Zoeken

Streepjesman

Ik ben een streepjesman, duidelijk geen blokkenman. Al lijken geruite hemden om de zoveel jaar opnieuw in de mode te komen. Zoals nu. In de jaren tachtig liep ik ook rond in een hemd met rood en zwart blokpatroon. Hemd uit de broek natuurlijk. "Weer eentje met strepen?”, zegt mijn vrouw als ik opnieuw een trui of T-shirt met lijntjesmotief tevoorschijn heb gehaald. “Ge weet toch dat horizontale lijnen niet afslankend werken.” Het is lief hoe ze het voorzichtig uitdrukt. We bevinden ons in de provinciehoofdstad in een winkel met de Engelse naam voor ziekenhuis. Ik haal een trui met dunne horizontale lijnen uit het rek. Een ontwerp van Paul Smith. Ik trek hem meteen aan. “Dat staat u heel goed meneer”, zegt de verkoper die stilletjes tot bij me is gekomen. Het lijkt wel een scène uit ‘Wordt u al geholpen’ met mister Humphries die bij me staat. Mijn vrouw staat iets verder en luistert mee. “Het is inderdaad mooi”, zeg ze. “Maar die horizontale lijnen weeral.” Ik weet wat er komt en haal een theorie naar boven die ik onlangs in de krant heb gelezen. “Grote en slanke mensen komen goed weg met streepjes, maar voor kleine en iets vollere mensen is het geen goed idee. Tenzij het over dunne strepen gaat. Die maken je optisch veel minder breed.” “Klopt”, zegt mister Humphries. “Ik heb dat artikel ook gelezen. Al was dat vooral naar vrouwen gericht. Maar voor mannen zal het ook wel kloppen”, knipoogt hij. De trui gaat mee naar huis. Daar vraag ik aan onze jongste of hij weet van wie deze trui is. “Dit is een trui van Paul Smith”, zeg ik. “Oh”, reageert hij laconiek. “En moest die man zijn trui dan niet meer hebben?” Je moet toch altijd zo opletten wat je zegt.

Rudi Lavreysen
11 1

Havermelk

Ik heb begrepen dat het tegenwoordig not done is om nog koemelk te drinken. Het is slecht voor het milieu, dieronvriendelijk en vooral, en dat is het belangrijkste, niet hip. Want de allerlaatste hype is tegenwoordig havermelk. Nou ben ik niet hip, verre van, maar wel erg nieuwsgierig. Havermelk, wat is dat nou weer. Een rondje internet leerde me het volgende; havermelk is een van de meest populaire zuivelvrije melkalternatieven die momenteel op de markt te verkrijgen is. Het is een notenvrij veganistisch melkalternatief. Het is ook erg milieuvriendelijk, het is niet alleen veganistisch maar het maken vereist minder water en andere middelen dan het maken van vergelijkbare notenmelk. Nou nou, eigenlijk schandalig dat ik het niet dagelijks drink. Dat ik me nog steeds te buiten ga aan koemelk. Volle koemelk zelfs nog wel. Ik heb nl. altijd geleerd dat je op het gebied van eten geen compromissen moet sluiten. Je eet het authentieke product (zo veel als mogelijk dan tenminste) of je eet het niet. De sojamelk die ik ooit eens per ongeluk had meegenomen, heb ik destijds ook griezelend door de gootsteen gegoten. Het zal aan mij liggen, maar ik vond het niet weg te krijgen. Maar goed, havermelk dus. Enorm hip onder de millennials die de vraag naar dit product zo hooghouden dat het op plaatsen al uitverkocht is. Het schijnt zelfs dat er paniek is uitgebroken omdat de door hen veel bezochte horecazaken moeite hebben om aan de melk te komen. “Ze raken geheel van hun melk”, zouden mijn Vlaamse kennissen zeggen. Dus gaan we op zoek naar alternatieven voor het alternatief. Ik zag het fenomeen erwtenmelk al voorbijkomen. Ieder zijn meug. Wat ik wel denk, is dat we dergelijke melk geen melk moeten noemen. Melk komt van een koe, notenmelk is geen melk. Maar dat heb ik ook met vegetarisch vlees. Vlees is van een dier, of je er nou voor bent of tegen om het op te eten. Vleesvervangers zijn prima, maar verzin er in vredesnaam een andere naam voor. En ik vraag ook af hoe de mensen in mijn dorp gaan reageren als ik op het terrasje om een latte met havermelk vraag. En ik vrees dat ze na de uitleg zeggen “oh, un bakske koffie meej melk”. En bij zichzelf denken, “zeg dat dan, dom mens”.          

Machteld
19 1
Tip

Kriekenkoeken op zondag

Zondagochtend bij de bakker. Er staat al een lange rij mannen voor mij – blijkbaar is dit een mannentaak, daar moet ik het straks toch even over hebben met mijn vriend. Ik zoek mijn portefeuille tussen de verloren schatten in mijn uitpuilende handtas. Voor ik het besef, ligt het eruit. Daar sta ik dan, aan de grond genageld. Te kijken naar wat er zich afspeelt tussen mijn benen. Daar ligt het dan, fel afgetekend op de vloer. Je kan er niet naast kijken. Dat bevestigen de blikken uit de wachtrij. Al dat testosteron staart mijn richting uit. Om dan ongemakkelijk naar beneden te kijken. Mijn verloren voorwerp trekt meer aandacht dan de laatste kriekenkoek op het rek, waarvan iedereen hoopt dat de persoon voor hem die niet bestelt. Een gebruikt maandverband. Dat viel net uit mijn overvolle handtas. Sorry, ik bedoel een herbruikbaar maandverband. Maar dat vinden de meeste mensen even vies, ook al is het een vers gewassen exemplaar. Daar sta ik dan, aan de grond genageld. Te kijken naar wat er zich afspeelt tussen mijn benen. Wat is het verschil met een wegwerpmaandverband, vraag ik me dan bloedserieus af? Dat je het niet zomaar weggooit in de vuilnisbak? Fair enough. Dat is ook de reden waarom ik ervoor kies: dat je het niet zomaar weggooit in de vuilnisbak, na een keer. Of, nog erger, in het toilet – vraag maar aan de loodgieters in die mannenrij. Rood is toch mooi. Romantisch. Het is de kleur van de liefde. En in andere omstandigheden zijn mannen net enthousiast over de hoeveelheid vocht die ontsnapt aan de vrouwelijke onderkant. Het is de barometer van hun talent. Soit, laten we niet afgeleid raken, en dan richt ik mij vooral tot de mannen – denk nú aan een bebloed herbruikbaar maandverband, werkt het? ‘Wat mag het zijn voor jou?’, vraagt de bakkersvrouw als het eindelijk aan mij is. ‘Doe maar die kriekenkoek’, antwoord ik met beschaamde lippen. Want om een of andere reden had niemand voor mij die besteld.

