Zoeken

De Hummus Verwarring bij Zouzou

Het was een warme, zonnige middag in Dubai toen we besloten te lunchen bij Zouzou, een populair Libanees-Turks restaurant in de Dubai Mall. De geur van versgebakken brood en kruidige gerechten vulde de lucht en we wisten meteen dat dit de perfecte plek was om even aan de hitte van de stad te ontsnappen. Het interieur van Zouzou had een uitnodigende sfeer met kleurrijke tegels en flikkerende lantaarns, een ideaal decor voor een ontspannen lunch. Patrick, mijn altijd vrolijke vriend, zat tegenover me met een brede glimlach op zijn gezicht. Hij was iemand die altijd in was voor een culinaire ervaring, vooral op vakantie. “Dit gaat fantastisch worden,” zei hij enthousiast terwijl hij door het menu bladerde. Zijn ogen dwaalden over de verschillende gerechten, duidelijk onder de indruk van de vele opties. De serveerder, een vriendelijke man met een professionele uitstraling, kwam naar onze tafel om de bestelling op te nemen. Patrick koos voor een uitgebreide mezze-schotel, een bord vol kleine gerechtjes om te delen. Ik ging voor eenvoud en bestelde hummus als hoofdgerecht, vergezeld van vers gebakken brood. De serveerder noteerde onze keuzes snel en verdween richting de keuken. We hervatten ons gesprek over de vele avonturen die we al hadden beleefd in Dubai. Terwijl de stad vol zat met moderne wonderen, kwamen de oude souks en de Arabische sfeer telkens terug in onze verhalen. En natuurlijk hadden we het over eten. Patrick begon enthousiast te vertellen over de hummus die hij eerder op onze reis had geprobeerd. Zijn passie voor eten werkte aanstekelijk en mijn trek naar mijn hummus nam alleen maar toe. Al snel kwam de serveerder terug met Patrick’s mezze-schotel. Verschillende gerechten werden op tafel gezet, waaronder een prachtig opgemaakt bord hummus. Zonder aarzeling pakte Patrick een stuk brood en doopte het in de hummus. “Dit is geweldig!” riep hij uit met een grote glimlach, terwijl hij opnieuw een stuk brood afscheurde en verder at. Patrick genoot zichtbaar van het eten en zijn enthousiasme werkte aanstekelijk. Ik, aan de andere kant, zat nog steeds te wachten op mijn hummus. Terwijl de minuten voorbijgingen, begon ik me af te vragen waar mijn hoofdgerecht bleef. De serveerder leek druk bezig met andere tafels, en hoewel Patrick vrolijk doorat, begon er iets te knagen. Het duurde niet lang voordat ik me realiseerde wat er gebeurd was. Met een lach die ik nauwelijks kon onderdrukken, keek ik naar Patrick. “Zeg, Patrick,” begon ik voorzichtig, “weet je zeker dat je hummus had besteld?” Hij stopte abrupt met eten en keek me verbaasd aan. "Eh, ik dacht van niet..." mompelde hij, terwijl hij naar het bijna lege bord voor zich keek. Zijn frons werd dieper toen hij zich leek te realiseren wat er aan de hand was. “Patrick,” zei ik lachend, “dat is mijn hummus die je aan het eten bent!” Patrick’s ogen werden groot van schrik. “Oh nee!” riep hij uit, duidelijk geschrokken door de ontdekking. “Dit is jouw gerecht?!” De rest van de tafel begon stilletjes te gniffelen, en al snel barstte iedereen in lachen uit. Patrick zat daar, met een half opgegeten stuk brood in zijn hand, terwijl de realiteit langzaam tot hem doordrong. "Het spijt me zo," zei hij met een verontschuldigende glimlach. "Maar het was zo lekker! Geen wonder dat het zo goed smaakte... het was niet eens van mij!" Ondanks de hilariteit van de situatie bleef ik op mijn honger zitten. De serveerder, die onze tafel passeerde en hoorde wat er gebeurd was, glimlachte vriendelijk maar bood geen vervanging aan voor mijn hoofdgerecht. Terwijl iedereen aan tafel lachte om de “gestolen” hummus, zat ik zonder eten. De serveerder leek in de war of wellicht dacht hij dat alles al opgelost was door de sfeer aan tafel, maar het resultaat was dat ik uiteindelijk nooit mijn hummus kreeg. De lunch ging verder met nog meer grappen en plagerijen richting Patrick. Elke keer als de serveerder iets kwam brengen, zei iemand wel iets als: "Zeker weten dat dit van jou is, Patrick?" De humor aan tafel bleef, maar mijn maag bleef ook knorren. Patrick, die normaal nooit iets zou "stelen," had per ongeluk mijn hoofdgerecht opgegeten zonder het door te hebben, en hoewel het een grappig verhaal werd, was ik teleurgesteld dat mijn bestelling nooit werd vervangen. Zelfs maanden later halen we die herinnering nog steeds op tijdens etentjes. Bij elk hummusgerecht dat we bestellen, kunnen we het niet laten om Patrick eraan te herinneren hoe hij mijn hummus bij Zouzou opat. “Weet je nog die keer dat je mijn hummus stal?” zeg ik dan, waarop iedereen opnieuw in lachen uitbarst. Ondanks de humor blijft het een beetje wrang dat ik die dag hongerig de lunch beëindigde. De hummus bij Zouzou is nu legendarisch binnen onze vriendengroep, maar niet om de redenen die ik oorspronkelijk in gedachten had. Het is het verhaal van een culinaire vergissing die we nooit zullen vergeten, een maaltijd vol gelach — en voor mij, helaas, een lege maag.

