Zoeken

Monopoly

Ik loop door straten waar steeds weer opnieuw huizen of appartementen te koop staan. Straten, waarin ook overal oude prachtige huizen compleet opnieuw worden opgeknapt.            Het Zuid van Antwerpen bruist, vooral de bouwsector en de projectontwikkelaars en vastgoedmakelaars tieren hier welig. Ik loop door straten waar steeds weer opnieuw huizen of appartementen te koop staan. Zoals de bubbeltjes in een glas bruiswater stijgen en stijgen hier de prijzen- er lijkt geen limiet in zicht. Er valt hier nog maar weinig te huren en ook dat wordt duurder en duurder. Ik loop door straten waar steeds opnieuw huizen of appartementen te koop staan. Met de vele reeds gedane projecten, lees verkochte huizen en appartementen in luxe staat, verandert de buurt.  Er komen massaal bakfietsen, elektronische fietsen en deelsteps bij.  Meer en meer straten worden fietsstraten -al dan soms met op de weg enorme gaten. Ik loop door straten waar steeds weer opnieuw huizen of appartementen te koop staan. De Brederodewijk is gelukkig nog niet helemaal verloren aan al de investeerders. Maar goed ook. Want een Oud Zuid dat even kil en lelijk is als het Nieuwe Zuid kunnen we hier echt missen als kiespijn. Ik loop door straten en passeer huizen en appartementen die allemaal te koop staan. De straten zelfs en de hele  buurt lijken te koop te staan. Er valt geld te verdienen met die prachtige oude huizen die na een opknapbuurt drie keer zo duur doorverkocht kunnen worden.    De buurt is op een kantelpunt want straks gaat hier alleen nog het  grote geld wonen.  Er is veel horeca, maar op bepaalde plaatsen blijft het bruisende Zuid op zaterdag avond dicht of sluit men al vroeg. Teveel bruisen zal het grote geld waarschijnlijk in zijn slaap verstoren. Ik loop door straten waar steeds weer opnieuw huizen of appartementen te koop staan. Ik woon hier maar drie jaar en zie de buurt al veranderen.  En ik weet dat dit maar één buurt in de stad is waar dit gebeurt en dat Antwerpen maar één stad is met buurten waar dit gebeurt.  In waarheid is het Zuid maar één van de vele speeltuinen van gentrificatie.  Eén groot monopoly spel met de realiteit, dat wereldwijd wordt gespeeld.

