Zoeken

De waarheid

Dat ze niet bestaat, althans niet in de duale realiteit die wij ervaren, luidt de som van mijn doorgedreven (zelf)bevredigende contemplaties. Want hier* is elke ervaring subjectief. Elke interpretatie van het leven vindt plaats vanuit een uniek perspectief, een persoonlijk kader dat de authentieke grenzen afbakent. Objectiviteit is niet meer dan de bereidheid om daarmee rekening te houden. Aangezien niets kan bestaan zonder zijn tegengestelde, is geen enkele bewering absoluut (ook deze niet). Niets is geheel waar of onwaar. Het omgekeerde van elke uitspraak leeft evenzeer en is evenwaardig. Toch spelen wij mensen graag een spel dat Verdeeldheid heet. De ene zegt iets en de ander doet een tegenbewering. We doen alsof iemand het bij het rechte eind kan hebben. En schrijven de ene waarheid meer waarde toe dan de ander. Maar de ‘waarheid’ is dat ze niet zonder elkaar kunnen. Elke bedenking, bewering en beweging die ik maak, werpt een contrasterende schaduw. Dat hoort onlosmakelijk bij het creatieproces. Mijn handelen stamt voort uit de bron van mijn persoonlijke waarheid. Het is een kern waarop ik mijn keuzes afstel, rechtstreeks gelinkt aan mijn gevoelswereld. Sommigen zullen mijn waarheid herkennen, waardoor we elkaar zullen aanduiden als gelijkgestemd. Anderen zullen erop botsen en ze als onzin afdoen. Als de waarheid niet bestaat, dan is er niets afgebakend. Dan is werkelijk alles mogelijk. De combinaties en variaties zijn oneindig. De scheppingskracht (God, natuur, universum, …) sluit niets uit. Deze onbegrensde inclusie zouden we absolute liefde kunnen noemen. Dualiteit is zowel een overkoepelende wetmatigheid als een eigenschap van iedere schepping. Zo is iedere mens begrensd, alsook onbegrensd. Dit inzicht druppelde via verschillende (om)wegen bij mij naar binnen. Op sommige momenten werd ik er haast door overspoeld en vond ik mezelf vrolijk plenzend te midden van stralen klaarheid. Het diepgaande besef dat alles bodemloos paradoxaal is, kan anderzijds ook verlammend werken. De notie van oneindigheid heeft dat effect op onze beperkte vleselijkheid. Om succesvol te overleven, zijn hokjes handig. Net als iedereen, dien ik mezelf af te bakenen, te bepalen tot waar ik reik, doch weet ik dat ik tegelijkertijd onbegrensd doorstroom in alles rondom mij. Dit maakt dat ik geen externe schade kan toebrengen zonder daarmee ook mezelf te raken. Mijn intenties naar de buitenwereld toe weerspiegelen hoe ik met mezelf omga. Alles waarvan ik mij afscheid, zorgt ervoor dat ik mezelf (her)ken. Elke scheiding baart een verbinding, net zoals juist altijd op zoek zal gaan naar fout. De dwarsliggende waarheid van een ander, houdt de mijne overeind. * in dit universum of tot waar onze ervaring reikt. Daarbuiten kunnen er andere wetten gelden.https://www.karoliendeman.com/blog/2021/12/13/de-waarheid

KarolienDeman
10 1

Wie is bang van de Grote Boze Wolf?

