Zoeken

OVER OREN EN POTEN EN VAN HAND EN TAND

Ieder jaar opnieuw gaan we met 3 bevriende echtparen overwinteren op Tenerife. Eerst vertrekken wij en twee weekjes later komt het eerste echtpaar, Rien en Nicky, ons achterna. Het zijn twee krasse tachtigers, die qua uiterlijk en innerlijk nog veel jongelui achter zich kunnen laten. Je zou er prompt voor willen tekenen om op deze manier oud te kunnen worden. Ze huren, net als wij, een appartement aan de zuidkust van Tenerife, zij met zicht op zee en een verwarmd zoutwater zwembad voor de deur en wij met zicht op één van de drie zwembaden in een ander condominium. Wij overwinteren aan de Costa del Silencio, die helemaal niet overal verloederd is, zoals de truttenbol ‘would be’ journaliste Annemie Struyf de Vlaamse televisiekijkers wou doen geloven. Wij betalen tevens geen woeker huurprijzen en Belgische menuprijzen zoals bij het door haar getoonde Westhaven Bay, maar proberen alle gezellige terrasjes en restaurantjes in de ganse omgeving uit. Veertien dagen later arriveren Klaas en Laurentien. Zij prefereren om zich een maandje in een hotel in Playa de Las Americas te laten verwennen. Met de auto is het juist een tiental minuutjes rijden naar elkaar. We komen dan ook geregeld samen om te wandelen, te lunchen of voor gezamenlijke tochtjes met de auto te maken. Maar ons groepje veroudert en er is zo’n spreekwoord dat ‘een ezel eerst aan oren en poten verslijt’. De drie vriendinnen zijn het er ondertussen dik over eens dat wij met drie ezels op reis zijn. Onze mannen zijn alle drie hardhorend en dat brengt natuurlijk de nodige spanningen met zich mee. Klaas draagt zijn hoorapparaten alle dagen van ’s morgens tot ’s avonds, maar presteert nog steeds de helft van de conversatie niet mee te hebben. Manlief  zou zijn hoorapparaten ook elke dag moeten dragen, maar zegt dat hij zulke kriebel in zijn oren krijgt, zodat hij ze niet in kan houden. Tevens beweert hij, dat hij alles moeiteloos verstaat, maar dat niet alleen ik, maar ook alle vrienden en kennissen binnensmonds praten of fezelen. Zijn hoorapparaten gaan dus alleen ’s avonds in om de nieuwslezer op de televisie te verstaan. Sommige programma’s moeten dan, zelfs met de hoorapparaten in, met 888 teletekst ondertiteld worden. Hoe kan je manlief dan mogelijkerwijs au serieus nemen als hij blijft beweren dat hij alles klankklaar en haarscherp verstaat?? Oeverloze discussies bracht dit al met zich mee, manlief hoort dingen, die ik niet zeg, antwoordt op totaal niet gestelde vragen en hoort dingen niet, die ik wel zeg. Rien is nog een soort apart, die hoort volgens eigen zeggen blijkbaar alles nog zonder hulpstukken, maar geeft gewoon geen aandacht meer en reageert alleen nog op dingen die hij wil horen. We zijn er echter van overtuigd dat zijn hamertje ook al lang niet meer tegen zijn aambeeld trilt. Gelukkig zien de drie vriendinnen elkaar geregeld en kunnen wij bij elkaar stoom afblazen alvorens de damesergernis te hoge toppen scheert. Ik geef toe dat wij, de drie vriendinnen, misschien ook minder leuke kantjes hebben, maar je kan nu toch moeilijk van mij verwachten dat ik ons trio een hoofdrol in dit verhaaltje ga toebedelen. Onze mannen zorgen hier voor de meest hilarische toestanden maar tevens voor momenten waarbij we hen naar het diepst van de aarde zouden verwensen. Soms overstijgt de realiteit de fictie en de fantasie van deze schrijfster. Zo kreeg Rien een smsje van zijn vriend “de Walter: “Ben in Los Cristianos, kunnen we elkaar ergens ontmoeten?”.Vermits we met zijn allen juist op de wandeldijk van Los Cristianos stonden, zei Rien :”Weet je wat, ik bel hem gewoon even.” Hij kijkt op zijn mobieltje en vindt ‘Walter’. “Hallo Walter, hier Rien, waar ben je nu juist?” “Heuhh, thuis in Berchem.” “Raar, hotel Berchem, nog nooit van gehoord, waar is dat ergens”?” Thuis??In de Roest d’Alkemadelaan!” Rien kijkt ons aan en lacht:“Walter is nooit verlegen voor een grapje uit te halen. Ja ja ik speel het spelletje mee hoor.” En terug in de hoorn :”Hoe is het weer daar?” Even is het stil aan de andere kant van de gsm. “Awel Rien, het strontregent hier en het is verdomme koud!” “Hahaha dat zal wel, we staan hier in de brandende zon, met een knalblauwe hemel. Gaan we nog afspreken of niet?””Zeg hedde gij ze nog allemaal op een rij?” De telefoon wordt uitgeschakeld. Rien is eventjes van de kaart, kijkt ons aan en zegt: “Die Walter toch, altijd de plezantste thuis”, zoekt het binnengekomen smsje op en beantwoordt dit.”Zijn momenteel op de dijk van Los Cristianos, staan voor de Dienst voor Toerisme, blijven hier nog 15 minuutjes op jullie wachten”. Na tien minuten komt er inderdaad een taxi aangereden die pal voor de Dienst voor Toerisme stopt. Achteraan zitten twee mensen, waarvan één druk begint te wuiven. Dat is de Walter, maar een andere Walter dan die van Berchem. Wij gieren het uit als we de verslagenheid op het gezicht van Rien zien. De Antwerpse Walter van Berchem, staart nu thuis verontrust door de verregende ruiten naar buiten terwijl hij zich afvraagt of het nog allemaal goed komt met Rien. Manlief, die bij hoog en bij laag blijft beweren dat hij zijn hoorapparaten niet gedurende de dag wil aandoen, omdat hij ze volgens hem niet nodig heeft en omdat hij gek wordt van de jeuk in zijn oren, kwam op een avond naar bed en had gewoon vergeten zijn attributen uit te doen. Gek, plots kriebelden ze niet meer als duizend mieren of honderd wriemelende wormen. Zijn hoofd lag al op het donzige hoofdkussen, toen hij zich plots realiseerde dat hij zijn hulpstukken nog in had. Na wat gestuntel legde hij de hoorapparaten op de terrastafel, die wij in de slaapkamer gezet hadden, omdat ik daar ’s avonds met de computer zit. De volgende dag was hij het geklungel met de Hans Anders- oorbellen volledig vergeten. Met een zwier werd de tafel op het zonneterras gezet en hoorde ik ergens een ‘pok’. Hij dus niet. Eén hoorapparaat was met een ferme zwaai op de rand van het balkon terechtgekomen. Nummer twee was en bleef zoek..Miserie. Verdomme zulke dure spullen, ’t was altijd hetzelfde. Het ‘verlorendingenscenario’ herhaalde zich weer! En nu was dat hoorapparaat weer verdwenen. Ik was al naar beneden gelopen om onder het balkon, tussen de struiken aan de overkant en op het opritje van de marginale Duitser* te gaan zoeken. Gans het terras werd afgespeurd. Ook de slaapkamer werd centimeter per centimeter uitgekamd. Niets! Ik was het chaotische gezoek naar alle sleutels, petten,  mobieltjes, autosleutels,  zonnebrillen,  shampoos en uurwerken zo beu! Op dat moment zou ik manlief het liefst aan de hoogste palmboom van Tenerife willen hangen!  Ach alle ergernis was tevergeefs geweest, want de enige plek waar we allebei niet goed gekeken hadden, was op de terrastafel zelf. Daar had het hoorapparaatje zich tussen de tekeningen van het tafelkleedje verstopt. Gisteren woei, woei, woeide de wind rond ons huisje. Het was een loeiend gehuil dat over de Teide naar de kust voortgestuwd werd. Het was de eerste keer na een maand dat de temperatuur onder de twintig graden zakte. Vermits Tenerife na 5 maanden zonder een druppel regen of sneeuw stilaan een tekort aan water kreeg, stonden er nu vermoedelijk een paar Canaries ergens een regendans te doen. Toen we met zijn vieren richting Klaas en Laurentien aan het hele toeristische Playa de Las America reden, werd de lucht donkerder en onheilspellender en binnen de kortste keren zou het gaan regenen. Vlug zochten we met zijn zessen onderdak in een cafeetje. Daar werd de plaatselijke vrij zware en zoete Tenerifse lekkernij “barraquito” gedronken: In laagjes geschonken gesuikerde melk, hete koffie, zoete Spaanse quaranta tres (43) likeur en opgestoomde melk. De palmbomen zwiepten heen en weer en de felle windstoten dreven ons in een restaurantje. We bestelden een liter sangria om de tijd tot de lunch wat te kunnen rekken. Klaas zag al een beetje bleekjes rond de neus maar at netjes de uiensoep met gegrilde kaas op. Toen het hoofdgerecht geserveerd werd, schoof hij het eten van de ene kant van het bord naar de andere kant, zonder er echter veel van te eten. Toen we vroegen of hij geen honger had, antwoordde hij dat hij die ochtend eigenlijk al een ietsje te veel gegeten had, namelijk; twee boterhammen met platte kaas en confituur, twee belegde broodjes met kippenwit, een stuk salami, een koek, een croissant, een kiwi, een sinaasappel en een portie churros met suiker. Aan de overvloed van de buffetten was moeilijk te weerstaan!  Klaas werd nog wat groener en zocht naar het toilet. Daar kwam de volledige ontbijtprut, de barraquito, de sangria, de uiensoep, de helft van de hoofdplat en zijn bovengebit eruit. Klaas spoelde het toilet door, waste zijn handen en keek in de spiegel. Welke tandeloze man staarde hem daar aan. Miljaar..hij had zijn bovengebit doorgespoeld, wat zou Laurentien daar van zeggen? De man met de ingevallen bovenlip naderde onze tafel en probeerde het verhaal achter zijn hand te lispelen. Klaas zat met een mond vol tanden! Verdomme, in deze context een uiterst slechte beeldspraak! Klaas zat, vol ongeloof, zo vol schuld, Laurentien te bekijken. Voor de dupe van het verhaal was het inderdaad heel triest maar voor ons zo ongelofelijk grappig! Dit is een verhaal, dat je in het café, aan de toog, met een pint in de hand, als mop tegen elkaar vertelt. Wij staarden met pretlichtjes in onze ogen naar ons dessert en probeerden onze mondhoeken naar beneden te houden en de borrelende lach binnen te houden.  Stiekem keken wij elkaar aan en durfden niet beginnen te lachen maar één hik en het hek was van de dam. Laurentien kreeg de slappe lach en vertelde dat dit niet de eerste keer was dat Klaas zo iets voor had. Enkele jaren geleden liep hij op vakantie, luid babbelend frontaal tegen een verlichtingspaal, wat hem toen één tand kostte. Alle verhalen van verloren tanden en gebitten bij familie, vrienden en kennissen passeerden nu onze revue. Voor het tandeloze slachtoffer was het eigenlijk een beetje triest, maar ja zulke dingen gebeuren nu eenmaal overal…Neen, hahaha nog bijlange niet bij iedereen, alleen bij Klaas. Ja, nu waren Klaas en Laurentien nog maar drie dagen op Tenerife en hadden dus nog meer dan drie weekjes te gaan, er moest dus actie ondernomen worden. Met hand en zonder tand zouden zij het verhaal van het verdwenen gebit aan de reishostess moeten vertellen en hopen op een snelle interventie. Vanaf nu tot aan het nieuwe gebit, zou het voor dit mieke zonder tanden alleen, havermoutpap, soep, sapjes, puree en spinazie zijn. Dit zouden weer verhalen worden die op alle gezellige feestjes bij ons thuis telkens weer de ronde zouden doen. Met de lippen over de tanden naar binnen getrokken en met een soort tandeloze bekjes aan elkaar vragen; “Walter, welke Walter?”en dan zou manlief antwoorden, met een hand achter een oor :“Wat zegt je, komt de Walter ook?” Alle mogelijke verwijzing naar bestaande personen is louter toevallig.   *Lees op mijn blog “ Paradijs”.   Sim,    Tenerife 21 februari 2016  