Rien Mertens
111 1

Zelfontwikkeling

“Dus toen zei ik ja weet je Ruud, ik blijf nu dus even heel dicht bij mezelf en daar ga ik echt voor staan. Voor mezelf dus. Dat jij dat niet prettig vindt, dat is van jou, daar kan ik even niks mee. Ja sorry hoor Ruud, dit is gewoon mijn waarheid en ik móet die met je delen”. Lichtelijk geërgerd maar ook geamuseerd, beluister ik op een terras het betoog van de man aan het tafeltje achter ons. Toen ik net deed of ik zoekend om mee heen keek, zag ik een zelfingenomen hoofd tevreden nippen van zijn chai latte. Lange haren, teveel sieraden met kralen, gekreukt linnen bloesje en een viezige crèmekleurige broek met All Stars. Dat zou er wellicht allemaal niet toe moeten doen maar het uiterlijk zegt nou eenmaal ook wat. Dat ik daar iets van vind, dat zegt dan uiteraard weer iets over mij, maar hee, dat mag er zijn toch? Zo’n type mens is het namelijk, een alles-mag-er-zijn-type. Maar met dat “alles” wordt dan wel uitdrukkelijk verwezen naar de eigen emoties en behoeften. Naast het kreukelbloesje zit een platonische vriendin toegewijd en kritiekloos het beklag over de geliefde aan te horen. Mirjam heet ze en ze hangt aan zijn lippen. Van Mirjam mag alles er ook zijn en daarom is zij het gekozen publiek van de dag. Ze kennen elkaar van een cursus zelfontwikkeling in een klooster in de Ardennen. De cursus lijkt op het bloesje een enorme impact te hebben gehad, hij is er nogal vol van, van zijn eigen zelfontwikkeling. Bij Mirjam zijn er duidelijk wat minder kwartjes gevallen dus luistert ze met rode konen naar haar orakel in zijn linnen bloes. Die heeft, mede door Mirjams adoratie, het idee opgevat een verheven positie te hebben verworven ten opzichte van zijn geliefde Ruud en de rest van het universum. De vele cursussen mindfulness, life coaching en emotieve meditatie maken dat hij zijn emoties overbrengt als waarheden waar vooral heel veel ruimte voor mag zijn. Dat is ook zo’n truc, dat je het woord ‘moet’ vervangt voor ‘mag’. Dat klinkt liever maar is het stiekem niet. Als je, je eigen onvermogen dan ook nog verpakt in een ik-boodschap kun je vrijwel overal mee weg komen, zo heeft het bloesje ook gemerkt. “Ik merk gewoon dat ik geen monogamie ervaar in mezelf, ik wil me ontworstelen aan het idee dat mijn nieuwsgierigheid er niet mag zijn want dat belemmert me in mijn groei. Jouw conventies houden me tegen Ruud”. Zie je? Zo krijg je zomaar heel spiritueel voor elkaar dat je vreemd mag gaan. Het is maar net hoe je het verpakt. “Nieuwsgierig” (zo kun je overspeligheid gewoon noemen) is duidelijk veel beter dan “vastgeroest”(= monogaam). Zo kun je ook heel “dichtbij jezelf blijven” als je, je gewoon heel asociaal gedraagt en “geestverruimend bezig zijn” als je heel veel drugs gebruikt. Het een is uiteraard beter dan het ander. Althans, dat is de opzet. Tegenargumenten worden afgedaan met het verheven “hij is nog niet dáár”. Zo ook bij het linnenbloesje. Mirjam absorbeert hevig knikkend de diarree aan zelfingenomenheid en nipt ondertussen van haar gemberthee. Zij snapt helemaal dat het proces van bloesje zo belangrijk is dat al het andere eraan  ondergeschikt is. Dat de verkering daarmee volledig wordt ondergesneeuwd, daar heeft bloes geen boodschap aan. “Ja hee, dat is van hem, daar kan ik niet verantwoordelijk voor zijn”. En zo vertelt hij nog een tijdje door over zijn eigen proces, zijn waarheid en de ruimte die er mag zijn voor zijn behoeften. “Lekkere energie heb je Mirjam!” roept bloes. Ja natuurlijk, Mirjam heeft immers het afgelopen uur braaf alles beaamd omdat ze er eigenlijk niets van snapt maar bang is afgedankt te worden wegens tegenvallende spiritualiteit. Dat is ook zo’n paraplu waaronder alles er mag zijn, spiritualiteit. Bij weerstand deel je de ander gewoon in onder het kopje niet-spiritueel en je kunt weer onverstoorbaar door. Handig hoe dat in je voordeel werkt. “En heb je Ruud nog enthousiast kunnen krijgen voor dat swingers-weekend in die abdij in Poppel? vraagt Mirjam. “Nee” zegt het bloesje “hij is nog niet dáár”. te lezen op https://www.werkgeluk.nl/zelfontwikkeling/ 

