Zoeken

Dennenappels

Door het voortduwen van de rolstoel veeg ik al na vijftig meter het zweet van mijn voorhoofd. De zon schijnt genadeloos op mijn hoofd. Alsof het in een kachel steekt. We draaien het bos in. Eindelijk schaduw. “Hier is het beter”, zegt ma. “Zeg dat wel”, antwoord ik, opnieuw mijn zakdoek bovenhalend. Ze hoort me vegen en zuchten. "Ge zweet al zeker? Bij mij gaat het nog." "Er liggen gelukkig geen dennenappels op het pad", zegt ze. "Dat rijdt makkelijker.” “Dat is tegen de herfst hè ma”, zeg ik. Het doet me denken aan het woonzorgcentrum uit de tv-serie 'After life'. ‘Autumn leaves’ heet het woonzorgcentrum, of ‘Herfstbladeren’. Voor mensen in de herfst van hun leven. Een naam waar je het niet meteen warm van krijgt. Dat doet de serie wel. Over een man die na het overlijden van zijn vrouw de draad terug probeert op te nemen, maar hier niet meteen in slaagt. Hoe begin je daar ook aan? Daarbij komt dat zijn vader in het WZC een op voorhand verloren gevecht tegen dementie voert. Je kan de reeks vertalen als 'Na het leven'. Of misschien wel 'Het tweede leven'. Wist je dat je inderdaad twee levens hebt? Het tweede begint op het moment als je beseft dat je er maar één hebt. “Vroeger gingen we in het bos altijd dennenappels rapen”, vertel ik ondertussen op het wandelpad. “Om de stoof aan te maken.” “Ja, we hebben wat dennenappels geraapt, maar dat zult gij niet meer weten. Wij waren nog klein. Die waren voor de Leuvense stoof in de keuken.”Ma zit af en toe een generatie verder terug in de tijd. De Leuvense stoof stond bij haar ouders. Wij hadden een kachel in de woonkamer. Toch vertellen we graag over vroeger. Je moet het warm houden, dat geheugen.  

Rudi Lavreysen
7 0

Een bijzonder seizoen

"De buurman deed dierengeluiden na", zeg ik. Mijn vrouw kijkt me aan alsof ik een zonnesteek heb en begin te hallucineren. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd. Het is al behoorlijk warm. "Nee, echt, dierengeluiden. Vogels. Ik passeerde er toen ik naar de bakker ging. Het ging van roekoekoe en oehoeh. Wacht, er zat ook een leeuw bij denk ik, want hij deed nog van: wroooww. Daarna opnieuw hetzelfde." "Ssst", zegt ze. "Het raam staat open." "Ja, bij de buurman dus ook." "Welke buurman was het?" "Een paar huizen verder. Het kwam van de bovenverdieping. Ik dacht: hij heeft zijn kleinkind op bezoek. Maar dan hoor je een reactie van het kleinkind. Een gegiechel." "Niet alle kinderen zijn hetzelfde. Misschien lacht zijn kleinkind niet zo luid." "Nee, maar in de tijd dat ik er stond, heb ik alleen de buurman gehoord." "Hoe lang heb je er dan gestaan?" "Ik heb even gedaan alsof mijn veter los was. Daarna heb ik die effectief losgemaakt en langzaam mijn schoen gebonden. En een paar keer mijn rug gestrekt." "Misschien was hij aan het oefenen voor iets", zegt mijn vrouw tenslotte. Je hebt er het raden naar, wat mensen doen. Ik heb er op zich niks mee te maken. Het is zomer, dan hoor je vanalles met die openstaande ramen. Het doet me denken aan een zin uit Hotel New Hampshire van John Irving. 'Keep passing the open windows.' 'Blijf de openstaande ramen passeren.' De familieleden in het boek zeggen het tegen elkaar als iemand problemen heeft, omwille van een tragisch voorval met een openstaand raam. Misschien moet ik nog eens een John Irving boek lezen, bedenk ik me. Het is vakantie voor iets. Goed idee. Dat allemaal dankzij de dierengeluiden van de buurman. Wat is het toch een bijzonder seizoen, de zomer.  

Rudi Lavreysen
8 0

15 zijn.