Een ware held heeft nood aan een vijand, die niet zozeer zijn welvaart, maar vooral die van een ander bedreigt. Een held ben je immers nooit alleen. Die status krijg je enkel bij gratie van het volk. Sommige mensen worden held uit noodzaak of altruïsme, maar de meesten zijn gedreven door eerzucht. Misschien is het dan ook geen toeval dat zelfs in het zo rustige Limburg, waar in ’t bronsgroen eikenhout een wolvenroedel huilt, een boer zijn riek uit de mestvaalt trok en met 3.000 medestanders de straat optrok tegen de aartsvijand van het Europese platteland: de wolf. Bij gebrek aan kwaadaardige genieën, Oosterse potentaten en vreemde bezetters bevredigen moderne Europeanen hun nood aan episch heldendom door strijd te voeren tegen de sprookjesschurk met de grote oren, grote ogen en grote tanden. De Grote Boze Wolven-fakkeltocht van vrijdag 24 september ademde dan ook de feeërieke sfeer van de Hasseltse wintermarkt. Een kudde met kerstverlichting opgedirkte schapen liep door de schaarsverlichte weiden waar een massa lachende, pratende plattelanders verzameld waren. De toortsen die ze droegen waren elektrische tuinfakkels, die je kon kopen voor 2 euro per stuk. Enkele deelnemers hadden zich verkleed als wolven, schapen en varkens.  De samenkomst trok zoveel aandacht dat zelfs de burgemeester van Oudenburg zich had verwaardigd om langs te komen. Pony’s, biggetjes en een Grote Boze Wolf Hoe gemoedelijk de sfeer ook was, de spandoeken en kartonborden toonden een minder fraai plaatje. Van het krachtige ‘Weg wolf’ tot het krakkemikkige ‘Wij willen boeren, maar geen wolven voeren’, elke slogan protesteerde tegen de aanwezigheid van de illustere voorouders van onze trouwe viervoeters. De boodschap was duidelijk: Limburg is op oorlogspad. Zoals in elke oorlog was de waarheid het eerste slachtoffer. Geïnterviewde deelnemers waren overtuigd dat de wolf was ‘uitgezet’. Sommigen vonden dat wolven thuis horen in een reservaat. Een vrouw was zo overtuigd van de bovennatuurlijk krachten van een wolf, dat ze meende dat zelfs een wolvendraad geen soelaas biedt tegen zijn het verzamelde hoogspringtalent van een wolvenroedel. Een beproefde tactiek uit de oorlogspropaganda is om kinderen in het plaatje te brengen. Wat als de wolf genoeg krijgt van lamsboutjes? Wat als hij meer zin heeft in kindervlees? Schermen met de dreiging van angstige, huilende en weerloze kinderen is doorgaans voldoende om de harten te winnen. De kans dat een wolf een kind doodbijt is weliswaar kleiner dan dat er een meteoriet in je beerput valt, maar koude logica is zelden bestand tegen de verzengende hitte van een mensenmassa in beweging. Een ander typisch kenmerk van propaganda is dat de ‘dreiging’ in alle geuren en kleuren wordt benoemd, terwijl de ‘oplossing’ gehuld blijft in nevelen. Tenslotte beschouwt niemand zich graag als een moordzuchtige gek die het uitroeien van een diersoort op zijn geweten heeft. Nee, de wolf is slecht. Niet wij, gewone mensen, die vol zitten met goede bedoelingen en praktische oplossingen. Tijdens de ‘Grote Boze Wolven’-mars kwamen veel staaltjes van die ‘praktische oplossingen’ aan bod. Twee mannen in carnavalskostuum – de ene verkleed als wolf, de andere als varken – suggereerden dat ‘ze’ de wolf gewoon moeten ‘wegdoen’. Hoe dat moet gebeuren, was minder duidelijk. Misschien hoopten ze de roedel te vangen in een net en hem te droppen boven de Russische steppen? Of misschien moesten ze te rade gaan bij de vrouw die bang is dat een roedel wolven over haar wolvendraad springt. De wolf is weliswaar een prachtig dier, zei ze, maar toch hoort het dier hier niet thuis. Ze stelde dan ook voor om alle wolven op te sluiten in een reservaat afgebakend door een gigantisch hek. De wolf is een angsthaas De argumenten van de actievoerders zijn niet nieuw. Ze duiken overal op waar mensen in conflict komen met wilde dieren. Ook in de Pyreneeën en de Alpen klagen lokale bewoners over beren en wolven die met ‘te veel’ zijn en ‘hier niet thuishoren’. Ook al neemt niemand het woord uitroeiing in de mond, het is wel de logische consequentie van zo’n gedachtegang. Mensen houden van wilde dieren, zolang ze niet in de buurt komen. In een wereld gedomineerd door mensen komt die eis echter neer op een doodvonnis, een zware straf voor een schepsel dat minder gevaarlijk is dan een schoothondje. Aanvallen van wolven op mensen zijn immers extreem zeldzaam. De voorbije 50 jaar vielen wereldwijd slechts 17 slachtoffers door de aanval van een wolf. De helft van die gevallen had bovendien te maken met hondsdolheid, een ziekte die in onze contreien is uitgeroeid. Andere aanvallen hebben dan weer te maken met dieren die zich in het nauw gedreven voelen. Daarvoor bestaat echter een eenvoudige remedie: Laat die beesten met rust. Kortom, mensen lopen meer kans om verscheurd te worden door hun poedel, dan om opgepeuzeld te worden door een wolf. De mens zou nochtans een makkelijke prooi kunnen zijn, maar eeuwenlange vervolging heeft wolven bang gemaakt. Dat is een gevolg van natuurlijke selectie. Schuwe wolven maken nu eenmaal meer kans om een confrontatie met mensen te overleven, dan hun stoutmoedige soortgenoten. De kans dat jouw dochter of kreupele moeder wordt opgepeuzeld door de boze sprookjesschurk is dan ook fabelachtig klein. Wie wel moet vrezen zijn schapen, koeien, geiten, pony’s en honden. Volwassen runderen en paarden zijn zelden slachtoffers, al worden verzwakte en oude exemplaren wel eens aangevallen. Een wolvenroedel met een eigen, goed afgebakend territorium valt echter minder snel landbouwdieren aan. Gedomesticeerde dieren vormen bovendien een miniem onderdeel van een wolvendieet. Wolven jagen liever op wild, zeker als ze eenmaal begrijpen dat vee eigenlijk een lastige prooi is. Veehouders kunnen het gedrag van wolven mee sturen door het plaatsen van wolfwerende omheiningen. Een goed geïnstalleerde schrikdraad voorkomt 98% van alle aanvallen en leert wolvenroedels dat ze in de toekomst beter geen moeite doen om een sappig schapenboutje te veroveren. Een bijkomend voordeel is dat zo’n omheining ook loslopende honden op afstand houdt. Alle andere oplossingen – met de mogelijke uitzondering van kuddebeschermingshonden – zijn onrealistisch en wreed. De ‘oplossing’ om wolven op te sluiten in een reservaat gaat volledig in tegen hun sociaal gedrag. Wolven groeien op in een roedel – die in de meeste gevallen niet meer is dan een kerngezin met een vader een moeder, hun welpen en af en toe een paar oudere dieren. Van zodra een wolf groot genoeg is verlaat hij zijn familie om een partner te zoeken. Daarnaast is het territorium van een Europese wolf gemiddeld 200 km². Ze opsluiten in een afgesloten reservaat dat groot genoeg is om aan hun sociale én culinaire behoeften te voldoen is simpelweg onmogelijk. De gevolgen op het gedrag van wolven (en andere diersoorten) zou te groot zijn. Fabulerende aap Deze argumenten zijn welbekend voor wie een beetje vertrouwd is met de kwestie. Waarom zijn de ‘wolfsceptici’ dan zo standvastig in hun waanbeelden? Is het slechte wil? Zijn ze dom? Slecht geïnformeerd? Of kan het ze gewoon niet schelen? Een verklaring voor dit fenomeen is dat ook mensen typisch gedrag vertonen, dat vaak een gevolg is van hun oververhitte intelligentie. Aanhangers van ‘fake news’ worden vaak beschouwd als dom, onwetend of irrationeel. Nochtans hechten niet enkel mafketels en goedgelovigen belang aan aantoonbaar foute complottheorieën. De meest fervente verdedigers zijn vaak hooggeschoolden met een bovengemiddelde (zij het geen uitstekende) kennis van het onderwerp. De reden daarvoor is eenvoudig: Wie zichzelf en anderen via boeken, artikels of documentaires, kan overtuigen van een stelling – hoe van de pot gerukt ook – heeft daar doorgaans behoorlijk wat denkkracht voor nodig. Complottheorieën en ‘fake news’ zijn bovendien geen fenomeen uit de marge. Een recente peiling toont aan dat maar liefst 67% van de Fransen geloof hecht aan het scenario van een ‘Grand Remplacement’ – de theorie die stilt dat massamigratie een instrument is om de Franse, christelijke beschaving te vernietigen. De mens is het intelligentste dier op aarde, maar intelligentie is geen waarborg voor redelijkheid. Ook toegang tot betrouwbare kennis is geen waterdichte garantie dat mensen het licht van de rede zien. Nooit eerder heeft de mens zoveel onderwijs, wetenschap en informatie gehad. Toch tieren complottheorieën weliger dan ooit tevoren, zelfs bij mensen die zogenaamd ‘beter zouden moeten weten’. Een eerste verklaring hiervoor is dat mensen niet enkel redelijke wezens zijn. Ze zijn ook angstig, boos, verdrietig, bezorgd, beschaamd, liefdevol. Kortom, mensen zijn betrokken. Ze hebben belang bij wat er in de wereld gebeurt. Dat staat vaak haaks op de belangeloosheid die we met intelligentie en redelijkheid associëren. Intelligentie wordt door psychologen doorgaans gedefinieerd als het vermogen om informatie te verzamelen, kennis te vormen en die vervolgens te gebruiken voor het oplossen van problemen. Die probleemoplossende capaciteit heeft twee functies: het leven vergemakkelijken en ‘de waarheid’ achter dat leven achterhalen. Intelligentie is de basis van de agrarische, technische en industriële ontwikkeling van de mens, maar ook van wetenschap en filosofie. Net die intelligentie zou ons onderscheiden van andere diersoorten. Intelligentie is echter ook de voedingsbodem van de akelige kanten van de menselijke natuur. De ‘animale gevoelens’ (angst en woede) zijn slechts de eerste vonken voor geweld. Dat brengt ons bij de tweede verklaring van onze neiging tot irrationalisme. De echte dreiging komt van het verstand zelf, dat die emoties zodanig ophitst dat de vonkjes uitslaan tot een bosbrand.  De menselijke rede is immers in eerste instantie een fabulerende rede. Ze ontwikkelt zich in groep, zoals een straf verhaal dat tot stand komt op een studentenfuif, waar de deelnemers iets te kwistig van een joint trekken. Iedere trek voegt een extra detail toe aan een vertelsel, dat steeds rijker en sappiger wordt, tot het de status krijgt van een legende of een mythe. De basis van de menselijke intelligentie is creativiteit – het vermogen om nieuwe, ongewone ideeën te scheppen. Het succes van de moderne wetenschappen en technologie heeft ons hiervoor blind gemaakt, hoewel die niets zouden zijn zonder het creatieve brein van fysici, chemici, ingenieurs, biologen, architecten, ambachtslui. De waarheid is dat moderne wetenschap niet simpelweg de triomf van de menselijke intelligentie is. Het is de triomf van het verstand over zichzelf. Wetenschap is maar succesvol omdat de rede op tijd een grens trekt aan wat ze mag denken. De wetenschappelijke rede is dan ook een ascetische rede. Ze is zich voortdurend bewust van haar feilbaarheid in het achterhalen van de waarheid. Overgelaten aan zichzelf geeft de menselijke geest zich net over aan mythes, poëzie en theater. Hoe creatief ook, de menselijke verbeeldingskracht gedijt toch vooral in heel traditionele verhaalvormen, die bevrediging zoeken voor ons verlangen naar heldendom. Dat mensen zich verzamelen in een vrolijke stoet tegen een diersoort, waarvan ze de kwaadaardigheid schromelijk overschatten, is dan ook geen toeval. De wolf appelleert aan onze voorliefde voor een schurkachtige Ander (de wolf), een sympathieke held die ook een beetje slachtoffer is (de Limburgse boer), en een dramatisch voorval dat de hele epiek in beweging zet (‘wolf doodt schaap’). Alle andere personages zijn maar belangrijk voor zover ze een functie hebben in het verhaal. Het Grote Boze Wolven-epos kent een grote reeks aan nevenpersonages en figuranten: slachtoffers (pony’s, schapen, kinderen), handlangers (honden, de man of vrouw in de straat, opportunistische burgemeesters) en verraders (natuurbeschermers, politici, ‘Europa’). Empathische geest De mens is een geboren relnicht. Theatraliteit is zijn tweede natuur, maar het is niet zijn noodlot. Mensen zijn ook ascetische dieren. Ze zijn graag bereid om hun zintuigen uit te hongeren en hun geduld op de proef te stellen als ze geloven dat die lijdensweg eindigt bij de spreekwoordelijke kom rijstpap met gouden lepeltjes: een goddelijke openbaring, wetenschappelijke mijlpaal, sportieve prestatie of de catharsis op het einde van een goed boek. De grootste triomf van de mens is echter niet deze ascese, die zelfverloochening accepteert omdat een grotere beloning wacht, maar empathie: het vermogen om uit jezelf te treden, het perspectief van een medemens – of mededier? – aan te nemen – zelfs als daar géén beloning van afhangt. Empathie is geen simpele gedaanteverwisseling. Wat een ander denkt en voelt, is nooit direct waarneembaar. Het komt enkel tot de eigen ervaring via lichaamstaal, geluiden, handelingen en woorden. Wie wil begrijpen moet dus interpreteren. Empathie is dan ook de hoogste vorm van creativiteit. Het dwing mensen om uit hun eigen rol te treden en een rem te zetten op de wilde gedachten die hun geest bijna automatisch over de anderen denkt. Juist in die belangeloosheid en zelfbegrenzing ligt de ultieme menselijke vrijheid. Empathie staat goed beschouwd dichter bij wetenschap dan mensen aannemen. Inlevingsvermogen is de sleutel voor succes in onder meer de gedragsbiologie (of ethologie), de wetenschapstak die nagaat waarom een diersoort zich op een bepaalde manier gedraagt, hoe dat gedrag is ontstaan en hoe individuele dieren zich door hun leven ontwikkelen. Nodeloos te zeggen dat empathie dus ook een middel is om de verhouding tussen mensen en wolven te herdenken. Tragische mens De tragiek van een mensenleven is echter dat empathie verdomd moeilijk is voor een wezen dat met al zijn emoties en zintuigen geketend blijft aan de eisen van het bestaan. Dit verklaart waarom mensen andere diersoorten zo zelden een eigen plek onder de zon gunnen. Empathie is voor mensen zowel te moeilijk als te makkelijk. Mee leven, mee denken en mee voelen is het loodje te veel voor wie al een zware last torst. De boer die zijn schapen verliest of het gezin met een doodgebeten pony heeft weinig boodschap aan relativering door natuurbeschermers en gedragsdeskundigen. Ook vee-eigenaars verdienen empathie. Al is het maar omdat een diersoort beschermen in een wereld gedomineerd door mensen weinig zin heeft als de mensen het dier liefst zien verdwijnen. Voor andere mensen is empathie dan weer te gemakkelijk – of beter gezegd: het leert hen dat hun leven te banaal is voor de rol die ze zich graag toebedelen, namelijk die van de held. Een simpele perspectiefwissel toont immers dat mensen weinig hebben te vrezen van een wolf. In tegenstelling tot mensen hebben wolven – nou ja – een hondenleven. Ze staan bloot aan vergiftiging, verkeersongevallen en ziektes. Eeuwenlang werden ze door de mens meedogenloos vervolgd tot ze in veel contreien uitgeroeid waren. Zelfs zonder toedoen van die rechtopstaande, geklede aap leven wolven in een bijna permanente staat van uithongering. Mensen daarentegen hebben geen natuurlijke vijanden. Het grootste gevaar in hun leven is de samenleving die ze rond zich hebben gebouwd. Voor de meeste West-Europeanen is zelfs die maatschappij niet bijzonder uitdagend. De doorsnee West-Europeaan maakt zich druk om ochtendfiles, buurjongens wiens skateboards te veel lawaai maken, accijnzen op bier en tabak, een kras op de voorruit van zijn BMW X1, de fiscale aftrekbaarheid van een tweede verblijf of een burenruzie om een overhangende tak. Juist dit comfortabele leven maakt een demystifiëring van de wolf  zo onaantrekkelijk. De fabulerende diersoort homo sapiens wil immer graag de hoofdrol spelen in de verhalen die hij zich vertelt, maar wat stelt een held voor zonder vijanden? In zijn Aards Paradijs zonder goden, helden of demonen kan enkel een ouderwetse sprookjesschurk hem nog redden – ook als hij die zelf moet uitvinden. Pieter Van der Schoot