Maike Bretschneider
10 0

ik heb een huis

Ik woon in een huisIk woon in een dakappartementik woon in een veredelde studio€650 euro flappen de maandin de eerste week van de maand betaaldvaste kosten niet inbegrepenhet geld via mijn glijdende uren job behaaldik woon hier alleen in dit huis het heeft geen dampkamphet regent binnen langs de veluxenrechtstaand douchen is niet mogelijkhet  heeft geen thermostaat maar wel aftandse chauffages uit de jaren stillekesde kabels afgeknipt, duct tape er rond gewikkelder komen vonken uit het stopcontact als ik ze insteekeen simpele drukknop was er teveel aan mijn huisbaas is Assyrisch als enige Vlaming in deze blokben ik alsook de enige die werktop het tweede verdieprechts onder mijwoont een mandie in het zwart fietsen in de garage maakthij kent niet het verschil tussen ja & nee& kent zelfs het woord hallo niethij lacht & knikt alleen maar links onder mijwonen drie vrouwenze werken alle drie niettwee van hun zijn zussenze gaan naar de voedselbank op het eerste verdiepwonen twee oude vrouwen & de kleindochter van godwieweetwievandetweeéén van de oude vrouwenis gehandicaptde appartementenblok heeft geen lift  iedereen buiten mij in deze blok is Assyrisch                                                         iedereen& we zitten hier in Mechelen   remember Melikam Kucam ?   NV-AA   Nieuwe-Vlaams/Assyrische Alliantie ik zie de problemen van de maatschappij hierik zie de problemen van de maatschappij uit mijn raamik zie de problemen van de maatschappij buiten deze vier muren Ik zie veel te vaak zwarte Afrikaanse vrouwen       hun buggy’s op de bus zeulen zonder hulpm’n stelt er zich geen vragen bijiedereen moet ergens geraken de dag van vandaager schuilen heelder minidorpen in rijhuizen op Nekkerspoel Ik zie 43-jarige geëmigreerde Marokkaanse manneneen godganse dag met nagelpistolen schietenvoor hun familie hier & die in Marokko te onderhoudenze worden er op de werkvloer er dagelijks aan herinnerd                           & met de vloer gelijkt gemaaktomdat ze Marokkaan of Moslim zijn door mensen die niet Marokkaan of Moslim zijn ik zie de problemen van de maatschappij ik zie onbekende Balkan manneneen godganse dag op hun knieën zittenvoor zichzelf staande te houdenpal voor de Duitse winkelketens met geel/blauw logoop Nekkerspoel & de Leuvensesteenweghun handen kletteren & rinkelen zoals de gemiddelde fietsbel Ik zie Libische fietskoeriersdoor de pleurende regen ploeteren& in gebrekkig Nederlands producten leverenaan veel te chique bekakte Antwerpse vleesrestaurantsvoor daar herinnerd te worden aan Gaddafi& voornamelijk de kleur die ze dragen& dat mannen & vrouwen wel degelijk gelijk zijn aan elkaar ik zie de problemen van de maatschappij Ik zie bijna nooit twee mannen hand in hand lopenin dit heiligdom, mijn stad Mechelenin centrum Arrogantwerpen kan dat welslechts éénmaal op zeven jaar tijd hierwerd dit beeld mij gegundeen tekenend beeld an sichmaar  wie wilt dan ook dat zijn situatie nodeloos uit de hand loopt door hand in hand te lopen Ik zie Marokkaanse slagersvoor hun geslachte konijnen & te vettig gehakt met olijven inzich intens geraakt & beledigt voelendoor oudere atypische Belgische damesomdat die nog nooit een verse dadel hebben gezien& zich afvragen wat dat in godsnaam in dit land doetze snappen niet hoe de ongedroogde versie hier geraakt ik zie de problemen van de maatschappij ik zie super capabele werknemersdie ooit in de buso belanden door gebrek aan& niet gebrek aan verstand van hun kanteerder door gebrek aan & begrip voorvaak is de makkelijke weg gemakkelijker als de moeilijkede meeste kinderen leren a b c d sommige leren je hebt ADHDhopelijk valt er te leren uit de fouten sommigen krijgen het nooit geleerd Ik zie de problemen van de maatschappij& wie ben ik ik ben iemand in een huiseen huis zonder beeldbuismaar ik zie de problemen van de maatschappijdus kijk misschien eens uit de ramendan kunnen we tezamen besluitendat in deze gans grote bende van ellendemensen sukkelen & constant stenen smijten door elkaars ruiten   ik zie de problemen van de maatschappijjij ziet ook de problemen van de maatschappijwij zien de problemen van de maatschappij ik zie de problemen van de maatschappij& wie ben ik ik ben iemand in een huisik ben iemand in een huis zonder beeldbuis                                    fuck de brainwashbakik zie de problemen van de maatschappijik ben iemand in een huis& ieder huis heeft zijn eigen kruismaar hier buiten ligt uw& mijn echte thuis& zonder elkaar & zonder naast elkaar te staanzijn we nooit echt thuis  