Sim
187 0

DE TELOORGANG VAN TENBEL EN VAN ANNEMIE STRUYF

Dit is een verhaal voor de weinige mensen, die maandagavond liever naar het geestdodend programma ‘Via Annemie’ keken op één, in plaats van naar een spannende aflevering van een of andere thriller op een andere Vlaamse zender. Annemie Struyf, de koningin van het saaie geleuter bracht wel een heel beroerde impressie van de Costa del Silencio en zijn overwinteraars. Omdat we nu ook hier aan de Costa del Silencio twee maandjes de Belgische winter ontvluchten, voelden het een beetje als onze plicht om dit programma te bekijken. Gewoon een kwestie van ’s anderdaags de Vlaamse gesprekstof op de terrasjes te kunnen volgen. En stof deed haar deprimerend programma inderdaad opwaaien. De gezellige terrasjes gonsden van algemene verontwaardiging. Zoals zij het liet uitschijnen leek het alsof TenBel en omstreken een open inrichting, met een speciale afdeling, gehandicapte en licht dementerende Belgische senioren was. De meeste zendtijd werd dan ook besteed aan het verloederde TenBel. Zij vertelde dat TenBel aan de crisis ten onder gegaan is. Er is misschien wel iets van waar, maar de crisis op Tenerife duurde vooralsnog geen 40 jaar lang. Dat jongelui destijds hun twee weekjes zomervakantie op Tenerife kwamen doorbrengen en jaar na jaar verder en verder over de wereld wilden reizen, is misschien wel één van de oorzaken dat TenBel stilaan in de vergeethoek geraakt is. Maar neem van mij aan dat corruptie, het wegsluizen van centen en ruzie tussen de erfgenamen aan de basis van het verval lag. Ook had zij, als journaliste, wat dieper kunnen graven. Misschien had Annemie wel eens bij het gemeentebestuur van Las Galletas kunnen aankloppen met de vraag of dit domein nog steeds privébezit is, of de gemeente nu niet moet instaan voor de opkuis van de bouwval of minstens de verantwoordelijke moet opsporen om de boel op zijn kosten te laten uitmesten. Struyf had ten minste, als goede documentairemaker,  de neus van de autoriteiten er eventjes op kunnen drukken en hen vertellen dat er jaarlijks miljoenen vakantiegangers naar de Costa del Silencio en Las Galletas afzakken, maar dat zij hun toeristen met een zeker misprijzen behandelen. De gemeente doet niets om al het gajes dat overal in de lavarotsen en TenBel ruines neergestreken is op te ruimen. Het enige wat Las Galletas blijkbaar interessant vindt, zijn de megalomane projecten met subsidies van de Europese Gemeenschap. Een park, de berg op, waar geen mens, hond of kat doorheen wandelt, maar waar om de 10 meter een prachtige lantaarnpaal staat. Iemand zal zich hier wel lichtbron- omkoopbaar verrijkt hebben.  Zij bouwden een gigantisch groot sportcomplex waar wij nog nooit enige beweging gezien hebben. Nu weer gaat er een bouw van start om een Europees gesubsidieerd congrescentrum in het midden van het stadje neer te poten . Al wat Annemie laat zien, zijn deprimerende beelden van ineengestorte tribunes, daklozen en zielige oude van dagen. Eventjes kwam er een groepje Nordic Walkende gepensioneerde in beeld die klakkeloos achter een gewezen tachtigjarige scout door een honden- en kattenkerkhof stapten. Op zijn commando moesten zij twee per twee, achter elkaar, door het lavazand  stiefelen. Zelfs al zou ik zelf niets meer alleen durven ondernemen, dan nog zou ik pertinent weigeren om met zo’n groepje schuifelaars rond te marcheren. Maar begrijp me niet verkeerd ergens hoedje af voor deze senioren die ervoor kiezen om hier in de zon hun oude dag door te brengen in plaats van zielig en eenzaam te zitten verkommeren, voor de televisie, in één of ander Belgisch bejaardentehuis. We staarden in haar programma naar een gehandicapte man en zijn zwaar aangedane echtgenote, die na meer dan 30 jaar, om gezondheidsredenen, de Costa del Silencio moesten verlaten. Ik begrijp heel goed dat dit voor deze mensen een heel zware beslissing was, maar om nu televisiekijkend Vlaanderen hier een volle tien minuten van te laten meegenieten, kan er bij mij niet in. Annemie stond bij deze emo-tv bijna mee met tranen in de ogen wat te prevelen. Wat meerwaarde geef je aan je programma door een dakloze rolstoel- Engelsman op te voeren, die niet alleen zijn tanden maar blijkbaar ook zijn been kwijtgeraakt was. Hij overleefde onder de tribune van de verwaarloosde tennisvelden van TenBel. Hier snabbelde hij enkele euro’s bij elkaar door de tennisnetten bij te houden. Ik weet niet wanneer het programma opgenomen werd, maar ondertussen zijn de paaltjes van de netten en de groene bodembedekking van de tennisplein volledig verdwenen en veranderd in een gebombardeerd oorlogsgebied, waar je zonder je benen te breken geen enkel balletje meer kan slaan.  Misschien heeft die dakloze de groene bodembedekking wel ergens voor een paar euros als kunstgras verkocht? Terwijl Annemie de pantomime van de Engelsman op ons losliet, kwam er aan de achterkant een vrouw roepen, dat er ook op Tenerife arme mensen waren. Dit vrouwmens heeft, één van de vorige jaren, in een supermarkt manlief zijn portefeuille gestolen. Bewijzen konden we het toen niet maar wij houden haar doen en laten sindsdien goed in het oog want regelmatig draait ze nog steeds bij de supermarkt rondjes in de hoop een slag te slaan. Als een petanque spelende overwinteraar tegen je zegt, dat het leven hier supergoedkoop is en dat er fantastische restaurantjes zijn, dan moet je niet alleen de tristesse van de Costa del Silencio filmen, maar dan moet je ook die terrasjes en de Belgische, Engelse, Duitse en Spaanse bruisende eettentjes laten zien. En ja, ze had gelijk,  de toren van TenBel staat er een beetje verkommerd bij maar is, net als de toren van Pisa en de Eiffeltoren, het herkenningspunt van de Costa del Silencio. Ook de winkel- en caféruimte onder de toren, die de Vlamingen de put noemen ligt er door de week en vooral ‘s avonds verlaten bij. De put is dood. Zo dood als een pier. Dit komt niet door de zogenaamde Annemie-crisis, maar door de komst van de satelliet- televisie. Sinds de schotelantennes overal opdoemden, zitten de overwinteraars- toeristen tussen 18 en 19 uur voor hun TV Vlaanderen, hun BBC en Duitse Astra satellietzenders naar het nieuws in hun thuisland te staren.  Alleen op zondag kent de put een renaissance en brengt men hier busladingen gepensioneerde Vlamingen uit de omgeving naar toe, die in de luwte van de passaatwinden in het café komen dansen op de muziek van één of andere ‘would be’ artiest. Schlagerzangers die zich niet via “komen eten” hebben kunnen profileren maar die hier met een hammondorgeltje en een microfoon furore maken. Zondagnamiddag hoor je hier Viva Espana, Marina en de klanken van de vogeltjesdans uit de put omhoogstijgen. Ik ben er totaal niet voor te vinden, maar elke diertje zijn pleziertje. En om nu te verkondigen dat in het nabijgelegen El Fraille alleen wat illegalen bij elkaar hokken is wederom heel kort door de bocht. Inderdaad de meeste zwarte handtassen- en zonnebrilleurders wonen in El Fraille maar ook de meeste gezinnen die daar huren zijn gewoon hard werkende Canaries. In het tentenkamp achter Las Galletas wonen helemaal geen illegalen, zoals Struyf doet uitschijnen, maar de marginalen van de maatschappij. Hier voert ze een tandeloze Marokkaanse vuilnisbakkenschuimer op. Het verhaal over het nietsnuttenkampeerterrein konden  jullie al lezen in mijn verhaaltje “de jungle van Las Galletas. Als kers op de taart voerde ze dan nog een oude eenzame Spaanse vrouw op, die haar zoon veel te jong verloren had en die nu hoopte haar uitgeleefde TenBel-huisje voor 140.000 euro te verkopen. Enfin voor 100.000 mochten ze het ook al hebben. Ondertussen werden de meeste van de TenBel appartementjes gekocht en gerenoveerd door Belgen, Engelsen,Duitsers, Italianen en nu strijken er zelfs Oostbloklanders neer. Alleen het recreatiegedeelte van het voormalige TenBel werd tot op dit moment nog steeds door niemand onder handen genomen. Als de teloorgang van TenBel je hoofdthema is, dan moet je ook geen gratis reclame maken voor het Westhaven Bay complex van Rita. Ik veronderstel dat Struyf  hier dan ook gratis mocht logeren. Annemie voerde een alleenstaande boekhouder op, die in het recreatief- dansgedeelte van Westhaven Bay ’s avonds op zijn eentje hyperkinetisch stond rond te dansen. Toen die doorgeslagen accountant haar op het balkon van Westhaven Bay, bij de ondergaande zon, dan ook kwam vertellen dat hij niet alleen in België maar ook hier op Tenerife evengoed alleen en eenzaam was, maar dat hier de zon tenminste scheen, jeukten mijn handen om de knop van de televisie uit te drukken. De enige positieve noot kwam van een gepensioneerde man die hier al jaren woonde en  die vertelde, alleen naar België te willen terugkeren, als hij euthanasie zou willen plegen, omdat dit hier nog steeds bij de wet verboden is. Waarom laat Struyf de gezelligheid van het vissersdorpje Las Galletas, met zijn authentiek haventje, visserstalletjes, zijn winkelstraat en zijn wandel-  restaurantjes- en terrasjesdijk niet zien? Waar liet zij de duizend gebronsde , glunderende senioren, die hier sociale contacten opgebouwd hebben en die zoals wij, hier in de Costa del Silencio,van het zonnetje, de blauwe lucht, de indigoblauwe oceaan en van de dolce fare niente komen genieten. Zalig rustig, zonder zoals op de wandeldijken van de toeristische playas onder de voet te worden gelopen. Rond de bouwval van TenBel zijn er prachtige nieuwe bouwprojecten en villawijken herrezen. Leuke witte huisjes rond azuurblauwe zwembaden omzoomd door bloeiende boungainvillia, hibiscusstruiken en palmbomen. Mooie appartementen met zicht op zee. De omgeving van de Teide en de omliggende lavavelden nodigen uit tot wandelen en de mega toeristische badplaatsen Los Cristianos, Playa de las Americas en Costa Adeje zijn op 10 minuten bereikbaar. Maar ja, spijtig, dit liet Annemie ons allemaal niet zien alleen een triestig stukje Tenerife met wat zielige mensen, waar ze meelijwekkend,  fronsend kon naar luisteren. Ik vermoed dat, na deze aflevering, onze familie en vrienden op het thuisfront zich zullen afvragen waarom wij elke winter opnieuw naar de Costa del Silencio willen gaan. Wat heeft een krijsende dievegge, een wegrottende Britse dakloze, een zielig oud Spaans bommaatje, een tandeloze marginale vuilnisbakkenschuimer en een hyperkinetische dansende boekhouder met de bouwval van het eens zo glorieuze TenBel en zijn overwinterende senioren te maken? Welke nieuwe gepensioneerde gaat er na dit bedroevend programma nog naar Tenerife willen afreizen? Bedankt Struyfke…. Hoeveel sukkelaars, gehandicapten, zielige dronkaards, half seniele clubjes kan je nog opvoeren zonder zelf als programmamaker afgevoerd te worden? Misschien dat Annemie geen pastoors, tante nonnetjes, zusters van liefde,   zwijgende nonnen, missionarissen, monniken als Giel, sektes en bruine paters meer in voorraad had, om als zuster overste te becommentariëren!   Sim, verontwaardigd Costa del Silencio, Tenerife, 10/2/2016        

Sim
3446 1

DE JUNGLE VAN LAS GALLETAS

Elk jaar opnieuw maken wij de wandeling van Las Galletas, door de lavavelden, langs de oceaan en de bananenplantages tot aan de vuurtoren, il Faro. Verschillende paden lopen kriskras door het vulkaanlandschap en vormen een licht glooiende wandeling die niet al te zwaar is. Als we over het eerste heuveltje geklommen zijn, zien we onder ons een baai met een klein strandje. We bemerken onmiddellijk dat de vreemdelingenjungle van Calais zich naar het Nationale Park van Las Galletas verplaatst heeft. Waar er vorig jaar nog maar twee tentjes stonden, staan er nu in de luwte van de passaatwind,  minimum een vijftiental nieuwe zeildoeken optrekjes. De daklozenkrant en de hippie-junky tamtam heeft duidelijk reclame gemaakt om het nietsnutten- natuurtoerisme in het natuurreservaat, richting Faro, wat aan te zwengelen. Hier geen oorlogsvluchtelingen maar een gamma aan Europese daklozen en meertalige leeglopers die zich hier gratis komen vestigen zijn. Je kan ze natuurlijk geen ongelijk geven, want het is toch stukken aangenamer om in de Tenerifse zon te liggen niksen, dan onder een kartonnen doos of een plastiek zak in één of andere Berlijnse of Parijse metro te liggen stinken. Er is geen gas, elektriciteit of lopend water. Zoet water moet in grote bidon flessen aangevoerd worden. Eens die leeg zijn worden ze achteloos rond het tent- erf opgestapeld. Het enige badkamergebeuren is de plons in het zoute zeewater.  Een tent die volledig door golfplaten omgeven is, staat bijna op het strandje. De golven in de branding laten de stenen rondrollen. Voor de bouwval zit een jongere versie van Mick Jagger. Zijn tabaksbruine vingers tokkelen op zijn gitaar. Hij mankeert een paar voortanden en zingt lispelend mee. Voor hem zit een vrouw, met vuurtorenrode haren, die hem vol adoratie aankijkt. Naast hem draait een gepierced meisje, met een knalblauw kapsel, met de armen volledig uitgespreid, rondjes alsof ze zich in trance wil draaien. De vier toeristen die deze baai en het strandje al jaren als hun privé paradijsje beschouwden om te zonnen en te zwemmen, kijken vol ongeloof naar de kamperende nieuwelingen. Enfin, ik zou vanaf nu tweemaal nadenken alvorens mij in de zee te storten. Wie weet wat daar nu allemaal in ronddobbert? Ook Anton aus Tirol is, met zijn Quechua tent onder de arm, het vliegtuig ingestapt en zit nu, in zwembroek, met een boek in de hand te genieten van het kosteloos campingaanbod. Zijn tentje staat naast ma en pa rasta, die zoals alle andere bewoners, rond hun zelf gefabriceerde tentenvilla hun territorium met opeengestapelde lavablokken afgebakend hebben. Afgedankt huisvuil, dat wij toeristen achteloos wegsmijten, krijgt bij deze populatie een tweede leven. Witte kapotte terraszeteltjes staan broederlijk naast de niet meer functionerende ijskast, die als voorraadkast dienstdoet. Een oud verroest bed met spiraalbodem, omgeven door gescheurde handdoeken en flapperende tafelkleden staat op zijn kant om de wind tegen te houden. Afgevallen palmboombladeren en grote vodderige zakken moeten de aftandse tent tegen de hitte beschermen. Een parasol die nog half geopend kan worden, terwijl zijn geknakte baleinen alle kanten uitsteken, zorgt voor wat schaduw. Midden in deze woestenij zit een smoezelig naakt peutertje in de brandende middagzon. Hij graaft met zijn handjes en gooit het zwarte lavazand op de wieltjes van zijn opzij gevallen buggy. Pa rasta beukt wat ritmisch op een rasta trommeltje en ma rasta oefent met drie ballen op een circusact, waarmee ze straks hoopt de toeristen op de drukke wandeldijk in Los Cristianos van hun sokken te blazen. Het ouderlijk rastahaar hangt zeezoutstijf opgedraaid tot op hun gat. Voor hun tentje hangt een bordje met de tekst “we make dreadlocks”. Erg lucratief zal hun handeltje niet zijn want tijdens dit seizoen zijn het alleen grijze en kalende overwinteringsenioren die voorbij wandelen.  Iets verder staat er een volledig uitgebouwde zeilconstructie. Naast de tent zijn twee honden aan een touw vastgebonden. Zij houden luid blaffend de wacht bij de aftandse rotzooi, terwijl hun baasje op steel- bedel- of vuilnisbakkentocht is. Iets verder verwijderd van het tentenkamp, staat een halfopgezette tent, die vrolijk flappert in de wind. Een melkwitte Britse hippie, met een stupide glimlach en een glazige blik, zit in de hevige tropenzon en staart roerloos over de indigoblauwe oceaan. Zijn Amy Winehouse- achtige partner ligt op een verroest ligbed te zonnen. De zoete wietgeur vermengt zich met de zilte zeelucht. Morgen zal het voor hen waarschijnlijk vijftig tinten rood zijn. De dakloze, die ook vorig jaar al aanwezig was op het campinggebeuren, ligt voor zijn volledig verschenen en ineen gestuikte minitent. Hij ligt tussen een aantal gebroken glazen flessen en een berg ineen gedeukte bierblikjes zijn roes uit te slapen. Zijn voetzolen zijn inktzwart en zijn teennagels groeien tot in de hemel. Zich wassen is een werkwoord dat vermoedelijk niet in zijn woordenboek staat.  In plaats van te werken liggen al deze slampampers hier in de tropische warmte hun tijd te ‘verschijten’. Excuseer me mijn woordenschat, maar in dit aspect is deze woordkeuze wel degelijk van toepassing. Al deze nietsnutten moeten, schijten, poepen, kakken en pissen en dit gebeurt meestal ergens tussen de struiken en de lavarotsen op enige afstand van hun villawijk. Vermits het op Tenerife nauwelijks regent, verdwijnen deze stronten niet in de lava aarde, maar drogen langzaam op van diep warm glanzend sepia bruin tot grijsgroene witte brokkelige worsten. Als je als argeloze wandelaar dan ook maar iets van het bewandelde pad afwijkt, heb je meteen kans om van de ene kakkewiet onmiddellijk in de volgende jackpot de schuiven. We kunnen ook de afweging maken wie nu eigenlijk het slimste bezig is. Wij die heel ons leven hard gewerkt hebben om een karig pensioentje op te bouwen of deze nitwits die waarschijnlijk nog van ergens een uitkering of een leefloon ontvangen. Later, als dank voor het werkloos lanterfanten, bedelen en pikken, worden zij meestal nog beloond met een minimum pensioen, dat uiteindelijk niet veel minder dan het onze zal zijn. Vadertje Staat roomt van ons pensioen nog een gedeelte af om dit soort mensen te onderhouden. Dat noemt men dan solidair zijn, met onze centen. Als we door het wildkampeerders tentenkamp gewandeld zijn, haalt een Canarische senior ons in. Hij zucht en wijst naar de negorij beneden. Hij ratelt zo snel, dat we alleen door de weinige woorden Spaans die we kennen en zijn armzwaaien, de context min of meer begrijpen. Zijn ergernispeil stoot onmiddellijk de hoogte in. Als we niet direct antwoorden, gaat hij in een Engels/Spaanse versie verder. “Escandalose, schandalig. Escandalo in een parque national! Ciutad Las Galletas do nothing, nada, nada!!” Hij wijst naar het tentendorp. “Horribile!”. Met zijn hand maakt hij graaibewegingen. “E roba en la casa!”. Vervolgens houdt hij zijn hand voor zijn gezicht en opent zijn vingers: “Policia do nada. La cuidad van Las Galletas stampt solamente alleen megalomane projecten uit de grond con subsidies van la Comunidad  Europea. No hay necesidad! Voor de rest, teee seee an doee nada. The people of tie town maake monni, they let alle casas abandonata go to ruines en let thies osiosos en bedelaars camp hier and make thiese beoetiful site derti. Escandalose!!” De Canarie stapt zuchtend en kopschuddend verder. We wandelen verder richting de vuurtoren en komen al snel aan de wandeldijk voor de bananenplantages. We staren wat over de oceaan en hopen dat we net zoals vorig jaar dolfijnen zullen zien. Dit jaar staat er echter voor ons geen National Geografic documentaire op het programma. Nadat we wat uitgerust zijn, hervatten wij onze terugweg richting Las Galletas. We moeten zonder het te weten toch ergens een verkeerd paadje ingeslagen zijn, want we staan plots te midden van een Spaans bedoeïenenkamp. Een dikke groezelige man, twee Spaanse, halve zigeunervrouwen en twee, volgens ons reeds schoolgaande kinderen zitten rond een uitgebrand kampvuur. De twee meisjes springen op, wuiven met hun handjes en juichen hola, hola. Ze dansen achter ons aan. Zij hopen misschien op een snoepje of een cent, maar wij hebben niets meer dan een hola, hola terug en een glimlach bij ons. Ook hebben wij al jaren afgesproken om alle bedelende individuen niet meer financieel te sponseren. Als je als Antwerpenaar, op een zonnige namiddag, vanaf het station, via de Keyserlei, de Meir richting de Groenplaats wandelt, kan je probleemloos je halve pensioen aan het bedelend volkje uitdelen. Eerst spreken een paar jonge zigeunerinnen, elke nietsvermoedende oudere man aan, met een verhaal dat ze geen geld genoeg hebben om de trein naar huis te nemen. Enkele meters verder zit daar de jonge man met zijn twee grote honden en zijn smartphone in de hand met een bedelbekertje voor zich. Daarna word je gegarandeerd aangeklampt door de vrijwilligers van allerlei goede doel- verenigingen, zoals Artsen zonder grenzen, het Rode Kruis en Amnesty International, die als enige goede doel het uitbetalen van de enorme lonen van hun CEO’s hebben. Tegen de ingang van de metro zit de zigeunervrouw met het slapende kind op haar schoot. Zij voert half huilend een toneeltje op, dat haar kind ziek is en dat  er thuis nog zes andere wachten die ze moet eten geven. Eventjes later wordt ze door de dikke Mercedes op de hoek van de straat afgehaald. Op de Meir word je overspoeld met Chiro- kinderen die wafels verkopen en Universiteitsstudenten die je een petitie tegen drank en drugs laten tekenen en waarbij een donatie in dank afgenomen zou worden. Wat verder zit een mannelijke zigeuner wat op een handharmonica te tokkelen en aan de overkant staat een vrouw, helemaal verkleed, de ganse namiddag stokstijf standbeeld te spelen. Als je iets in haar mandje gooit, buigt ze plots als een marionet op en neer. Aan de rode lichten ligt een Oostblokvrouw met haar handen in bidvorm en haar hoofd bijna tegen de grond, volledig uitgestrekt naast haar bedelkom zodat je bijna over haar heen struikelt.  Op haar plakkaatje staat :”ik hep geen gelt, helpen mij.” Ook de dieren mogen we niet vergeten, want de schooiers van het World Wide Fund bespringen je bijna als je ongeïnteresseerd  probeert voorbij te glippen en duwen hun, met pandabeer bedrukte, informatie onder je neus. Dus tegen dat je aan de Groenplaats aangekomen bent, ben je ofwel volledig gepluimd, ofwel komt het ganse gamma van de niet- of wel gesubsidieerde bedelaars je wel degelijk de strot uit. Dit eventjes terzijde. We zijn zonder veel kak- uitschuivers terug op het rechte pad geraakt en zonder problemen door de Jungle van Las Galletas gewandeld.  ’s Avonds voelen wij ons een koning te rijk als we het wandelzweet en onze zwarte lava zandvoeten onder de hete douche kunnen afspoelen, de ijskast kunnen openen om een koel pintje te nemen en we ons lekker onderuit kunnen laten zakken voor onze televisie.   Sim, Tenerife, Costa del Silencio, Las Galletas 4 februari 2016  