            Zijn denken, zijn schrijven, zijn drang naar de onbeschaamdheid van het leven werden beïnvloed door ‘De Verkeerde Minnaar’ van Mireille Cottenjé en ‘De Schaamte Voorbij’ geschreven door Anja Meulenbelt. De eerste auteur maakte een diepe indruk op hem en Meulenbelt vond hij uiteindelijk een conformistische trut, al bleef dat boek op hem kleven. De dames zouden hem doen geloven in vrijheid van liefde en seks en de twee titels zouden zeker voorgoed zijn onvermurwbaar militantisme onder zijn huid graveren en hem in een onuitputtelijk streven naar wat later totaal onmogelijk zou blijken, het goede in de wereld en in de maatschappij te betrachten. Wat goed is, zal nooit kunnen zegevieren maar hij beloofde er iedere dag het beste van te maken, voor zichzelf – niet uit eigenbelang maar sinds zijn jeugd leeft hij met het gebrokene en daarom probeerde hij zijn eigen leven en dat van anderen te herstellen -, en voor de ander. Leven in continu herstel levert misschien niet veel op maar hij zou met niemand ruilen. Deze twee boeken waren zijn eerste pornoboeken en hoewel de ‘Happy Hooker’ van Xaviera Hollander ook in de boekenkast stond, hadden Cottenjé en Meulenbelt de meeste invloed op hem. In pornoboekjes ergerde hij zich overigens aan de spelfouten in de teksten. Porno was daarmee zo banaal, zo ordinair, zo seventies. Vriendschap in porno bracht verbondenheid op een totaal ander niveau, dacht hij. De camaraderie die zich uitte in seks vond hij verbluffend en origineel. Het voelde goed aan. Alsof het zo moest zijn. Hij kende de boeken van Michel Foucault nog niet maar onbewust werden de kiemen gelegd voor zijn latere bedenkingen. Porno had zich niet alleen genesteld in zijn lijf maar ook in zijn hele bestaan en zijn gedachtegang.             Daarom geloofde hij in magie. Hij geloofde dat mensen die elkaar niet kenden op een of andere manier met elkaar in verbinding stonden, dat bepaalde mensen elkaar moesten ontmoeten, niet zozeer voor seks of voor liefde maar omdat een of ander noodlot hen naar die ontmoeting dreef om zelf vooruit te geraken in het leven. Soms moesten mensen elkaar gewoon een tijdje ontmoeten en dan weer solo verder gaan.             Hij schreef in schriftjes met lijntjes, met grote en kleine ruitjes, op losse bladen en in kantlijnen van schoolboeken. Alleen hij kende het geheim achter vertellen. De vragen waarop hij antwoorden zocht waren geen echte vragen. Ze waren een aanzet om te denken en op te merken hoezeer mensen naast elkaar konden leven, hoe mensen elkaar de mond dichtsnoerden, hoe mensen het niet zo nauw met elkaar namen, hoe mensen niet bereid waren om toegevingen te doen, laat staan compromissen te maken. Hij schreef hoe hij zag hoe tijden veranderden, hoe, zonder het te merken, de jaren achter hem kwamen te liggen. Wat wist hij over wat hij vandaag deed waar het hem later zou brengen. Mensen voelden de verzuchtingen van hun eigen levenservaringen in hun eigen nek niet meer. En uiteindelijk zouden het diezelfde mensen zijn die er ook in zouden slagen hem het zwijgen op te leggen.             Tot zijn geheim barstte.