Guy Van Damme
15 0

Schrijven Zonder Poespas

Schrijven is voor mij geen verheven kunstvorm of een ingewikkeld proces. Het is eerder een natuurlijke manier om mijn gedachten, gevoelens en ervaringen om te zetten in woorden. Ik hoef geen sierlijke zinnen te bedenken, me te houden aan complexe literaire regels, of de poëtische kant op te zoeken. Wat ik op papier zet, vloeit direct uit mijn hoofd en mijn hart, zonder dat er een filter of verfraaiing aan te pas komt.   Het is alsof ik een gesprek voer met mezelf, waarbij ik de innerlijke chaos van gedachten en emoties probeer te ordenen en vast te leggen. Voor mij draait schrijven om eerlijkheid. Het gaat om het rauwe, het pure, om wat er daadwerkelijk in mij omgaat. Het hoeft niet per se mooi te zijn, en het hoeft al helemaal niet aan te slaan bij een breed publiek. Wat ik schrijf, hoeft niet te inspireren of te raken. Het belangrijkste is dat ik mezelf erin herken. Dat is voor mij voldoende.   Het schrijfproces geeft me de ruimte om helderheid te scheppen in de wirwar van gedachten die soms door mijn hoofd raast. Het helpt me mijn gevoelens te begrijpen en de wereld om mij heen te plaatsen. Het is geen middel om indruk te maken op anderen, noch een streven naar perfectie. In plaats daarvan draait het om echtheid, om het authentieke vast te leggen zonder te oordelen over de vorm of de inhoud.   Schrijven is voor mij een soort spiegel, waarin ik mijn innerlijke wereld kan zien en begrijpen. Soms is dat beeld mooi, soms lelijk, maar dat doet er niet toe. Wat telt, is dat het oprecht is en dat ik er iets van mezelf in kan herkennen. Schrijven biedt me een manier om te groeien, om te reflecteren en om dichter bij mezelf te komen.   Het gaat niet om perfectie, maar om echtheid.