Pieter Van der Schoot
7 0

Als een elf in een trollenwereld

Als ik mij in de grote krioelende buitenwereld begeef, moet ik scheef lopen. Een beetje gebukt ook en eigenlijk zou ik afgezien van mijn mond ook mijn neus moeten bedekken. Maar dat laatste laat ik, als een stille act van rebellie, achterwege. Het meest waardevolle deel van mezelf blijft thuis en ik handel zo snel mogelijk af wat er op het programma staat. De bevoorrading gebeurt efficiënt en compact, ik laat geen vuil water insijpelen. Maar spetters of soms zelfs een douche kan ik niet vermijden. Eenmaal weer thuis, in de veilige zone, veranker ik mezelf aan de fundering. Echte ontlading is een herinnering, ik rust in tijdelijke simulaties. Ik leef als een elf in een trollenwereld. Alles is bedekt met een laagje gif en ik herken mijn eigen spiegelbeeld niet. Het is wel degelijk hier dat ik moet zijn, het constante geschraap van mijn bestaan tegen de puntige wanden van de omgeving vormt geen bewijs van een vergissing. Mijn wonden worden open gehouden, doch zijn klein genoeg om er niet van te sterven. Het lijden is met de tijd redelijker geworden, alsook ben ik mijn magische kracht steeds beter gaan beheersen. Tijd en mogelijkheden werden mij gul bedeeld, om het ontdekken en ontplooien van mijn vleugels een kans te geven. Ik kan niet zeggen dat ik het gevoel heb er alleen voor te staan, ik hoor het gejuich aan de zijlijn zachtjes rinkelen. Ontroerd door vederlichte aanmoedigende strelingen reik ik met mijn armen naar boven, waar mijn smekende blik botst op de onbewogen bevestiging dat het hier beneden is dat ik moet blijven. Hier vindt de ervaring plaats waar ik met een gedempte kreun van tegenzin en inspanning mijn kamp opsla en enkele hoeken vanuit strategische plaatsen belicht. Vanzelfsprekend, als van nature, doemt de mogelijkheid om te vluchten voor mijn zwevende voeten op. Ik manoeuvreer errond, steeds behendiger in het vermijden van een val. De duisternis is mijn huisgenoot en tevens het dichtstbijzijnde vehikel dat altijd paraat staat om mij weg te voeren. Terug naar het beginpunt, zonder mededogen mij het uitzicht op een verlossende exit ontziend. De wereld en ik, we oefenen invloed uit op elkaar. Een wisselwerking waarbij de schaalverhoudingen op de mesthoop van misleiding en ontmoediging worden gegooid. Mijn blik glijdt door een steeds groter wordend venster dat enkel op de binnenkant uitkijkt en mij alles laat zien dat ik even vergeten moest om aan te sterken. De schaamte voor mijn authentieke kleuren brokkelt verder af, ik doe zelfs geen moeite meer om het gruis onder het tapijt der betamelijkheid te vegen. Ik heb de mogelijkheid dat ik waanzinnig zou worden, steeds in mijn achterhoofd laten leven. Als een toevluchtsoord waar de spanning van rond mijn middel valt en ik schouderophalend mijn ongeschonden waarheid terugvind.   https://www.karoliendeman.com/blog/2021/11/15/als-een-elf-in-een-trollenwereld

KarolienDeman
7 0

Ticket to the moon

Toen ik vanochtend een ommetje maakte met de honden door de lommerrijke straten van Barcelona, liep ik voorbij twee lange rijen mensen. De eerste stond aan te schuiven voor de derde booster van het Covid vaccin. De tweede voor een lotto-briefje. Het enthousiasme bij de twee rijen was vergelijkbaar. Gelatenheid hing als een mist over hen heen. In beide gevallen wachtte men op wat het ‘lot’ beslissen zou. De grote G&G van het leven: Gezondheid en Geld, dé tickets bij uitstek naar vrijheid.  Dat eerste ticket, het fameus covidpasje, de nieuwe leiband van de staat, beslist waar we wel en niet mogen zitten en waar we mogen pissen of kakken. Mét of zonder masker weliswaar. De mens wikt en big brother beschikt. Onze vermeende vrijheid zoals we die kenden onder de illusie van democratie, ligt nu definitief aan diggelen. Het is spuiten en slikken of je ligt eruit. Geen bioscoop, geen romantisch dineetje en al helemaal geen Spa-weekendjes voor degenen die opteren om te mogen beschikken over hun eigen lijf. Onder het mom dat je niet meer kan overlijden aan de gevolgen van covid en de garantie dat je je vrijheid behoudt, groeien de wachtrijen bij de vaccinatiecentra. Dat steeds meer mensen zich onverklaarbaar vermoeid voelen of extreem haarverlies hebben, wordt genegeerd. De ongeziene stijging van hartfalen, TIA’s en andere kwalen waar men voorheen geen last van had, inbegrepen. Nee hoor, dit staat los van de bijwerkingen. De overvolle ziekenhuizen met gevaccineerden aan de beademing, stemmen toch tot nadenken. Nieuwe lockdowns liggen op de loer. Niemand wil dit horen. Niemand wil het er over hebben, want straks is er dat bedrijfsfeestje waar we persé naartoe moeten. En volgende week komt de nieuwe James Bond uit…Krampachtig grijpen we naar onze vermaarde vrijheid die als ijle lucht door onze vingers glijdt. Terwijl ik mijmerend mijn weg verder zet, vraag ik me af of ik toch maar opteer voor een lotto-briefje in plaats van een derde booster…  

