of heb je stiekem het uitgeknipt van een echte literatuursite? Alhoewel, met die start: One step beyond.’ Ianthe gniffelde even, tokkelde met haar vingers op de tafel als waren de vingers astronauten die de maanlanding oefenden, schraapte haar keel en herhaalde haar vraag. ‘Drie à vier woordjes dus, Marjan, over dit topstukje.’
‘Goh,’ zei Marjan, ‘iets over een dakappartement en dat die kerel rare dingen doet om geen lawaai te maken en met een oud wijf die hem weg wil of zo.’
Tellen geeft ze niet, dacht Ianthe. Een, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van. Spuwt dat kind hier zowaar de langste zin uit in het hele gesprek, terwijl duidelijk drie á vier woorden gevraagd werden. Die leraresjes luisteren niet. Of verzon ze dat lerares zijn ook op haar cv? Schrijver en illustrator, dat is iedereen met een pen en papier. Maar moet je voor lerares geen opleiding genieten? Is dat geen beschermd beroep? Zou het wel moeten zijn, vond Ianthe. Voor de toekomst van de kinderen, en dergelijke.
‘Let op,’ zei Ianthe, schreef en las daarna voor:
“Dit verhaal klimt tot in de nokjes van een fantastisch-realistisch studioappartement, vernielt de onschuld van oma’s en verkent de mentaal ongezonde compromissen die vaak voorkomen in een ongelijke machtsrelatie. De schrijver doet dit op zo een vrije en amusante manier dat ik het flitsverhaal graag zou zien doorgroeien tot een novelle of roman.”
‘Tot een novelle of roman?’ vroeg Marjan.
‘Weet ik veel,’ zei Ianthe, ‘is dat niet een mooi compliment, en tegelijk gebruik je de magische ik-zin, trek je jouw wil erbij, over wat jij - want daar gaat het toch om - wil. Dat jij verdomme wil dat die MCH jou een novelle schrijft, of God betert het, als hij echt wil, als hij echt jou wil plezieren, als de muze met bloemetjes in je haren die je draagt, een roman!’
De ogen van Marjan glinsterden, de kaken bloosden, en mocht Ianthe niet beter weten, ze leek te dompen op haar stoel. Dit grietje werd hier geil van. En Ianthe werd ervoor betaald. Betekende dit dat ze… Aan wat anders denken, dacht ze. Kan ik hier nog meer geld uitsleuren? Zoals het een echte professional betaamd?
‘Vind je dit goed genoeg?’
‘Goed genoeg? Het is meesterlijk, Ianthe!’ Marjan klapte in haar handen. ‘Dit is de beste recensie ooit verschenen op AZF.’
‘Dat kan wel zijn,’ zei Ianthe, ‘maar voor vijfhonderd extra, word jij de held van de recensie?’
‘Vijfhonderd is geen probleem, maar hoe dan, hoe ga je dat flikkeren?’
Ianthe stak haar hand uit en vormde een kommetje. ‘Handje contantje?’
‘Tuurlijk, dom van me,’ zei Marjan, nam nog een briefje, plooide het in vier, leek zich even te bedenken of ze het in Ianthes decolleté zou proppen, maar besloot dan toch het gewoon in het kommetje te leggen. Ze liet niet na Ianthes hand te strelen.
‘Thanks,’ zei Ianthe, ‘watch and learn. One step beyond!’ Ze nam haar pen en in één vloeiende beweging schreef ze:
“Ik kon alleen maar denken: heerlijk toch zo een beetje drijven tussen absurdisme, ruzie en geluidsoverlast. En vond als podiumdichter (slampoëet) een soort punchline in een kortverhaal, maar daar zoekt u zelf maar naar. Eén ding is zeker: MCH maakt in dit verhaal geen enkel ongezond compromis.”
Ze bekeek het vel papier. Best slordig handschrift heb je Ianthe, dacht ze. Ooit wordt dit ingekaderd, opgehangen in Tate Modern en zullen duizenden ernaar staren en de goddelijkheid bewonderen. Ianthe draaide het vel papier naar Marjan, die het gretig vastnam en luidop las. Toen ze slampoëet bereikte, schokte haar stem en liep een traan over haar wang.
‘Bedankt Ianthe,’ ze stond op, omhelsde Ianthe, kuste haar vol op de mond en probeerde haar tong binnen te wurmen. Ianthe beet op haar tanden.
‘Sorry Ridder,’ zei Ianthe, ‘dat is voor Alberto.’
‘Ken ik Alberto?’ vroeg Marjan.
‘Neem je werkje, ga naar huis en typ het over.’
Ianthe keek hoe Marjan haar spullen pakte en Café Sport buitenwandelde. Geen foute kont, dacht Ianthe, waarom ben ik zo trouw aan Alberto?
Ze streelde de briefjes door haar borstenhouders. Tweeduizend vijfhonderd flappen.
(De personages in dit fragment zijn verzonnen; elke gelijkenis met bestaande plaatsen, met gebeurtenissen, met levende en/of dode personen, berust louter op toeval.)
(Vrij naar 'Tip van de week van 30/03' in opdracht van MCH)