Guy Van Damme
16 0

Afscheid van een Oude Vriend: Het Verhaal van mijn Cameratas

Ik had het moment lang uitgesteld, het afscheid dat ik wist dat ooit zou komen. Mijn oude, trouwe cameratas stond op de grond, zoals hij dat altijd had gedaan, klaar voor een volgend avontuur. Maar deze keer was er iets anders. Er zou geen avontuur meer komen. Niet met hem. Deze tas had me door de jaren heen overal gevolgd. Van de levendige straten van metropolen als New York en Buenos Aires tot de wilde, ongetemde natuur van Patagonië en de glinsterende woestijn van Dubai. Hij was er altijd, als een onmisbare bondgenoot, stil maar betrouwbaar. Zijn ruige uiterlijk vertelde het verhaal van die reizen, elk krasje en scheurtje een herinnering aan een bepaald moment of een bijzondere plek. Ik stond in mijn kleine studio, die vol lag met reisuitrusting en herinneringen aan een leven vol avontuur. Mijn blik gleed over de tas en ik voelde een steek van weemoed. Zijn once-strakke vorm was verzakt, zijn gespen roestten langzaam, en zijn ritsen, eens zo soepel als een vers geslepen mes, hadden de tand des tijds gevoeld. Hoe vaak had ik mijn camera’s en lenzen erin geschoven, wetende dat ze veilig waren in zijn bescherming? Ik draaide me om naar mijn bureau, waar een glanzende, nieuwe cameratas lag. Hij was perfect; moderne materialen, lichte constructie, meer ruimte en vakken dan ik ooit nodig zou hebben. Maar hij voelde koud aan, afstandelijk. Er was geen geschiedenis, geen verhaal dat met hem verbonden was. Hij was een tool, niets meer. De oude tas daarentegen... Ik kon me mijn eerste avontuur met hem nog goed herinneren. Het was jaren geleden, toen ik net begon met het vastleggen van de wereld door de lens van mijn camera. Mijn allereerste grote reis was naar Amerika. Het avontuur begon in New York, de stad die nooit slaapt. Ik herinner me nog goed hoe overweldigend het was; de reusachtige wolkenkrabbers, de mensenmassa’s die altijd in beweging waren. Mijn tas, toen nog fris en nieuw, had ik stevig op mijn rug terwijl ik door Central Park slenterde, de drukte van Times Square vastlegde en in stilte de zonsondergang bewonderde vanaf de Brooklyn Bridge. Hij hield mijn camera veilig tijdens de metrotochten en wandelingen door de stad. Daarna volgde Buenos Aires, een stad vol passie en leven. Ik herinner me hoe ik door de kleurrijke straten van La Boca liep, mijn camera in de aanslag om de dansende mensen vast te leggen, en mijn tas hobbelde mee met elke beweging. De avonden aan de waterkant, de geur van de grillende asado in de lucht, en mijn cameratas die daar zat, trouw en stil, wachtend tot ik weer zou inpakken. Van daaruit begon mijn echte ontdekkingsreis door Amerika. Door de woeste landschappen van de Grand Canyon, langs de stomende rivieren van de Amazone, was hij mijn trouwe metgezel. In de vochtige hitte van de jungle, waar de lucht zo zwaar was dat elke ademhaling moeite kostte, bleef hij stabiel, zonder een klacht. Mijn tas was meer dan een gebruiksvoorwerp; hij was een deel van mijn reizen, een deel van mezelf. We dwaalden door de bruisende straten van Bangkok, waar de geur van street food de lucht vulde en de kleurrijke markten een explosie van leven vormden. Mijn tas werd volgeladen met extra batterijen, geheugenkaarten, filters en lenzen, die ik keer op keer verwisselde om het perfecte shot te krijgen. En hij klaagde nooit, hield alles keurig op zijn plek, ondanks het voortdurende geklots van de mensenmassa om ons heen. Het was op een warme zomeravond in Kaapstad dat hij voor het eerst een deuk opliep. We hadden de hele dag door de stad gezworven, de kleurrijke huizen van Bo-Kaap vastgelegd, de uitzichten vanaf Tafelberg bewonderd, en toen ik naar de kust ging voor een opname van de zonsondergang boven de Atlantische Oceaan, gebeurde het. Mijn tas schuurde langs een ruwe rots aan het strand. De eerste