Schrikkentist
0 0

Moeder

Denk niet naarTerwijl de oneindige regen valt.Adem in en uit.   Dat is genoeg.Terwijl van alles op je leven knalt.   Denk niet naar Terwijl de oneindige regen valt. Adem in en uit.   Het is niet jouw fout, Dat alles anders komt, Dan je had gehoopt.   Denk niet naar Terwijl de oneindige regen valt. Adem in en uit.   Het gaat bergaf gaan en heftig worden. En sneller dan je nu kunt beseffenGaat het een van je liefste mensen treffen.   Denk niet naar Terwijl de oneindige regen valt. Adem in en adem uit.   Het is niet jouw fout, Dat je gelijk had met jouw vermoeden.   Denk niet naar Terwijl de oneindige regen valt.Adem in en uit.   Nog is er tijd. Genoeg tijd zelfs, Om je moed terug te vinden. Denk niet naar Terwijl de oneindige regen valt.Adem in en adem uit.   Ook in lange afstanden  Sluimert dichtbij zijn .   Denk niet naar  Terwijl de oneindige regen valt. Adem in en uit.   Nog is ze niet verdwenen. Geen schaduw van zich zelfs.   Denk niet naar Terwijl de oneindige regen valt.Adem in en uit.   Nog is ze er en heeft je nodig Meer dan ooit   Denk niet naar  Terwijl de oneindige regen valt.Adem in en uit.   Pak je moed vast. En je moeder nog vaster. Zolang ze er is.   Denk niet naar Terwijl de oneindige regen valt. Adem in en uit.   Het leven valt vaak tegen. Maar in tegenslag kan je ook sterke vinden, Waarvan je niet wist dat je ze had.     Denk niet naar  Terwijl de oneindige regen valt. Adem in en uit.   Bereid je voor, Want ze gaat verdwijnen en  Een schaduw van zich zelfs worden.   Denk niet naar Terwijl de oneindige regen valt. Adem in en uit.   Dit gaat een zware weg worden, Die geen mooie einde zal nemen.   Denk niet naar Terwijl de oneindige regen valt.Adem in en uit.   Stel je voor; De hemel weent met je mee, Om wie nooit meer zo zou zijn als ze was.   Denk niet naar Terwijl de oneindige regen valt. Adem in en uit.   Blijf doorgaan Voor je moeder.   Denk niet naar Terwijl de oneindige regen valt. Adem in en uit.