Sim
47 0

IN GOD WE TRUST

Gisteren hoorden wij op de televisie dat de Paus de Iraanse president in het Vaticaan ontvangen heeft. Uit respect voor deze islamiet liet de paus alle naakte beelden bedekken! Hiervan krullen dus mijn tenen en krijg ik spontaan zure oprispingen.  Als die uitgenodigde moslim aanstoot neemt aan onze kunst en cultuur, waarom gaf de paus hem dan geen audiëntie in één of ander Romeins congrescentrum of desnoods in de lobby van het hotel waar die islamietenkliek neergestreken was? Neen, weer zijn wij het die rekening gaan houden met het middeleeuwse gedachtegoed van andere religieuze jandoedels! Moeten wij nu straks in Antwerpen ook alle naaktbeelden in het openluchtmuseum Middelheim of  het blote Manneke Pis in Brussel met doeken gaan omzwachtelen omdat de islamietjes daar dan zonder ergernis en aanstoot zouden kunnen gaan rondwandelen? Waar is die hypocriete Rooms Katholieke homo- en heilige pedofielenbende eigenlijk mee bezig? Zij ontvangen met alle egards een man uit een pseudo- schurkenstaat, die er al decennialang van dagdroomt, om straks als hij in de Allah- hemel komt, 72 meisjes te ontmaagden. Vermits Mohammed destijds ook al met een achtjarig kindbruidje in ’t zand zat, bespeur ik hier evenzeer enige tekenen van pedofilie… Het is misschien goed dat wij ons niet kunnen inbeelden hoe die Roomse pauselijke encycliek zijn eigen hemel voorstelt! Dromen zij misschien van een hiernamaals waar zacht vrouwelijk gevoosde, handjesvasthoudende welwillende pastoors- en blozende kinderzieltjes rondzweven. Waar is de tijd toen de papenbende nog mocht huwen? Er waren zelfs pausen die er een aantal minnaressen op nahielden, overal vrolijk rond neukten en links en rechts onechte kinderen achterlieten! Wanneer liep het in de geschiedenis ergens mis voor de christelijke heteroseksuele mannelijke  achterban en besliste God de Vader dat zij hun wiwi alleen nog maar mochten gebruiken om te plassen?  Niet moeilijk dat de Roomse kerk meer en meer de lange jurken- homobrigade aantrok. Het liep maar eerst volledig uit de hand toen een paus zich in Avignon vestigde. In het Palais des Papes liet hij het plafond en de muren van zijn slaapkamer niet vol schilderen met putas* maar met puttis, kleine vlezige, rozige mannelijk engeltjes met haarloze piemeltjes die vrolijk alle kanten opzwiepten.. Zo kon hij ’s avonds als hij in de pauselijk bedstee lag zijn eigen pedofiele pornohemel bekijken terwijl hij zich lag af te rukken. Telkens er een religie opduikt, raakt de mensheid geestelijk verward. De grijze hersenmassa wordt door vanillepudding vervangen en rationeel denken is er dan plotsklaps niet meer bij. Als atheïst begrijp ik helemaal niet, dat mensen, die zonder geloof opgevoed werden, zich plots, door een partner of door een kronkel in hun leven een religie laten aanpraten. Ze storten zich op de leer van de Thora om met een jood te mogen huwen, laten zich dopen en anderen bedekken hun haren met hoofddoeken omdat de toekomstige moslimschoonouders het zo leuk vinden. Nog anderen lopen in familieverband langs de straten en verkondigen, nu al jaar na jaar, het einde van de wereld. Als deze laatste onheilsbodes het maar lang genoeg volhouden, zullen ze op een dag wel degelijk gelijk krijgen. De manier waarop wij onze aarde behandelen zal vroeg of laat toch catastrofaal eindigen. Al vanaf het moment dat de peutertjes van de gelovigen de eerste woordjes stamelen, indoctrineren de ouders hun kindjes met allerlei religieuze sprookjesverhalen. Ze sturen ze naar Cheider onderwijs, richten Koranscholen op en bedenken Bijbel universiteiten om ze toch maar in het religieuze gareel te houden. Met een beetje geluk zetten de pubers zich later af tegen het gelovig gewauwel van hun ouders. De balans kan ook de andere kant uitzwaaien als ze vinden dat hun godsdienst de enige juiste religie is en zij zich aansluiten bij één of andere sekte of lid worden van een terreurzaaiend islamitisch Jihadisten- clubje. Na de nodige indoctrinatie zitten de Rooms Katholieken, de Protestanten en de Evangelisten vervolgens hun ganse verdere leven, op de terugkeer van Jezus te wachten. Ach, ik weet wel zeker, dat indien Jezus misschien werkelijk bestaan heeft, hij niet zou zitten springen om al die bullshit op aarde nog eens te moeten doormaken. Hij had voorzeker al dat geruzie met zijn vriendin nog niet helemaal verteerd. Die werd het zo beu dat hij steeds meer met zijn twaalf vriendjes optrok dan dat hij quality tijd met haar doorbracht. Avond na avond schoven deze kameraad- profiteurs mee aan, aan het buffet, zodat Maria Magdalena hem, Jezus, op een avond voor een ultimatum zette. Ze riep: “Dit is godverdomme jullie laatste avondmaal, ik heb het gehad met je vriendjes Jezus. Nog voor de haan drie keer zal kraaien, heb je hier je boel gepakt en verdwijn je uit mijn huis en neem die twaalf tafelschuimers en de op jou verliefde Judas met je mee. Denk je dat ik niet zie hoe Judas je overal stiekem tracht te kussen. Vergeet vooral je mirre, je os en je ezel niet. Dat geldt ook voor jou Thomas, je moet me niet zo ongelovig aanstaren!” Zelfs het rondje slepen met dat grote kruis en dat geïmproviseerd stekelige kroontje in Jeruzalem vond hij niet meer voor herhaling vatbaar. Dan had hij het nog niet over die dagen dat zijn vader hem aan dat kruis liet hangen om zogezegd voor alle zonden van de mensheid te sterven!! Elke dag opnieuw vloekte hij dat ze het hier beneden maar zelf moesten uitzoeken en smeekte hij God de Vader om hem terug naar het paradijs te laten opstijgen. Tevergeefs want volgens zijn leuke pa waren er door zijn lijden nog niet genoeg menselijke overtredingen der goddelijke wetten verzameld. Drie dagen hing hij daar bloedend aan dat kruis alvorens papa hem terug tot hem liet komen met de woorden:  “Ach zoon, we zullen het binnen een paar eeuwen nog eens opnieuw proberen.” Ook kan Jezus het nog steeds niet hebben als atheïsten hem uitlachen als ze voorbij zijn gekruisigde beeltenis stappen. “Met de spijkers van Van Leeuwen hangt Christus hier al eeuwen” en als ze voorbij een leeg kruisbeeld wandelen, scanderen zij: “Jezus is van het kruis gepleurd, met de spijkers van Van Leeuwen, was dit nooit gebeurd.” Ik denk wel dat Jezus zich heel gedeinsd zal houden en vriendelijk zal bedanken alvorens opnieuw aan zo’n avontuur te willen beginnen. Nog nooit werd er op de wereld zoveel oorlog gevoerd in de naam van één of ander geloof. Heel der volkeren hebben elkaar in de naam van God of Allah, de duivel aangedaan, elkaar de kop ingeslagen of hem er ineens afgehakt. Een journalist van VTM-NIEUWS interviewde in Syrië twee mannen met een Arrafat handdoek op hun hoofd, die tussen het puin van de volledig plat geschoten en gebombardeerde stad Kobani zaten. “Met de hulp van Allah gaan we de boel hier opnieuw opbouwen. Als Allah het belieft kunnen we terug naar onze stad! Van IS mochten we niet meer lachen, zingen of dansen. Televisie kijken en radio luisteren werd met steniging of onthoofding bestraft, want in de tijd van Mohammed waren deze luxe artikelen er volgens de IS- terreur- gelovigen ook allemaal niet!” Eventjes nadenken of ik het begrijp; waren er in die tijd wel kalasjnikovs, bommengordels met semtex, mobieltjes, smartphones, internet, wifi, facebook, whatsapp, Youtube- terreurmeldingen en Toyota auto’s om in rond te rijden?? Vijf keer per dag zat de bevolking met hun gat omhoog, hun hoofd richting Mekka en maar bidden dat IS hun zou sparen. Waarom heeft nog geen enkele Moslim gelovige zich afgevraagd, waarom hun Allah niets ondernam toen het barbaarse IS crapuul, in naam van diezelfde Allah als een pletwals over hen heen raasde, alles leegroofde en hun vrouwen en kinderen verkrachtte. Waarom keek hun god toen toevallig eventjes de andere kant op? Waarom lopen voetballertjes, kruisjesmakend, kettinkjeskussend  en naar de hemelwijzend het veld op, om dan daarna het spel glansrijk te verliezen?? Waarom supporterde hun god juist toen voor de tegenspelende ploeg? Waarom werden soldaten, die met kruistekens en wijwater besprenkeld waren voor ze ten oorlog trokken, toch in de pan gehakt.  Waarom grijpen die almachtige schepsels niet in als er Aids, kanker, ebola- of een zikavirus losbreekt?  Hebben die er soms een sadistisch genoegen in om de mensheid wat te zien lijden? Ik begrijp het al lang niet meer hoor. Waar zijn dan die goden als je ze het meest nodig hebt??? In God we trust, Gott ist mit uns. Dieu et mon droit. Als Allah het belieft. Ach,  ieder voor zich en God voor ons allen. *hoeren Sim,     in het Tenerifse Paradijs,    28 januari 2016        

Sim
0 0

HET PARADIJS

Het vliegtuig maakte een bocht langs de Teide, de hoogste vulkaanberg en zette de landing naar de luchthaven van Tenerife in. Het vloog uiterst langzaam over het lappendeken van zwarte aarde, bananenplantages en huisjes die rond azuurblauwe zwembaden gebouwd waren. Overal zag je satellietschoteltjes, als sproeten uitgezaaid, op de daken van de witgekalkte Spaanse huisjes staan. In de verte zag je Gomera haarscherp tegen de blauwe lucht afgetekend. De oceaan schuimde zijn golven tegen de zwarte lavarotsen. We vlogen zo laag, dat het leek alsof we de palmbomen konden aanraken. Nog voor het vliegtuig volledig tot stilstand kwam en de deuren opengingen, voelden we reeds de Canarische warmte binnendringen. Het was tien uur en meer dan 24 graden. Het was bijna ondenkbaar dat wij deze ochtend met de eerste echte winterprik in België, met vertraging door vrieskou en sneeuw, vertrokken waren. Toen we onze koffers in onze huurauto geladen hadden, reden wij in de flikkerende zon richting ons Tenerifs huisadresje. Het voelde jaarlijks een beetje als thuiskomen. Groene papegaaitjes scheerden luid kwebbelend van de ene naar de andere palmboom. Tortelduifjes roekedekoerden boven op de zonweerkaatsende dakpannen. De subtropische bloemen staken bloedrood en knaloranje af tegen de bijna indigo blauwe hemel. Dit zou het paradijs kunnen zijn. Maar zoals elke hemel op aarde, werd het paradijselijke gevoel verstoord toen we merkten dat de Duitse invalide man nog steeds aan de overkant van ons huisje resideerde. Net zoals vorig jaar zette hij keer op keer ramen en vensters open om de tabaksrook te laten ontsnappen en keek hij televisie alsof hij met surround modis in Kinepolis zat. Ach manlief is zelf hardhorend dus ik kon nog juist een beetje begrip opbrengen. Vermits manlief, na zijn longoperatie, nog een beetje revaliderend is, zaten we dus nu meer dan vroeger  op ons zonnig terrasje te genieten. Enfin dat was de bedoeling toch, want buurman had de gewoonte nog steeds niet afgeleerd om op zo’n luide manier muziek te spelen, zodat alle doven in het Chayofita complex verschrikt wakker werden. In de loop van de dag kwamen allerlei vol getatoeëerde Duitse crapuulmannen bij de rolstoelbuurman op bezoek. Uitgezakte seniorenlijven met zwarte verschenen T-shirts van AC-DC, Nirvana of Harley Davidson op bilspleetlage uitgerafelde jeansbroeken, bellen in de oren en gouden kettingen met kruisen rond de hals. Grijze kroezige paardenstaarten piepten onder cowboyhoeden of vuile gevlekte petten. Het begon telkens met gezapig gezellig gewauwel, dat naarmate de dag en de alcohol vorderde, tegen middernacht hard afgekapt Duits geroep werd. Van respect voor andere mensen had dit tuig nog nooit gehoord.  Maar ik bleef nog steeds vriendelijk een praatje met buurman aanknopen. Mijn geveinsde interesse zou later, als mijn ergernis als een vulkaan zou ontploffen, nog wel eens goed van pas kunnen komen. Het voordeel was, dat buurman nu ook regelmatig op verplaatsing ging. Zijn Deutsche Freunden duwden de rolstoel voor zich uit en vermoedelijk ondernamen zij gezamenlijk de Costa del Silencio kroegentocht. Als we dan op ons terrasje zaten, een koel rosé wijntje binnen handbereik, onze e-reader in aanslag of op de ligbedden lagen te zonnen was het enige dat je hoorde het zoeven van de wind en het kwinkelieren van de kanarie vogeltjes. We genoten van de stilte en de warme rust die nu en dan enkel verstoord werd door het overvliegen van vliegtuigen die elke dag opnieuw duizenden toeristen naar het vakantieparadijs brachten.   Sim,    Costa del Silencio, 24 januari 2016                           

Sim
0 0

C-mine-survival

  Een bloedappelsien, fietsslot en een pakje cent wafers heb ik de dag voordien gekocht, 's ochtends braaf mijn pilletjes geslikt, me als een schrijver goed vermomd, de witte banden van mijn fiets opgepompt.   Hij mag altijd mee. Goedemorgen, meneer de conducteur, voorlopig loopt en spoort het goed. Voor mijn stekelvarken heb ik geen ticket gekocht. De algemene voorwaarden vermelden enkel katten in een kooi, blindegeleidehonden en grote huisdieren, waarvoor men twee euro en dertig cent dient te betalen.   Doch. Dit dier valt niet onder de huisdieren. Maar hij reageert niet, op mijn stilzwijgen, denkt vast dat ik aan het lezen ben. Een kringgewinkeld boek. Mijn moeder is een stekelvarken. Hij tatoeëert mijn rail pass eerste klas. Knikt. Denkt. Dat ik de mensheid maar vermijden moest en toch. Ben ik vertrokken naar de hel.   Ik oefen het sérieux van doorsnee wezens, zucht. Het stekelvarken weet. Dat het niet lukken zal. Dat ik mij als een jonge onervaren kwal tussen veel volwassen voeten voelen zal. De trein, de dag moet voort, hij herbegint. Anders dan gisteren.   Veel wreder. Als een opgewonden nachtmerrie met rode wangen. Door een deur. Die automatisch sluit, het stekelvarken tweeëndeelt. Hij slaapt nu rustig want het kan, de kop het lijf, ze leiden nu een eigen leven in mijn rugzak.   Het lijf, zoals dat gaat, zal voorplanten. De kop zal denken. Dat het goed is. Dat ik het wel zal overleven. Ginds bij die mijn. Waar ik mijn blauwdruk slijten zal aan een handelaar in letters.   Ik zal eerst een beetje meedoen. Slenteren en leuteren. Met de meute. Voor de workshop een foto moeten maken van een vrouw bij een mijnschacht. Of in donkere gangen, schijnbaar zonder uitweg. Niemand zal het merken dat ik heel alleen terugkom. Niemand zal het weten dat ik die vrouw met blauwe jurk, die lekkere, ferme kuiten, glitter, ronde borsten, vastgeklonken heb.   Tot die kerel verschijnt. Jee Kast. Alles uit de kast haalt. Propere handen, behangpapierrollen vol Mister Properverhalen, Bulgaarse hoertjes, hotelzeep en een zweep voor al te brave woorden.   Ik denk dat hij iets zoekt, het in mijn ogen lezen kan, iets zoenen wil, zelf ook hunkert naar die blauwe vrouw met rode lippen. Zij. Die ik diep onder de aardkorst zal opsparen voor de nare dagen.   Tot zij. Daar in de Kleine Zaal. Plots weer uit de grond gekropen komt. Mijn blauwtje! Ik verstop me. Achter een mensenhoofd. In een boek. Diep in het zwarte zitje, hopend dat geen mens mij Bernd de Verschrikkelijke nog herkent en ik luister.   Naar verhalen over worsten in een pan en meisjes met geslepen tanden. Terwijl hij jeuk krijgt, de bloedsinaasappel in mijn rugzak en mijn script daar op een vettig tafeltje ligt. In de compressorzaal. Verscheurd.   Het is me wat en omdat het beter is, slik ik nog wat roze pillen, sluip naar het station en boven op een trein, lig ik te staren naar de sterren. Grote kleine zorgeloze beren, laat ze maar beweren, zeggen wat ze willen.   Ik had een dag te villen en mijn trein der traagheid vraagt het niet. Hoe en waarom. Met welke woorden. Welke verhalen het einde zullen halen. Ik laat het bloed heel rustig druipen. Laat het.   Ja. Laat mij en verlaat mij. Laat mij rusten. Rustig boven op de trein. Mijn appelsientje schillen.       uit de reeks  'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
0 0