kras. Ik herinner me dat ik me omdraaide en even naar hem keek, alsof ik me afvroeg of hij pijn had. Maar hij ging gewoon door, alsof het niets was. Die kras werd later de eerste van vele, elk een symbool van een reis, een avontuur, een moment dat ons bond. Mijn cameratas en ik overleefden zelfs een bijna-ramp op zee. Tijdens een boottocht in Vietnam, terwijl ik de schitterende kalkstenen karstbergen van Halong Bay probeerde vast te leggen, sloeg een plotselinge golf over de boeg. Alles was nat, inclusief mijn tas. Terwijl ik haastig mijn camera’s probeerde te redden, hield hij alles droog. Het was alsof hij me wilde zeggen: “Maak je geen zorgen, ik heb dit.” En dat had hij, keer op keer. Door woestijnen, regenwouden, en stedelijke jungles was hij altijd aan mijn zijde. Soms op mijn rug, soms aan mijn schouder, maar altijd dichtbij. En nu, na zoveel jaren, stond hij daar, vermoeid maar vol verhalen. De scheuren in het leer vertelden hun eigen geschiedenis, net als de afgesleten naden en gescheurde voering. Elk vlekje en elke beschadiging was een herinnering aan een moment dat we samen hadden gedeeld. Maar niets duurde eeuwig. De laatste reis die we samen maakten, was naar Patagonië. De ruige landschappen daar, met de koude wind die over de bergen scheerde, had zijn tol geëist. De ritsen begonnen vast te lopen, de schouderriem brak bijna onder het gewicht van mijn apparatuur, en ik wist diep vanbinnen dat het einde naderde. Het voelde alsof de tas zelf me zachtjes liet weten dat hij zijn werk had gedaan, dat hij zijn rust had verdiend. Toen we daarna in Dubai waren, werd het duidelijk dat mijn tas het niet langer kon volhouden. De zandduinen waren prachtig, en ik probeerde de uitgestrekte woestijn vast te leggen terwijl de zon op de horizon zakte. Maar de tas, die me ooit door zulke situaties had geholpen, voelde zwaarder dan ooit. De hitte had zijn ritsen nog stroever gemaakt, en de slijtplekken aan de onderkant waren erger geworden. Toch hield hij nog stand, zoals hij altijd had gedaan. Dus hier stond ik nu, klaar om afscheid te nemen van deze trouwe metgezel. Terwijl ik naar hem keek, voelde ik een mengeling van dankbaarheid en verdriet. Hoe kon een object zoveel betekenis krijgen? Het was meer dan een tas; het was een symbool van mijn reizen, van de momenten die ik had vastgelegd, de plaatsen die ik had gezien en de mensen die ik had ontmoet. Met een zucht boog ik me voorover en tilde hem voorzichtig op. Hij voelde lichter dan ooit, alsof hij al wist dat zijn tijd voorbij was. Ik opende de versleten rits voor de laatste keer, en zelfs dat eenvoudige gebaar bracht een golf van nostalgie met zich mee. Binnenin vond ik een paar oude geheugenkaarten, een lenskap die ik allang kwijt dacht te zijn, en een kleine notitieboekje waarin ik tijdens een lange vlucht mijn gedachten had gekrabbeld. Het was alsof de tas zelf afscheid van mij nam door deze kleine herinneringen aan het oppervlak te brengen. Ik legde de tas voorzichtig neer en liep naar de kast waar ik zijn opvolger had klaargezet. Het voelde als verraad, alsof ik een oude vriend inruilde voor een jongere, sterkere versie. Maar zo was het leven. Alles heeft zijn tijd. Met de nieuwe tas in mijn handen keek ik nog één keer naar mijn oude bondgenoot. Het was tijd om verder te gaan. Maar terwijl ik de nieuwe tas op mijn schouder hing en me voorbereidde op mijn volgende avontuur, wist ik dat ik de oude nooit echt zou vergeten. Hij had me gevormd, me begeleid door enkele van de mooiste momenten van mijn leven. En met dat besef wist ik dat dit afscheid niet het einde was. Het was slechts een nieuw hoofdstuk. De oude tas zou zijn rust krijgen, en ik zou doorgaan, met nieuwe verhalen om te vertellen, maar altijd met de herinnering aan degene die me door zoveel avonturen had geleid. Vaarwel, mijn trouwe cameratas. Je hebt je werk meer dan gedaan.  