Maike Bretschneider
6 0

Re-valideren

Het was allemaal snel gegaan. Voor ik het kon vatten, kleefde er vertraging aan mijn ribben. Net als de klamme pyjama waarin ik door de ziekenhuisgang schuifelde. Mijn rechterhand geklemd rond de metalen staf waaraan een collectie infuuszakjes bengelde. In het geluid van de krassende wieltjes op het linoleum herkende ik de geruststelling van een avond waarop alle verlangens irrelevant waren. Al het worden, was nu ongecompliceerd zijn. En vanuit het zijn, zou ik vanzelf weer iets worden. Mijn sterke wil mocht nu rusten. Het pad dat zich lusvormig naar mijn beginpunt keerde, als een slang achter haar staart aan, liep dwars door deze beige gang. In de reflectie van een raam probeerde ik mijn figuur te corrigeren. Zou dit buigen gauw weer staan worden? Ik sloot het beeld af met een sussend gevoel van vertrouwen in de natuurlijke gang der zaken. Zonder mijn actieve tussenkomst, groeiden dingen rustig verder. Het verstrijken der indrukken had mij uit elkaar doen vallen en tijd zou mij weer aaneen smelten. Die tijd kreeg ik nu. Tijd om mezelf te herzien. Om mezelf te re-valideren. Rond de duur betaalde tijd bond ik, als ware het kleurrijke ballonnen, een tros gerechtvaardigde ‘neens’. Want dit proces was ernstig genoeg om mijn authentieke verlangens kracht bij te zetten. Om ze te onderstrepen met dikke zwarte lijnen die mijn tere rijke wereld afbakenden. Een fractie van een glimp in enkele gapende deurgaten bevestigde dat ik nergens anders wou zijn dan bij mezelf. De vraag was alleen: wie was ik? Hoe voelde mijn ware aard, geborgen onder al die strategieën en onderhuidse overtuigingen? Wat leefde er onder dat zware gonzende hoofd van mij? Om dat te weten, werd ik naar binnen gedreven. Ik werd open gemaakt, omdat het onzichtbare zich wou tonen. Toch zou ik niets te zien krijgen. Zolang ik mijn ogen weigerde te sluiten. In de stille duisternis, geheel zonder afleiding, zou ik mezelf haarscherp kunnen waarnemen. Ervaren wat er daar onder het sidderende oppervlak speelde. Elke avond bracht verzachting. Het uitdeinen en verstillen van de dag zette mijn kern in beweging. Het ging hier louter om het bewegen zelf, niet om de doelen die daarmee bereikt konden worden. Traag en aftastend tekende ik mijn contouren uit. Het moest geen plaatje worden, noch moest er een lijn inzitten. Zolang ik de grenzen maar voelde. Ik trok ze dicht tegen mij aan, hulde mij erin en ervoer de vrijheid die in simpele kleinheid woont. De muren van deze gang waren geen beperking, maar een omkadering. Als zwierige accolades bakenden ze het veld af waarin ik ontplooide. Trillend strekte ik er mijn kwetsbare voelsprieten uit. Tastend houvast zoekend naar dat wat nog overeind was gebleven. Aan het eind van de gang vond ik mezelf in een aquarium. Onderworpen aan immer zoemend elektrisch licht en een dreunende filter die het water helder hield, maar het contact met de aarde vertroebelde. Een gevoel van verspilling overviel mij. Was het geen zonde om die hoogst intelligente natuurlijke schoonheid zo in te blikken, in verkrampte cirkels te laten draaien? Om de genialiteit en uniciteit der natuur zo klein en gecontroleerd te houden? De vissen verstonden de projecties die uit mijn hoofd kwamen niet. Wat hen betrof was er niets anders dan de voorbijgaande ervaring, onbelemmerd door bewustzijn of gedachten. Eén met de vorm die ze aannamen, één met het water en de plastic planten, zonder weerstand noch oordeel, opgaand in de beleving die zich nu voordeed, alsof er niets anders mogelijk was. Natuurlijk was alleen de mogelijkheid die zich nu aandiende werkelijk. De vissen waren altijd thuis, terwijl ik vergeefs beschutting zocht onder holle denkbeelden. Ik was dan ook groter dan de vissen, groot genoeg om over grenzen heen te kijken. En om te jammeren dat ik mij elders bevond. Reiken naar wat niet was, ontnam mij de kracht om te zwemmen. Ik zou naar de oppervlakte gedreven zijn als de vissen mij niet de diepte hadden ingeduwd. Hun ogen waren zo gevuld met leven dat ik enkel zuivere leegte kon onderscheiden. Een leegte waar ik slechts van kon nippen zonder te proeven. In hun stilzwijgen ontwaarde ik een lied over de berusting van het komen en gaan. Het levensritme dat omhelst en loslaat, doodknijpt en leven inblaast. Ze lieten zich meevoeren met de oneindige stroom van verschijnen en verdwijnen zonder het besef van iets geweest te zijn. Deze vissen belichaamden de aanvaarding die ik mij eigen kon maken. Aanvaarden was glijden in plaats van schrapen. Dat kon ik zien aan hun intacte glanzende schubben, in contrast met mijn gehavend voorkomen. Onder het aquarium hing een A-4tje met instructies en waarschuwingen. Negen uitroeptekens als soldaten naast het stellige verzoek van iemand die streed voor een stipje leven in deze steriele woestijn. Uit het vergeten verleden van de vissen had men voorschriften gefilterd. Alles dat natuurlijk en vanzelf ging, werd hier gereguleerd. De repetitieve opname van parameters had van intuïtie een mythe gemaakt. Regelmaat was de moeder van kleine zekerheden. Ook ik had mij onder haar vleugels genesteld. In de gelatenheid van de vissen las ik hun weerbaarheid. Onwetendheid was het pantser waarmee ze het bewustzijn uit hun wezen hielden. Grillige narcosedromen riepen mij weer te bed. Ik zei tegen de vissen dat ik zou terugkeren, maar deed dat uiteindelijk niet. Deze eenmalige ontmoeting bleef zich wel caleidoscopisch ontvouwen. Hun onuitgesproken woorden nestelden zich in mijn voornemens. De herinnering werd verankerd, houvast bij felle wind. Het benoemen der dingen vond nog weinig hechting na mijn bezoek aan het aquarium. De laagjes betekenis die ik overheen ervaringen schilderde, vertoonden al snel barsten. Ik hing mijn interpretaties aan de haak en wortelde in stilstand. Daar, zonder gewoel, zou ik gaan bloeien. In het meest vruchtbare zijn dat om niets vroeg.

