Zoeken

Bij Jeanke

Ik kocht een boek met daarin enkele wandelingen die een schrijver meer dan 100 jaar geleden in zijn stad maakte. We volgen zijn pad. Idolatrie ten voeten uit. Bij Jeanke staat er sierlijk met gebogen letters op het raam van een café waar hij wel eens kwam. Het pand is nog net herkenbaar op de foto in het boek. We zijn de enige klanten. De patron is een grote man met opvallend brede schouders. Het verkleinwoord is niet op hem van toepassing. Hij is een hele Jean. "Goedemorgen. Nieuwe klanten stellen zich altijd dezelfde vraag", zegt hij aan onze tafel, waarna hij naar een grote ingekaderde foto aan de muur wijst. "Dat is Jeanke", vervolgt hij. Op de foto zien we een kleinere man in een net pak. Hij rookt een dun sigaartje en zit aan hetzelfde tafeltje aan het raam waar wij nu zitten, maar er staat iets anders op het caféraam achter hem. Ik moet het in spiegelschrift ontcijferen. "Café Welkom", lees ik. “Zo heette het café 100 jaar geleden al, toen de schrijver hier nog kwam.” "Toen ik het café een vijftal jaren geleden overnam en met de verbouwingen bezig was, kwamen een aantal van de oude vaste klanten een kijkje nemen”, zegt de patron. “Al snel viel de naam Bij Jeanke. Wat bleek? Niemand zei Café Welkom, maar wel Bij Jeanke, omdat hij hier jarenlang dagelijks zat. Hij was jong weduwnaar geworden. De nieuwe naam voor het café was gevonden. Deze foto kreeg ik van zijn familie. Niet lang nadat de vorige eigenaar het café sloot is Jeanke gestorven.” Als hij even later terugkomt met onze bestelling, vraag ik hoe zijn naam is. “Een aantal klanten weten het, maar ik hou het geheim. Iedereen spreekt me toch aan met Jeanke. Het is al bij al een mooi verhaal.”

Rudi Lavreysen
18 1

Berrevoets

"Het huis staat er nog." Ik was vergeten dat vader het altijd zei als we met de auto - het moet die blauwe Renault 6 zijn geweest – bij onze oprit indraaiden. Alsof het huis gestolen kon zijn geweest. Of afgebroken, of erger. Wat straf zou zijn, want we waren nooit lang van huis. Het was wellicht zijn manier van zeggen dat het altijd goed thuiskomen was.  Vervolgens door de witte garagepoort naar binnen. Later werd die vervangen door een bruine kantelpoort, waarmee je toch voorzichtig moest zijn. Ze had een kleine terugslag.  Eenmaal binnen had iedereen zijn of haar ritueel. Bij mij was het de gewoonte om na mijn schoenen ook mijn sokken uit te trekken. Pantoffelfabrikanten hebben aan mij geen woekerwinsten gemaakt. "Onze Rudi loopt weer berrevoets", zei onze pa als hij het zag. "Trek toch sokken aan. Of sloffen." Ik doe het nog altijd. Is het om gezondheidsredenen? Nee, eigenlijk niet. De ene blotevoetenkenner zegt dat het gezond is om je voeten contact te laten maken met de ondergrond, terwijl de andere beweert dat het niet goed is voor je houding. Ze spreken elkaar net zo hard tegen als onze pa en een van onze kaartnonkels, waarbij de ene beweerde dat hij wel goede speelkaarten had en de andere het stellig ontkende met "Gij hadt zelfs geen vluchthand". Een zin die ik als kleine jongen betoverend vond, maar nog niet begreep. Och nee, gezond of niet, die blote voeten. Het is thuiskomen, net zoals vader indertijd zei dat het huis er nog stond. "We lopen weer berrevoets", zeg ik dan stilletjes terwijl ik over de vloer schuifel. "We?", vroeg mijn vrouw onlangs. “Ik niet.” Ik zei het blijkbaar luider dan ik dacht.  "Euh, jawel", zei ik. "Ik zeg 'we' zoals in het koninklijk meervoud. Het meervoud van tevredenheid."