Het belang van de reis

Vlucht AC833 naar Montreal staat al aangekondigd. Binnen enkele minuten word ik ingecheckt. Dan moet ik afscheid nemen van mijn eigenaar en sta ik er alleen voor. Mijn wieltjes beginnen spontaan te piepen van angst als ik zo'n lange reis over de oceaan moet maken.   “Ik wil niet, ik wil niet!” tracht ik uit te schreeuwen, maar als bagagewagentje ben je natuurlijk niet uitgerust met stembanden. Ik laat mijn wieltjes steeds schriller piepen, maar het mag niet baten. Met een harde, pijnlijke plof kom ik terecht op de transportband die me brengt naar een kar met andere koffers en reiszakken.   “Welkom!” roept een nonchalalante backpackerszak vrolijk. “Ready for take-off? Ik kan niet wachten tot dit avontuur begint.” Ik zucht. Hoe kan hij zoveel zelfvertrouwen hebben, hoe kan die het niet vervelend vinden urenlang in een ijskoude bagageruimte opgesloten te zitten? En dan de gedachte dat we duizenden kilometers boven de Atlantische Oceaan hangen. Brrrr. Mijn wieltjes rollen hysterisch met luide piepgeluidjes van achteren naar voren en omgekeerd. Ik krijg een neerbuigende blik toegeworpen van een hautaine Delsey valise. “Ik zou graag van de rust en stilte genieten,” bijt ze me toe. Alsof er rust en stilte is op de luchthaven.   Met een schok word ik enkele meters naar achteren geslingerd want de kar heeft zich in beweging gezet. We zijn op weg naar de X-ray-toestellen waar we grondig worden doorgelicht. Waarom moet ik dit toch ondergaan? Waarom kan mijn eigenaar niet een gewone treinreis maken? Dan zitten we gezellig samen en moet ik deze traumatische momenten niet doorstaan.   Het gebliep van de röntgenmachines doet me verstijven. Nog twee koffers en een rugzak en dan ben ik aan de beurt. Ik kan m'n wieltjes niet meer in bedwang houden. Neen! Die straling, daar heb ik een hekel aan! Aaargh!   Even op adem komen, maar ik besef het dadelijk weer. Het ergste moet nog komen. Het vliegtuig op. Ik word in een busje gegooid en raak bedolven onder een zwaarlijvige koffer die zich maar blijft verontschuldigen maar helaas niets aan mijn hachelijke situatie kan veranderen.   Hoe ver is het nog rijden? Ik zie in de verte enkele toestellen van Air Canada. We naderen hen snel. De toerentallen die mijn wieltjes maken zijn niet meer bij te houden. Bij het eerste vliegtuig stoppen we bruusk. Dadelijk worden we in het vliegtuig gekegeld, dat weet ik. Dan is er geen weg terug, zit ik uren vast en tollen mijn wieltjes onophoudelijk van pure doodsangst.   Maar... de bus maakt rechtsomkeert. We gaan terug naar het luchthavengebouw waar ik opgewacht wordt door mijn eigenaar. Hij trekt me meteen mee en we begeven ons naar de informatiebalie van de luchtvaartmaatschappij.   Door de enorme chaos die er heerst kan ik slechts flarden van de conversatie opvangen, zoals “technische mankementen” en “staking van enkele weken in het vooruitzicht”. Mijn eigenaar maakt zich kwaad en kan uiteindelijk het geld van zijn vliegtuigticket terugkrijgen dat hij op het treinstation meteen omruilt voor een treinkaartje naar het zuiden van Frankrijk. Een heerlijk vooruitzicht. Wat is reizen toch ontspannend!  

Larissa Wickx
0 0

op naar zoutelande!

Emma gaat met haar vriendje Mees 4 weken  naar zoutelande, vlak bij de zee en het strand super gezellig toch!! Ze gaan naar de tante van Emma en ze mocht een vriendinnetje meenemen Mees natuurlijk. Ze gaan naar hun tante tante Lisa. Ze is super lief maar knettergek!! De dag is aangebroken Emma wordt wakker ze is heel blij, vandaag gaat ze naar zoutelande!!! Eenmaal gegeten gaan ze op weg,maar een kwartiertje rijden dat is toch niet zo  veel vindt Emma. Ze doen heel veel leuke dingen naar het strand en naar de patatboer. Schelpen zoeken en varen. Emma en Mees vervelen zich heel erg ze gaan naar de zolder daar is altijd heel veel te beleven vindt emma ze gaat vaak bij tante Lisa langs. Ze gaan naar biven en neemt  Mees natuurlijk mee.  Als ze boven zijn loopt Emma gelijk naar de kist ,  met de spullen van vroeger. Daar liggen zo veel verkleedspullen. Emma doet een lange jurk aan en Mees is een boer zij loopt met haar  klompen over de zolder. Emma wil iets leuks doen dus ze pakt pen en papier. Ze schrijven een  brief :wij zijn ontvoerd Duinweg  6 redt ons..... Emma en Mees   Een uur later gaat de bel  tante Lisa roept Emma en Mees bij de deur staat een man hij zegt zo dames dus jullue zijn ontvoerd, ik denk door deze dame hier, hij wijst naar tante Lisa, Emma durft niks te zeggen ze kijkt naar Mees. Maar die durft ook niks te zeggen. De man zegt ik ben inspecteur  Bas, ik werd gebeld door een angstige vrouw.  Maar ik neem deze vrouw wel even mee naar boen, als ze later weg zijn z3zegt  Emma ik weet wat er is zij pakt de camera en samen gaan ze naar alle kamers ze zien niemand maar op zolder horen ze de trap kraken. Emma loopt samen met Meesde zoldertrap op dan maakt ze gauw een foto, jahoor  daar zijn ze inspecteur Bas en tante Lisa . Aan het zoenen  betrapt roept Emma, inspecteur Bas zegt goed gedaan speurneus! !! Ik ben geen inspecteur maar ik ben een kunstenaar ik heb een eigen atelier kom maar mee kom zegt hij, daar zijn ze bij een atelier vlakbij een boerderij hij zij ik houdt van koeien Emma zegt van die beesten kan je toch niet houden . Jawel hoor kom maar mee, als ze bij de koeien zijn zegt hij :dag dames . Ze komen allemaal  op hem afrennen, hij aait ze en klimt in de box. Later geeft hij hun een workshop  schilderen . Na 3 weken komen hun ouders en dan gaan ze met ze alle naar het strand de vier weken zijn al weer gauw om. Het was leuk maar ze moeten weer naar school         dit was het einde van mijn verhaal    groetjes maddy

maddy
0 0

Met Coco naar Cambodja

  Op de eerste dag schiep God zichzelf en op de tweede dag was ik een mol. Ik wroette door de grond, groef mijn eigen gangen en genoot. Sappige regenwormen, engerlingen, joeg naar hartelust op wijfjes met een zachte pels.   Er was toen niet één mensengedrocht, geen ene homo sapiens die kloeg, over molshopen, geen enkel wezen dat gazonzorgen, een zitmaaier had.   Op de derde dag was alles bevrucht, baande ik me een weg omhoog en bij toeval zat hij op de plaats waar ik het daglicht zocht. Hij vloekte, schiep die dag de reetkevers, de aambeien en voor de kinderen als troost aardbeien en kersen.   Op de vierde dag was hij pisnijdig, werd ik een mens en schiep hij met de restjes van zijn meesterbrein de vreemde medemens.   Er zaten toen veel gaten in de tijd, het was al gauw een eeuwigheidje later, de vijfde dag van een december en ik staarde hen aan, een massa, een wereld, door mijn fruitbokaleglazen.   Veel minder dan in mijn mollentijd schuwde ik het wereldlicht en ik wilde ik ging, zoals van plan, gewoon naar de Fuckatlon. Kijken meten afwegen en weten wat ik 's nachts verwerken zou, dacht weer aan mezelf, kocht een zwarte penispels. Ik dacht aan hem toen ik ze zag. Capoten in een glitterdoosje met de smaak van aambeien.   Content met mijn nieuwe fallushoes keerde ik huiswaarts en daar aangekomen zag ik Doesjka in het achterhuis. Schaars gekleed, haar smarttelefoon in de hand. Dat "jawel, het internet, de wifi werkten en de thermostaat kapot moest zijn".   Doesjka had de meute ook gezien en Pietje van Pittem, de groenselkweker was er bij geweest. Ze had hem herkend de klootzak, hij die haar Moldavische ouders koude winters lang spruiten, miljoenen van die groene schetebollen had doen trekken tegen een paar schamele centen.   Ze zei dat haar lijf brandde, ze furieus was, jarig ook, vandaag zestien, dat haar vliesje spande. Ik moest glimlachen. Zo lichtgelovig ben ik niet en zette vastberaden de pan op het vuur, "om die reetkevers te braden, vers van de markt!"   "Morgen komt ie," stelde ik haar gerust, "in een ommedraai ben je er van verlost. Echt!"   "Je redt je wel, morgenvroeg vertrek ik," ging ik verder, "a holiday in Cambodia, met bobonne en Coco", want ik had het aan bobonnetje beloofd, op haar sterfbed, om haar as samen met die van Coco te verstrooien in Kampot, in een koele branding, of had ze Kampenhout willen zeggen en was haar laatste adem net iets te kort geweest?   Kampot! Het ware dan maar zo. Het ochtendgloren van dag zeven brak aan en het kwaad van dag zes was intussen al geschied. In de verte zag ik geen zee, wel het dartelste rood, op de vensterbank in het achterhuis, groeiend aan dat ene plantje.   Aardbeien; ik strompelde naar de pick-up, viel over de lege flessen lambiek en redde de naald uit de benepen cirkel waarin ze de ganse nacht was blijven draaien: Fresh Food for Rotting Vegetables, released by Cherry Red Records en mijn katerpoten schoven het vinyl voorzichtig in de hoes.       uit de reeks  'Reizen met Robby'

Bernd Vanderbilt
0 0

The Belgarian Connection

Bulgarije, terra incognita binnen de Europese Unie. En onbekend is onbemind. Dus tijd om te ontginnen, moet ik een onbewolkt moment gedacht hebben. En zie, naast de befaamde Lactobacillus Bulgaricus (yoghurt!) valt er heel wat te ontdekken in Bulgarije. Zo huisvest Sofia Stalinistische draken, is het museumdorp Melnik omringd door piramiden en kleurt de Zwarte Zee hemelsblauw. Spartacus was een opstandige Bulgaar, Christo is een kunstzinnige Bulgaar, en voetbalheld Stoichkov vooral een behaarde Bulgaar. Wat ons meteen naadloos brengt bij de meest gespotte damestrend: het fenomeen van de epilatie. Wicked Weasel (www.wickedweasel.com) scheert duidelijk hoge toppen aan de Bulgaarse Rivièra (en dat 378 km lang). Verder knikken deze Zuid-Oost-Europese Slaven neen, maar schudden ze ja. Wat soms verwarrend is. In het bijzonder wanneer een monnik in het klooster van Rila je vraagt of je getrouwd bent. “Njed? – Da. – Njed!” Dan maar gescheiden in de kribbe. Bulgaren drinken ook graag op je gezondheid. En vooral vaak. Een hittegolf valt daar best te blussen met kuipen Stella, soms aan een halve euro. Surrealistisch. Net als de paradijselijke onschuld van Sinemorets, een apollinisch mekka aan de Turkse grens. Puur. Natuur. Exclusief (Engelsen). Hier zou je ongetwijfeld 100 jaar kunnen worden. But then again, wat is er nu leuk aan je eigen gat niet meer kunnen afvegen? Waarbij ik het toiletmanagement graag op de hoogte breng van het feit dat een fax naar Darmstadt soms meer dan één vel kan beslaan. Maar gelukkig vallen deze ongemakken in het niet bij het zien van de verborgen schat van Europa (Sofia, 35 Dospat, 4e verdieping, 2 keer bellen). Tot slot, vragen jullie zich ongetwijfeld af of ook reclame er het mooie weer maakt? Hangt af van hoe je het bekijkt. Billboards zoals deze voor anijsspiritus Mastika Peshtera vullen het straatbeeld. Is het plat? Goedkoop? Burlesk? Of deden de reclamejongens gewoon inspiratie op bij het weerpraatje van Sabine, ons favoriete balkon voor de Balkan?

The Knight Writer
0 0

Reisgenoot in eigen stad

Verbazing vermengd met gêne zijn op Brams gezicht te lezen. “Dit pleintje heb ik nog nooit gezien,” roept hij uit. “En ik woon al heel mijn leven in Brussel!” Hij laat de letter r in Brussel gretig rollen, op z'n Frans, zoals zoveel rasechte Brusselaars dat doen.   “Toch ben ik daar al enkele keren naar een receptie geweest,” zegt hij verbouwereerd terwijl hij wijst naar het terras van het Hilton Hotel dat uitkijkt over het Spanje-plein.   Don Quijote en zijn sidekick Sancho Panza staan trots op hun sokkel en lijken enig misprijzen te hebben voor Brams onwetendheid. Het duurt even voor hij de hoofdrolspelers uit de wereldberoemde roman van Miguel de Cervantes herkent.   Hij haalt verontschuldigend de schouders op. “Ik kan je helaas niet vertellen hoe deze boekenpersonages in mijn stad verzeild zijn geraakt.” Hij glimlacht een beetje onzeker, maar hij blijft strijdvaardig. “Ik zoek het straks wel even voor je op!”   De sculpturen blijken een cadeau te zijn geweest van de Spaanse overheid in 1989, toen hun EU-voorzitterschap afliep.   Aan zijn schuchtere blik merk ik dat Bram ontgoocheld is in zichzelf, maar ik bespeur ook een glimp van opwinding die hoort bij een nieuwe ontdekking.   “Zo zie je maar,” zegt hij, alsof hij mijn gedachten kan lezen, “dat je in Brussel elke dag iets nieuws kan bijleren.” Er weerklinkt zelfs enige fierheid in zijn stem.   We maken rechtsomkeer om verder door Brussel te trekken en stuiten op het standbeeld van de Hongaarse componist Béla Bartók. “Euh...,” Bram kijkt beteuterd in mijn richting en wrijft zenuwachtig door z'n haar. “Ook hem had ik nog nooit gezien en veel weet ik er echt niet over te vertellen.”   “Dat geeft niet,” lach ik hem toe, “Brussel zit duidelijk vol verrassingen, ook voor rasechte Brusselaars!”   Opdracht Creatief Schrijven-cursus 'Reisverhalen schrijven'  