Guy Van Damme
23 0

Mannen mogen huilen, maar bij voorkeur in luminescente protuberansen

Al bij al heb ik een gemakkelijk leventje dat gespaard blijft van acute tegenslagen. Maar natuurlijk zijn die er al geweest en zullen er meer komen. Wat ik me afvraag, is: zou ik op dat moment wenen? Ik denk het niet. Doorheen de jaren hebben mensen die meer overhellen naar de emotionele slag me proberen verzekeren dat er niks verkeerd is aan huilen, of aan een man die zijn gevoelens toont. Dat kan allemaal goed zijn en in principe heb ik weinig gêne en mogen de mensen van me denken wat ze willen. Maar mijn terughoudendheid om te huilen ligt bij het fenomeen op zich. Dat ziet er gewoon niet uit. Kijk alleen maar wat het met het gezicht doet. Waar een glimlach, een brede smile of een schaterlach net het mooiste in iemands gezicht naar voren halen, dan brengt schreien alle lelijkheid tevoorschijn. Er zijn zovele vrouwen en mannen die een saai of ietwat neutraal gezicht hebben, en bij een glimlach wordt dat het mooiste snoetje ooit, en lijkt het of een stuk van het Paradijs erdoor straalt. Bij iemand die gaat wenen, is het als volgt. De mond vertrekt zich tot een lelijke grimas. Tandvlees en kwijl worden zichtbaar. Het gelaat wordt onnatuurlijk rood. Spreken gaat in een hoog stemmetje, stotterend en onverstaanbaar, alle controle kwijt. Diepe groeven doorsnijden de hoofdhuid. Brillen worden nat en dampen aan, make-up loopt uit. Kortom, een vreselijk gezicht. Dat wil je toch niet? Nee, dan ben ik liever een man die niet huilt. Het is niet het tonen van de emoties dat me tegenhoudt, het is de praktische en esthetische vormgeving van het eindresultaat. Dat had toch veel mooier gekund. Stel dat de natuur heel dat tranengedoe en die gezichtscontracties achterwege had gelaten. In plaats daarvan wordt de diepste, droefste emotie in het menselijk lichaam tot uiting gebracht door een sierlijk en waardig gebaar. Ik doe maar een voorstel: beeld je in dat bij hevige emotie ergens uit je arm of bovenop je schouder een sierlijk wiegende, ietwat flubberachtige protuberans groeit. Die klimt tot net boven je hoofd uit en geeft een zachte, warme gloed, als van een lavalamp. En af en toe komt er een ronde druppel van los, die dan als een vuurvliegje ten hemel opstijgt. Je zou een restaurant sfeervol kunnen verlichten, puur door er wat mensen neer te zetten die aan het schreien zijn. Of bij herdenkingen van een tragedie, kunnen nabestaanden en sympathisanten bij valavond in een kring rondom een straathoek staan, met hun zachtjes wiegend, lichtgevende fantoomlid boven hun schouders. Hun gelaat baadt in een sepia licht terwijl enkele sierlijke drupjes als vuurvliegjes kringen maken in de nachtelijke lucht. En heel die tijd blijven grimassen achterwege en kan iedereen een waardige conversatie voeren. Ja, mocht dat huilen zijn, dan zou ik het met plezier in ‘t openbaar doen.