Heidi Schoefs
19 0

Een lyrische omschrijving van het ongemak dat ik tracht te ontleden en af te schudden

In het witte maanlicht gaan de dennen door hun knieën. Rolluiken rammelen, vette druppels kletteren. De woeligheid achter het dunne glas is van dezelfde aard als die onder mijn huid. Welke houding ik ook aanneem, ik blijf twintig centimeter boven het bed zweven. Het landen en zinken lukt niet. Ik reken op een kuip warm zout water als anker. De obstructie in mijn keel roert zich even en haakt dan weer in. De rechthoek in mijn maag zit gebeiteld. Geknield herzie ik de koers. Een afgebakend verlangen naar rust richt ik tot symbolen van grootsheid waarin ik mezelf even niet zie. Reeds als kind wist ik dat ik mijn woorden kon planten. De scheppingen van vandaag zijn mijn smeekbedes van gisteren. Ik huis in de inzichten die ik wilskrachtig bijeen heb geschraapt. Een fort bewaakt door een schare engelen. Ware verandering, de soort die verzacht, ontvouwt zich na begrip. En zo loop ik continu, om niets te missen, wagenwijd open. Met als gevolg dat er veel onrust binnen dwarrelt. Ik struikel ook steeds vaker over de langgerekte kreun die tussen de façades hangt. Sommigen proberen deze te overstemmen door luid te zingen. Maar dat gaat ongewild snel over in geschreeuw. Ik graai naar de voorbij glijdende stilstand en tracht de schemering te bottelen. Het einde van alle dingen zit in mijn ooghoeken. Alles wordt verpakt met limieten, cadeautjes aan mezelf. De sorry’s veeg ik van mijn lippen terwijl ik mezelf toesta om verkrampt mens te zijn.   https://www.karoliendeman.com/blog/2021/11/7/onrust‘Wired Up’ - zelfportret met acrylverf - 122 x 92 cm

KarolienDeman
11 0

Dode[n]dagen

De herfst is het ideale jaargetijde om de doden te gedenken, kerkhoven op te fleuren, kinderen uit te dossen als zombies of wandelende skeletten, en tequila te drinken uit fluorescerende plastic schedels. Het vallen van de bladeren lijkt de mensen eraan te herinneren dat ook zij ooit verdorren. Of we die momenten nu Halloween, Allerheiligen, Allerzielen of Diá de los Muertos noemen, op al deze dagen staat de dood centraal. De boodschap is voor onze marktmaatschappij ondertussen minder belangrijk dan de massa’s geld die de verkoop van bloemen, pompoenen, snoepgoed, weerwolfmaskers en glow-in-the-dark-skulls in het laatje brengt. De economie is echter een kwestie van vraag en aanbod. Geen winst zonder behoefte, geen stormloop op bloemenkransen en chrysanten zonder rouw en verdriet. De behoefte om te herdenken is de reden waarom graven en urnevelden tijdens de eerste dagen van november schitteren in tinten van wit, geel, roze, rood en paars – alsof de dode zielen heel even opflakkeren alvorens weg te deemsteren in hun eeuwige winter. Deze tradities zijn zo sterk dat zelfs ik me de ochtend van Allerheiligen afvroeg wat ik kon doen om de overledenen te herdenken. De doden uit mijn leven vertoeven immers onder grafzerken die te afgelegen zijn om ze met een blitzbezoek te vereren. Mijn jaarlijkse dodentrip moet vooraf worden gepland, en organiseren ligt nu eenmaal niet in mijn aard.  Bovendien is al dat gemijmer over de doden volstrekt overbodig. Zelfs op drukke werkdagen spoken ze door mijn hoofd. Dat klinkt erger dan het is, want hun zielen zijn verre van kwaadaardig. Ze zijn eerder vage contouren van wat ooit een mens was. Af en toe verschijnen ze wat scherper in mijn geestesoog en slingeren ze een vergeten citaat of tafereel in mijn herinnering. Die ongewilde mijmeringen hebben niets te maken met een morbide aard of zo. Mijn hoofd is nu eenmaal een grabbelmand met herinneringen en gedachten die als spinrag aan elkaar klitten. Van zodra een stoffige anekdote mijn aandacht wekt, brengt die onmiddellijk een hele reeks associaties met zich mee. Wat meer bij mijn aard past dan vluchtige herdenkingen is nadenken over de zaken zelf. Wat heeft die dood nu eigenlijk te betekenen in het leven van een mens? Toegegeven, denken is een beetje uit de mode. Waarschijnlijk is de afleiding te groot. Zelfs op de hoogdagen van onze cultuur laten we onszelf – en elkaar – opslorpen door banaliteiten. Daarom besloot ik om die dagen gewoon niets te doen. Geen trick or treat, uitgeholde pompoenen of herhalingen van Halloween of Friday The 13th op All Hallow’s Eve. Geen chrysanten, familievisites en koffiekransjes op Allerheiligen. Zelfs het ‘Tiens, deze dag is er ook nog?’-gevoel op Allerzielen liet ik achterwege. Nee, de dodendagen waren simpelweg me time. Niets beter dan gewoon even lekker in de zetel hangen en de dood in de ogen kijken.  Dat laatste was makkelijker gezegd dan gedaan, want de dood heeft geen gezicht. Misschien hebben we daarom alle tralala nodig waarmee dodenherdenkingen gepaard gaan. Kleef een gezicht op de dood (een schedel bijvoorbeeld), omring hem met symbolen van verval, duisternis en verrotting, en hij is beter te vatten dan de grote gapende leegte die hij in feite is. Symbolen zijn een manier om grip te krijgen op het ongrijpbare, om het wezen te zien van wat in essentie onwezenlijk is. Zonder symbolen blijft de dood onzichtbaar.  Maar te veel symbolen verblinden ons, zoals ook de straatverlichting de sterrenhemel verduistert. Symbolen worden dan lege betekenaars die hoogstens een bepaalde sfeer moeten evoceren. Laat dat nu net het probleem zijn met die herdenkingsdagen uit het najaar. Hun symbolen zijn zo talrijk, kleurrijk en extravagant dat ze de dood niet langer een plaats geven. Het zijn uitdrijvingsmechanismen om het doembeeld van verval in de ban te doen. Dat de geraffineerde waardigheid van Allerheiligen en Allerzielen in de schaduw komt te staan van het snelle, oppervlakkige consumentisme van Halloween is misschien geen toeval. Halloween is het ideale dodenfeest voor een generatie mensen die het geloof in het hiernamaals verloor, zonder hun verlangen naar het paradijs te blussen. Dat paradijs wordt in elke cultuur bevolkt door gelukzaligen die van de bron van de eeuwige jeugd hebben geslurpt. Dit verklaart de paradox van moderne mensen: Naarmate hun levensverwachting stijgt, neemt ook hun obsessie toe om een leven lang jong, vitaal en up to date te blijven. Fear of missing out is de angststoornis waardoor hedendaagse psychiaters zich verzekerd weten van een onbeperkt cliënteel.  Ik koesterde dan ook een zekere trots toen ik die eerste november, maar zeker ook op Halloween, lamlendig in de zetel bleef liggen, terwijl ik mijn hoofd brak over de oogkleur of de schedelvorm die ik voor Magere Hein (of is het Pietje de Dood?) moest bedenken. Ik wist echter dat mijn daad van rebellie onbestraft zou blijven. De cultus van de eeuwige jeugd is niet minder hardnekkig dan de katholieke schuld- en boetemoraal, maar ze heeft geen dreiging van eeuwige verdoemenis om de ketters in het gareel te doen lopen. Toch is die cultus schatplichtig aan het christelijke geloof met zijn overtuiging dat de dood slechts schijn is, niet meer dan een poort naar het eeuwige heil aan de zijde van de Almachtige. Wat ze met elkaar delen is de verachting van een leven gekenmerkt door pijn en verval. Lijden heeft voor christenen weliswaar een betekenis. Wie zijn aftakeling lijdzaam aanvaardt, verzekert zich immers van een VIP-pasje voor het Koninkrijk Gods. De huidige mensen zijn ongeduldiger. Zij willen het paradijs hier en nu. Ze willen het mooiste lichaam, de eeuwige jeugd, een luxewoning en verre reizen naar oorden die altijd blijven verrassen. De ontgoocheling is dan ook groot, wanneer hun 40ste verjaardag nadert en de eerste grijze haren op hun slapen verschijnen. De kerk van Rome en de tempel van Harry Styles zijn twee manieren om de dood uit te drijven. Zelf voel ik er meer voor om eindigheid wel een plaats te geven. Wie wordt geboren, moet ook sterven. Ook wie een auto koopt weet dat hij binnen tien jaar kosten heeft. Kunnen we de dood volledig aanvaarden? Waarschijnlijk niet. Volkomen acceptatie is even illusoir als het geloof in volmaaktheid. Moord, doodslag, ziekte en honger blijven een schandvlek voor ons moreel kompas. Maar misschien moeten we het zover niet zoeken. Soms is het genoeg om de verhalen te veranderen, waarmee we de dood bezweren.  Een alternatief relaas van de dood vinden we bij de heidense voorouder van Halloween en Allerheiligen: Samhain. Tijdens dit Keltische feest, dat rond 31 oktober werd gevierd, was de sluier tussen de mensenwereld en de dodenwereld op zijn dunst. Elfen, geesten en goden dwaalden door straten, bossen en velden. De zielen van overledenen bezochten hun familieleden, vreugdevuren werden aangestoken, en mensen trokken rond vermomd als geesten.  Veel elementen uit dit feest vinden we nog terug in Halloween en Allerheiligen. In de meeste gebieden werden heidense rituelen vlotjes geïntegreerd in het christelijke geloof. Samhain was echter boven alles een feest van vernieuwing. Het markeerde het einde van de oogsttijd en het begin van de winter, maar was ook de ideale gelegenheid om komaf te maken met het verleden. De vreugdevuren waren een soort reinigingsritueel, net als het offeren van vee. Negentiende-eeuwse onderzoekers als John Rys of James Frazer opperden zelfs dat Samhain het Keltische nieuwjaar was.  Die visie is omstreden, maar het lijdt geen twijfel dat de Kelten een meer cyclisch wereldbeeld hadden, waarin de tegenstelling tussen licht en duisternis minder absoluut was dan in het christendom. De Keltische dag begon en eindigde tenslotte bij zonsondergang. Licht wordt geboren uit duisternis. Misschien keken de Kelten dan ook met een mildere blik naar de man met de zeis, precies omdat ze de dood – naar analogie met de duisternis – aanvaarden als een voedingsbodem van nieuw leven.  Veel van wat we veronderstellen over het oude Keltische geloof is gebaseerd op hypotheses en latere observaties van plaatselijke folklore in overgebleven Keltisch sprekende gebieden. Nieuwe heidenen en zelfverklaarde heksen volgen niet het oude geloof, maar een grotendeels zelf geconstrueerde cultus. Ongetwijfeld zijn veel aanhangers daarvan op de hoogte. De aantrekkingskracht van dit nieuwe geloof ligt voor hen niet in de authenticiteit ervan, maar misschien vooral in die meer ongedwongen omgang met verandering.  Tegelijkertijd legt de Keltische traditie iets fundamenteel tragisch bloot. De dood een plaats geven lukt nooit helemaal. Altijd weer moeten we onze toevlucht nemen tot verbeeldingskracht. We fantaseren over eeuwige jachtvelden, Koninkrijken Gods, eeuwige jeugd en rijstpap met gouden lepeltjes. Zelfs natuurreligies verzinnen verhaaltjes over elven, ronddwalende zielen en vruchtbaarheidsgoden om de kosmos een beetje gezelliger te maken. Dat begon ook mij te dagen toen ik die ochtend in november de dood in de ogen wou kijken, maar niet kon beslissen of ik hem nu Magere Hein of toch eerder Pietje de Dood zou noemen, of hij mannelijk, vrouwelijk of eerder non-binair zou zijn. De dood denken had geen zin meer, hoewel ik haar onmogelijk kon negeren. Wat me nog restte waren verhalen, die ik op lome herfstdagen liever consumeer als langspeelfilm, dan als literaire klassieker. Ik stond recht, nam een zak chips uit de voorraadkast, en keek voor het zoveelste jaar op rij naar de DVD van Halloween. Pieter Van der Schoot