Marleenvandecamp
22 1

De waarheid: Hoe de Tip Van De Week van M. De Ridder over MCH tot stand kwam

Ianthe wreef in haar ogen, gaapte naar een griet in rode lange jas die voor haar verscheen, staarde naar de witte bloemen in haar haar, glimlachte zuinig, zag dat het bloemenmeisje naar de vrije stoel aan haar tafeltje wees en nam schuifelend plaats. Wat doet een bloemennimf in Café Sport? ‘Ik ben Marjan,’ zei ze met een stem als een boterbloem. ‘Marjan De Ridder. Ik ben dichter -slash- rapper, schrijver, illustrator en leerkracht.’ Ianthe schudde haar hand, een hand met op de nagels bloemetjes getekend. Nagelillustraties? Een klasjufje dus. Wat moest die van haar? Ianthe zei niets en liet de hand met de bloemennagels los. ‘Je vraagt je waarschijnlijk af, wat ik hier kom doen? En waarom ik naar jou vroeg?’  Asjemenou, een helderziende dichter -slash- rapper! Ianthe kon een zucht door haar tanden niet onderdrukken. Ze keek Café Sport rond, zag geen bekenden en bracht haar hoofd dichter bij Marjan. ‘Mevrouw De Ridder, dichter -slash- rapper, waar kan ik jou mee helpen, want dat doe ik graag als altruïst -slash- Wereldverbeteraarster. Wist je dat er mensen zijn die beweren dat altruïsme niet bestaat? Dat anderen helpen, de straat oversteken bijvoorbeeld, puur egoïsme is? Maar dat is niet waar, mensen streven niet het puur maximale na, ze laten graag nog iets over voor anderen.’ Marjan leek even van haar stuk, herpakte zich, haalde een A4-tje uit haar aktetas en schoof het op tafel, richting Ianthe. ‘Lees dit,’ zei ze dwingend. “Wie is er gek? of One step d'r out!' van MCH” stond als titel gedrukt. Wie is er niet gek, dacht Ianthe. ‘Je moet mij helpen,’ zei Marjan, ‘ik zit helemaal vast. Ik hoorde van de redactie van AZF dat jij hier expert in bent. Ghostwriter zelfs.’ ‘AZF… die klotebende, rotmongolen,’ mompelde Ianthe. ‘Ben ik mee gestopt,’ herpakte ze zich, ‘bracht niets op.’ ‘Ik heb geld, veel geld,’ zei Marjan. Ianthe trok een wenkbrauw op. Veel geld? Als leerkrachtje zeker, dacht Ianthe, met nagels illustreren zal het ook niet binnenstromen.  ‘Ik geef je tweeduizend als je een recensie over dit topstukje schrijft.’ Dit wijf is gek, dacht Ianthe, tweeduizend lire? Of roebels? Kusjes? Ze is niet mis, misschien een trio met Alberto? Werkt ze als lichtekooi? Daarom zoveel geld? ‘Euro?’ vroeg Ianthe. ‘Wat anders?’ Dit wijf meende het. ‘Voor een paar lijntjes?’ Misschien bedoelt ze drugs? ‘Ianthe, het is een meesterwerk. En van MCH!’  Who the fuck is MCH, dacht Ianthe? Dit kind snuift lijm, of flipt van de boterkoekjes. ‘Doe je het?’ vroeg ze smekend, met lippen als een eend. Smeken als een eend? Duckface flowergirl kent de poses niet. Gelukkig waant ze zich geen actrice. Ik laat deze malloot vooraf betalen, dacht ze. ‘Isgoe,’ zei Ianthe, ‘het verlangen om goed te doen, de drang naar juiste kennis en de zoektocht naar schoonheid is voor mij belangrijk.’ Tweeduizend flappen ook, dacht ze. ‘Oh, kan je vooraf betalen? Handje contantje?’ Marjan De Ridder haalde vier briefjes van vijfhonderd uit haar portemonnee alsof het briefjes van vijf euro waren. Mevrouw De Ridder is loaded! Ianthe nam de briefjes aan, plooide ze in vier en stak ze in haar decolleté.  ‘Deal! Je topstukje krijgt een recensie van jouw hand, enfin de mijne, maar in jouw naam. Had je al iets bedacht?’ Marjan nam een tweede vel papier uit haar tas en legde het bovenop het eerste. ‘Nog niet veel,’ zei ze blozend. “One step beyond. MCH kopt in het kortverhaal “Wie is er gek? Of One step d’r out” meteen binnen met impressies van een verhouding tussen huurder en verhuurder.” ‘Niet slecht,’ mompelde Ianthe, ‘helemaal niet slecht.’ Ze schraapte haar keel. ‘Ik snap waarom je mij verzocht. Deze openingszin is loos, platjes, droog, niet fleurig, zou jij moeten weten, met je bloemetjes in je haar.’ ‘Ik weet het Ianthe, het mist bloemetjes.’ ‘Precies,’ zei Ianthe smalend, ‘impressies is te gewoontjes, maak er sfeerische impressies van, dat verstaat geen kat, maar toont dat jij niet gewoontjes bent, speciaal bent, dat je niet gewoon een dichter bent, of een rapper, maar een dichter -slash- rapper, begrijp je?’ De bloemen op haar kop knikten. ‘Zelfde probleem met verhouding, enfin, omgekeerde probleem, dat woord is te zwaar, te heftig, heeft iets nodig, iets zachter, bijvoorbeeld banaal, maak er banale verhouding van en je openingszin is af.’ ‘Wow,’ zei Marjan, ‘ze overdreven niet.’ ‘Die losers van AZF?’ vroeg Ianthe, dacht aan de tweeduizend op haar tieten en las de tweede zin. “Elke zin is een vuist.”  ‘Serieus, mevrouw de Ridder?’ zei Ianthe. ‘Dit lukt misschien in het eerste leerjaar, of geef je les in de peuterklas? Zinnen in een recensie verdienen lengte. Doe bijvoorbeeld volgende.’ Ianthe schrapte vuist, verving het door gebalde vuist en vulde de zin aan zodat ie klonk als een klepel: “Elke zin is een gebalde vuist in een aanslepende ruzie tussen de twee hoofdpersonages.” ‘En dat kan jij zonder de tekst gelezen te hebben?’ schrok Marjan. Ianthe haalde haar schouders op. Ik kan alles voor tweeduizend ballen, dacht ze. Meer had Marjan niet.  ‘Dus zover zat je?’ vroeg Ianthe nodeloos, meer om haar belang te onderstrepen, te benadrukken dat ze die tweeduizend waard was. ‘Hier zit ik vast,’ zei Marjan. ‘Het is een kortverhaal, juist?’ zei Ianthe. ‘Dus het is een verhaal, maar toch is er ruimte, en omdat er te weinig gezegd wordt, weet de lezer niet alles, juist?’ Marjan knikte instemmend. ‘En er is conflict, dat is er altijd? In een tijdspanne?’ ‘Weet ik niet,’ zei Marjan. ‘Doet er niet toe,’ zei Ianthe, ‘wat denk je van volgende: “Het kortverhaal is compleet maar laat ruimte voor mijmeren, laat de lezer twijfelen over wie of wat nu de meeste olie op het vuur gooit. In enkele zinnen toont de schrijver hoe waanzin in de mentale toestand van beide betrokkenen sluipt. Doordat de schrijver verschillende highlights in de week van de figuren opgooit en handige schijnbewegingen maakt in de tijd-ruimte interpretaties doorheen het verhaal krijgt de eigenlijke inhoud van de verhaallijn nog meer gewicht.” Marjans mond viel open. Ze staarde naar Ianthe al zag ze een geest verrijzen, op de muur kloppen en driemaal naar de wc gaan zonder doorspoelen. ‘Die MCH,’ zei Ianthe toen Marjan bijgekomen was, ‘heeft hij iets van een eigennaam gebruikt?’ ‘Madness, dacht ik,’ zei Marjan. ‘Madness?’ herhaalde Ianthe. ‘Dacht ik toch, wacht, check de tekst.’ Marjan greep het blad onder het vel papier waar Ianthe op schreef. ‘Niet nodig,’ zei Ianthe en hield haar tegen. ‘Madness will do.’ Ze schreef verder: “Toch weten we niet wie Madness is en of de gekte in het huis zit, in het hoofd van de verteller, de sfeer of de personages. De woorden hebben nog laagjes.” Laagjes, dacht Ianthe, dat werkt altijd. Toujours, dacht ze, een Frans of Engelstalig woordje gebruiken, dat werkt ook altijd. Maar is misschien hier niet nodig. Het is een ijzersterke tekst, vond Marjan. Dan mag dat nog eens gezegd. ‘Viel er je nog iets bijzonders op, aan die tekst, bedoel ik, niet aan het leven in het algemeen, of aan de stand van de maan, of aan hoe hier in café Sport de mannen scheef aan de toog hangen.’ Marjan keek naar de mannen aan de toog, likte haar lippen en tuurde opnieuw naar het blad waar Ianthe zo meteen nog een zin op zou kliederen. ‘Wel, euh,’ stamelde Marjan, ‘eigenlijk wel. Ik begreep niet goed waarom MCH op het einde er plots twee andere figuren bijsleurde. Dat leek me overbodig.’ ‘Overbodig,’ herhaalde Ianthe, ‘daar kunnen we wat mee.’ “Wanneer de schrijver dan op de valreep nog twee extra personages introduceert, klikken alle zinnen in een context en krijgt de lezer pas een resoluut besluit op zijn bord.” Ianthe las de recensiezin voor en Marjan lachte hardop, als een manische patiënt die te horen kreeg dat er nieuwe pillen uitgevonden werden, en dat zij als testcase uitgekozen werd. ‘Prachtig,’ siste Marjan. ‘Waarlijk prachtig, echt prachtig, zeer prachtig.’ Voor een dichter -slash- rapper toch arm van woordenschat, dacht Ianthe. Ach wat, rijk met geld, niets dat met euro's niet opgelost kan worden. Essentie vinden, daar kwam het nu op aan. ‘In drie woorden, Marjan, waar gaat dit stuk over?’ vroeg Ianthe. ‘Drie woorden?’ De bloemen in haar haar leken te verwelken, drooggezet door de moeilijke taak. ‘Of vier, maar niet meer, gewoon wat is de essentie, als er al een is, want essentieschrijvers, dat vind je niet veel meer, en al zeker niet op AZF. Je vond dat verhaaltje toch daar? Of heb je stiekem het uitgeknipt van een echte literatuursite? Alhoewel, met die start: One step beyond.’ Ianthe gniffelde even, tokkelde met haar vingers op de tafel als waren de vingers astronauten die de maanlanding oefenden, schraapte haar keel en herhaalde haar vraag. ‘Drie à vier woordjes dus, Marjan, over dit topstukje.’ ‘Goh,’ zei Marjan, ‘iets over een dakappartement en dat die kerel rare dingen doet om geen lawaai te maken en met een oud wijf die hem weg wil of zo.’ Tellen geeft ze niet, dacht Ianthe. Een, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van. Spuwt dat kind hier zowaar de langste zin uit in het hele gesprek, terwijl duidelijk drie á vier woorden gevraagd werden. Die leraresjes luisteren niet. Of verzon ze dat lerares zijn ook op haar cv? Schrijver en illustrator, dat is iedereen met een pen en papier. Maar moet je voor lerares geen opleiding genieten? Is dat geen beschermd beroep? Zou het wel moeten zijn, vond Ianthe. Voor de toekomst van de kinderen, en dergelijke. ‘Let op,’ zei Ianthe, schreef en las daarna voor: “Dit verhaal klimt tot in de nokjes van een fantastisch-realistisch studioappartement, vernielt de onschuld van oma’s en verkent de mentaal ongezonde compromissen die vaak voorkomen in een ongelijke machtsrelatie. De schrijver doet dit op zo een vrije en amusante manier dat ik het flitsverhaal graag zou zien doorgroeien tot een novelle of roman.” ‘Tot een novelle of roman?’ vroeg Marjan. ‘Weet ik veel,’ zei Ianthe, ‘is dat niet een mooi compliment, en tegelijk gebruik je de magische ik-zin, trek je jouw wil erbij, over wat jij - want daar gaat het toch om - wil. Dat jij verdomme wil dat die MCH jou een novelle schrijft, of God betert het, als hij echt wil, als hij echt jou wil plezieren, als de muze met bloemetjes in je haren die je draagt, een roman!’ De ogen van Marjan glinsterden, de kaken bloosden, en mocht Ianthe niet beter weten, ze leek te dompen op haar stoel. Dit grietje werd hier geil van. En Ianthe werd ervoor betaald. Betekende dit dat ze… Aan wat anders denken, dacht ze. Kan ik hier nog meer geld uitsleuren? Zoals het een echte professional betaamd? ‘Vind je dit goed genoeg?’  ‘Goed genoeg? Het is meesterlijk, Ianthe!’ Marjan klapte in haar handen. ‘Dit is de beste recensie ooit verschenen op AZF.’ ‘Dat kan wel zijn,’ zei Ianthe, ‘maar voor vijfhonderd extra, word jij de held van de recensie?’ ‘Vijfhonderd is geen probleem, maar hoe dan, hoe ga je dat flikkeren?’ Ianthe stak haar hand uit en vormde een kommetje. ‘Handje contantje?’ ‘Tuurlijk, dom van me,’ zei Marjan, nam nog een briefje, plooide het in vier, leek zich even te bedenken of ze het in Ianthes decolleté zou proppen, maar besloot dan toch het gewoon in het kommetje te leggen. Ze liet niet na Ianthes hand te strelen. ‘Thanks,’ zei Ianthe, ‘watch and learn. One step beyond!’ Ze nam haar pen en in één vloeiende beweging schreef ze: “Ik kon alleen maar denken: heerlijk toch zo een beetje drijven tussen absurdisme, ruzie en geluidsoverlast. En vond als podiumdichter (slampoëet) een soort punchline in een kortverhaal, maar daar zoekt u zelf maar naar. Eén ding is zeker: MCH maakt in dit verhaal geen enkel ongezond compromis.” Ze bekeek het vel papier. Best slordig handschrift heb je Ianthe, dacht ze. Ooit wordt dit ingekaderd, opgehangen in Tate Modern en zullen duizenden ernaar staren en de goddelijkheid bewonderen. Ianthe draaide het vel papier naar Marjan, die het gretig vastnam en luidop las. Toen ze slampoëet bereikte, schokte haar stem en liep een traan over haar wang. ‘Bedankt Ianthe,’ ze stond op, omhelsde Ianthe, kuste haar vol op de mond en probeerde haar tong binnen te wurmen. Ianthe beet op haar tanden. ‘Sorry Ridder,’ zei Ianthe, ‘dat is voor Alberto.’ ‘Ken ik Alberto?’ vroeg Marjan. ‘Neem je werkje, ga naar huis en typ het over.’ Ianthe keek hoe Marjan haar spullen pakte en Café Sport buitenwandelde. Geen foute kont, dacht Ianthe, waarom ben ik zo trouw aan Alberto?  Ze streelde de briefjes door haar borstenhouders. Tweeduizend vijfhonderd flappen.     (De personages in dit fragment zijn verzonnen; elke gelijkenis met bestaande plaatsen, met gebeurtenissen, met levende en/of dode personen, berust louter op toeval.) (Vrij naar 'Tip van de week van 30/03' in opdracht van MCH)