KarolienDeman
3 0

De laatste petanquer

Gisteren vond ik tijdens het opruimen een oude zomerfoto met zes zongebruinde mannen op een rijtje: Rob, Ludo, Pier, Georges, Eric en mijn papa. Ik zag het weer helemaal voor mij. Voorbij de kabinetjes op een stuk hard zand bakenden ze met een wit koord hun terrein af. Met een houten plankje aan een lange steel veegden ze het terrein effen. De ploegen werden verdeeld en pas na een uur of drie zagen we de mannen terug onze richting uitkomen. Wij, de families, zaten aan de kabinetjes en passeerden de mannen af en toe als we gingen zwemmen.  Na een paar jaar vervolledigden een Antwerpenaar Toon en twee jonge West-Vlamingen, schoonbroers van Ludo, de petanquers op regelmatige basis. Het koordje viel weg en er kwam een houten scorebordje in de plaats met een zwart en rood pinnetje. Ik was intussen een jaar of tien en mocht al bij het terrein staan kijken. “Fientje geef ons ne keer twee puntjes, meistje” klonk het dan. Waarop ik het rode of zwarte pinnetje verzette. De favoriet van mij en mijn mama was Pier. Pier had spierwit fijn golvend haar tot in zijn nek en, een wit baardje, grijze bril en sproetjes over zijn hele lijf. Pier kwam altijd een uur voor de start van het spel bij ons aan de kabinetjes een babbeltje doen. Mama zat dan met de tranen in haar ogen van ’t lachen. Vaak gierden en schaterden we voor het hele strand. Pier zijn ex-vrouw had een paar stoornissen die hij dan heel gezapig kon nadoen. Hoewel ze zijn leven deels had verwoest kon hij geen slecht woord over haar vertellen. Ze hadden samen een zoon, die niet zo snugger was, en een dochter die de stoornissen van haar moeder had geërfd. Pier was al drie keer afgevoerd met een zware hartaanval. Eén keer lag hij in ’t dodenhuizeke, daar is hij wakker geschoten en  heeft hij alle verpleegsters verbaasd hoe snel hij weer de oude was en de schone “mokstjes” bedankte voor hun goede zorgen. Hij zag de vrouwen graag op zo een zachtaardige manier dat het bij mij is blijven hangen. Pier was een kettingroker en de tussenstop in ’t dodenhuizeke had het hem niet afgeleerd. ’t Was mooi daar aan de overkant zei hij. Hij was niet bang. Hij was hier al langer dan voorzien was. Dus kwam hij petanquen met pilletjes in zijn zak. Mijn papa wist de pilletjes zitten en wist wat hij moest doen. Hoe vaak stond mijn hart niet half stil als er een helikopter op het strand landde? Was het Pier? Bijna jaarlijks werd iemand afgevoerd. De heisa die dan ontstond als de helikopter bleef cirkelen tot er een landingsplaats werd vrijgemaakt, de snelheid waarmee een stukje strand werd afgebakend met donkerblauwe zeilen om de reanimatie te starten, de zandstorm die ontstond wanneer hij weer opsteeg en het lege verlaten gevoel achteraf, het zit allemaal in mijn geheugen geprent. Zelfs nu 30 jaar later voel ik het nog wanneer een helikopter overvliegt. Tot ieders verbazing was er plots die zomer waarop Pier zijn nieuwe echtgenote aan ons voorstelde: een gezellige dame met veel te veel overgewicht. De gezellige dame bleek na wat verhalen van Pier geen fantastische keuze. Op minder dan tien jaar tijd was zijn hele spaarboek erdoor gedraaid en Pier voelde zich meer en meer teleurgesteld in hoe alles gelopen was. Zijn mooi huis in het centrum van de stad waar hij zo