Larissa Wickx
0 0

DE BERG VAN BABEL

Een paar kilometer van de kust verwijderd, begint in Tenerife het lavaberglandschap. Steile rotsen, ingesneden door barranca’s (kloven) en afgewisseld met hoogplateaus reiken helemaal tot aan de krater. Alle wegen lopen hier niet naar Rome maar naar de hoogste berg van Spanje, de Teide. In de loop der jaren zijn de Canaries er zich bewust van geworden dat er ook toeristen zijn die meer verlangen dan alleen maar aan het strand of naast het zwembad te liggen zonnen. Sinds kort markeren ze wandelpaden met gekleurde streepjes of cijfers. Soms lukken ze erin om een volledige wandeling foutloos te bewegwijzeren, maar uit ondervinding weten wij, dat de gekleurde aanwijzigen of cijfers ergens op het traject op een mysterieuze wijze verdwijnen. Een paar keer zijn wij, bij vroegere wandelingen, hopeloos verloren gelopen. Zo hebben ook wij meer dan eens dubbele, niet geplande, afstanden gewandeld.  We laten ons echter niet meer beetnemen en hebben sinds enkele jaren een wandelkaart gekocht. De zon schijnt warm over onze hoofden en we puffen tussen de lavarotsen de berg omhoog. Klimmend als berggeiten steken wij onze wandelstokken tussen het lavagrind. Naargelang wanneer de vulkaan uitgebarsten is, variëren de kleuren van de lavastenen. Grote zwarte piekerige rotsblokken tot kleine ei- grote witte, roze/roodbruine naar azulejos blauw/groene lavabrokken. Naargelang het stijgende pad steiler en steiler en de lucht op deze grote hoogte van ca. 2500 meter ijler en ijler wordt, vertraagt het wandelritme en dreunt ons hart sneller in onze oren. Op elk plat plateautje houden we eventjes halt om te drinken en om ons hartritme terug op mensenniveau te krijgen. Rond het middaguur komen we aan een wandelkruispunt waar de gekleurde streepjes en cijfertjes weer onvindbaar zijn. Wij zoeken hier een min of meer platte lavasteen uit en laten ons vallen  om te picknicken. We zullen daarna onze wandelkaart raadplegen. Achter ons komen een paar echtparen de berg opgeklommen. In de stilte van de ijle berglucht zweven Duitse, Scandinavische en Franse woorden onze richting uit. De Duitsers struikelen bijna over onze voeten .Ondanks hun omvangrijke buikenomtrek denderen zij ons op een marsritme als blinde moffen (heu sorry) mollen voorbij. Zij kregen met de moedermelk vermoedelijk de basisbeginsels van het wandelaarjargon niet mee. Nu moet men niet zoals de Oostenrijkers overdrijven en alle tien stappen god met hun Grüss Gott aanroepen, maar met een Spaans ola, een halo of een universeel vriendelijk knikje kom je als kruisende wandelaar toch ineens een stuk sympathieker over. De Franse man hijgt calorieverbrandend  het bergpad op. Hij ziet knalrood van inspanning. Het zweet gutst van zijn onbeschermde glanzende kale hoofd.  Ik hoop alleen maar dat hij op onze hoogte geen hartinfarct krijgt. Van de tegenovergestelde richting naderen twee jongelui. Een prachtig gebruinde jonge man en een jonge vrouw met benen tot aan de hemel. Haar short bedekt amper de ronding van haar achterste. Haar borstjes wippen als puddingen op en neer.  De zon weerkaatst blauw op haar lange pikzwarte haar dat ze telkens heel sexy naar achter zwiept. Geen druppel zweet is op haar mokkakleurige lichaam te bespeuren. Zij heeft twee koolzwarte oogjes, een redelijk grote neus en parelwitte tanden in een glimlachende mond.  Manlief staart haar vol bewondering aan. Als ik vraag of zijn pornografische voorstellingen voer voor publicatie zijn, lacht hij: “Het is wel duidelijk dat als je mooie vrouwen wil zien, je niet gedurende deze senioren- overwinterperiode op het strand moet rondkijken. Het is niet omdat ik wat ouder word, dat ik niet kan genieten van een Miss Spanje die hoog op de berg mijn pad kruist. En, daarbij, je weet dat ik van grote neuzen hou.” Dat is voor mij, die met Pinokkio een spelletje ‘om ter langste’ zou kunnen spelen, weeral een geruststelling.  De zes wandelaars houden halt op ons vier- armenkruispunt en zoeken allemaal een stukje in allerlei richtingen naar de ontbrekende kleurige aanwijzingen. Er ontstaat een Babylonische spraakverwarring als ze elkaar om raad vragen. De jongelui zijn Spanjaarden, die enkel een woordje Engels lispelen. Het ene koppel blijken Noren te zijn, die een mondje Duits spreken. Het andere koppel zijn twee Fransen, die alleen…Frans praten. Alle zes proberen ze elkaar te begrijpen. Ze wijzen naar alle mogelijke richtingen maar slagen er niet in, aan elkaar een zinnige uitleg te geven. Het enige woord waar ze het over eens zijn is ‘senderos’, wandelweg. We zien de vraagtekens in de blauwe hemel opstijgen. In welke taal zij ook praten, wij begrijpen elke zin die de berglucht in zweeft. Wij zitten een beetje te grinniken om de pantomime op de berg van Babel!  Eerst negeren ze de twee op de lavastenen zittende sandwichknabbelende wandelaars maar als ze de wandelkaart op onze knieën zien liggen beginnen ze taalbarrièrebrekend  naar ons te glimlachen. Manlief kan het niet laten en roept in het Frans, Duits, Engels en in ‘t Spaans dat hij eventjes met de wandelkaart zal komen. De wandelaars kijken hem vol ongeloof aan. Als ik manlief dan nog iets in het Vlaams naroep, kunnen ze helemaal niet meer plaatsen waar wij vandaan komen.  Meertalig wordt de wandelkaart bestudeerd. Wij fungeren als vertalers tussen dit bonte allegaartje. Onze borst zwelt als ze vragen hoe het toch mogelijk is, dat wij Vlamingen al die talen kennen?  Met een zekere trots verklaren wij dat wij ons zelfs met een beetje Italiaans ook verstaanbaar kunnen maken. De Noor lacht en zegt in het Duits: “Prachtig, zes talen maar Noors kennen jullie niet hé?”. Ik glimlach en zeg stralend een van de zinnen die nog uit een ver verleden in mijn hoofd zijn blijven hangen: “Jeg forstår og snakke litt norsk .“* De mond van het Scandinavische koppel valt open. Ik ga onmiddellijk verder met de tweede zin die ik nog ken: “Min ex mans mor e fra Trondheim.”*.  Nog voor de Noren de kans krijgen om van blijdschap in zwijm te vallen en hun levensverhaal op mij af te vuren, spoort manlief ons aan om de wandeling verder te zetten. Hij weet ondertussen wel dat mijn Noorse talenkennis maar uit drie zinnen bestaat. We stappen verder het lavapad af.   Ik kan het niet laten en draai me om, wuif naar de Scandinaven en roep mijn laatste zin: “Beholde deg godt!”* Het Franse echtpaar besluit, gezien het warmlopen van monsieur en zijn niet hittebestendige en overkokende  hersenpan, rechtsomkeer te maken. De Spaanse jongelui huppelen hand in hand verder heupwiegend de berg af. De Noren twijfelen nog of ze de grote of de verkorte versie van het wandelpad zullen afmaken en roepen nog “Takk”* naar ons. Nog één Noors zinnetje borrelt nog in mijn spraakcentrum omhoog: “Vaer sa god!* Al deze talen op een vierkante meter, hoe is het toch mogelijk? Ja, weten jullie nog dat verhaaltje van de Toren van Babel?  Verschillende volkeren bouwden in volledige samenhorigheid  in Babylon een hele hoge toren die tot aan het hemels paradijs zou moeten reiken. God hield de bouwwerkzaamheden angstvallig in het oog. Nooit zou hij toestaan dat de toren tot aan zijn voordeur zou komen en er allerlei bouwvakkers in zijn voortuin zouden bivakkeren. Een van zijn slechte karaktertrekjes kwam boven en vanaf zijn wolk in de hemel bliksemde hij zijn toorn over deze metselende volkeren. Vanaf dat moment zouden zij allemaal een andere taal spreken. Plots verstonden de architecten, de aannemers en de metselaars elkaar niet meer.  Het werd een Babylonische spraakverwarring en na een daverende ruzie werd de bouwwerf  stilgelegd! Vanaf dan spraken alle mensen op aarde verschillende talen en verspreidden ze zich over de ganse aarde. Leuke vent hé? Nu ging het eens de juiste richting uit! Ja, van een slecht karakter gesproken. Dat verhaaltje van Adam en Eva en die appel is nog zo iets. Eva dacht:  “A apple a day, keeps the doctor away!” Zij plukte die appel dan nog niet voor zichzelf, maar voor Adam. Maar dat was buiten de wil van God gerekend hoor. De twee geliefden werden uit het paradijs gegooid en om Eva extra te straffen zouden vanaf dan alle vrouwen in geweldige pijnen kinderen baren. Sadistisch machotrekje? Vindt de helft van de bevolking dit nu nog zo’n leuke man? En dan dat spelletje met Maria en Jozef. Maria zwanger maken en negen maanden met een dikke buik, als overspelige maagd laten rondlopen terwijl hij wist dat Jozef zijn vruchtbaarheiddatum al lang verstreken was. Drieëndertig jaar later liet hij zijn enige zoon aan het kruis nagelen. Het moet je vader maar zijn! Je zou bijna schrik krijgen, als hij op zondagochtend na het klokkengelui, juist jouw gebedje er uit de miljoenen andere zou uitkiezen om er zich een beetje mee te amuseren. Hopelijk verstaat hij zelf al die mensentalen nog een beetje, een verkeerde vertaling en je hebt de poppen aan het dansen.  Babel, Babel, babbel, babbel!   *Jeg forstår og snakke litt norsk. Ik versta en spreek een beetje Noors *Min ex mans mor e fra Trondheim. Mijn ex-man’s moeder is van Trondheim *beholde deg godt. Houdt jullie goed *Takk  bedankt *Vaers sa god  aub   Sim,  Tenerife 3 maart 2015

Sim
6 0

IL FAUT DE TOUT POUR FAIRE UN MONDE

Elk jaar opnieuw eindigt het toeristenseizoen in Grau du Roi met plaatselijke feestelijkheden.  De Camargue- cowboys laten de laatste weken van september hun stiertjes weer in formatie door de straten van het stadje richting de arena lopen. Op elke hoek van de straat speelt er een opzwepend Camargue orkestje vrolijke Gipsy King melodietjes. De feestvreugde zit er goed in. We zoeken ons een zitplaatsje langs het parcours waar we de stierenloop en de passanten goed kunnen bekijken. Buiten de nog min of meer normaal uitziende bruine septembertoeristen en de mensen, die hier hun weekendhuisjes hebben, worden de straten overspoeld door allerlei soorten malloten. Het lijkt wel dat alle instellingen, inrichtingen, gevangenissen en verbeteringsgestichten, van Grau en omstreken, al hun patiënten en gedetineerden gezamenlijk een weekendje vrijaf gegeven hebben. Langs het parcours staan overal dranghekken zodat niemand gevaar zou mogen lopen om door een losgebroken stier verpletterd te worden. Alhoewel er in vijf talen verwittigd wordt dat je tijdens de doortocht van de stieren achter de dranghekken moet plaatsnemen, houden alleen de meeste toeristen zich aan de opgelegde regels. De meeste habitués blijven onverstoord in het midden van het stratenparcours rond kuieren. Tussen de menigte feestgangers schuifelen zigeuners die iets minder in de stierenloop geïnteresseerd zijn. Wij kijken onze ogen uit. Je houdt het niet voor mogelijk wat je allemaal aan menselijke mafkezen ziet voorbij slenteren. Dikbuikige borstenmannen in slank makende zwarte T-shirts waarop in fluo letters Quick Silver staat, deinen voorbij. Aan hun waggelende eendenstap is echter niets kwieks meer te bespeuren. Het eerste kanonschot klinkt om iedereen te verwittigen dat de abrivados (stierenlopen) van start  gaan. De eerste Camargue- paarden met stiertjes hollen door de straten. Ze moeten echter om de haverklap vertragen omdat de menigte maar heel traag uit elkaar splijt om daarna als magneetdeeltjes terug in het midden van de straat bij elkaar te klonteren. Manlief tikt me met zijn knie aan en knikt met zijn hoofd naar de richting die ik moet kijken. Een jonge vrouw draagt een half doorzichtige lichtroze jurk waarbij je door de wiebelende vetlagen haar voorkant niet meer van haar achterkant kan onderscheiden. Haar hoofd is zonder hals of nekpartij op haar lichaam geperst. Onder haar veel te strakke jurk kan je soms haar sinaasappelnetjes zien schommelen, met juist boven de knieën de enige overgebleven pompelmoezen. Haar met glitterspeldjes opgestoken haar lijkt op een gigantische witte suikerspin. Aan elke hand, van haar zwaaiende lillende armen, bengelen en jengelen twee toekomstig obesitasjes . Haar treuzelman schuifelt achter hen aan terwijl hij in een broodje hamburger bijt. Hij draagt een T-shirt vol ketchupvlekken met de opprint “I am the most wanted man”. Het zal wel! Manlief kan zijn lachen niet inhouden. Ze lopen met zijn vieren in het midden van de straat, blokkeren met hun uitgezakte lichamen de volledige doorgang en waggelen op het laatste moment uit elkaar als de paarden- en stierenformatie op enkele meter van hen verwijderd is. Een paar Oostblokkers staart met half gesloten ogen, al een beetje onder invloed, naar de langs drummende mensen. Zij drukken grote blikken bier tegen hun getatoeëerde blote torsos. Hun twee tronies doen vermoeden dat ze in alle landen van de Europese Unie gezocht worden. De kale zwaait met zijn knalrode T-shirt als een toreador over en weer.  Eens de cowboy- stierencombinatie bijna op zijn hoogte is, stopt hij uit schrik dat de stieren daadwerkelijk op de rode lap zouden reageren, vlug zijn shirt achter zijn rug.  De tweede heeft in beide oren oorringen die nog groter zijn dan champagne kroonkurken. Langs elke kant van zijn mond heeft hij grote schroeven door zijn lippen.  Hij draagt zijn pet achterstevoren op zijn weggeschoren haar. De stupiditeit druipt van hun gezichten, maar ze vallen totaal niet op tussen de andere wachtende simpele carnavalsgekken. In de verte komen er twee overjarige tweelingbroers aangeslenterd. De eerste grijze broer heeft in zwart Afrika een jong, maar heel lelijk groen blaadje op de kop kunnen tikken. Ze lijkt op een overrijp vruchtbaarheidsbeeldje. De papa/opa draagt een joelende, op en neer wippende, halfbloedpeuter op de schouders, die te pas en te onpas krijst, dat de stiertjes op komst zijn. Papa kijkt trots, mama strijkt over haar dikke buik en kijkt verveeld. De tweede broer draagt een bruine cowboyhoed en een shirt met het logo van het whiskymerk JB. Over zijn buik staat de Franse vertaling van die twee letters J B: Jeune et Beau, jong en mooi. ‘Wishful thinking!’ Het is duidelijk dat deze man thuis geen spiegels heeft hangen. Ook hij, heeft zich ergens in Azië een bruidje aangeschaft. Dit kleine tengere kindvrouwtje stond vermoedelijk ook niet op de voorste rij toen de schoonheidsidealen uitgedeeld werden. Beide geïmporteerde vrouwtjes doen niet onmiddellijk aan seksuele uitwisseling denken.  Manlief klopt me op de arm: “schoon volk op kwart voor twaalf!”. Ik draai mijn hoofd om en zie een paar prachtige jonge vrouwen onze richting uitkomen. Korte shorts tot net op de bilronding, lange benen, hoge plateauschoenen, rondzwiepende haren, oorringen die glinsteren in de zon en behoorlijke toeters. Ze vallen zo totaal uit de toon tussen al die dorpsgekken dat ze door de mannen bijna als een bezienswaardigheid nagekeken worden. Ik wijs manlief erop dat de meiden echter hand in hand lopen en met een sprankelende verliefde puberblik naar elkaar lachen. Zo zie je maar..! Achter de meisjes, wankelt een anorexia dame voorbij op meer dan 10 cm hoge hakken. Zij draagt een heftig flitsend knaloranje fluo- bloesje en een heel spannende latexbroek met tijgerprint, die haar knokige billen alleen maar benadrukt. In haar luciferstokjes- arm houdt zij een bibberend Chiwawa hondje. Met haar vrije hand houdt ze haar naar voren waaiende, uitgeplozen blonde paardenstaart uit haar strakgetrokken aangezicht. Eventjes vraag ik mij af of er ook een meneer anorexia is, of heeft die misschien het hazenpad gekozen, op zoek naar zachtere en malsere oorden. Recht over ons staat er een man met een gigantische zwarte punkerhanenkam. Het blijft voor mij nog steeds een raadsel hoe hij zijn haar, met de hier vrij hevige mistralwinden zo recht kan laten staan. Hij staat al geruime tijd ongeïnteresseerd en verveeld naar zijn schoenen te staren, alsof hij verwacht dat de stieren tussen zijn tenen uit gaan springen. Zijn vriendin, waarmee hij hand in hand staat,  heeft lang roombotergeel engelenhaar dat tot over haar billen golft. Zij draagt een lange witte jurk met vaalgele plekken, alsof iemand haar onder gepiest heeft. Haar armen zijn spierwit en steken behoorlijk af tegen de andere diepbruine vakantiearmen. Regelmatig stapt ze naar het midden van de straat om te kijken of de volgende stieren nog niet in aantocht zijn en dweilt hierbij met haar jurk over de paardenstronten. We zien alleen haar achterkant die ons aan een perfect madonna beeld doet denken. Als de paardenformatie voorbij galoppeert, draait ze zich eindelijk om. Het is alsof ze als figurant weggelopen is uit de vroegere spokenserie, de Adams Family. Zij heeft een doorschijnende witte huid en in haar grote decolleté bollen twee halfblote gelatineborsten, waarop een schorpioen getatoeëerd is.  Haar ogen heeft ze met zoveel eyeliner en mascara bewerkt dat ze op een ziekelijke panda gelijkt.  Een van hun vrienden heeft al zijn hoofdhaar laten wegscheren op een pluk na. Die kleeft van op zijn voorhoofd als een vettige pladijs over zijn hoofd en eindigt achteraan in een knoetje zo groot als een druif waar een roze elastiekje omheen zit . Waar zijn short eindigt, beginnen de blauwe inkttekeningen, helemaal tot in zijn zwartgelakte schoenen. Als de stiertjes voorbijlopen, gaan de haantjes van Grau erachteraan. Met veel jong machovertoon trekken de jongens aan de staarten van de dieren. Het tonen van deze bravoure zal hun tijdens de rest van het schooljaar vermoedelijk een zeker heldendomprestige opleveren. Iets verder, naast ons, staat een tandeloze Graulien te roepen. Zijn feestenthousiasme is al behoorlijk opgeklopt met de nodige pastisdrankjes. Hij is blijkbaar ook één van de dorpsidioten die hun medicijnen vergaten in te nemen. Met zijn één nog resterende tand, zo groot als een grafsteen, grijnst hij naar de wachtende feestvierders en roept hij allerlei wartaal. Hij draagt een scheefgezakte kapiteinspet op zijn woeste grijze haardos. Zijn blauw en wit gestreepte zeemanstrui steekt in een bermudabroek met levensgrote ananas printen. Juist voor de volgende stierenloop door de straten raast, komt er een bejaard echtpaar uit een huisje dat zich langs het parcours bevindt. Ze waren beiden ergens in het Elvis tijdperk blijven steken. Het lijkt wel of ze juist van een verkleedpartijtje komen. Hij heeft gigantische zwartgeverfde bakkebaarden die elkaar bijna onderaan zijn kin terug tegenkomen en een royale zwarte vetkuif. Zij was waarschijnlijk vroeger een aandachttrekkende moordgriet met lange rode haren. De jaren hebben echter hun werk gedaan en de neplederen franje overgooier past totaal niet over haar rode bloempjesjurk. Haar rossige haar is op de zijkanten bijna helemaal weggeschoren en de resterende bos krullen boven op haar hoofd is knalrood geverfd. Manlief heeft het eventjes niet meer en allebei schateren we het uit. Een tweede kanonsknal weerklinkt en dat betekent dat de abrivados eindigen. Ik kan best begrijpen dat jullie denken dat ik lichtjes overdrijf.  Om de waarheid van dit verhaal te kunnen geloven, moet je deze freakshow echter wel met je eigen ogen gezien hebben. Ik kan niet van elke randdebiel een foto maken want dan zou er ondertussen al lang een prijs op mijn hoofd staan. Het is bijna onbeschrijfelijk hoe de plaatselijke inteelt hier jaren zijn sporen achtergelaten heeft. Het zou geen slecht idee zijn als de Franse overheid alle asielzoekers, die zich in Frankrijk willen vestigen, zouden verplichten om dit weekeindje tijdens het Zuid Franse “la fête du Grau du Roi!” een kijkje te komen nemen. Elke vluchteling met een gezonde dosis intelligentie zal volgens mij hierna tweemaal nadenken. Wil hij wel integreren tussen zo’n zootje schlemielen? Ik zou het volledig begrijpen als de asielzoeker, na het bekijken van al deze psychisch gestoorden, zich zo snel mogelijk uit de voeten zou willen maken. In plaats van zijn vingerafdrukken te laten nemen en zich te laten registreren zal hij plots, luid jammerend en huilend terug de Middellandse Zee induiken en onverwijld terug naar het oorlogsgebied zwemmen.   Sim,                                 Grau du Roi 18 september 2015  