Pieter Van der Schoot
32 0

Het aangeprate schuldgevoel

Universele of goddelijke liefde oordeelt niet, maakt geen onderscheid tussen goed en slecht. Werkelijk alles mag in al zijn glorie bestaan, ook datgene dat wij vanuit menselijk perspectief werkelijk verwerpelijk vinden, en dat getuigt van onvoorwaardelijke liefde in zijn puurste vorm. De oneindigheid ervan gaat ons menselijk inbeeldingsvermogen te boven. Het woord God wordt als vanzelfsprekend geassocieerd met de bullebak die het Christendom beenhard heeft neergezet. Eentje die een oordeel velt over zijn creatie en straffen uitdeelt. Al ettelijke generaties lang vertelt men hoe wij uit zijn gratie kunnen vallen. Dat wij in feite zondaars zijn die dienen vergeven te worden. Zulke consequente negatieve inprenting, vaak al beginnend in de kindertijd, kan niet anders dan sporen nalaten op het (collectieve) zelfbeeld. Ook wie beweert niet gelovig te zijn, blijft niet gevrijwaard van de invloed die religie uitoefent op zijn of haar overtuigingen. Zo gaat het verwerpen van het bestaan van God helaas vaak gepaard met het uitsluiten van een spirituele en ruimere betekenis van het woord. Door het woord God volledig uit het vocabularium te schrappen, wordt het kind met het badwater weggegooid. De oorzaak ligt natuurlijk niet enkel bij de diepe inprenting van het Christelijke verhaal, maar het is wel zo dat wij collectief met een minderwaardigheidscomplex kampen. Veel mensen worstelen, al dan niet aan de oppervlakte en vaak ook onbewust, met een gevoel van niet te voldoen. Met een onderhuidse overtuiging niet te deugen. Dit uit zich op ontelbaar veel manieren en kleurt het leven donkerder. Een gebrek aan eigenliefde kan in principe de bron van alle ellende genoemd worden. Net daarom vind ik het zo belangrijk om hierover te schrijven. Ik ervaar zelf ook hoe het maken van keuzes die gestoeld zijn op eigenliefde, ook al zijn deze niet altijd voor de hand liggend, deuren opent en vreugde schept. En ik voel ook nog steeds hoe zelftwijfel en strengheid jegens mezelf kwalen en uitputtende situaties uitlokt. Nu religie in ons hedendaags westers bestaan zo goed als van het toneel verdwenen is, neemt de wetenschap de megalomane rol van een alwetende entiteit op zich. Nu is het de wetenschap die zegt dat wij niet deugen. Dat we onze planeet onder grote druk zetten en een parasiterende plaag zijn. Dat elke droogte en watersnood onze eigen schuld is. Dat we moeten boeten en betalen. En de kans is groot dat we dat dan ook massaal gewillig doen. Omdat we systematisch, op subliminale wijze, onszelf hebben leren verwerpen. Het verhaal rond covid heeft dezelfde uitwerking. De wetenschap zegt dat we besmettelijk kunnen zijn en daarmee anderen in gevaar brengen. En dat ons lichaam zwak is en mogelijk niet kan overleven zonder een tussenkomst van de wetenschap. Elke mening die anders luidt zou van onwetendheid, egoïsme en slechte wil getuigen. De ongevaccineerden zijn de zondaars van vandaag. Los van religie en wetenschap, wordt er ook nog een schuld- of minderwaardigheidsgevoel omtrent de culturele achtergrond aangepraat. Zo heeft wie blank en geprivilegieerd is, geen recht tot klagen. Te midden van zoveel welvaart en comfort moet er niet flauw gedaan worden, met een nieuwe vorm van zelfkastijding tot gevolg. We branden onszelf op, omdat we denken beter en meer te kunnen zijn dan we zijn. Het schuldgevoel sijpelt door in verschillende lagen. Als het niet iemand anders is die het ons probeert aan te smeren, dan wentelen we onszelf er wel in. Ik schrijf deze tekst specifiek om u, lieve lezer, eraan te herinneren dat je een volmaakte creatie bent. Dat je niets hoeft te doen, noch iets verkeerd kan doen, om onvoorwaardelijk geliefd te zijn. Goddelijke liefde maakt geen onderscheid, sluit niets uit. Indien ze dat wel zou doen, zou ze zich tegen zichzelf keren, daar alles wat is uit haar voortkomt. We kunnen het ons als mens haast niet voorstellen wat het is om zelfs de diepste duisternis te omarmen. We hebben geleerd om onszelf in te binden en te twijfelen aan onze goedheid en schoonheid. En dat maakt ons ziek en ongelukkig. Het leven zou een pak lichter aanvoelen indien we milder zouden zijn tegenover onszelf en anderen. Schuldgevoelens en zelftwijfel trekken de collectieve vibratie naar beneden. Hoe meer we onszelf eren, des te mooier onze samenleving wordt. Ik wou dat we het collectief konden injecteren met zelfvertrouwen en eigenliefde in plaats van met chemische substanties.