TonyCoppo
73 4

Back to the Future

De eerste lentezon weerkaatst op de weg waardoor ik een fractie van een seconde niets meer zie. In die flits herinner ik me de autorit naar de dansles op woensdagnamiddag. Waarbij mijn grootvader achter het stuur van de lichtbruine Peugeot een sigaret opstak en het gaspedaal indrukte voor onze reis terug in de tijd. Back to the Future. Ik was negen en te klein om voorin de auto te zitten. De zon scheen onder het zonnescherm in mijn ogen. Ik kneep ze half dicht en zag de weg voor me als in een oude film. Met trillend beeld en zwarte strepen door de schaduw die de bomen op de weg wierpen. Terwijl het landschap – de bomen waren niet ouder dan zeventig jaar want in de eerste oorlog stond hier geen boom meer recht – aan ons voorbij gleed werd ik misselijk door de geur van tabak en benzine. Waardoor ik steeds voor vertrek het raampje aan mijn kant opendraaide. Onderweg speelde mijn grootvader zijn film af. Een avonturenfilm waarin hij de held was. In zijn jonge jaren – de jaren van de tweede oorlog – sliep hij in het kippenhok. Het was een schuilplaats voor nachtelijke invallen op zoek naar de oudste zoon die voor de vijand moest gaan werken. In het dorpscafé ontsnapte hij aan een soldaat die een schot afvuurde om de verboden feestvreugde aan banden te leggen. Hij smokkelde aardappelen en kon aan een bom ontkomen. Eind goed al goed. Trots zat ik naast mijn grote held met in zijn mondhoek de half opgerookte sigaret waarvan de rook langs mijn raam ontsnapte. Ik was nog steeds misselijk en slaagde er niet langer in mijn ogen dicht te knijpen voor de felle zon. Ik zag dat hij er ook last van had. Want nu en dan viel een stilte en kneep hij zijn ogen dicht. Ik sla het zonnescherm omlaag en kan net een duif midden op de weg ontwijken. Dochterlief zet haar zonnebril op en wijst me op de tijd. Eén voor vier. We zijn bijna te laat voor de pianoles.De nieuwslezer kondigt de vreselijke hoofdpunten van het nieuws aan. De geschiedenis herhaalt zich. We rijden back to the future. Ik zet de autoradio uit en ontwijk de vraag van dochterlief waarom ik dat doe. Oorlogsgruwelen hoort een kind niet te ondergaan. Dat wist mijn grootvader ook toen hij zijn ogen dichtkneep voor wat hij me in zijn heldenverhalen niet had verteld.