Sim
5 0

Si vis passum, para bellum

  Toen ik mijn ogen open kreeg, begon ik met een nieuwsgierige blik rond te kijken. Ik lag midden in de woestijn, omringd door kleine stukjes gras die het overleefd hadden tussen de overheersende droogte. Aan de verre horizon lag er een immens gebergte dat de rechterkant van de horizon volledig inpalmde, met hier en daar een rotsformatie die zo onnatuurlijk leek dat het te vergelijken was met een handgemaakt kunstwerk. Na een moment genoten te hebben van het prachtige uitzicht probeerde ik mijzelf weer overeind te krabbelen, wat mijn lichaam duidelijk niet wilde.Een paar hopeloze pogingen later stond ik weer iets of wat onstabiel maar recht. Ik had een enorme dorst en honger maar hier iets vinden zou een bijna onmogelijke prestatie zijn, mijn beste hoop was om de wegen te volgen die rond en naar de bergen liepen. De zonnen gloeiden ferm heet en ik voelde mijn lichaamstemperatuur met de minuut verhogen, gelukkig was er een van de zonnen bijna verdwenen achter de bergen. Ik besloot dus om te schuilen onder een half verwelkte boom tot dat de zon onder ging. Het zou veel gemakkelijker zijn om zo de weg op te gaan. De weg leek eindeloos kilometers, die zo te zien nergens naartoe leidden.Waar ik zou belanden was voor mij een raadsel maar het was mijn enige hoop. Toen de eerste zon onder ging en de temperatuur daalde, begon ik zo snel mogelijk te stappen richting de bergen. Ik had al snel door dat ik de nacht buiten zou doorbrengen zonder beschut of beschermd te zijn van de wilde dieren die dit dorre gebergte hun thuis noemden.Toen uiteindelijk de nacht viel leek deze plaats tot leven te komen langs alle kanten begon ik beweging te horen, wat niet alleen de wind was die het dorre gewas streelde maar een stampend geluid. Toen ik besefte dat ik niet alleen was besloot ik om op de dichtstbijzijnde rotsformatie te kruipen en proberen om wat slaap te vatten, ik zou de energie wel kunnen gebruiken en ik dacht dat ik wel hoog genoeg lag om eventuele roofdieren te kunnen ontwijken. De volgende dag ging ik weer op pad met een ferm verzwakt en uitgedroogd lichaam, mijn handen begonnen te trillen en mijn lippen begonnen te zweren. Deze keer had ik de kans niet om te wachten dat de eerste zon onderging dus bij het allereerste daglicht ben ik vertrokken. Ik moest kost wat het kost doen om door te gaan, opgeven was geen optie. Na een hete en verwoestende ochtend stappen zag ik in de verte wat leek op een mens en een paard. Ik vergat alle negatieve gedachten en begon te lopen en te schreeuwen zodat deze persoon me zou opmerken. Het baatte niet de schaduw verdween weer even snel als hij tevoorschijn gekomen was.Er was een enorme doorgang tussenin de bergen door, die uitmondde op een heuse marmeren poort. Op het eerste zicht kon ik er een wolven, vossen en leeuwen hoofd op zien die waren opgevuld met prachtige ornamenten en daaronder de tekst “SI vis passum, para bellum”Duidelijk met de hand gemaakt was dit nog eens het bewijs dat er leven was rondom mij, maar waar moest ik gaan zoeken?Ik probeerde rondom de poort de berg op te klimmen maar het had geen nut, de wanden waren te stijl en de ornamenten in de poort waren niet diep genoeg om de poort zelf te beklauteren. Teleurgesteld en met verminderde capaciteiten besloot ik om hier te wachten op iemand die door de poort moest gaan. Ik maakte een deftig plekje vrij tussen de rotsen en staarde naar de felblauwe hemel met af en toe een paar overheersende wolken die mij stilletjes in slaap wiegden.Na wat een goede droom was kwam ik weer bij in een niet al te aangenaam strooien bed dat bedekt was met een dun laken. De muren waren van steen en er was bijna geen decoratie, behalve dan het ene rek dat vol stond met boeken juist naast de deur. Naast het bed lag er een plateau met fruit op en ernaast een kom water met een glas.Waar was ik in godsnaam beland? Niet lang later kwam er een beeldschone vrouw in de kamer, ze was blond had een slanke vorm en prachtige bruine ogen met gele stippen erin. ”Ah je bent wakker” zij ze. “Je lag al een paar dagen te slapen, ik had bijna de hoop opgegeven dat je nog wakker werd, mijn broer heeft je gevonden naast de eeuwige poort en probeerde je wakker te maken.Toen dit niet lukte heeft hij je ingeladen in zijn kar en heeft je naar hier gebracht”. Ik bedankte de vrouw om mij te verzorgen nam mijn spullen bij de hand, maar op het moment dat ik wilde vertrekken vroeg ze mij aan tafel. ”kom” zei ze “ik heb juist het avondeten klaargemaakt ik zal er een bord bij zetten zodat je wat kan eten”. De heerlijke geur trok mij zo naar de keuken ze zette de borden op tafel en schonk mij een groot glas wijn in. Ik begon te eten alsof mijn leven ervan af hing, het eten was heerlijk.Na deze prachtige maaltijd stelde ze haar voor. “Ik ben Linwé wat is jouw naam?”, “surion” antwoordde ik volgend met “waar ben ik eigenlijk? Toen ik buiten liep was er geen kat te bespeuren en toch ben ik op een of andere manier hier geland?”. ”je bent hier in Highmere gelegen in Aelholt, we zijn een van de enige dorpen die de grote droogte overleefd hebben dat is ook de reden dat we je gevonden hebben. Mijn broer gaat altijd jagen in de woestijn sinds mijn vader zijn gezondheid zwakker aan het worden is. Tijdens de nacht komen de meeste dieren uit hun verstopplaats sinds het overdag veel te warm is. Tijdens zijn vorige jachtpartij was hij een wild hert naar de poort aan het leiden zo is hij jou tegengekomen en heeft hij je gered". Toen verlangde ze om te weten, “van waar ben je eigenlijk?". ”ik ben van Buschwyk in Aelwinn ik moest van de dorps oudste naar Sinai gaan, maar ik herinner mij dat ik uit het dorp vertrok en dan plots weer bewust werd in het midden van de woestijn”. “We zullen morgen eens naar Falco gaan mijn vader hij is onze dorps oudste die zal je misschien de juiste kant kunnen aanwijzen om in Sinai te raken”. "Ik heb wel een lange dag achter de rug dus ik ga nu lekker in mijn bedje gaan liggen.Ik zou je zeker aanraden om eens het dorp te gaan verkennen".Linwé haar huis lag volledig op de buiten omringd door prachtig vruchtbaar land, waarschijnlijk dat deze van haar familie waren. Ik kon een beetje verder licht zien dus ging op stap.In het dorp zelf was het prachtig overal was er groen en water. Met enorme irrigatiesystemen hadden ze het water van de weinige waterbronnen over het hele dorp verspreid. Je kon perfect zien waar het dorp eindigde, een paar meters verder was het land compleet uitgestorven. Er waren niet veel huizen maar elk huis was prachtig gebouwd met volle stenen die leken uit een rivier genomen te zijn, de ramen waren overdekt met witte houten panelen en de daken waren opvallend plat met speciale systemen ingebouwd voor de zo bijzondere regenbuien op te kunnen vangen. Na een deftige wandeling besloot ik om terug te gaan naar Linwé haar huis, nam een boek en begon te lezen tot ik weer in slaap viel. De volgende dag was ze al druk bezig in de weide om samen met haar broer het land te bewerken, ze had ontbijt klaargelegd met een klein briefje ernaast. “Neem wat krachten op en kom u dan bij mij vervoegen, ik heb nog iets wat ik je zou willen tonen.”Ik had geen tijd om alles deftig op te eten of Linwé kwam al binnen. “Kom ik zou je aan een speciaal familielid van mij willen voorstellen, pas wel op het is een speciaal geval.”Ik verliet het huis na Linwé en we gingen via de zijkant naar de achterkant van de woning. “Ik wil je aan Pegasus voorstellen.”Ze trok de deur van de stal open en daar was hij, een trots gevleugeld paard, met een perfect zwarte vacht en bloedrooie ogen. Het keek me aan met veel onrust, toen we dichter kwamen kon Linwé het paard op zijn gemak stellen.“Ik heb hem ooit gevonden niet ver buiten het dorp en sindsdien hebben we al heel wat meegemaakt samen. Hij heeft het niet zo voor vreemde personen”, zij ze tegen me. Ik keek het aan met deels bewondering en deels ongeloof, het hield elke beweging dat ik deed in de gaten. Pas toen linwé naar mij kwam om mijn hand te nemen begon hij zich op zijn gemak te voelen. Ik kwam voorzichtig dichter en dichter tot ik op armlengte was van het beest, en begon hem langzaam te strelen. Je zag dat hij ervan aan het genieten was, we klommen op zijn rug en waren klaar om de lucht in te gaan. Het was gelukkig een prachtige droge dag en de koele wind die om ons heen vlamde gaf een heerlijk gevoel. Beneden stond haar broer te wuiven naar ons met een brede glimlach tot we zo hoog kwamen dat we met moeite nog de grond zagen, we zaten in en boven de wolken het was ongelooflijk de snelheid en de hoogte gaven een perfect gevoel van vrijheid. Tot we ineens naar beneden tolden, ik werd van het paard gesmeten en dit gevoel van onsterfelijkheid werd heel snel vervangen door pure angst en adrenaline.Een opgekropte keel zorgden ervoor dat ik niets kon roepen. Na een paar honderden meters al slingerend door de lucht, zag ik ineens Linwé en pegasus in een duikvlucht langs mij om komen, je kon van Linwé haar gezicht aflezen dat ze aan het genieten was. Waarschijnlijk was ik niet de eerste persoon die dit meegemaakt had. Toen Pegasus een draaibeweging maakte en onder mij kwam te vliegen en Ik landde mooi op dezelfde plaats waar ik van gevallen was, de adrenaline begon stilaan weer weg te vloeien uit mijn verkrampte lichaam.Zo kon ik weer beginnen te genieten van deze unieke vlucht. We kwamen boven een dal terecht dat nog vulkanische activiteit bevatte, je kon de gassen uit de grond zien komen. In het midden van dit dal stond een klein huisje we begonnen te dalen en landden voor de deur. Redelijk opgelucht dat ik weer met beide voeten op de grond stond nam ik een diepe adem en het laatste beetje adrenaline verdween volledig uit mijn lichaam.“Dit is het huis van mijn vader, Falco, onze dorp's oudste."Zonder te wachten ging linwé naar binnen, we kwamen in een klein maar eigenaardig ingericht huisje terecht. Overal waren de rode muren gedecoreerd met schedels die met goud afgewerkt waren, in het midden was er een perfecte cirkel gemaakt uit kussens met daartussen een verwarmingsketel die eruitzag als een eeuwenoud roestende toestel dat al jaren buiten in de regen stond. Daar stond hij dan Falco op een kussen met zijn eigen te praten of het leek er sterk op, Linwé gebaarde mij direct om stil te blijven en te wachten tot hij uit zijn trance zou komen. Na een paar momenten kwam hij weer bij. “Dag Linwé eindelijk kom je eens langs, wie is deze jongeman?” Zei hij met een argwanende blik. ”Dit is Surion, we hebben hem gevonden in het midden van de woestijn, hij was op doortocht naar Sinai maar is onderweg volledig verloren geraakt." “ Sinai” mompelde hij en keek me aan alsof ik volledig zot was.“Wat zou je daar willen zoeken Surion?”, “ Ik ben gezonden door de dorps oudste van bushwyk hij zei dat ik dringend een bericht moest afleveren aan de koning, Maar toen ik het dorp verliet, raakte ik op een of andere manier bewusteloos en werd wakker in het midden van de woestijn op een plek die ik niet herkende”. Waarop linwé toevoegde “dat is de reden dat ik hem naar hier gebracht heb, in de hoop dat je ons wat verder zou kunnen helpen”. Falco; keek ons denkend aan tot hij ons aanwees om te gaan zitten op de kussens. We kregen elk wat te drinken en dan begon hij de conversatie weer “De oude stad van sinai is niet zo makkelijk bereikbaar, wat ik wel weet is dat er bepaalde ingangen zijn. De ene ingang is beter bereikbaar dan de andere maar ik heb geen idee hoe of waar deze te vinden zijn. Ik zal de geesten om hulp vragen." “De geesten?” vroeg ik.“Ja” zei falco, “ik zal jullie wel vragen om complete stilte en wat er ook gebeurt om niet tussenbeide te komen. Na dit gezegd te hebben nam Falco de kleermakerszit aan, spreidde zijn vingers en plaatste deze voor zijn lichaam ter hoogte van zijn schouders. Hij begon stil te neuriën en onverstaanbare woorden uit te brabbellen tot zijn ogen volledig wit werden. Hij begon met iemand te praten, Tot er ineens een druk kwam op zijn nek alsof iemand hem aan het wurgen was, je kon letterlijk de druk rond zijn keel zien. Hij begon te roepen en te schreeuwen, rollend over de vloer stampend tegen de kasten en hysterisch hijgend naar adem begon hij stilletjes de overhand te krijgen.Toen hij weer bij bewustzijn was keek hij me aan en zij met een angstige stem, “de geesten willen persoonlijk met jou in contact komen.” Hij begon een drank te brouwen, die mij zou helpen om de grens tussen de twee werelden te overschrijden.Ik hoopte gewoon dat de smaak beter zou zijn dan de walmende geur die het volledige huis aan het overnemen was, het leek of er vissen opgelegd waren in de zon en dat ze daar weken hadden gelegen, de geur was ongelooflijk degoutant. Toen het drankje af was kwam Falco naar mij “eerst en vooral leg je op je zij met een kussen onder je hoofd, moest je overgeven zou je anders stikken, en eens je tussen de werelden hangt kan elke aanraking een heus onbalans maken dat ervoor zou zorgen dat je niet terug zou kunnen komen, ben je zeker van je keuze?”, “we gaan ervoor” zij ik en ik dronk het drankje op. In eerste instantie voelde ik niks behalve die rotte smaak die door mijn keel liep, ik voelde hoe het zijn baan maakte naar mijn maag en daar ineens een stekend gevoel gaf als een zwaard recht in mijn maag, dit gevoel kwam stilletjes naar mijn hoofd en ik begon lichtjes te hallucineren. Na een paar minuten gingen alle lichten uit, ik was nog bewust maar kon niks meer bewegen of zien, ik was bijna volledig verlamd en schijnend blind. Toen ik het gevoel kreeg dat mijn voeten nat aan het worden waren begon ik weer stilletjes aan mijn zicht terug te krijgen. Ik zat midden in een moeras en was tot aan mijn enkels in het water, het was ijskoud je kon de dood zo horen langskomen toen de windvlagen opkwamen.Ik ging rechtdoor op iets wat leek als een pad, de volle maan verlichtte alles zo goed dat het nog angstaanjagender was, de verwelkte bomen en de kapotte struiken die met de wind mee een akelig geluid maakten.Ik voelde mij als een prooi in de gaten gehouden en elke stap die ik nam was dan ook harder en harder, mijn benen begonnen te trillen. Ik voelde mijn hart zo hard tekeer gaan dat ik dacht dat het gewoon uit mijn lichaam zou springen en weglopen. De weg die ik nam, kwam uit op een rechthoekig plein volgestrooid met oude beenderen die leken alsof ze afkomstig waren van dier als mens, de beenderen waren zo verspreid dat het natuurlijke aspect ervan bijna niet meer bestond. Ik was in het hol beland van een of ander beest dat kon niet anders.Ik had nog geen tijd om rechtsomkeer te maken dat er een zwarte schaduw rond mij begon te cirkelen sneller en sneller wat wel leek op een orkaan beweging plots wijkte het af nam een beetje hoogte en stortte zich in de grond juist voor mijn ogen. Verstijfd van de angst zag ik een gedaante groeien, een groene schijn omhulde een prachtig maar angstaanjagende vrouwenlichaam, de rode ogen keken me aan en hielden me in de gaten, haar lange haren vielen bijna tot aan de grond met haar rechterknie opgetrokken in een soort van vechtpositie hoorde ik haar fluisteren. “Eindelijk ontmoet ik de schepper van het equilibrium mijn naam is Ares”, in shock keek ik haar aan, de wind begon op te komen, ik kon het niet meer houden en werd omvergestoten, kwam oog in oog met een gouden schedel, zijn ogen begonnen te gloeien en de lichtstraal die uitkwam ging via mijn mond recht mijn lichaam in. Ik voelde een enorme energiestoot mijn lichaam overnemen en begon te zweven, volledig in paniek keek ik Ares aan en ze reikte haar hand uit naar mij. Toen ik haar hand vastnam begonnen al mijn aders op te zwellen, wat begon bij mijn hand kwam snel over mijn hele lichaam terecht, ik was volledig bedekt met donkerblauwe strepen waar mijn aders waren. Ineens spatte Ares uiteen in honderden kleinere schaduwen toen ik een hysterisch geschreeuw hoorde, “volg het licht, en je zal je duistere kant vervolledigen, het equilibrium moet hersteld worden voor het te laat is”. De schaduwen begonnen weer rondom mij te draaien als een wervelwind.Smeten mij in de lucht en …   "Hij is weer wakker” hoorde ik Linwé roepen, “wat heb je gezien heeft het je geholpen?” tot Falco tussenbeide kwam en verklaarde dat ik deze informatie beter voor mij hield, sommige dingen moeten niet geweten zijn.