KarolienDeman
7 0

Jezelf durven zijn zonder handleiding

De enige ankerpunten waaraan ik mijn identiteit kan koppelen, zijn genetische factoren, mijn omgeving, mijn ervaringen en mijn authentieke persoonlijkheid. Deze elementen vormen het fundament van mijn persoon. Daarnaast is er (gelukkig) geen handleiding die zegt wie ik ben en waarmee ik mijn kostbare levenstijd dien in te vullen. Ik ben dankbaar voor die vrijheid, maar er is anderzijds ook geen houvast. Het laat ruimte voor twijfels. Met een niet al te destructieve, maar wel irriterende, regelmaat word ik overmand door twijfels over mijn keuzes en overtuigingen. Die twijfels worden veelal opgewekt door het beeld van mezelf gezien door de ogen van een ander. Ik lijk wel eens te vergeten dat anderen evenmin over een handleiding beschikken. En dat de platgelopen weg van de meerderheid niet perse de mijne hoeft te zijn. Mij afvragen of ik ‘goed bezig’ ben, is niets anders dan een gezonde reflex. Het mag alleen geen inwendig vretend zelfverwijt worden. Er zijn ook momenten waarop ik echt trots ben op mezelf. Op hoe mijn leven eruit ziet en waarmee ik bezig ben. Dan sta ik sterk in mijn schoenen, volledig en schaamteloos opgaand in mijn authenticiteit. Want ik weet verdomd goed dat het verloochenen van mijn gevoelskompas resulteert in niets dan ellende. Dat het leven te kort en te waardevol is om krampachtig aan verwachtingen te voldoen. En dat ik sowieso met afkeuring zal geconfronteerd worden, ongeacht welke keuzes ik ook maak. Ik wil mijn inzichten en overtuigingen niet telkens opnieuw tegen de vlakte gooien wanneer de twijfels binnen sluipen. Ik wil kunnen voortbouwen zonder dat de boel aan het wankelen gaat.   Onverstoord door het leven gaan, is een vet onderstreept aandachtspunt in mijn ontwikkelingsproces. Rotsvast in mijn kern blijven staan, ongeacht de turbulentie van emoties en de al dan niet uitgesproken weerstand van anderen. Ik zal altijd open blijven staan voor het advies en de meningen die mij toekomen, maar dan zonder de slopende reflex om mezelf neer te halen. Sociaal contact is de ultieme, doch soms confronterende, spiegel om aan zelfreflectie te doen. Uiteraard ben ik, in het belang van zowel mijn mentale als fysieke gezondheid, hierin selectief. Om in te schatten of een relatie gezond is voor mij, vraag ik me af in welke mate iemand mijn authentieke ‘ik’ aanmoedigt. Sommige contacten bleken mij helemaal geen deugd te doen en triggerden zelftwijfel. Elke ontmoeting is een reflectie van een deel van mijn interne wereld. Van mijn zelfbeeld. Vind ik mezelf, bewust of onbewust, niet goed genoeg, dan zal ik ook geconfronteerd worden met personen die dit gevoel bij mij opwekken. Vibrationeel of energetisch gezien ben ik dan ook een match voor zulke ontmoetingen. Sterker nog, het kan zelfs zijn dat ik mij aangetrokken voel tot die personen. Of zij zich tot mij. Want de uitgezonden vibratie werkt magnetisch op de ‘passende’ vibratie van iemand anders. Ze willen elkaar bevestigen. Naarmate mijn vibratie verandert, zie ik ook dat mijn sociale contacten veranderen. Change the vibe, and your surrounding will follow. Dit is de reden waarom veel gevoelige en onzekere mensen zich aangetrokken voelen tot narcisten. Ze vormen als het ware een ‘vibrationele match’ en bevestigen elkaars zelfbeeld. Het is een fenomeen dat ik aan de levende lijve ondervonden heb, alsook regelmatig in mijn omgeving constateer. Relaties eindigen op het moment dat één van de twee partijen zijn/haar vibratie verandert. De vibratie die ik uitzend is rechtstreeks gelinkt aan mijn zelfbeeld. Daarmee komen we terug bij de aanzet van dit schrijven, namelijk de vaststelling dat niemand anders dan ikzelf kan bepalen tot waar mijn identiteit reikt. Voluit authentiek handelen vraagt om lef waarmee je dwars door alle oordeel heen boort. Ongegeneerd jezelf durven zijn, geleid door je unieke innerlijk kompas, is vaak een kwestie van durven. Ondanks het gebrek aan richtlijnen en verwarrende sociale structuren probeer ik mijn uniciteit volledig te ontplooien en aanvaarden. En dat gaat met periodes van knagende twijfel, opflakkerende rebellie, maar ook berusting en vertrouwen. https://www.karoliendeman.com/blog/2021/9/26/zonder-handleiding-jezelf-durven-zijn

KarolienDeman
6 1

Violofoon

De violofoon, ook wel trompetviool of strohviool genoemd, is een wereldberoemd instrument met maximum 2 snaren en een toeter. Als straatmuzikant vermomde sadisten gebruiken het om toevallige passanten de stuipen op het lijf te jagen in drukke winkelstraten, teneinde hen te dwingen tot het doneren van grote hoeveelheden geld. Juist. Dát instrument. Het klinkt als de paringsdans tussen een slijpschijf en een zieke rat, maar toch is het gewoon een instrument. Een martelinstrument welteverstaan. De violofoon is een uitvinding van de Duits-Amerikaanse ingenieur Walter Stroh, die eerder bekendheid verwierf met de uitvinding van een soort bleekwater, waarheidsserum en pesticide dat we vandaag kennen als de strohrum. In 1979 nam Stroh deel aan een prijskamp van de CIA, die zocht naar een auditief foltertuig om Latijns-Amerikaanse rebellen tot bekentenissen te dwingen. Beroemde deelnemers aan deze wedstrijd waren onder meer het debuutalbum van Einstürzende Neubauten en de Eurosongklassieker ‘J’aime la vie’ van Sandra Kim De wedstrijd werd uiteindelijk gewonnen door de violofoon. De jury prees het marteltuig om zijn ‘frontale aanval op het menselijke gehoororgaan’. Ondanks die lovende woorden heeft de Amerikaanse overheid het instrument nooit gebruikt. Het Hooggerechtshof bepaalde immers in 1984 dat de trompetviool in strijd is met de Amerikaanse grondwet. Ook Amnesty International en Human Rights Watch veroordeelden het gebruik van de strohviool met klem. Sindsdien begon de violofoon een clandestien leven te leiden. De Siciliaanse maffia gebruikte het om schuldenaren tot betalingen te dwingen. In Irak werd het instrument door Saddam Hoessein gebruikt voor het ontruimen van Koerdische dorpen. De geschiedenis van de trompetviool nam een nieuwe wending in de jaren ’90 toen Roemeense sadomasochisten het marteltuig introduceerden in hun seksuele praktijken. Vanuit Roemenië verspreidde de violofoon zich in de vroege jaren 2000 naar alle uithoeken van de Europese Unie, daarbij geholpen door het vrij verkeer van personen en goederen. Violofonisten zijn anno 2021 niet weg te denken uit het straatbeeld van West-Europese steden. Middels de mensonterende pokkeherrie die uit de toeter van hun gesofisticeerde folterinstrument galmt, breken ze de wil van terloopse passanten, die zich uit pure wanhoop bereid tonen om al hun zakgeld en zelfs de code van hun bankkaart af te geven. Nodeloos om te zeggen dat de meeste strohviolisten uitsluitend financiële motieven hebben. Toch zijn sommige beoefenaars oprecht beledigd, wanneer slachtoffers hen een briefje van 50 euro voorhouden met de vraag om het geluid te dempen. Deze muzikanten hebben hun wortels in het Roemeense BDSM-milieu en vormen een hardnekkige en uiterst gevaarlijke ondersoort. Maar zelfs het ergste marteltuig toont soms zijn meerwaarde. Neem nu de eindejaarsperiode, wanneer de consumptiedrift van de gemiddelde Vlaming zo’n vaart neemt dat enkel een sonische shocktherapie, een auditieve clusterbom als de strohviool redding kan bieden. Slechts één strijk op een snaar van dit instrument volstaat om het centrum van Antwerpen te vrijwaren van de dagelijkse lading shopaholics,  die om God weet welke reden vooral lijkt te bestaan uit overspannen ouders, Billie Eilish-klonen, Primark-junkies, terminaal hippe stijliconen, verveelde middenklassers en andere kakwijven en klootzakken met veel geld en weinig hersenen. En om die reden, ondanks alle lijden die het onding me bezorgt als ik eens over die vervelende Meir moet fietsen, zeg ik zonder veinzen: Dank u, violofoon! Pieter Van der Schoot

Pieter Van der Schoot
227 1

Wat doe je met de schoolwerkjes van je kinderen?