ZINinZICHT.
5 0

Al dat eten

"Ik ga hier snel binnen", zei mijn vrouw. "Doe maar", zei ik. "Dan schuil ik daar even", naar het café wijzend 50 meter voorbij de winkel. "Hoezo schuilen?", antwoordde ze, "het is prachtig weer". Ik wilde vooral schuilen tegen de drukte van de winkelstraat. Elk excuus is goed om paskamers te vermijden. Het was een huiskamerachtig café. Niet meteen passend in de winkelstraat, waar alles op elkaar lijkt. Het was alsof ik de Lekke Ketel binnenkwam, het café uit het boek van Harry Potter, die toegang geeft tot de Wegisweg.   Ik plaatste me aan een ronde tafel. Naast me zaten twee vrouwen en een man. Op de tafels lagen tafelkleedjes. De man van het gezelschap heette André. Dat wist ik snel omdat de vrouw naast hem het bij elke zin vermeldde. "Gij zijt niet zot van olijven hè Andrè. Als er op een pizza liggen, geeft hij ze aan mij, hè André." André, ik schatte hem een jaar of zestig, had een schuimend streekbier voor zich staan. Ik bestelde hetzelfde bij de patron en stak mijn hand op naar André toen ik ervan proefde,  zoals buschauffeurs dat doen als ze elkaar tegenkomen met de bus.   "En ansjovis", ging de vrouw van verder. Ze kwam op dreef. Er volgde een opsomming van wat André niet graag had. Ik dacht aan de uitdrukking die wel eens aan Willem Elsschot wordt toegeschreven. “Zwijgen kan niet verbeterd worden.” Ik draaide me om, want ik meende aan de kachel een Elsschot-achtig figuur te zien zitten, met de pijp in de hand. Maar er zat niemand. André had een snor zoals Elsschot. Misschien was het daarom. “Kiwi's, lychees, passievrucht, zalm, kappertjes, artisjokken, …”. Ze bleef maar opsommen. “Het is me wat hè Andre, al dat eten.” André knikte bevestigend. “Maar wat zullen we straks eten André?”

Rudi Lavreysen
10 0

Wie ben ik?

Ik lees een autobiografie waarin de auteur een beschrijving geeft van de huizen waarin hij heeft gewoond. Hij zoekt een antwoord op de vraag wie hij is. Het is een van de stappen op zijn zoektocht. Het zijn maar liefst 21 woningen. Voor mezelf tel ik er 4. Zo vaak verhuizen lijkt me een helse job, zeker met de meer dan duizend boeken die hij heeft. Maar boeiend is het wel. Ook al ken ik zijn huizen en appartementen niet, ik zie ze helemaal voor me. "Vind je dat niet erg?', vroeg een vriend, nadat ik hem had verteld dat ons ouderlijk huis er niet meer staat. Nee, omdat die herinneringen aan het huis zich voor mijn ogen afspelen, zoals een film die je nooit meer vergeet. Een film die zich blijft afspelen. Zo is het kippenhok in het jeugdverhaal dat nu op de schrijftafel ligt in mijn hoofd een getrouwe kopie van het kippenhok achteraan in de tuin, waar vader menig uur heeft gesleten. Niet zoveel als de kippen natuurlijk, maar zijn beestjes kwamen niets tekort. Net zoals de vethaantjes die hij om de paar jaar opzette. In de aanpalende schuur stond een oud gasfornuis waarop hij in een vaalgele kastrol de aardappelen bereidde voor de beestjes. Hij stompte er nog wat sla en andere groenten in, want de dieren moesten gezond groot worden. De geur van de stamppot kwam tot aan het huis. Moeder vond het niks. Als de kastrol niet meer op het vuur kwam en vader zijn bijl tevoorschijn haalde, bleef ze binnen. “Doet ge een beetje voorzichtig Harry?" Maar ze stond wel aan het keukenraam te kijken, zodat ze op haar sloffen snel bij de schuur was, mocht er daar iets gebeuren. Je raakt ze niet kwijt, al die beelden. Ze maken wie ik ben.

Rudi Lavreysen
5 0
Tip

Dilemma

Ik bevind mij om 16.00 uur in de middag in een digitale bijeenkomst. Verschillende achtergronden vullen mijn beeldscherm. Ze geven stiekem een inkijkje in het leven van de deelnemende collegae. Zo runt Jantine naast haar baan bij het consultatiebureau een tasjeswinkel vanuit huis en heeft Bregje een dramatisch ogend systeemplafond. Lidewij heeft oog voor kunst en gaat daar met asymmetrisch kapsel en moeilijke bril pontificaal voor zitten. Organisator Esther geeft haar uitvoerige inleiding als zwevend hoofd in een vakantie achtergrond en verdwijnt daarbij gedeeltelijk uit beeld. Nadat Esther nogmaals de aanleiding waarvoor wij hier met zijn allen bijeen zijn uitvoerig uit de doeken heeft gedaan, volgt een lovende introductie en is vervolgens hoofdspreker Yvonne aan de beurt. Zij ontvangt glimmend de lof aan haar adres en geeft aan ons te zullen gaan inspireren vandaag. Laten we het in godsnaam hopen. Hierop begint zij doodleuk de do’s en don’ts op te sommen van het vergaderen in een online omgeving. Met een heuse uitleg over handjes opsteken, de chatfunctie en het gebruik van de mute-knop. En de verontschuldiging dat zij niet weet hoe ze haar scherm moet delen. Zucht echt. Na twee jaar pandemie zou je verwachten dat je de gebruiksaanwijzing van online applicaties achterwege laat en dat je ook een online bijeenkomst een beetje inspirerend weet te presenteren. Yvonnes moeizame start biedt daarop weinig hoop. Als je het bij elkaar optelt zijn er toch weer 25 mensen 5 minuten betaald om naar deze geestdodende introductie te luisteren. Geld wat vast beter besteed had kunnen worden. Maar Yvonne laat niets aan het toeval over en vraagt ons ook om onze telefoons allemaal UIT te zetten en ons geluid AAN als we praten. Nadat we ons handje eerst hebben opgestoken dan uiteraard. En van stagiaire Melanie de beurt hebben gekregen. We zijn een kwartier verder inmiddels. Vervolgens stelt stagiaire Melanie zich voor.. Nadat het lachsalvo over de losvliegende parkiet van de stagiaire is uitgedoofd neemt Yvonne weer het woord en nodigt ons allemaal van harte uit om vooral actief deel te nemen aan de bijeenkomst. Wel met handjes opsteken dus. Voor de zekerheid checkt Yvonne nog even bij Melanie of zij dan wel de te verwachten handjes in de gaten houdt zodat niemand wordt overgeslagen. De moed zakt me inmiddels diep in de schoenen. 16.15 uur. Stefan heeft een hondje dat op de achtergrond keft, waarop Lidewij zonder handje op te steken op scherpe toon vraagt of dat nu een hónd is die ze hoort?? Passief agressief geeft zij daarmee aan zich daaraan te ergeren zonder dat ook echt te zeggen. Mét effect want Stefan gaat direct voor de rest van de vergadering op zwart. Dan volgt een rondje begrippen. Of we weten wat “een probleem” is vraagt Yvonne. Ik kan me er zo zoetjesaan levendig iets bij voorstellen. “Wie wil daar iets over zeggen?” Niemand reageert. Yvonne gaat om 16.20 uur over tot aanwijzen. Waarop Hester vertelt wat zij verstaat onder een probleem, geïllustreerd door een praktijkvoorbeeld wat door Yvonne juichend wordt ontvangen. Dan krijgt Els de beurt die zich aansluit bij wat Hester vertelde en daar eigenlijk niets aan heeft toe te voegen maar daar dan toch nog wel veel woorden voor nodig heeft. Ook Stefan wordt gevraagd om zijn inbreng maar na 2 minuten wachten op reactie vanuit het zwarte blok wat Stefan heet besluit Yvonne dan toch door te gaan naar het volgende begrip: een dilemma. Weet iemand wat daarmee bedoeld wordt? Ik ervaar er zelf een, een groeiend dilemma. Want ik wil eigenlijk net als Stefan mijn scherm op zwart gooien en iets anders gaan doen. Maakt niet uit wat, als het maar niet deze tenenkrommende meeting hoef uit te zitten. Maar ik vind dat dan lullig. Omdat Yvonne heus zwoegend haar best doet, en Esther mijn collega is die de bijeenkomst heeft georganiseerd. Zit ik, sukkel die ik ben, dus uit loyaliteit (en braafheid, als ik eerlijk ben) anderhalf uur van mijn leven te verspillen die ik nooit meer terug krijg. Aan informatie die ik niet op ga slaan. Yvonne vraagt ons naar een door ons ervaren dilemma uit de praktijk. Ik heb het maar niet ingebracht.   eerder verschenen op https://www.werkgeluk.nl/dilemma/