graag uit ging werd verkocht en hij verhuisde naar een stacaravan buiten de stadsrand, samen met zijn gezellige dame die intussen door een maagring haar vetrollen voor rimpels had verruild en daarbij wat gezelligheid als tol betaalde. Pier zijn ogen straalden als hij zijn miserie met ons kon delen en we er samen om konden lachen. En vaak moest hij ook een traantje wegpinken of wat verdriet wegslikken. Dat was het moment waarop hij naar mij keek en vroeg hoe het was of welke taartjes ik bakte of hoeveel strandbloemen ik had verkocht. Met de jaren werden die vragen vervangen door vragen naar de liefde. Maar Pier kwam alsmaar minder. De dokters waarschuwden hem dat hij niet veel tijd meer had en dat bleek te kloppen. We gingen niet naar de begrafenis, dat was te zwaar. Met veel moeite en verdriet bracht mijn papa de zomer na Pier’s dood iedereen terug bijeen om de petanque verder te zetten. Mijn andere favoriet Ludo was stiller, maar altijd blij mij te zien. Volgens mijn mama had ik als kleuter bijna zijn scheiding veroorzaakt. Ludo had een vrouw en drie kinderen, dezelfde leeftijd als mijn broer, zus en ik. Op een dag heeft ze het hele strand bijeen geroepen omdat Ludo in mijn mama haar koffietas de melk omroerde nadat hij al de hele dag met mij had gespeeld in plaats van met zijn eigen zoontje. De scheiding vond een paar jaren later plaats. Geen idee of wij er voor iets tussen zaten. Ludo kwam dus wat minder petanquen. Soms was hij er, soms zijn ex en hoe ouder ik werd geen van beide. Het kabinetje werd dan ook alsmaar meer gebruikt door de schoonbroers met jongere kinderen. Die broers werden ook in de petanquegroep opgenomen, wat voor wat extra leven zorgde en de zekerheid dat er elk weekend minstens zes spelers waren. Op mijn zeventien, aan het kabinetje van Ludo en zijn schoonbroers zag ik plots terug zijn zoon. Als kleuters waren we onafscheidelijk en nu we allebei tot mooie tieners waren uitgegroeid sloeg de vonk terug over. We wilden nog wel eens samen spelen en trokken naar het water. De vonk bij mij was maar van korte duur, na twee spelletjes aan het water gingen we samen de stad in. Toen dat avondje uit eindigde met drugs besloot ik verder maar uit de buurt te blijven van mijn kleuterlief. Een goeie beslissing, zo bleek dat later, toen Ludo terug kwam petanquen en meedeelde dat zijn zoon in het gevang zat, zijn dochter flik was geworden en de oudste zoon een nietsnut. Ludo was op dat moment hertrouwd met een militaire. De militaire kwam mee petanquen. Dat werkte enkele jaren tot wanneer een nichtje van Ludo in het spel kwam. Ludo verdween weer jaren en de militaire speelde nog een zomer verder. Toen ook zij verdween vertelden Ludo zijn schoonbroers dat Ludo zich had opgesloten. De militaire had hem zijn levenslust en materiële goederen ontnomen in een loodzware echtscheiding en hij is het niet meer te boven gekomen. Rob was een chique type uit Brussel. Hij was er niet altijd bij omdat hij ook nog tennis speelde en altijd wel ergens een jonger liefje had. Zijn vrouw wist het, maar de schone schijn moest hoog gehouden worden, dus bleef ze glimlachen. Rob kwam na Pier’s dood niet meer spelen. We zagen hem soms nog aan de tennis of op de dijk en dan later alleen nog de schoonzoon en de kleinkinderen. Met Toon werd vaak