Rudi Lavreysen
17 1

Sneeuwpret

Het sneeuwt al dagen en er is een flink pak sneeuw gevallen. De temperaturen komen overdag niet meer boven nul uit. Op de grote vijver in de buurt ligt een laagje ijs onder de sneeuw. De wind komt uit het noorden en is guur. Het is goede plaksneeuw, een sneeuwpop kan niet lang op zich laten wachten. Ze zijn goed aangekleed tegen de kou en de sneeuw. Alle kinderen uit de buurt maken gezamenlijk een sneeuwpop. De kinderen rollebollen door de sneeuw en maken veel plezier. Ze helpen elkaar met het maken van het onderlijf van de sneeuwpop. Een andere groep is bezig met het hoofd van de sneeuwpop. Iedereen is volop en geconcentreerd bezig. Moeders kijken af en toe door het keukenraam naar de kinderen. Tussendoor is er een sneeuwgevecht en zorgt voor wat afleiding. Het is al vroeg donker en de sneeuwpop staat maar is nog niet aangekleed. De volgende dag leggen de kinderen de laatste hand aan de sneeuwpop. Een kind haalt een warme sjaal van thuis. De jongen van de boerderij neemt een winterpeen mee voor de neus. Het kind van de kolenboer zorgt voor de steenkool voor de mond en de ogen. De steenkool zorgt voor een big smile op het gezicht van de sneeuwpop. Twee ouderwetse bezems worden gebracht door de vrouw van de buurjongen. Iedereen is naar huis en de sneeuwpop blijft alleen achter. Zijn ogen beginnen te glinsteren in de vroege en vooral koude avondzon. Een hoed voor de sneeuwpop is het enige wat ontbreekt. Hevige sneeuwval zorgt voor een koude knar van de sneeuwpop. Dagenlang staat de sneeuwpop daar zonder hoed tegen de schrale wind met een kaal hoofd. Een bejaarde man, Eef Save komt al dagen langs met zijn rollator en wordt blij van de sneeuwpop. Het ontbreekt de sneeuwpop alleen aan een mooie hoed. De oude man is het zat en gaat thuis zijn mooiste zondagse hoed halen. Met veel moeite lukt het hem de hoed op de kop van de sneeuwpop te zetten. Voldaan loopt hij door de kersverse sneeuw naar huis en kijkt nog één keer achterom. De sneeuwpop geeft Eef Save een knipoog.

Jan Sluimer
4 0

Ja, precies

We stappen door het fraaie stadje Haarlem en achter ons babbelen twee uit de Hollandse kluiten gewassen jongemannen er vrolijk op los. Ze hebben het over games. Een overgroot deel van wat ze zeggen begrijp ik niet. Gamerstaal. Wat ik wel versta is waarmee de ene bevestigt wat de andere zegt. "Ja, precies!" In de auto ernaartoe hadden we het er al over hoe vaak onze Nederlandse vrienden 'Ja, precies' zeggen. Telkens als we het horen, kijken we instemmend naar elkaar. In het hotel zegt de receptioniste het tweemaal. Bij het bezoek aan het prachtige Frans Hals Museum, een uitgeweken Antwerpenaar, horen we het niet. Een kleine honger dient zich aan. Ik heb al een paar zaken met een Franse naam gezien. Het zijn misschien Belgische invloeden? Van Frans en zijn volgelingen. Bij Monsieur Rouge is geen plaats. Wel bij het vlakbij gelegen Morris. Zoals de striptekenaar van Lucky Luke. Ook een Belg. Het is een hippe tent. De ober vraagt of we zijn formule al kennen. Kijk, een hippe tent tot daaraan toe, maar als ze met wiskunde beginnen, zijn ze me kwijt. Het blijkt iets te zijn met hapjes en kiezen en sharing. Het is me veel te ingewikkeld. Mijn vrouw vraagt of we ook gewoon à la carte, zonder de formules, kunnen eten. We krijgen een 'ja, precies'. Hij vraagt vriendelijk hoe mijn steak gebakken moet zijn. "Saignant graag", zeg ik. Hij kijkt me aan alsof ik plots in het Swahili begin. Ik heb me wat op de hals gehaald. "Ah, sorry", zeg ik. "Zo zeggen ze dat bij ons, vanuit het Frans. Eerst bleu, dat is amper in de pan, en dan saignant". "Ik begrijp het", antwoordt hij. "Hier is dat medium rare." Het is eruit voor ik er erg in heb. "Ja, precies", zeg ik.