Marleenvandecamp
88 5

Uitgemolken

Ik denk dat er geen nalatenschap zo wordt uitgemolken als die van André Hazes. Zijn immer treurende weduwe heeft zich ontpopt tot een gewiekste zakenvrouw. Samen met Jeroen van der Boom, die zichzelf heeft uitgeroepen tot meest populaire zanger van Nederland, organiseert zij steeds weer nieuwe evenementen. Eerst hadden we Heel Holland zingt Hazes. De titel bekt wel lekker, dat moet ik ze nageven. En nu is er ook weer Hazes is de Basis. De eerste aflevering schijnt overigens niet zo’n succes te zijn geweest. Met name het optreden van Rachel zelf kon rekenen op behoorlijk wat kritiek. Want oh, oh wat is ze altijd gelukkig geweest in haar huwelijk met de zanger. Dat ze elkaar de tent uitvochten, dat mag niemand meer weten. Eigenlijk probeert iedereen mee te liften op de nalatenschap van Hazes. Ook zijn zoon, Dré junior, mag zich verheugen in een grote interesse voor zijn persoon. Ik denk niet dat als hij de zoon van Piet Jansen, de bakker uit Nergenshuizen, was geweest, hij dit succes had behaald. Zelfs nu hij niet zingt, wat overigens naar mijn mening het beste klinkt, is hij nog populair. Natuurlijk bemoeit mama zich ook daar mee. Als je de roddelbladen mag geloven, is ze in ieder geval blij dat zijn relatie met Monique voorbij is. Althans, voor nu. Je weet natuurlijk nooit wat de toekomst brengt. Dingen kunnen zomaar veranderen. En wat heeft Rachel daar dan eigenlijk mee te maken. Misschien houdt ze gewoon niet van mensen die haar doorzien. Of Monique dat doet weet ik niet trouwens, ik ben er nooit bij geweest. Ook naar de musical ben ik niet geweest. Ik ben ervan overtuigd dat het een prima productie is, met vakmensen in de hoofdrol. Maar dat het nou weer over Hazes gaat, nee, dat is me toch te veel van het goede. En niet dat ik de zanger niet kan waarderen, hij had een hele goede stem en ook al hou ik niet van het genre, er zijn nummers bij die toch echt tot de klassieken gaan behoren. Alleen dat uitmelken, daar kan ik niet zo goed tegen. Maar ja, wat zal zijn vrouw blij zijn dat ze de scheidingspapieren nog niet had getekend doen André kwam te overlijden. Nu kan ze tenminste nog op een legale manier cashen. Kijk, en dat Nederland daar wat van vindt, ach, dat lijkt me voor haar minder belangrijk. Zij kijkt waarschijnlijk op haar bankrekening en denkt “Proost Dré”.    

Machteld
5 0

Hutselen en husselen

Als er zelfs voor ‘dooreenschudden’ twee bijna identieke synoniemen bestaan, is het geen wonder dat een mens woorden dooreenschudt. Ik heb het over ‘hutselen’ en ‘husselen’. Eén letter verschil maar vrijwel dezelfde betekenis. “Och, doe ze maar allebei”, moeten de mensen van het taalverbond hebben gedacht. “We zullen ze eens hebben.” Dat hutselen gebeurde tijdens een kort onderhoud met mijn buurman. U moet zich daar niets officieel bij voorstellen. We zeggen gewoon een goeiendag als we elkaar tegenkomen, gevolgd door een koetje of een kalfje. De weersomstandigheden zijn hiervoor ideaal. Je zegt het tijdens het voorbijgaan en we zijn het er meestal over eens. We zijn niet van het type dat blijft plakken. Hij heeft twee pubers in huis en altijd is er iemand om weg te doen of om te gaan halen. Wat was er nu aan de hand? Ik wissel regelmatig af met mijn begroetingswoorden. Kwestie van het niet te saai te houden. Bijvoorbeeld hoi, hallo, yo of hey. Hoe het kwam weet ik niet, misschien was het dat afwisselen, maar wat ik zei kwam eruit als 'hahoi'. Het klonk als een gerecht van bij de Chinees. Ik vervloekte mezelf voor een dergelijke dommigheid. Nu maar hopen dat hij dacht het verkeerd verstaan te hebben. Al was die kans klein. Twee dagen later passeerden we elkaar opnieuw. Maar ik had een plannetje in mijn hoofd om mijn flater recht te zetten. “Hahoi”, zei ik opnieuw. In mijn ooghoek zag ik hem ietwat verbaasd kijken. Het kan immers perfect dat er een woord bestaat waar je nog nooit van hebt gehoord. Het verandert tegenwoordig terwijl je erbij staat. Het jonge volk vindt ze uit alsof het niets is. Tussen mijn andere begroetingswoorden gooi ik voortaan regelmatig een ‘hahoi’. Het is nu alleen wachten tot hij het een keer terugzegt.

Rudi Lavreysen
281 0

Ongewenst gedrag

Je kunt er bijna niet omheen, het is het gesprek van de dag. Het ongepaste en onaanvaardbare gedrag van een aantal mannen ten opzichte van, soms nog heel jonge, vrouwen. Zeker als er sprake is van een machtsverhouding is dit echt heel laakbaar. Hoe komen die mannen erbij om dit soort gedrag ten toon te spreiden, wat denken ze, hoe werkt dat in hun hoofd. Ik kan er niet bij. Waarom denken dit soort mannen dat vrouwen, meisjes, dit leuk vinden? Denken ze werkelijk dat ze ‘God’s gift to women’ zijn? Heel bijzonder. Maar wat ik ook heel erg vind, is dat mensen, mannen, op dit moment al veroordeeld worden door de social media voordat er ook nog maar een rechter aan te pas is gekomen. Er is geen hoor en wederhoor. Mannen worden afgefakkeld en kapot gemaakt zonder dat er onderzoek wordt gedaan naar wat er nu echt is gebeurd. Daarmee wil ik dit gedrag niet goedpraten, maar ik denk dat er ook best situaties kunnen zijn waarbij de vrouw in kwestie zelf niet helemaal zuiver op de graat is. Net zoals die mannen een machtspositie hebben is het voor vrouwen ook mogelijk macht uit te oefenen. Want bewijs als man maar eens dat je onterecht beschuldigd wordt. Waarmee ik niet wil zeggen dat dat op dit moment aan de hand is bij bijvoorbeeld The Voice maar het is wel erg makkelijk. Iemand wordt beschuldigd en zijn hele familie wordt meegesleept in de ellende. Heel Nederland heeft een mening en meent te weten wat er is gebeurd. Ik ben inmiddels al heel wat jaren aan het werk en ik heb te maken gehad met mannen in soorten en maten. Heel af en toe zat er een tussen waarmee ik liever niet alleen in een kantoor was. Dus zorgde ik er voor dat dat ook bijna niet voor kwam. Rare afbeeldingen heb ik nog nooit ontvangen. Maar misschien zegt dat meer over mijn leeftijd dan over de mannen. Ik heb geleerd dat je als mens respect moet hebben voor je medemens. Mijn maatje en ik hebben ook altijd volgens die stelregel gehandeld. En oh ja, ik ben ook wel eens nagefloten. Maar dat was in de tijd dat daar nog geen aandacht aan werd besteed. Al weer heel wat jaren geleden. Nu wordt er niet meer gefloten. En ik vraag me dan af, is dat omdat de mannen op de bouw het niet meer durven? Of ligt het toch echt aan mij.    