“Maar...” opperde Linwé, Falco keek haar aan en knikte afkeurend. “dan we gaan naar huis het begint laat te worden en pegasus zal ongeduldig worden als hij te lang vastgebonden blijft aan die boom”.Zo gingen we door maar ik kon niet genieten van de terugvlucht, wat bedoelde Ares met het licht volgen? En mijn duistere kant ontmoeten? Voor zover ik weet had ik nog nooit iemand bewust pijn doen leiden, na een deftig avondmaal konden we beide niet slapen. Toen Linwé vroeg of ik geen wandeling met haar wou maken, er was namens een plek dat ze absoluut wou dat ik bezocht.Het was de plek waar ze pegasus gevonden had. Onderweg begonnen we over alles en niks te praten, tot de conversatie een droevige draai aannam toen ze over haar ouders begon te praten. “Mijn ouders zijn omgekomen aan de eeuwig durende familie vloek, sinds meerdere generaties word mijn familie geteisterd door bizarre verdwijningen. Ze zijn op mijn tiende verjaardag gaan jagen en zijn nooit teruggekeerd. Ze zijn nooit teruggevonden en niemand weet waar ze naartoe zijn gegaan, en sinds dat deze vloek op de hele familie rust verwacht ik dat er ooit iets met mij zal gebeuren en ik zal verdwijnen. De meeste mensen in het dorp geven het niet toe maar zijn bang van mij, bang dat als ze te dicht bij mij komen dat ze ook zullen verdwijnen. Daarom zijn mijn broer en ik zo hecht omdat we hetzelfde lot moeten ondergaan, een eenzaam lot”. Nadat ik haar wat geruststelde kwamen we aan de rand van het dorp. Na haar gedachten weer in het positieve getrokken te hebben begonnen we weer rustig door te stappen, en gewoon te genieten van de wandeltocht tot ik ineens een zacht geluid van vallend water hoorde in de verte. “Dit is het” zei ze, met elke stap nam het geluid aan. Het begon alsmaar meer op een waterval te lijken. Toen we dicht genoeg waren kon ik zien dat ze me naar een kleine oase gebracht had midden in de woestijn er was een kleine vijver met stromend water dat van uit de rotsen kwam, met een paar bomen en omringd door wild begroei. “Hier heb ik pegasus gevonden, kort nadat mijn ouders verdwenen waren ben ik weggelopen uit het dorp, ik ben toen per ongeluk hier geland en zag hem gewond en uitgedroogd in het zand liggen net buiten bereik van de oase. Ik heb hem toen geholpen en meegenomen naar huis om te verzorgen.Nadat ik hem opgelapt had wou ik hem vrijlaten maar hij wilde niet meer weg. Pegasus heeft mij grotendeels geholpen in het verwerken wat er met mijn ouders gebeurd is, en is nu een van mijn belangrijkste vrienden na mijn broer. Zet je op je gemak ik heb in de loop van de jaren een paar stoelen gemaakt van de rotsen die hier lagen, een hoopje blaren en een steen is comfortabeler dan een stoel in mijn eigen huis.” Met een achtergrondgeluid naar de sterren kijken zonder enige haast of problemen was een ongelooflijke ervaring die ik nog nooit had meegemaakt.Op dat moment verdween alles het enige dat nog bestond was de oase en de inzittenden. We maakten er het beste van en het voelde alsof we elkaar al jaren kenden, ineens kwam er vanuit de bergen een lichtflits, maar even snel als hij tevoorschijn kwam, was hij dan ook weer verdwenen. ”Ik zie deze flits regelmatig” zei linwé, ik heb er in de tijd nog over gesproken met Mijn vader en hij heeft mij gezegd dat hij dit al eens onderzocht had maar er nooit een antwoord op heeft gevonden. Hij voegde er wel bij om nooit zelf te gaan kijken dat het een heel gevaarlijke plek was en toen bijna om het leven kwam. Toen we bijna in slaap vielen besloot ik dat het misschien beter was om weer naar huis te gaan, het was hier tenslotte onmogelijk om de hele nacht te blijven in de vriezende kou. Thuis wensten we elkaar een goede nacht en gingen gaan slapen. De volgende dag zat Linwé's broer ook aan tafel, hij reikte direct de hand uit en stelde zich voor als Amras, “Ik Hoop dat je je al beter voelt, toen ik je gevonden had, zag je er echt belabberd uit. Gelukkig heeft Linwé magische handen als het om verzorging gaat, zet je aan tafel het ontbijt staat al klaar. Ik heb een kaart meegenomen om je te helpen in je opdracht, Linwé heeft er mij daarnet alles over verteld”. En We komen mee, hoe meer zielen hoe meer vreugde en wie weet kan het nog interessant worden. Na een tijdje te twijfelen dacht ik wel dat dit nog een gouden kans was alleen zou het een heel lange tocht worden. Die avond begonnen de voorbereidingen er heerste een overheersende vreugde, het verlangen naar het onbekende maakte ons iets angstig, Maar de angst werd dan snel bedaard door nieuwsgierigheid. Nadat al onze spullen klaar stonden gingen we slapen, ik heb de hele nacht liggen woekeren in mijn bed misschien was het anticipatie of gewoon de slapeloosheid maar ik lag de hele nacht te piekeren over alles en niets. Al denkend viel ik in slaap en toen ik mijn ogen open deed was iedereen al druk in de weer. Amras liep rond als een kip zonder kop terwijl linwé alles aan het voorbereiden was op deze korte reis. Toen we vertrokken waren de zonnen op zijn hoogst. “Volgens deze kaart” sprak Amras “zouden we richting de grote poort moeten lopen, nu om deze open te krijgen zullen we op die plek moeten wachten tot een van de wachters er is en hopelijk zal deze ons door laten”. Met een rugzak die groter was dan hem had Amras moeite om ons te volgen. Het duurde niet lang of het zweet begon uit te breken, zijn gezicht werd zo rood als een tomaat en zijn enkels leken het te kunnen begeven op elk moment. Te trots om iets te zeggen besloten linwé en ik om een pauze te nemen om zo stiekem hem het leven wat lichter te maken. We vonden een kleine boom met wat schaduw om te kunnen rusten. Linwé begon direct weer over de droom die ik had. “Zeg nu wat heb je nu eindelijk gezien? Je zag er verslagen uit toen je terugkwam”. “Wel” vertelde ik, en vertelde toen de volledige droom in detail Amras en Linwé staarden naar mij met weide ogen, hangend aan elk woord dat uit mijn mond kwam. Na wat genoten te hebben van de rust moesten we stilaan weer op pad gaan, zo gezegd zo gedaan we namen onze spullen op en vertrokken weer. Amras was ongelooflijk opgelucht dat zijn zak wat lichter was en begon weer zijn enthousiasme terug te krijgen. Na nog een goede halve dag stappen, kwamen we aan aan de eeuwige poort. Daar zetten we kamp en hoopten dat we snel een manier zouden vinden om binnen te raken. Het weer draaide al snel om en de lucht begon overheersend grijs te worden. De wind begon op te komen en was stilletjes sterker en sterker aan het worden, er leek wel een oorlog aan de gang. De wind, de regen en de bliksem vochten om de lucht te kunnen overheersen. Met elke bliksemschicht die neerviel en elke windvlaag die ons aanviel voelden we ons minder en minder op ons gemak. Tot we besloten om in een grot te gaan schuilen niet zo ver van waar we zaten, de donder begon te galmen tussen de flitsende bliksem. Het regende zo hard dat het leek of we aangevallen werden door minuscule vallende stenen, we liepen zo snel mogelijk de grot in. Ik offerde mijzelf om wat dichtstbijzijnd hout bij te sprokkelen in de hoop dat het niet te nat was geworden om ons zo snel mogelijk op te warmen bij een heerlijk kampvuur. De donder kwam zo luid en hard aan dat het elke keer een kleine aardbeving veroorzaakte. Het meeste hout was al doordrenkt maar gelukkig lag er aan de binnenrand van de grot een groot gewas, volledig uitgedroogd hoopte ik er het vuur mee op te starten om zo het natte hout te drogen en op zijn toer aan te steken. De immense grot was prachtig in het vurige licht van het kampvuur, de wanden leken wel beschilderd met natuurlijke formaties die bijna een menselijke vorm aannamen. Een natuurlijke Picasso die ons bijna de hevige storm deden vergeten die buiten woedde. Amras was kapot en wou liever gewoon wat uitrusten, dus gingen Linwé en ik op onderzoek. We maakten een toorts elk en gingen dieper de grot in. De gang veranderde van vorm, van een kleine doorgang waar met moeite een mens doorkon, tot een immense poort waar een hele familie zonder probleem naast elkaar kon lopen. De hoogte veranderde nooit wat opmerkelijk was, het leek haast onnatuurlijk. Het leek of de grot diep in de berg ging, het onweer leek verder en verder te komen en “verdween” bijna volledig. Tot we opeens een harde klap hoorden, gevolgd door een hevige schreeuw van Amras, Linwé en ik keken elkaar aan en begonnen zo snel mogelijk terug naar de ingang van de grot te komen. De gang leek wel oneindig elke stap die ik zette, deed mijn hart sneller bonzen, de adrenaline helpte me om sneller te lopen dan ik ooit al had gelopen. Toen we aankwamen zagen we dat de ingang van de grot ingestort was. “De bliksem heeft mij bijna geraakt” Zij Amras hijgend, zijn been zat vast onder een enorme rots die door de inslag neergehaald werd uit het plafond.We renden naar hem toe en probeerden de steen te verplaatsen. Het plafond werd met de minuut instabieler en zou elk moment naar beneden kunnen vallen. Ik begon de wanhoop in Linwé haar ogen te zien, irrationeel,  deed ze wat ze kon om haar broer te redden toen het plafond naar beneden viel. Ik kon nog net op tijd springen en haar wegduwen. maar nu was Amras tot aan zijn hoofd bedolven onder de stenen, weer begonnen we steen per steen weg te halen maar het had geen nut. Amras was onherstelbaar verwond dus nam ik de beslissing om Linwé bij haar arm te nemen en tegen haar wil weg van haar broer te trekken. Ze klopte op mijn arm, begon te huilen, te roepen en te schoppen. Toen Amras uiteindelijk het leven gaf, werden zijn ogen volledig wit. Linwé stortte in en keek machteloos naar het levenloos lichaam van haar broer. Ze snakte naar adem tussen elke traan door. Haar laatste familielid was verloren gegaan. Ik wist niet wat te doen, ze moest daar weg voor haar eigen veiligheid! Ik nam haar weer vast gaf een harde ruk aan haar arm en stapte naar achter. Nam haar in mijn armen en liet haar uithuilen op mijn schouder. “We moeten hier weg” zij ik, “als we hier blijven volgt ons hetzelfde lot dat mag niet gebeuren. We zullen terugkeren en hem een deftige begrafenis geven”. “Maar nu moeten we weg!”. Ik raapte het beetje dat nog overgebleven was van onze spullen nam Linwé onder mijn schouder en we gingen dieper de berg in. Linwé was zo overstuur dat ze niet eens meer wist wie of waar ze was. Ik voelde mijn hart breken toen ik haar aankeek dit was niet de bedoeling, moest ik alleen gekomen zijn was dit niet gebeurd. Toen ik vond dat we veilig waren maakte ik een zo comfortabel bed mogelijk voor Linwé, legde haar neer en bleef naast haar zitten tot de tranen haar in slaap wiegde. Het hele voorval bleef maar terugkomen, wat was er nu gebeurd? Piekerend en als een film elk detail aan het bestuderen kon ik geen slaap vatten. Toen Linwé eindelijk wakker werd, stak ik de enige overgebleven toorts aan. We keken elkaar aan met een lege blik, de stilte was alleszeggend. Ze klauterde in mijn armen en bleef daar levenloos in liggen, tot het haar begon door te dringen dat we hier weg moesten. We zouden een uitweg vinden wat het ons ook zou kosten. We raapten ons op en liepen verder, maar het duurde niet lang of de toorts was opgebrand en we waren weer in de volledige donker. We konden geen haar meer zien en moesten op de tast afgaan, op een traag maar stabiel tempo kwamen we stap voor stap vooruit. We liepen hand in hand om elkaar zeker niet te verliezen. Ineens voelde ik Linwé stoppen, en dan zag ik het ook. Een dunne lichtstraal kaatste terug op de wand niet ver voor ons. We hadden de uitgang gevonden.We begonnen zo snel mogelijk naar het licht te lopen maar wat een lichtstraal bleek te zijn was een mineraal dat licht weerkaatste, er was een hevige draai en daar was het. In de verte een groot wit gat, het zicht waar ik op gehoopt had. We begonnen stilletje weer deftig te zien, het leek of we recht naar de zon liepen, het licht was zo fel dat we het niet direct aan konden kijken. We begonnen de warmte te voelen op onze huid, een lichte bries streelde onze haren het voelde heerlijk aan. Eens buiten kwam het besef dat we nog niet volledig buiten schot waren, we stonden op een richel een aantal meters boven de grond, er strekte een bos uit zo ver als we konden zien, maar we zaten nog altijd in de berg...Aan de rechterkant kon ik een heuse stad zien, met een toren die bijna tot aan het plafond van de grot kwam. Hetzelfde plafond dat door de jaren heen door de corrosie op een gatenkaas leek, de gaten waren groot genoeg om licht door te laten. En zo te zien genoeg licht om een volledig bos te laten groeien, het was prachtig. Na een kortstondig onderzoek zag ik dat er een kleine stenen trap was aan onze rechterkant. De trap kwam in een lage gang, die omgeven was door bomen. De vloer was aangelegd met grote kasseien, het was de perfecte mix tussen menselijke creatie en puur natuur. Linwé had het echt moeilijk en vroeg mij om door te gaan zonder haar, zodat ze wat kon uitrusten en eventueel wat later afkomen.Toen ik aan de uitgang kwam stond ik voor een immense poort omringd door een hoge muur. De wachters die de poort bewaakten merkten mij ineens op en kwamen mij tegemoet. Na een heerlijk glas water en een lang gesprek stelde een van de wachters voor om mee terug te komen en Linwé op te gaan halen.Na het hevige heen en weer stappen kregen we elk een kamer, ik zorgde ervoor dat Linwé goed geïnstalleerd was en bereidde mij voor om naar de koning te gaan om de brief af te geven.De koning zat op zijn hoge troon in een zaal waar Linwé haar volledige huis een paar keer in zou kunnen, en dit met het dak erbij. Het het dak was een volledig grit van driehoeken die steunden op pilaren aan de uiteindes, het gaf een gevoel van openheid en macht. Eens ik midden in de ruimte was begon ik al de wachters te zien rondom de koning. Ik begon een gevoel van ongemak te krijgen, ik voelde mij niet op mijn plaats, maar was wel blij dat de brief eindelijk aan zijn rechtvaardige eigenaar gegeven zou worden.Ik knielde een paar meters voor de troon en de koning deed teken dat ik de trap op mocht komen naar de troon toe.Maar toen ik de brief nam, kon ik mijn ogen niet geloven, het zegel was gebroken, de brief was geopend. Ik kon deze brief niet afgeven, maar de koning was al aan het wachten.“Is er een probleem?” vroeg hij me met een forse stem. Toen hij mij aankeek en weer naar de brief keek, kon je merken dat hij het door had. Ik begon te trillen op mijn benen, wat zich uitte op een hevige vecht of vlucht reactie. Maar ik besefte al even snel dat moest ik weg proberen lopen ik snel gestopt zou worden door het grote aantal wachters in de zaal. De enige oplossing die ik voor mogelijk hield was om de brief af te geven en hopen dat alles goed uitliep. Ik gaf de envelop aan de koning, je zag zijn hele gelaat rood worden van woede.Furieus gaf hij me een tweede kans om de brief af te geven en hij beloofde dat mijn straf dan veel lichter zou zijn. Maar ik had geen idee waar de brief lag, wie hem geopend had en waarom. Ik knikte nee en legde uit dat ik hem de hele tijd bij mij gedragen had dus dat het onmogelijk was dat de brief verdwenen was. Ik had hem effectief nooit uit het oog verloren en het enige moment dat ik hem niet bij mij had was toen ik mijn zak achtergelaten had bij Linwé om de wachters op te zoeken. Toen bedacht ik dat misschien Linwé hem voor een of andere reden gelezen had en vroeg de koning de toestemming om naar haar kamer te gaan.Hij deed teken naar twee wachters en ze vergezelden mij naar haar kamer waar Linwé voor de open haard stond. Toen ze me de kamer zag binnenlopen kreeg ze weer een glimlach op haar gezicht, diezelfde prachtige glimlach die ze had toen ik haar voor het eerst zag. Niet wetende dat het deze keer een heel prijzige glimlach was. “De brief ligt in de open haard, je bent net te laat” waren de enige woorden die ze uitsprak, ze kwam dichterbij en gaf me een kus op het voorhoofd.Toen ik begreep wat er effectief aan de hand was draaide ik mij om, ging naar de wachters en vroeg hen om mij weer naar de koning te brengen. Ik legde toen uit dat de brief verloren moest geraakt zijn in de grot, maar het eindvonnis zou met elke mogelijke verklaring hetzelfde geweest zijn.Hij smeet me zonder al te veel woorden in de cel.De vochtigheid was niet te houden zonder te beginnen over de geur...Na een tijdje begon ik de hoop op te geven, ik had zitten kloppen op de tralies, ik schreeuwde mijn longen uit, maakte zoveel geluid mogelijk maar niks had er baat bij. Niemand kwam naar beneden.Stilletjes aan begon ik mijn tijdsbesef te verliezen, elke minuut leek een eeuwigheid en elke seconde werd moeilijker en moeilijker om niet door te draaien. Tot ik uiteindelijk gewoon op de grond lag al rillend en wachten op wat dan ook voor mij gepland was. Het ergste was niet de cel of de vochtigheid noch de koele ruimte, maar niet weten wat er zou gebeuren, ik had geen controle meer en moest mij op alle mogelijke scenario's voorbereiden. De wachters kwamen uiteindelijk uit de kelder halen, ik werd naar boven gebracht en zo via het terras naar het grote buiten plein, het was volledig omringd door een hevige meute die al roepend en schreeuwend duidelijk maakten dat ik hier niet gewenst was. In het midden van het plein stond de gekapte man met zijn bijl, volledig voorbereid en klaar om gebruikt te worden. Al mijn spieren lieten los en ik stuikte in elkaar, de wachters raapten me op en droegen me naar de galg om mij zo op de bank te leggen. Toen ik nog snel links keek, merkte ik Linwé op die stond te kijken, ze had haar broer zijn pull in de hand en keek vol afschuw naar het ritueel dat voor haar ogen uitgevoerd werd. Toen de bijl uiteindelijk neerviel, rolde mijn hoofd tot aan haar voeten, ze raapte me, we keken elkaar oog in oog. Ik kon opmerken hoe haar prachtige ogen vol zwart opgevuld waren waren, het leek wel alsof haar ziel haar lichaam verlaten had. Na een paar seconden naar mij gekeken te hebben smeet ze mijn hoofd met haar volle macht in het kampvuur dat wat verder brandde en toen ging het licht uit.To be continued