Rudi Lavreysen
14 3

Zerp aas en paarse lippen

‘Een driehoek is een vierhoek met een handicap’   En de hoeken zelf. Die worden hierdoor scherper. Spits en snedig. Opgehangen is zo’n driehoek ideaal. Een schommel voor die rare vogel. Zerp aas in de bek. Paarse vlekken op de vleugels en de ooievaar lust ongeluk.   ‘Hij hangt in de lucht als een afgedreven klucht’   En wie heeft al dat lachgas geslikt. Dimitri. Weet jij misschien waarom. Die lippen kunnen amper nog bewegen. Lamgeprikkeld. Door een cactusje of twaalf. Een half dozijn in elke hoek. Een mond die niet meer eten wil.   ‘Tongverlies gebeurt wanneer gewed wordt op de stilte’   Er wordt best gezwegen. In lokalen en bokalen. Derde verdieping en richting zolder. Daar slapen vele foetusjes. Gestold in formol en ik zeg het je. Dimitri. Had je maar een ladder. Kon dit dakraam maar open. Eer die afgrond.   ‘De regenboog is het beste wapen tegen grauwe dagen’   Doch. De pijl is lang niet puntig genoeg en wie zal die moord plegen. Dimitri. Wil iemand een kop voor zijn krant met voetnoten. Voor een lijf met scheve poten. Leeft ergens dat wezen. Onbevangen. Dat zich met jouw angsten voeden wil.   ‘De pompbediende zegt dat elke druppel zijn weg vindt’   Na de plensbui volgen afgebroken gletsjerwanden en in het achterland wordt gevreesd. Voor overstroming van de vergeetputjes. Allicht ook het binnenplein. Dimitri. Jongen. Echt. Door die zee vol dode beesten wordt het moeilijk varen.   ‘Dit vaarbewijs is geldig vanaf het eerste vaarwel’   Pas wanneer er schot in komt. Die stoomboot bijgetankt heeft. Trek nog een paar strepen. Teken golven overal. Zet wat kruisjes in de atlas van de dood. Morgen. Rakker. Dan breng ik nog meer stiften voor je mee. Rood. Paars. Blauw en grijs. Nog meer felwit papier. Voor snijdende lijnen. Drie- en vierhoekjes. Niet al te groot en vergeet niet. Die grauwe lucht. Twee meeuwen in een V. Het zerpe aas en die bezopen fee. Met paarse lippen.       uit de reeks 'Duim voor Dimitri'