Machteld
9 0

De belangrijkste der Belgen

"Waarom oorlog voeren als je ook een potje voetbal kan spelen om te winnen?"  De bedenker van deze snedige quote? Mijn zoon. De daaruit voortvloeiende mond vol tanden? Die mag u toewijzen aan de moederfiguur. Me, myself and I.  We zitten in de wagen. Dochter, zoon en ik. Ik vertel hen over het boek dat ik aan het lezen ben: ‘De oversteek‘ van Dirk Bracke en Herman Van Campenhout. Het boek gaat over mensen die hun eigen woonplaats verlaten omdat het er, om één of andere reden, niet goed is om te leven. De mensen zijn er niet veilig en leggen een levensgevaarlijke tocht af om op zoek te gaan naar een beter leven. Dat vertel ik hen. Ik voeg eraan toe dat het boek mij enorm aangrijpt. Dat ik dingen lees die ik zó erg vind dat ik er eventjes helemaal van onderste boven ben.  En dan… dan vind ik het hoogtijd om de actualiteit erbij te halen. Ik vertel mijn kotertjes over vluchtelingen, asielzoekers en over de mensonwaardige omstandigheden die deze mensen moeten trotseren om gewoon ergens een beter leven te vinden. En veel eisen hebben ze vaak niet. Gewoon, een beter leven: eentje zonder oorlog, met eten en drinken en een dak boven het hoofd. Verstomming op de achterbank na mijn uitleg. Ongeloof. Onbegrip. Ik zie de raderen draaien in hun mooie bolletjes. Ze krijgen hun hoofdje er niet rond. Dat kan ik duidelijk zien in mijn achteruitkijkspiegel. Ik verwacht dus tegengas. En dat laat niet lang op zich wachten…   Mijn dochter steekt van wal. “Alé, dan kan België toch met een vliegtuig naar daar vliegen en die mensen gaan halen? Dan krijgen ze hier een beter leven.” Bam. Klets. Katsjing. De 8-jarige is fier op haar wereldvondst. Ze wacht nu nog op een behoorlijke uitleg van de (*tuut*)-jarige (= ik) waarom de Koning daar zélf nog niet op gekomen is!? (Want de Koning is de belangrijkste Belg van álle Belgen. Sowieso). Ik rijg wat zinnen aan elkaar, maar ik zoek zelf de samenhang nog terwijl ik spreek. Mijn radar draait evenzeer op volle toeren. Want hoe leg je in godsnaam uit aan een in en in menslievende 8-jarige dat België niet bereid is de mensen in ‘die landen’ te gaan halen om hen hier van een beter leven te bedienen?  En dan kwam ze. Dé quote. De wonderbaarlijk, simpele, edoch vlijmscherpe quote: “Waarom voeren ze oorlog als ze ook gewoon een potje voetbal kunnen spelen om te winnen?” (Lees: geen gewonden, geen doden, geen ravage, geen bommen, geen vluchtelingen, geen asielzoekers. Gewoon, 90 minuten sjotten met 1 duidelijke winnaar en that’s f** it!) Ik zweer het u: ik zat met mijn mond vol tanden. Ge-ni-aal!  Ik kan alleen maar hopen dat Filip (je weet wel, de Belangrijkste der Belgen) graag ‘literaire blogs’ leest. En iets kent van voetbal. Dat hoop ik écht…

Saar_b
22 0

Ondraaglijk licht

Vandaag fiets ik voor het eerst dit jaar met de zon naar het werk. In mijn kielzog schittert het hemellichaam dat ons binnen enkele miljarden jaren genadeloos zal opslokken. Daarachter ligt het universum dat al 13,8 miljard jaar uitdijt. Het is een grote verantwoordelijkheid om met het gewicht van het bestaan op de schouders door te fietsen, maar ik houd mijn snelheid aan.Zeven miljard jaar geleden botste er trouwens een sterrenstelsel met onze Melkweg. Dit zou ons geluk geweest zijn. Anders waren wij waarschijnlijk rotsen. Of gas. Of een regen van saffieren.Zeven miljard jaar. Hoe verhouden wij ons tot die tijd? Nog geen halve oogwenk zijn wij. We zijn zelfs niet het oog dat dichtvalt. Misschien net de prikkel in de hersenen die het bevel geeft daartoe. Dit is onze tijd in het universum.Als wij nog geen oogwenk zijn in de eindeloosheid van de tijd, waarom dansen wij dan niet vaker? Er is niemand die naar ons kijkt. Wat houdt ons dan tegen? Met het oog op een zekere vernietiging moeten we net elke dag schoonheid scheppen. Het is onze missie.Uiteindelijk drijft alles in het universum uit elkaar. Eerst wordt de aarde nog verzwolgen door de stervende zon. En dan zullen ook de sterrenstelsel verder en verder van elkaar weg dobberen. Niemand die elkaar uitwuift. Eenzame sterrenstelsels in een steeds donker wordende duisternis.Ik zet mijn tred door, bijna aan het kantoor. Met de zon voel ik ook een andere warmte uit het Oosten. De ongemakkelijke warmte van oorlogsgeroffel. Maar ik doe alsof ik dat niet voel. Ik fiets met de eerste zonnestralen van het jaar. Ik dans.

Jolien Van de Velde
109 2

Vertel nog eens iets

Het is nog maar een fenomeen van de laatste jaren. Een uitzwaaifenomeen zou je het kunnen noemen. De mannen gebruiken de kapstok niet langer waarvoor deze ooit met veel liefde aan de muur werd vastgemaakt. Al had ik indertijd lichtjes fout geboord en hing de kapstok in eerste instantie zo scheef dat het kleingeld uit mijn jaszak viel. Maar dat is ondertussen in zijn geheel hersteld. Ik steek het kleingeld voortaan in mijn broek. Het fenomeen is opvallend. Naarmate het ouder worden hangen ze hun jas bij het binnenkomen alsmaar vaker op een stoel in de woonkamer. Snel de jas erop hangen om hem er even snel af te kunnen nemen. Geen tijd te verliezen. De stoel is voor het komen en gaan. De kapstok is om te blijven. "Ge staat precies al op vertrekken", was de uitdrukking van ons ma als ik in het ouderlijk huis op dezelfde manier mijn jas op de stoel hing. Want ik kom mezelf voortdurend tegen. Alsof je in een tijdmachine zit. Maar je kan het niet forceren. Je kan ze niet persoonlijk aan de kapstok hangen als blijvertjes. Noch de mannen, noch hun jas. "Alles heeft zijn tijd", heb ik vader ooit in een filosofische bui horen zeggen. Een zin die ik op mijn beurt tegen mijn vrouw herhaal, als we weer eens alleen voor de buis zitten. "Alles heeft zijn tijd." En er vervolgens aan toevoegend: "Trouwens, met twee is niet alleen." "Ge zijt precies weer in een filosofische bui", zegt ze dan. Toch hang ik hun jas soms onopvallend terug aan de kapstok, als ze even niet opletten. Als ze dan op vertrekken staan, zie je ze kijken en zoeken. "Hey, waar is mijn jas naartoe? Had ik die toch aan de kapstok gehangen?" "Vertel nog eens iets", zeg ik dan.