Kinderen zijn de pest voor elke ouder. Je werkt je de benen onder het lijf, windt jezelf op in eindeloze files, verliest je hoofd in de dagelijkse stroom e-mails, sms’en en telefoons, duizelt zo hard dat zelfs een familiepak Rilatine geen klaarheid schept, breekt je hoofd over wat voor zooi je vanavond weer gaat koken, kiest uiteindelijk toch voor een diepvriesmaal of een Happy Meal, en als je eindelijk thuiskomt van die plek tussen het vagevuur en de hel die jouw job is, dan krijg je het gezeik van de kinderen over je heen. De kids. Die schattige oogappels, waarvoor je bereid bent nietjes in je tepels te schieten. Je zou ze wel kunnen wurgen. Zeker voor ouders met ADHD is de rommel van kinderen een wetenschappelijk bewezen foltertechniek. Vooral de ontelbare tekeningen en knutselwerkjes die ze meebrengen van school hangen je de keel uit. Zelf zijn de kleine serpenten apetrots op de krabbels en hersenscheten die ze op het papier braken. Jij daarentegen - als hooggeschoolde cultuurminnaar - wéét dat hun productie ongeïnspireerde bagger is. Eén blik in de schitterende puppy-ogen van deze lopende en jengelende nagels aan jouw doodskist is echter voldoende om je ouderhart te doen smelten, of toch minstens een tikkeltje sneller te doen kloppen. Dus houd je die rommel bij. Uit nostalgie en om de lieve vrede te bewaren. Niettemin raden we ouders met ADHD aan om tijdig paal en perk te stellen aan deze ongein. Laat de onvoorwaardelijke liefde voor je kinderen geen obstakel wezen voor je geluk . Constante overprikkeling is immers de grootste vijand van een ADHD’er en kinderen zijn beruchte prikkelbronnen. Voor ouders die met het gevreesde fenomeen ‘schoolwerkje’ te maken krijgen, bestaat er gelukkig een handig trucje om het probleem vakkundig te elimineren - en tegelijk je kind een goede levensles te geven. De methode is verassend eenvoudig. Elk nieuw werkje of uitmuntend cijfer dat jouw zoon, dochter, X of hermafrodiet mee naar huis neemt, kan je bevestigen aan een prikbord op een zichtbare plek in je huis. De meest logische plaats daarvoor is het toilet of – als je liever op je gemak schijt – de keuken. Met elk nieuw werkje dat je op het prikbord bevestigt, verwijder je uiteraard een oud werkje. Dat werkje bewaar je in een speciale doos met een afsluitbaar deksel. Je kan een Tupperware-doos nemen, maar met de finaliteit van de volgende stap in het achterhoofd kies je beter voor een houten of kartonnen exemplaar. Om jouw kind een gevoel van eigenheid en zelfwaarde te geven kan je de doos in zijn/haar/x favoriete kleur verven of het een speciale naam geven, zoals ‘Wonderdoos’ of ‘Talentenbox’. Als het doosje met oude werkjes vol is, dan werp je die simpelweg in de open haard. Zo is er weer ruimte in jouw woning en in jouw hoofd. Bovendien heeft je kind zo een wijze levensles geleerd. Nu weet hij/zij/x/het dat het perfect normaal is om oude dingen te vervangen door nieuwe zaken, zelfs als die nieuwe werkjes in feite geen vooruitgang betekenen ten opzichte van de vorige. Het leven is immers een cirkel. De levenden voeden zich met de doden. Uit as zijt gij geboren en tot as zult gij wederkeren. Je kan de symbolische lading van deze techniek kracht bij zetten door de ‘Wonderdoos’ te gebruiken als brandstof voor een zomerse barbecue. Zo kan je erop wijzen dat de werkjes niets voor niets verloren zijn gegaan. Zij houden het vuur brandende, waardoor jullie nu lekkere worstjes, satés en koteletten kunnen eten. De barbecue kan je overigens ook aangrijpen om kinderen vertrouwd te maken met het fenomeen ‘rouw’. Je kan bijvoorbeeld de worsten, koteletten en satés vervangen door Bunnie, het konijn van je zoon, dochter, x of hermafrodiet. Gezamenlijk het huisdier verorberen is de perfecte manier om je kind te tonen dat de dood geen vijand is, maar een noodzakelijk onderdeel van de natuurlijke cyclus. Ook de dood is deel van het leven. Net zoals wij ooit elkander ten grave zullen dragen, zo dragen wij heden ten dage het konijn Bunnie ten mage.   Pieter Van der Schoot

Pieter Van der Schoot
15 1

Belgisch fetisjisme: "Verliefd op een baksteen"

Over smaken en seksuele voorkeuren valt niet te twisten. De ene valt in zwijm voor hoogbejaarde, West-Vlaamse dames met een maatje meer. Sommigen geilen op nauwelijks meerderjarige schandknapen met drie tepels. Nog anderen zweren bij Thaise ladyboys. Alles kan in onze liberale samenleving. Maar wat doe je als je verliefd wordt op de Berlijnse Muur? Het overkwam Eija-Riitta Eklöf die in 1979 trouwde met de beruchte fysieke grens tussen Oost- en West-Berlijn. De Berlijnse Muur was met zijn 18 lentes net meerderjarig. Eklöf was 24, en vond de Berlijnse Muur 'de beste en meest sexy muur van de hele wereld'. De Chinese Muur mocht er ook wezen, maar leed aan overgewicht. Het geluk van de mens en de muur was echter van korte duur. In 1989 werd de Berlijnse Muur vermoord door een woedende menigte. Sindsdien gaat mevrouw Eklöf-Berliner-Mauer door het leven als een treurende weduwe. Ze is niet de enige die een relatie aanknoopte met levenloze voorwerpen. Samen met Erika LaBrie (beter bekend als mevrouw La Tour Eiffel) was Eklöf lid van een organisatie voor objectseksuelen, zeg maar: iedereen die wel eens droomt van een stevig nachtje uit met die lekker glimmende brievenbus van de buren. Objectseksualiteit is de meest komische en de meest tragische van alle geaardheden. Maar objectseksualiteit is ook buitengewoon onpraktisch. Hoe hard ik ook mijn best doe, ik kan mij niet voorstellen hoe een poliamoureuze LAT-relatie met de porseleinen kopjes van mijn oma in zijn werk zou gaan. Moet ik het gewoon zeggen als ik haar servies meeneem voor een intiem moment in de sauna? En waaraan kan ik mij verwachten als oma, die slechtziend is en de bibber heeft, ongewild de kopjes in duizend stukjes laat vallen? Dan breekt ze niet enkel een kostbaar erfstuk, maar ook mijn hart. Oma is dan niet langer de ietwat bazige hoogbejaarde vrouw die ze is, maar de moordenaar van mijn seks/levenspartner. Al mag zij dat laatste natuurlijk nooit weten. Toch zie ik ook enkele voordelen aan objectseksualiteit. Alles hangt natuurlijk af van de aard van het begeerde object. Een roomsoesje is te kwetsbaar, een dolk te gevaarlijk. Als ik objectseksueel was dan zou ik een baksteen aan de haak proberen te slaan. Een baksteen is immers betrouwbaar, voorspelbaar, en een veilige steunpilaar voor een warm huis. Bovendien moet ik niet langer geld verspillen aan voorbehoedsmiddelen. In tegenstelling tot mensen en andere dieren verspreidt een baksteen immers geen gevaarlijke SOA's als syfilis, hiv of kinderen. Maar er is meer. Een baksteen stinkt 's morgens niet uit zijn bek. Hij koestert geen gevoelens voor anderen en een eigen wil is hem onbekend. Hij heeft geen hoofdpijn als ik met hem wil vrijen. En als iemand mij lastig valt tijdens de jaarlijkse rellen op de Turnhoutsebaan kan ik hem gebruiken om eventuele belagers de tanden uit hun muil te meppen. Maar bovenal zijn bakstenen vervangbaar en goedkoop. Ze zijn de ideale partner voor wie geen tijd heeft voor de liefde, de droomliefde van slachtoffers van onze doorholeconomie. Niet moeilijk dat ik een boontje heb voor bakstenen. Alleen jammer dat ik er geen in mijn lievelingsmaten vind. Pieter Van der Schoot  