gelachen omdat hij slechter speelde en wat trager was, maar ze hadden hem er graag bij. Toon kreeg prostaatkanker. Spelen deed hij veel minder. Het oprapen van de ballen deed hij met een magneetje. De kanker was nog maar enkele jaren onder controle of er werd dementie vastgesteld. Hij kwam af en toe nog kijken naar de petanquers en dan ook dat niet meer. Eric was een luidruchtige zongebruinde al vroeg kale man met gouden ketting en dikke bierbuik. Veel te vaak was er met Eric discussie. Eric had nog een ander petanquegroepje. Toen zijn einde naderde en de kanker in zijn hele lichaam verspreid zat bleef hij positief. Zolang hij kon zou hij spelen en een aperitiefje drinken. Hij bleef als voorlaatste over en speelde dus nog een aantal jaren met de nieuwe garde: een paar jongere mannen die hadden gezien dat die petanquers best wel plezier beleefden. Eric en Pier kenden Georges zijn vrouw goed. Het was een duinsletje in de gouden jaren. Of ze Georges bedroog omdat hij vaak knorrig was of andersom kan ik niet zeggen. Wel vond ik Georges als kind maar een rare vent. Toen ik zelf moeder werd en Georges heel lief met mijn eigen kinderen omging begon ik hem beter te appreciëren. Hij zag er toen ook al een opa uit. Maar hoe ouder mijn kinderen werden hoe vaker ik opmerkte dat zijn blik steeds vreemder werd, alsof hij weg was van de wereld. Hij had verdriet over hoe zijn leven gelopen was en zag de toekomst steeds somberder. Hij kreeg antidepressiva, maar kwam er niet meer bovenop. Op een ochtend nam hij zijn fiets, zonder portefeuille, zonder gsm en belandde onder de trein. De sportieve Georges die altijd ging fietsen, zwemmen en petanquen eindigde zonder benen in een rolstoel. Zijn vrouw beheerde zijn telefoon, dus open gesprekken voeren kon ook niet meer. De medicatie tastte zijn brein verder aan en deze zomer stond mijn papa plots aan mijn raam met zijn doodsprentje en immens verdriet omdat zijn sportieve vriend zijn laatste levensjaren opgesloten en verminkt had moeten doorbrengen.  Mijn papa, de laatste van de petanquers, speelt intussen al twee jaar alleen nog met de nieuwe garde. Het scorebord gaat nog mee. Het plankje om het terrein te vegen, het koordje en de meter om de afstand juist te meten zijn achterwege gebleven. Het uur en de plaats om te petanquen hangt niet meer af van de getijden. Het water komt al meer dan 20 jaar niet meer tot aan de kabinetjes. Overal rukken duintjes op. De nieuwe garde gaat na een spelletje petanque niet meer zwemmen of pintelieren, maar recht de fiets op naar huis of gewoon terug in de strandzetel tot etenstijd. Tijden zijn veranderd. De gesprekken nog dezelfde: schunnige opmerkingen over mooie meisjes, commentaar op rare individuen, de kinderen en kleinkinderen, de gezondheid, de nieuwe gebouwen of de toestand van de oude, het weer, reisplannen, evenementen en lekker eten. Mijn dochter speelt af en toe mee, net als ik destijds met Pier en Ludo en zijn schoonbroers. Als ze het scorebordje verzet hoor ik Pier zijn stem. Maar zij herinnert zich enkel Georges en Eric, de rest heeft ze niet gekend. Zij heeft een band met de nieuwe garde. Mijn tijd was de tijd van Pier.  Dat waren dé tijden zegt mijn papa. Profiteer ervan, dat zegt hij ook, want niets komt terug. Wat voorbij is, is voor altijd voorbij.