Rudi Lavreysen
7 1

Liefde is overal

Liefde is overal Elke maand kruipt ZIZO-redacteur Erwin Abbeloos voor ons in zijn pen. Hij schrijft over het leven, de LGBTI+-strijd, de actualiteit, ouder worden en af en toe ook over ABBA. Voor de column van deze maand kijkt Erwin vooruit naar valentijn en blikt hij terug op de plek die liefde in zijn leven ingenomen heeft.           Schrijven over liefde terwijl alles over liefde al geschreven is. In proza, in poëzie, in scripts. Zingen over liefde terwijl alles al gezongen is. Van pop tot klassiek. Liefde bedrijven terwijl alle liefde al bedreven is. Ach, de liefde. Dé liefde. Ik heb ze bedreven, beschreven, beleefd, bezongen, bewierookt en betraand. Ik heb ze zien aankomen, ik heb ze zien weggaan. Ik heb ze gevoeld, ze heeft me weten te verpletteren. Nu eens was ze opgebrand, dan was ze nergens te zien. Ik heb ze van op afstand beleefd, ik heb ze met één te veel gepleegd en ik heb een keuze moeten maken. Ik ben niet gemaakt voor een driehoeksverhouding. Soms meende ik de liefde te herkennen, soms had ik me vergist en was ze totaal iets anders. Ze heeft me ook bedrogen, beschimpt, verraden en vernederd. Ze heeft me gelukkig ook gekalmeerd, geheeld, gezuiverd, gelouterd. Ik weet dat ze een gemis kan zijn, ze kan ook te opdringerig zijn. Bij de ene doet ze verdomd haar best, bij de andere komt ze niet. Of dat denk je want ze komt altijd en overal. Dat zingt Björk ook in ‘All is full of love’, een liedje uit 1997. Daar staat hoe tot liefde en berusting te komen. Soms zoek je haar, weet je niet waar ze te vinden is, andere keren komt ze onverwacht je leven overhoopgooien. Ze komt in alle vormen, in alle woorden, ze zit in alle settings – van een Grindrafspraakje tot een seksparty. In housewarming parties en beschonken avonden. Ze komt in roze, in wit, in rood en allemaal zachte kleuren. Ook in ruig leer en glimmend latex zit liefde. Ze zit in al wat leeft en beeft, in al wat ademt en beweegt, in al wat hijgt, schuurt en heest.  Dan wordt ze diepe vriendschap. Zomaar. Ineens. Met de jaren. Jij en alleen jij kent ons. Een vluchtige kus wordt intenser dan de vermoeide pornostandjes die met alles en iedereen uitgeprobeerd zijn. Een huis, een omheining, een kat. En jij. In het nu. Praten met je vingertoppen. Liefde spreekt een taal zonder woorden.  Liefde is ook uit elkaar gaan. In ‘Knowing me knowing you’ van ABBA zingt Frida dat uit elkaar gaan het beste is wat ze kan doen. Ze zingt niet dat dat het beste is wat kan gebeuren; ze zingt niet ‘Breaking up is the best thing to do’. Ze zingt ‘It’s the best I can do.’ Zij is het die weggaat. In de jaren ’70 van vorige eeuw dan nog wel, toen het feminisme in een tweede golf streefde naar een gelijkwaardige positie in de maatschappij en seksuele bevrijding. Het laat ook de perfectie van een ABBA-song horen. Alles moet matchen, tot in de details. Lezen, herlezen, schrijven en herschrijven. Weggooien, een stukje overhouden. Dat is schrijven en zo gaat het ook in de liefde. Je houdt er enkel het beste van over. Een breuk is altijd een beetje lijmen en met beetjes groeien.  Wat de liefde ook doet, ze overkomt iedereen. En iedereen verdient ze. Liefde komt wanneer je het leven al aangeraakt hebt, ertegen aan geschuurd hebt, wanneer het niet meer deert, wanneer de scherven nog op de grond liggen. Gebroken glas is ook mooi glas. Wat het met je lijf, je ziel en je huid doet, lees je in ‘Fragments d’un discours amoureux’, van Roland Barthes.  Liefde heeft me in berusting gebracht. Het is een in oneindigheid uitgestrekt landschap met heuvels, dalen en vlakten. Wat de liefde ook doet, ze overkomt iedereen. En iedereen verdient ze. Weet dat, terwijl in de liefde alles al geschreven staat, liefde altijd op een onbeschreven bevlekt blad staat. Il y a de quoi commencer un scénario! 

Erwin Abbeloos
22 1

Kerkpraat

Kerkpraat (Twee mensen zitten op een bankje achteraan in de kerk. Verder is er niemand.)   P:    Uw hondje mag hier niet binnen, mevrouw Cleeren, dat weet u. C:    U was er gisteren niet, meneer pastoor. P:    Ik heb nog andere parochies onder mijn vleugels, het zijn drukke tijden. C:    Druk? Da’s wel straf, met al die lege kerken.   - Stilte -   C:    Het is vandaag acht jaar geleden, meneer pastoor. P:    We zullen hem nooit vergeten. Hij is bij God nu. C:    Daar ben ik vet mee.   - Stilte -   P:    U mag uw hondje echt niet mee binnen nemen in de kerk, mevrouw Cleeren. Als ik dat voor één iemand toesta, dan is hier binnenkort het hek van de dam. C:    Ah ja. Dan neemt ál dat volk zijn hond mee naar de kerk. Hier zit geen kat, begot. Ik kom met Franske, of ik kom niet. P:    Franske…? C:    Ja, ik weet het. Mijn kinderen vinden het ook stom. Maar ik dus niet. Het is mijn hond, het zijn mijn zaken hoe ik hem noem.   - Stilte -   C:    De kinderen zouden vandaag komen, maar dat is een week uitgesteld. Voorlopig toch. Onze Guido belde als eerste af, en tien minuten later ons Godelieve. Ze wil tegenwoordig dat we ‘Lief’ zeggen. Niks van. Ik heb haar Godelieve genoemd, en zal haar zo blijven noemen.Er komt een beetje ‘god’ in voor, he meneer pastoor? P:    ‘Lief’ is ook wel lief. C:    Onze Guido begint ook met die zever: “Zeg maar ‘Guy’, dat klinkt jonger”. Alleen onze Jan doet nog normaal met zijn naam, gelukkig maar. P:    Daar valt ook niet veel aan af te korten, eerlijk gezegd. C:    Hier zie? Humor in de kerk, hoor je het, Franske? P:    Franske hierboven, of Franske de hond?   - Stilte -   C:    Ze vinden dat ik moet verhuizen. P:    Zeggen ze dat? C:    Ze geven mij een kus, kijken rond en zeggen: “Maar moeder toch, helemaal alleen in zo’n groot appartement…”, en dan krijg ik een aai over mijn bolletje. P:    En Franske dan? C:    Die krijgt geen aai.   - Ze gniffelen allebei. -   C:    Ons Godelieve heeft een kamer vrijgemaakt waarin ik mag komen wonen. De andere twee waren wel heel enthousiast over dat voorstel. P:    En u, mevrouw Cleeren? C:    Opwijk, meneer pastoor, Opwijk… Ik ken daar niemand. De bakker niet, de slager. Zelfs de pastoor niet. Ze spreken daar half Brussels.En ons Godelieve is allergisch voor honden.   - Stilte -   P:    Het kerkkoor komt repeteren over tien minuten. C:    Ah. U zet me buiten. P:    Ik zet niemand buiten. Het koor is wel onderbemand. C:    Dat koor klinkt als kattengejank.Frans kon heel mooi zingen. Wij met twee eigenlijk. P:    Ik weet het nog, die middernachtmis. C:    Ik zing niet meer, meneer pastoor. P:    U zou kunnen luisteren, misschien wat aanwijzingen geven? Meezingen hoeft niet meteen.   - Stilte -   C:    En Franske dan? P:    Die moet wel buiten. Ik kan een uurtje met hem naar het park. Als hij dat goed vindt tenminste.

birgit mellebeek
90 1