Bernd Vanderbilt
1 1

Salvatore is een beenhouwer

  Ik pas zelfs achterin. In die holte. Die ruimte. Voor dat reservewiel. Ik kan mezelf krullen. Oprollen. Als een turnslak. Als een egel die zijn stekels sterk bemint.   Ik pas nooit iets in een hokje. Sta liefst gewoon naakt in een winkel. Bloot. Ik meen dat echt. Het liefst nog bij een beenhouwer. Omdat mijn merg geliefd is bij de gieren.   Hij kweekt dat. Al wat vliegt. In die kooien van zijn vrije tijd. Vogels die hij dood in poeder voedert. Onversneden gal en blaas. Ja. Iets met hobby’s. Tijdverderf en eigen aas.   Diezelfde zak. Hij heeft mijn jas eens uitgekamd. Op zoek naar iets. Hij wil voorzeker alle schilfers ook mijn vel vergaren. Om een pop te maken voor zijn veld.   Ik pas daar allicht in. In dat kostuum voor lege koppen. Ja ik wil. Gewoon die wind en amper voelen. Niet eens weten wat er beter hoort. Of waar het midden ligt. Dat mes. De evenaar.   Het is de zon die opkwam tegen wil en dank. Maar niet met mij. Zo sprak ik tegen hem. Die marchand in vlees, macaber wild in stukken. Hij moet geboren zijn toen Chaos door de leegte sneed.   Hij schudt altijd zijn kop als ik hem domweg vraag. Wanneer zijn vinken blind geworden zijn. Dat hart zo kil. Daarna ga ik gewoon weer voort. Ik lift zo graag.   Er wordt altijd gestopt als ik op asfalt zit. Een buiging maak. Ik groet de beesten van de straat en mag dan zomaar mee. Omdat het gewoon past. Ik zit graag in die holte.   In plaats van een reservewiel zou ik nog liever zinloos zijn. Geen autospiegel. Neen. Of zien wat er nog leeft. Wat niet. Gelukkig nog dat ik mezelf zo krullen kan.   Dat ik die egel wonen weet. Het kwijl van slakken eten durf. Echt eten is dat niet. Mijn merg wordt daar niet beter van. Er is geen zenuw die daar ooit naar heeft gekraaid.   Sapperloot. Die kloot hij heeft gewoon wat ik niet wil. Een auto. Winkel. Hobby. Vogeltralies en een veld. En toch. Hij blijft op zoek naar iets. Naar toeverlaat.   Ik heb hem ooit één vinger afgesneden. Zodat hij niet kan wijzen. Niet naar mij. Noch naar zijn eigen zieke boel. De zot. En op zijn deur hangt nu een blad.   Iets met een rally zonder tijd. Door platgereden land en leven. Is men op zoek naar Salvatore. Of een route weg van hier. Die imbeciel. Hij komt altijd terug.   Omdat hij denkt dat vogels naar hem fluiten. Hem om graan en ingewanden vragen. Omdat hij zelf graag in zijn kooien toeft.   Geloof me. Mens. En vanaf morgen. Slaapt hij denk ik. In zijn eigen diepvries. Languit. Voorgoed. Als het aan die vinken lag.       uit de reeks 'Over eelt en zurkelteelt'

Bernd Vanderbilt
5 0

Hij is dood

‘Ik dacht dat jij in Spanje zat?’‘Alleen zeker?!’‘Hoezo?’‘M’n vriend is toch dood’‘Oei dat wist ik niet’ Ik zag hoe de vrouw op haar lip beet en in stilte verder ging met haar boodschappen op de band te leggen. De facelift die ze ooit had gehad zag er uitgezakt uit. Het verdriet had alles naar beneden gesleurd. Ze zag eruit of ze weggelopen was uit een theaterstuk met een dramatisch einde. Het theater van het leven. Wellicht was ze jaren geleden, na de scheiding van haar eerste man, dol-verliefd geworden. De man van haar leven. Een avontuurlijke sterke jonge vent, tien jaar jonger dan zij. Het leven lachte haar toe. Zij zag er toen jong en fris uit voor haar leeftijd. Hij had haar meegenomen op zijn avonturen in het buitenland.  Zijn werk noopte hem tot veel reizen. En zij mocht altijd mee. Ze gaf haar job en carrière met plezier op. Hij verdiende toch genoeg voor twee. Na jaren uit een koffer geleefd te hebben , vestigden ze zich uiteindelijk in Spanje. Het klimaat, de gezonde lucht, het lekkere eten, vrienden.. het waren allemaal doorslaggevende factoren die hen tot deze beslissing brachten. Op aandringen van haar vriend had ze alle schepen in haar thuisland achter zich verbrand. Hij kocht een beest van een villa, met zwembad en zicht op zee. Ze waren gelukkig. Maar het noodlot sloeg onverbiddelijk toe. Covid overspoelde de wereld en eiste zijn tol. Toch was niet Covid de grote schuldige. Nee, na drie vaccin’s en een vierde booster zakte haar sterke jonge vent als een pudding in elkaar. Dood. Oorzaak: een Tia. Aangezien er op praktisch vlak nog niets geregeld was voor haar, ging de villa automatisch over naar zijn oudste zoon. Zij was verplicht terug naar België te keren, zonder geld, zonder huis. Zijn kinderen hadden géén ruimte voor de vrouw die hun vader gestolen had van hun mama. Ze weigerden om het anders te zien. De vork zat echter anders in de steel. Hun papa was hun mama al jaren moe geweest en wilde al lang weg van haar. Toen hij de knoop doorhakte, werd de vrouw waar hij verliefd op werd, uiteraard de zondebok. Zij woont nu bij haar dochter en zoekt naarstig naar werk. Zonder resultaat. Overal vinden ze haar te oud. Over twee jaar mag ze met pensioen…

Heidi Schoefs
27 0