Fien SB
119 1

Wat ben ik toch een rund

Ik hou het liever eenvoudig. En ordelijk. Ik sorteer. Zowel mijn afval als mijn gedachten. Het eerste omdat het beter is voor het milieu en het mijn burgerplicht is, het laatste leg ik mezelf op, anders word ik gek. Mijn maatschappijkritische blik heb ik jaren geleden al in de pmd-zak gegooid. Ik kijk naar de wereld zoals een koe naar een passerende trein: een beetje verbaasd maar voor de rest weinig geïnteresseerd, zich afvragend wanneer al dat kabaal weer voorbij is en de stilte wederkeert. Tegelijkertijd een mals plukje gras degusterend, of in mijn geval momenteel een met kruidenkaas besmeerde wrap, die ik keurig belegd heb met gerookte zalm en rucola. Genietend van het hier en nu. Geld beleggen? Daar houd ik me niet mee bezig. Deze simpele vent houdt van direct rendement. De gerookte zalm is voortreffelijk. Ben ik dan niet betrokken? Nee. Ik ben zonnig. Zelfs ’s ochtends ken ik nauwelijks ochtendgrijs. Voor mij geen mist, enkel openheid. Helderheid. Omdat mijn leefwereld klein is. In de echte, de grote, zijn er veel te veel conflicten, complotten en intriges. Door al die samenspannerijen zie je dagelijks lange rijen gedupeerden, in oorlogsgebieden zelfs lange rijen lijken. Elke dag opnieuw. Even later zie je rijken die betrokken lijken. Politici en leidende figuren met principes en dikke buiken die van de ene partij naar de andere overlopen, als communicerende vaten die mij hoe langer hoe minder zeggen. Nee, het journaal hoeft voor mij niet meer. Liever met de voetjes op mijn kleine lapje grond dan te allen tijde op de hoogte gehouden worden. En waarmee? Met echt nieuws of met door gekleurde en bevooroordeelde redacties voorgeknabbelde feiten? Ik wil me niet nodeloos opwinden, want ik kan er toch niets aan verhelpen. Me kwaad maken? Evenveel of zelfs meer dan alle anderen? Nee, ik krijg er geen boost van om het boost te worden. Laat zitten.  Ik mag dat niet zeggen of schrijven, want dan ben ik onverschillig en egoïstisch. Dan mis ik solidariteit met medemensen die getroffen worden door oorlog, hebzucht, machtsmisbruik en alle andere onhebbelijkheden die des mensen is. Een gebrek aan wij-gevoel dat ik compenseer met wei-gevoel. Ik hoef mezelf niet stoerder voor te doen dan ik ben. Ik ben geen stier. Noem mij maar een koe. Het enige onrecht dat me persoonlijk treft en waarvan ik me bewust ben is dat ik dagelijks leeggemolken word door allerlei overheden, terwijl ik er, naar mijn gevoel, steeds minder voor terugkrijg. Wat maakt het uit? Ik heb niet veel nodig om gelukkig te zijn.  Je bent zo gelaten, Danny. Ik hoor het je al denken, waarde lezer. Dat is nochtans niet zo. ‘Met rust gelaten willen worden’ bevat drie werkwoordsvormen en is dus veel arbeidsintensiever dan je denkt. Het toppunt van gelatenheid is het almaar groeiende besef dat naarmate zijn leeftijd vordert, een mens steeds minder van de wereld begrijpt. Tot hij een gevoel krijgt van: wat doe ik hier nog? Dan is het tijd om te sterven.  Maar zover zijn we hopelijk nog lang niet! Ik spring en huppel dagelijks rond als een jolig en stoeierig kalfje, op zoek naar wat wél nog leuk is. Naar uitdagingen. Vaak zijn het er waarvan ik weet dat ik ze aanga omdat ze heerlijk haalbaar zijn, maar af en toe verleg ik mijn grenzen tot bijna net tegen de prikkeldraad. Het moet wel een beetje spannend blijven. Niet wereldschokkend, maar wel genoeg voor een tintelend stroomstootje. Ik zeg boe en doe niemand kwaad. Integendeel: regelmatig zorg ik door mijn manier van doen voor glimlachjes. Als alle mensen dat zouden doen, zou het journaal na een paar jaar iets van een goednieuwsshow hebben. Een heilige koe ben ik nochtans niet. Ik heb er zelfs niet de schijn van. Ik wil alleen liefhebben, en zelf een beetje gekoesterd worden.       

Danny Vandenberk
13 1