Antek
64 0

Kruiptocht in een roze onderbroek

    vandaag dan richting het verlaten Doel de brug over het Troebelwater   voorbij een boel krap gewordenleeggevlogen nesten   er was geen herberg onderweg ook geen puree met braadworst rode kool het dagmenu voor laatkomers de fijnigheden alle uitverkocht   muziek meneer die jukebox wil niet meer de aftandse idolen hangen roerloos aan de muur   ik dank ze nog het meisje voor het stroef genaai de stof die roze restjes zitten lekker en ik   strompel lees ze de affiche aan de schandpaal dat het circus   wilde dieren heeft mensen lokken zal de tent wil vol   ik kruip onder tribunes olifantenvoeten door de modder zie de   de eeuwenoude Grote Goochelaarmijn god wat kent hij vele trucjes laat de mensen in het ongewisse groentjes lachen ook   hij buigt hij groet de clown met grijze grappen doch zijn brede grijns vertrouw ik niet ontvoert het kind in mij misschien   ik lonk nog even naar haar ferme buste en de pluimendiva schenkt mij nog een vlagje met vaarwel   slenter verder door het bos voor losgelatenheden richting bron de kleine beer stil in de rug   hij hangt de jaren aan mijn schouders prevelt wat hij wil dat alles vredig overleeft   de blinde moeite hebben mieren opgespaardik ben te moe leg ik ze uit   bij nacht dan zingt de krekel nog een laatste wiegeliedje en ik voel het aan de sterren   dat de brug berust het klare water vangen wil de bedding zich straks naar me plooit       uit de reeks  'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
0 1

Nowa Huta East Side

In een historisch pand aan de Melkmarkt wordt druk getimmerd. Als ik naar binnen kijk zie ik dat enkel de gevels nog rechtop staan. Enig facadisme is Antwerpen nooit vreemd geweest denk ik bij mezelf en glimlach heimelijk. In het gestripte portiek houdt een drietal mannen, gezeten op omgekeerde mortelemmers, schafttijd. Het witte stof van slijpende collega’s is nauwelijks gaan liggen, maar dat schijnt hen niet te deren. De struiste onder hen weet in 1,5 hap een banaan weg te werken, z’n zwarte box t-shirt spant om z’n borst. Nowa Huta East Side staat erop geschreven in een trots lettertype als was het een deel van de Bronx.   Tram der arbeid In de zomer van 2006 reis ik per trein van Warschau naar Krakau. De rit is lang, het landschap lieflijk, de hemel blauwer dan blauw. We beleven prachtige dagen ik en het Kriskras reisgezelschap. De oude stad Krakau is sprookjesachtig, de mensen vriendelijk en de geschiedenis bloedstollend. Na een bezoek aan de zoveelste locatie uit Schindler’s List heb ik het echter wel gehad met de oorlogsdramatiek. Ik ben benieuwd naar sporen van een recenter verleden, naar hamers en sikkels, naar solidarnosc. Thuis in de bibliotheek had ik me reeds ingelezen. Een quasi door de tand des tijds verorberde reisgids prees een arbeidersstad pal naast Krakau aan. Wie gaat er mee naar Nowa Huta? Ik houd een wervend pleidooi over de droom van Lenin, arbeiderspaleizen en wellicht vergane glorie. Maar de groep zeurt over zere voeten en verkiest een pils op het terras. In mijn jeugdige koppigheid besluit ik het er alleen op te wagen. Ik haal m’n moedigste Duits boven en koop een kaartje voor de tram. Nach Nowa Huta? De jongen van het kleine kiosk steekt vier vingers in de lucht en wijst voor zich uit. Zodoende neem ik tram vier richting het oosten.   Droom van staal Als er een ultiem vervoersmiddel is om je naar Nowa Huta te brengen dan is het de tram. Geheel in de lijn van de sovjetideologie is het stadsdeel prima te bereiken met openbaar vervoer. Langzaam rijden we het oude centrum van Krakau uit en wordt het aantal toeristen op de tram drastisch uitgedund. Na de groene rand te doorkruisen belanden we in een zwaar geritmeerd stratenpatroon. Woontorens uit de jaren ’80 verschijnen als eerste aan de horizon om daarna over te gaan in oudere laagbouw. Deze laagbouw in opvallend slechte staat, maar wordt nog steeds bewoond. Een dikke roetlaag heeft zich aan de gevels gehecht, pleisterwerk brokkelt af. De zorgvuldig ingeplande groenperken zijn in geen jaren onderhouden en naast de megalomane hoofdlaan staan aftandse Lada’s en Volkswagens geparkeerd.   Met Nowa Huta (Nieuwe Staalfabriek) wilde het communistisch regime aan het einde van de jaren ’40 een nieuw gebied voor zware industrie creëren, oftewel een industriële pied à terre in het juist veroverde Polen. Het idee was de ideale sovjetstad te stichten inclusief moderne woonaccommodatie voor de arbeiders, als tegenwicht voor het meer bourgeois karakter van Krakau. Helemaal de stijl van het sociaal realisme werd het een planmatige aangelegenheid, met plantsoenen, winkels, cinema, theater en een oversized standbeeld van Lenin als middelpunt.   De tram zet zijn traject verder. Op het centrale plein kijk ik gek genoeg recht op een kerk. Die werd na de val van het communisme bij wijze van vrijheidsbeeld als eerste gebouwd. Even later passeren we het Theater Ludowy (het Volkstheater) waar Tadeusz Kantor ooit de decors ontwierp en zijn visie over de podiumkunsten bij elkaar schreef in z’n bekende manifesten. Aanvankelijk werd het theater geleid door een overlevende van de holocaust die zijn publiek bij wijze van catharsis de meest verschrikkelijke stukken voorschotelde. Tijdens de communistische dictatuur was het een plaats waar onder het mom van artistieke metaforen enige denkvrijheid mogelijk was.   Dan stopt de bebouwing en duikt de tramlijn het bos in. Boven berkenkruinen triomferen torens van fabrieken waar het Ruhrgebied jaloers op zou zijn. Ik voel me nietig tegenover de kathedralen van de industrie. Aan de laatste halte van de tramlijn stapt een leger arbeiders op. Ze zijn opvallend mager. Zwart stof hangt van in hun gezicht tot onder hun nagels. De sfeer zit er echter goed in, er wordt volop gelachen en gezwansd. Alweer een werkdag die erop zit.   Terug in het hostel staan mijn frisgedouchte medereizigers me al op te wachten. “En?” Ik kan slechts één adjectief verzinnen, orwelliaans.   Ostalgie à gogo Surfend op het internet tracht ik uit te vissen hoe het Nowa Huta de afgelopen 10 jaar is vergaan. Een ware metamorfose. De straten zijn onderhouden, de bloemperkjes ogen vrolijk en sommige gevels zijn opgefrist. Ook aan herbestemming is gedacht. Wat ooit de cinema was, is vandaag een supermarkt.   En er komen toeristen. In ludiek uitgedoste Trabi’s komen ze een ommetje maken. Nowa Huta is hip, op het internet zijn t-shirts te koop. Die vinden gretig aftrek onder een nieuwe generatie. Toch denk ik dat je hier nog steeds niet voor je plezier komt wonen. In Nowa Huta blijft het leven Spartaans en is arbeid het hoogste goed… of toch zolang de fabrieken draaien. Voor zij die dat niet zien zitten is er hoop in het Westen en een t-shirt van de internetshop.   Van droom tot stof Terwijl ik het historisch pand aan de Melkmarkt voorbijloop denk ik aan Antwerps stof op Poolse schouders. Denk ik aan het witte contrast met het zwarte roet tegen de gevels van hun ouderlijk huis in Nowa Huta. En denk ik aan vadertje Lenin die zich in Moskou aan een vernieuwd Rode Plein wellicht omdraait in z’n graf.

sofievand
3 0

In de huurauto dragen wij pruiken

    Ik herkende je haast niet. Toen je uit de wagen klauterde, zag ik eerst je lange haar Clear Green A80. Je sloeg het naar achteren om nog iets uit het handschoenenkastje te nemen. Een kastje voor droge documenten en vochtige doekjes, behalve schoenen van allerlei soort.. De gps hadden we er nog als een prop bijgestoken.   Ik schaterde om de pruik die jou niet misstond. Maar waarom je die had gehuurd was me een raadsel. Ik kon me niet voorstellen dat men die als gratis extraatje op jouw hoofd had geplaatst. Het eerste wat je uitriep toen je het raampje open draaide, was dit: ‘De auto past me. Shady Green A80.’   Nu konden we de kofferruimte volstouwen met twee moderne valiezen; hard en op wieltjes. In de valiezen het belangrijkste: de kledij voor onze vrije tijd, de toiletzak (vreemd, dat ‘toilet’ maken van je gelaat en gebit) en het zwemgoed. De boeken, de wekker (we willen altijd en overal gewekt worden) de zakdoeken en de enige trui voor een kille avond op een terras. ‘Heb je gedacht aan een fietsband, schat?’ Je kijkt op als ik dat roep, en roept terug: goed idee! Een fiets, een huurfiets, een fietsband in reserve! Wat een stel hersens heeft die vrouw!   ‘Dit is belachelijk’, zei je met klem. Ik keek op. Ik zag dat de gele schuivertjes die het nephaar bij mekaar hielden, los gekomen waren. De krullen bedekten al één oog. Je vocht het uit met Clear Green A80 en ik vond het verstandig om niet tussenbeide te komen.   Ik was er bijna van overtuigd dat de buren als Shady Grey A70 achter de gordijnen toekeken toen wij de huurauto startten. De kanjer van een motor maakte geen agressief lawaai, maar hij maakte toch auditieve indruk met het herhaalde VROE VROE VROEMVROEM VROEOEMMM!! Ze hadden allen hun haar gewassen om ons uit te wuiven, dat kon ik zo al raden. Maar geen mens trok het glasgordijn opzij.   Ik reed zolang ik veilig rijden kon, zo’n slordige vier uren. Dan nam jij van me over, het stuur speelde daar de hoofdrol. Ik profiteerde van de situatie en werd DJ van de rit. Eerst een gevoelig lied, dan nog een gevoelig lied (maar ouder) en dan nam ik een grote sprong naar Nina Hagen. Punk! Jaren die versleten in de container van mijn levensweg werden gesmeten, maar nu terug opgediept. Ik ging absoluut niet meer akkoord met de overtuigingen van Nina. Ze moest dus wijken voor Ozark Henry, de man die zijn artiestennaam had gevonden in de bergen. Die naam teruggaf aan de wereld van miljoenen fans. Vervolgens deed ik het land van bestemming alle eer aan, hoewel de muzikant een Belg was. Ik liet Brel zingen, omwille van de taal. Het Franse brood in de oven dachten we er bij.   En de rit op de snelweg verliep sneller dan verwacht, trager dan gehoopt. Ik keek naar buiten en zag de borden, de afstanden, de snellere mensen in hun zetels van leder die een zuurzoete blik wierpen naar onze wagen in Clear Green A80. Ik was misschien de enige getuige van een konijn dat uit het wild recht in zijn ongeluk liep. De banden pletten het arme dier. Dark Brown A77. Een andere waarneming was deze: de zon die met behulp van haar sterke stralen op de achterbank van de huurauto plaats nam. Onverwacht en zeer welkom. Ze straalde van achteren naar voren, op onze wangen waar ze een blos zette, en in onze handen waar ze zweetdruppels achter liet. Mijn pruik haalde het van andere humor. Andere bestuurders keken me aan en schokten dan van het lachen omwille van mijn Bobje in Clear Orange A80. Vanzelfsprekend droeg ik een topje van dezelfde kleur. In het zonlicht werd jij vrolijk van me. Zo zei je dat.   ‘Deze vakantie is de mooiste ooit’, beweerde ik. Je fronste de wenkbrauwen. ‘Echt? Waarom zeg je dat?’   Omdat de pruik, omdat jouw hoofd, omdat jouw gedachten als het ware binnen dringen in mijn zwijgend bestaan, mijn stille wereld vol zon en schaduw en zure beertjes van de snelweg. De konijntjes van het vertrek. Ze laten hun tranen drogen op het asfalt.   Je keek me nog eens vragend aan. Schudde het hoofd, gaf me een kus in Clear Red, ongenummerd.      

Ingrid Strobbe
3 0