Erwin Abbeloos
7 0

16 zijn

Een tekst is nooit af. Een tekst is zoals in het leven, zoals mijn leven, dacht hij. ‘Zijn’: de tekst is, de tekst staat er (maar hij is nog niet af). ‘Hebben’: je hebt de tekst in handen, je hebt de tekst van links naar rechts, van rechts naar links, van boven naar onder en terug geschreven – maar hij is nog niet af; bezitten is niet zo belangrijk in het leven. ‘Worden’: de tekst is zoals jij: in wording. Dat was zijn belofte daar onder ede in zijn slaapkamer: altijd worden. Zijn en hebben zijn volstrekt onbelangrijk in het leven.             Hij trok als een bezetene aan zijn sigaret, alsof het zijn laatste genot op aarde was en hij het aardse ging ruilen voor het hiernamaals. Hij voelde een lichte erectie opkomen. In gedachten rookte hij sigaretten met sportieve mannen gekleed in korte sportshorts. Seks en sigaretten gingen voor hem altijd samen. De rook stapelde zich in zijn mond op en hij blies meteen alles weer uit. ‘Nooit de rook aan je longen laten komen,’ maande zij hem aan en hij rookte verder.             Ze had de sigaretten, ze had het allemaal: een platenspeler met ingebouwde cassettespeler en radio, honderden 45 toeren platen mét alle singles van ABBA, Gerard Lenorman en twee versies van ‘Patrick mon chéri’. Ze had ouders die amper thuis waren en ze had een beroemde schoonbroer die de sigaretten leverde. Ze had een bromfiets waarop hij niet mocht rijden, hij had een tweedehands meisjesplooifiets. Ze had een grote labrador, hij had een poedel. Ze kon zwemmen, hij bleef aan de rand staan met een zwemband rond zijn heupen en twee meisjesachtige vrienden erbij. Ze had twee zussen die het huis uit waren, hij had een afwezige familie. Voor haar verjaardag kreeg ze een huis, hij deelde zijn kamer met zijn broer. Ze had onafhankelijkheid, hij had eenzaamheid.             Ze trok hard aan het laatste stukje sigaret. Ze draaide een beetje in slow motion met haar hoofd alsof ze door te veel nicotine flauw ging vallen. Ze namen afscheid. Hij bleef vertwijfeld achter en hoopte dat het ooit allemaal beter zou worden. Hij had zich nog nooit zo eenzaam gevoeld.

Erwin Abbeloos
8 1

We moeten vrouwen van de wereld afschermen.