Pieter Van der Schoot
61 1

De mens

Ik ben een mens.  Ik ben voorbestemd voor pikvorken en brandstapels, voor bestormingen en guillotines - voor de opstand.  Ik ben een mens. Mijn naam is homo sapiens, ik ben de jongste telg uit de familie van de hominiden. 300.000 jaar geleden keerde ik me tegen mijn naasten. Mijn broertje de neanderthaler sloeg ik de schedel in. Ik nam zijn vrouw en schoot mijn zaad tussen haar benen. Ze baarde mij bastaarden. Ik groepeerde ze in roedels, en ging er andere diersoorten mee te lijf. Als mieren stortten we ons op prooien die vele malen groter waren. Uit hun beenderen maakten we huizen, uit hun pels sneden we een tweede huid, een harnas tegen de elementen. Als we het ene beest hadden uitgeroeid, vergrepen we ons aan het andere. Zo trokken we over de aardkorst, al plunderend en moordend. Hele gebieden vraten we kaal. Wouden en moerassen verdwenen onder steden en monumenten, opgetrokken uit de ingewanden van de aarde. Zulks noemt men vooruitgang Ik ben een mens.  Ik ben geketend aan de aarde, en gedoemd om mezelf te bevrijden, om aan mijn kettingen te knagen tot de zon dooft en het stof over mijn botten dwarrelt. De vrijheid is mijn vloek.Waag het niet om dat verlangen te doven, om het te temmen en te kooien - want ik ben een mens. Denk niet dat ik tegen God rebelleer. God is integendeel een deel van mijn opstand. Hij is mijn handlanger. Hij bestaat echt, ik heb hem tenslotte zelf gecreëerd. Ik weefde zijn beeld uit het spinrag van mijn fantasie en plaatste hem boven de aarde, boven zijn bewoners en boven mezelf. Hij is de hoeder van mijn vrijheid, de maatgever van de kosmos - mijn kosmos. Hij is de bodyguard van mijn rechten: het recht op vrijheid, het recht op controle, het recht om andere dieren te martelen, te wurgen en verscheuren. Ik ben groter dan God, want Hij is geschapen naar mijn beeld - het beeld van een mens. Ik ben een mens. Ik spreek het uit met walging. Soms wil ik vluchten van mijn soortgenoten, van de andere mensen: van hun kreten en hun zuchtjes, van hun arrogantie en hun plunderzucht. Dan trek ik naar een van die stukjes natuur, ingekapseld in minuscule reservaten, zoals die ook bestaan voor overwonnen volkeren. Dan ga ik onder een wilg zitten, met een bries die door mijn haren waait en de zon die in mijn nekvel bijt. Maar zelfs daar ontkom ik niet aan de zweetgeur van mijn medemensen en het snerpende gegil van hun larven. En ik graaf een hol. Ik sluit me op. Diep onder de wortels van de wilg. De geuren van aarde, wortels en wormen zijn m’n enige metgezellen. De mensen zijn zedig afwezig, ver weg op de wandelpaden die door het woud lopen.Uiteindelijk ruik ik niets - niets dan mijn eigen zweet en mijn eigen zure adem die weerkaatst tegen de wanden van mijn grot.Niets dan mezelf. Een mens. Pieter Van der Schoot  

Pieter Van der Schoot
0 0

Mensen zijn koeien

Mensen zijn dieren. Ze eten, drinken en schijten. Ze paren, slapen en worden brakend wakker. Ze komen ter aarde met een schreeuw en verlaten haar met een zucht. En tussen al dat zuchten en kreunen spookt één vraag door hun hoofd: Wat maakt ons nu zo anders dan die andere beesten? Onze verwantschap met apen is welbekend. Minder bekend is dat de homo sapiens ook een stevige dosis runder-DNA met zich meezeult. Dat verhaal begon zo’n 8.000 jaar geleden in het Tweestromenland, toen een eenzame boer meer tijd doorbracht met zijn veestapel dan met zijn door baren en zwoegen afgepeigerde vrouw.  De boer had last van hoofdpijn, zuchtte de hele dag door, verloor zichzelf in gepeins en zinloze, onpraktische vraagstukken. Ten einde raad begaf hij zich naar de plaatselijke medicijnman die een harde diagnose stelde. De boer leed aan een ongeneselijke, chronische aandoening: verveling. Verveling is geen beschavingsziekte, verzekerde de medicijnman. De mens is van nature een verveeld diertje. Hoogstens kan men zeggen dat de verschijningsvormen van deze zielsaandoening erger werden toen de mens - deze bizarre, tweevoetige, naakte aap - zijn nomadische bestaan inruilde voor een bestaan als landbouwer. Hoe meer mensen zich onderwierpen aan bureaucratieën en priesterklassen, hoe meer zij hun leven insnoerden met rituelen en taboes, hoe sterker de aandrang werd om zich te verliezen in allerhande uitspattingen. Dat gold ook voor onze boer, die snel na de diagnose tot de conclusie kwam dat geen exces buitenissiger is dan je geërecteerde lid in plaatsen steken waar die anatomisch niet tot hun recht komen, zoals de schacht van een gedomesticeerde oeros. Zo geschiedde dat 8 millennia geleden een geslacht van koemensen ontstond, dat zich vanuit Mesopotamië over de hele aardkorst verspreidde. Die theorie is minder vergezocht dan ze lijkt. Veel gedragingen van moderne mensen verraden hun zoöfiele oorsprong. Zo is copulatie met melkvee een goed gedocumenteerd ontgroeningsritueel bij West-Vlaamse tienerjongens. Ook wie de dagdagelijkse routines van de moderne mens grondig bestudeert ziet meer gelijkenissen dan hem lief is.  Ondanks hun zelfverklaarde trouw aan idealen als individualisme, zelfontplooiing en ‘empowerment’, bewegen de meeste specimen van de menselijke soort nog steeds in kudden. Vijf dagen per week laten ze zich leegmelken in shiften van acht uur. Daarna trekken ze stalwaarts in veewagens met achteruitrijcamera en adaptive cruise control. Op de openbare weg veroorzaken ze zo’n opstoppingen dat ze volledig opgedraaid thuiskomen in hun hoogtechnologische stallen met vloerverwarming, digitale tv en wifi.  Koemensen verkeren in een staat van permanente haast, wat hen ongetwijfeld erg menselijk maakt. Enkel als hun kalfjes liggen te maffen nemen ze tijd voor zogeheten ‘quality time’. Dit ritueel verloopt steeds in hetzelfde stramien. De stier bestijgt zijn koe, die ogenblikkelijk ten prooi valt aan verveling. Deze drie minuten durende fase geeft het vrouwtje de gelegenheid om de gebeurtenissen van het voorbije etmaal te herkauwen en plannen te maken voor de volgende dag. Na afloop stort het mannetje zijn zaad tussen de poten van zijn wijfje en valt snurkend in slaap. Soms leidt deze poging tot intimiteit tot de inseminatie van het koemenswijfje. Meestal echter sterft het stierenzaad een roemloze dood op de venusheuvel van het vrouwtje. Koemensen zijn rijk, gezond en weldoorvoed, maar vergis je niet: Hun bestaan is levensgevaarlijk. Velen sterven van verveling. Sommigen komen in opstand – al weten ze niet tegen wie. Ze worden opgejut door een influencer die in hun lusteloosheid een nieuw verdienmodel ziet. Ze breken hun stal af en schijten waar ze staan. Geconfronteerd met hun eigen afval verwijten ze ‘de wetenschap’ en ‘de overheid’ dat die nog steeds geen tovertruc hebben om hun stront te doen opgaan in het ijle of op z'n minst te voorzien van een vleugje lavendelgeur.  Nochtans is de koemens vrij en ongeketend. De poort staat wagenwijd open. Wie de stal wil verlaten moet enkel nog een gracht overspringen. Koemensen hebben echter stramme knieën. Een leven lang ter plaatse trappelen heeft hun gewrichten aangetast. Zelfs voor de sprong naar de vrijheid roepen ze de hulp in van wetenschap en overheid. De kuddedieren blijven dan ook liever waar ze zijn: in hun luxestallen met vloerverwarming, digitale tv, wifi en de ammoniakgeur van zelfgebakken lucht.  Pieter Van der Schoot

Pieter Van der Schoot
32 1