Pvw
11 2

Slappe lach

Ik heb vaak de slappe lach. Ik voel het meestal komen. Het begint met een luchtbel ergens tussen je slokdarm en je ademhalingspijp. Die wordt steeds groter. Het lijkt wel of niet alleen je borstkas gaat uiteen spatten, maar ook alsof je armen en benen opzwellen en je daardoor als een ballon de lucht in zal gaan. Soms kan je de luchtbal weer inhappen, dan blijft je lijf een opgeladen lichaam en durf je nergens meer aankomen of naar kijken uit schrik dat de elektriciteit het geviseerde object gaat opbranden. Maar meestal ontploft de luchtbel vrijwel onmiddellijk, als een zeepbel waarbij kleine spatjes overal rondvliegen en dan liggen te blinken in de zon. Die spatjes lijken iets magisch te hebben. De tinteling is de hele ruimte te voelen. En elk klein spatje kan een nieuwe golf veroorzaken. Die komt dan pas vele tijd later, als een terugslag, een weerkaatsing. Soms minuten na de ontploffing. Als alles alweer in rust is of in rust lijkt. Zoals bij een tsunami die aan het rollen ging, eerst onzichtbaar om dan alles en iedereen te overvallen. Iedereen staart je aan niet wetend wat er gebeurd. Het voorval die alles veroorzaakte is al vergeten of werd door sommigen niet geregistreerd, er is geen link meer tussen de eerste slappe lach en de tweede. Maar voor jou wel. In jouw hoofd heeft alles zich vertraagd en in een loop opnieuw afgespeeld en er werden nog elementen aan toegevoegd. Er werd wat geknipt, geplakt. De timing, de muziek, alles werd nog beter gemonteerd dan hoe het zich echt had voorgedaan. Waardoor de tweede slappe lach veel heviger is dan de eerste en je uiteindelijk met zuurstofgebrek als in een roes zweeft te midden van jouw starende medemensen. Gisteren las ik een boek waarin de slappe lach door één van de hoofpersonages op eenzelfde manier werd beschreven als hoe ik het ervaar. Fantastisch vond ik dat. De schrijver kende het dus ook. De scène was ook gewoon hilarisch. Op de hoed van een vervelende leerkracht stond in krijt “schiet me neer” geschreven. Het hoofdpersonage, een leerling in die klas, kon maar niet meer opletten. Telkens opnieuw zag hij die woorden. Zijn hoofd duizelde en hij voelde de luchtbel. En dan plots zette een medeleerling zijn vinger in schietstand, richtte naar de meester en zei “pief, poef, paf”. Daar was ze dan: de ontploffing. Ik zag het, ik voelde het. Ik lag zelf dubbel. Zonder verdere context is de slappe lach wellicht onverstaanbaar. Maar ik had de context, tussen alle lijnen door, in de hoofden van de personages, genoeg materiaal om van een flauw mopje een hilarische toestand te maken. Vandaag veroorzaakte mijn flauw mopje de slappe lach bij mijn partner. We stonden aan de voetbal. De eerste wedstrijd van onze zoon. We hebben allebei niks met voetbal, dus hebben we dit 6 jaar uitgesteld. Maar als een kind 6 jaar lang volhoudt dat dit het liefste is wat hij wil doen dan plooi je. Je gaat twee keer per week trainen en offert zaterdagen en zondagen op om naar de wedstrijd te gaan kijken. Al meteen zie je er de fun van in. Anderhalf uur lang naar mensen kijken is eigenlijk het fijnste tijdverdrijf die je maar kan bedenken. Het is niet voor niets dat je antropoloog wou worden. Eén van de jongens komt constant klagen bij zijn vader. Vader wordt steeds bozer dat de trainer gelijk heeft, dat hij niet snel genoeg is, dat ze niet samen spelen, dat hij teveel klaagt. Ik vraag me af of de jongen voetbal eigenlijk wel fijn vindt. Zijn gezicht vertoont geen enkel plezier en zijn lijf verplaatsen lijkt een zware last vol overtuiging van de teleurstelling die erop gaat volgen. Naast mij staan twee vrouwen met chique namen te gooien alsof hun zoon de uitverkorene is. Elk uitgesproken woord heeft de intentie de ander te overbluffen. Eéntje doet een poging om mij bij het gesprek te betrekken. Ik antwoord beleefd en probeer dan zoveel mogelijk de andere kant op te kijken en mijn oren te verzegelen zodat mijn humeur niet bezoedeld geraakt. Je focust je terug op je zoon. Dat vrolijk ventje voor wie voetbal puur genieten is. Hij maakt om de haverklap een grappige beweging alsof hij even gehurkt op het grasterrein gaat zitten relaxen. De trainer ziet het ook en schreeuwt dat hij moet rechtop blijven. Hij gehoorzaamt, niet goed wetend wat eigenlijk het probleem is. Je ziet zijn mager lijfje op de juiste momenten van de ene kant van het veld naar de andere vliegen. Om even later weer te relaxen. Zijn reflexen zijn gigantisch snel. Dat weet je al van toen hij peuter was en vliegen en wespen kon neermeppen nog voor jij ze had gezien. Hij frutselt aan zijn tshirt zoals hij ook aan je lange haren frutselde. Af en toe werpt hij jou een glimlach. Je geniet omdat hij geniet. Hij weet dat hij kan scoren. Ook al lijkt hij soms de grasmat te aaien of de vogels uit de lucht te kijken. Zijn focus en niet-focus wisselen razendsnel. De trainer weet dat nog niet, jij wel. De ploeg van je zoon is een allegaartje beginners, de tegenploeg is een ander allegaartje voor 80% met allochtone achtergrond. Ze zijn allemaal een kop groter en in de breedte kan je zoon er twee keer in. Je partner vraagt hoe dat kan, U12 is toch allemaal van het geboortejaar 2013? Je reageert droogjes dat ze in de tegenploeg misschien niet helemaal zeker waren van het geboortejaar. Waarop je partner dubbel ligt. Durf jij dat nog luidop zeggen, vraagt hij als hij is bijgekomen. Waarop jij begint over je eerste werkplek, waar 80% van je collega's Afrikaanse, Turkse of Italiaanse roots hadden. Adil zijn mopjes waren de beste. Hoe zwaar die job ook was, de slappe lach heeft ons de miserie laten vergeten. Je zoon heeft dat ook begrepen. Zoals Adil zijn bruine huid relativeerde, relativeert je zoon zijn scheel oog. Hij ziet 360 graden lacht hij. Hij leest tussen de lijnen door in de hoofden van de personages en over alle terreinen heen. Hij heeft de hele context. En dat zorgt voor dubbel plezier, ook in het spel.  Het mag, de slappe lach, we schieten niemand neer. Schieten doen we alleen in de goal.   

Fien SB
33 3