In De Standaard heb ik met veel interesse een commentaar stukje “Een vrouwenuurtje misbruiken om goedkoop te scoren”, getekend Inge Ghijs, gelezen. Haar redenering schaadt vrouwen eerder, duwt en behoudt hen in een slachtofferrol, eerder dan te streven naar gelijkwaardigheid of empowerment. Dat we vrouwen opnieuw achter slot en grendel gaan steken – dat vrouwen zichzelf achter slot en grendel gaan steken, dat is wat ik begrijp uit het opiniestukje. De adjunct-hoofdredacteur schrijft of de lezer ooit gehoord heeft over vrouwen die getraumatiseerd zijn na seksuele intimidatie of over vrouwen die zich vanwege hun uiterlijk meer op hun gemak voelen als er geen mannen in de buurt zijn. Het is de lezer onderschatten. Op de eerste vraag kan ik al antwoorden: ja, ik ken een vrouw – maar ook een man – die seksueel geïntimideerd zijn. Op de tweede vraag kan ik volmondig antwoorden dat ik ook vrouwen ken die zich niet zo goed op hun gemak voelen wanneer er mannen in de buurt zijn. Maar is het antwoord dan dat we vrouwen moeten ‘opsluiten’, afsluiten of uitsluiten van de maatschappij waar ook mannen aanwezig zijn? Eigenlijk neemt zij de verdediging van safe spaces op. Maar in de maatschappij zijn nu eenmaal ook mannen en gelukkig beantwoorden de meeste mannen niet aan het profiel van mannen die zij beschrijft. Want, wees eerlijk en scoor ook niet goedkoop: kan ze zeggen over welke mannen het gaat? En doet zij hier eigenlijk ook niet aan etnisch profileren? Het doet me denken aan de heisa rond Sabrine Ingabire toen ze zei dat ze zich ongemakkelijk voelt in een restaurant met alleen maar ‘witte’ mannen of Dalilla Hermans die schrijft dat ze liever geen columns leest die geschreven zijn door ‘witte’ mannen, of Rachael Moore die bij hoog en laagt zweert dat ‘witte’ homomannen nooit iets gedaan hebben voor homomannen van kleur. Fleur Pierets zegt dat ook. Persoonlijk heb ik er geen problemen mee dat vrouwen aparte fitness of zwemuren krijgen. Het ontwricht de gang van zaken in mijn leven niet en de meeste burgers liggen hier evenmin wakker van. Maar het stelt andere fundamentele vragen die het samenleven in een openbare ruimte aanbelangt. Want dan moeten we, om apartheid en segregatie tegen te gaan, wel eerlijk zijn en niet goedkoop scoren. Iedere identiteitsgroep mag dan onder dezelfde voorwaarden de openbare ruimte opeisen net zoals de vrouwen die een uurtje apart willen fitnessen of zwemmen. Wat gebeurt er dan nog van een samenleving – het woord zegt het toch zelf, toch, ‘samen’ (= verbinden)? Moeten we integendeel mannen en vrouwen niet eerder sterken in gelijkwaardigheid in plaats van in gelijkheid? Ik herhaal: ik heb helemaal niets tegen aparte uren voor vrouwen (of andere groepen, mannen bv. of mensen met overwicht) maar geven we hier niet een verkeerd signaal? Blijven we vrouwen – en bij uitstek andere minderheidsgroepen – dan niet verbergen en in (valse) veiligheid zetten, apart zetten dus, zonder hen te versterken en de realiteit van de wereld te laten zien? Waar is empowerment in het zich afzonderen in safe spaces? Is het tenslotte niet de taak van een samenleving, van ons allen, u en ik, om aan de rest van die boze wereld te laten zien dat vrouwen gelijkwaardig zijn? Doen we dat door aparte openbare ruimtes te voorzien? De redactrice schrijft dat er een identitair debat aangegrepen wordt, maar dat is het al van in het begin. Dat idee heeft het debat al ingehaald. In de identiteitspolitiek zijn man zijn en vrouw zijn achterhaald en moet genderfluïditeit vooropgesteld worden. In ons – want het is van en voor ons allemaal – zwembad kunnen we ook denken aan genderfluïditeit: een man die zich vrouw voelt, die nog steeds de fysieke eigenschappen heeft van een man maar die zich in sommige situaties eerder vrouw voelt, wat doet de schrijfster van het commentaar stukje met deze persoon? En wat met transmannen en transvrouwen? En gaan heterovrouwen zich nog veilig voelen wanneer een lesbische vrouw een seconde te veel zal kijken? En last but not least: wordt het hele zwembad dan afgesloten met een soort van zeil want vanop een nabijgelegen brug heb je wel inkijk op het hele hebben en zijn van het zwembad. Ik denk niet dat er veel mensen zijn die moeite hebben met diversiteit, integendeel. De identiteitspolitiek en de woke-waanzin echter vernietigen diversiteit: zij gebruiken en misbruiken sociale media of het debat om andere mensen ideologisch de les te spellen en zijn zelf niet in staat kritisch of empathisch te kijken naar de wereld. Conformisten zijn bang om een foute mening te hebben dat ze niet meer in staat zijn om na te denken en te kijken naar de andere kant. Integendeel, cancel cultuur en safe spaces die de adjunct-hoofdredacteur allicht genegen is, getuigen van hun vervreemding ten opzichte van de wereld waarin wordt samengeleefd en verbonden. Het lijkt op goedkoop scoren, ja, om mensen in woke-waanzin en met kleppen op de ogen voor diversiteit tegen elkaar op te zetten zoals het commentaar dat weergeeft. Dat is inderdaad een pak makkelijker dan mensen met elkaar te verbinden. Haar commentaar werkt in elk geval niet verbindend en ik kan alleen maar betreuren dat feminisme anno 2021 onder het juk van dergelijk commentaar en de algehele woke-waanzin en politieke correctheid het eigen doel mist, vrouwen in hokjes duwt en hen vraagt zich te isoleren, te vervreemden van de maatschappij en hen vraagt om alleen te spreken in safe spaces en dus zo segregatie in handen houdt. Door identiteitsgroepen en identiteitsdenken leg je het debat zélf het zwijgen op, sterk je vrouwen niet en ben je als woke-feminist(e) deel van het probleem. Ik had nooit gedacht dat DS daar in mee zou gaan. Nu goed. Ik ben een grote voorstander van de vrije meningsuiting en ik respecteer haar mening. Iets wat niet altijd van de wokers gezegd kan zeggen. Ik wil hier gewoon een weerwoord schrijven, een andere visie delen vanuit universeel perspectief.

Erwin Abbeloos
8 1

Oh my god, zegt ze

Voorwerpen hebben de gave om te spreken. Ze kunnen ons iets zeggen. Jeff Tweedy heeft het in een van zijn songs over ‘the ashtray says you were up all night’. De volle asbak zegt hem dat zijn moeder de hele nacht op was. We maken op een doordeweekse dag een wandeling in een gehucht van een naburig dorp. De kerk, de lagere school en café Welkom op de hoek. Alles vlak bij elkaar. La Flandre profonde. De openstaande ramen, de vlaggetjes op de speelplaats en het gejoel van de kinderen zeggen me ook zonder een blik op de kalender dat het schooljaar op zijn laatste benen loopt. Een meisje hangt uit een van de openstaande schoolramen en roept iets naar ons. We zijn te ver om het te kunnen verstaan. “Meneer, raapt u mijn pop even op alsjeblieft”, herhaalt ze. Dat meen ik alleszins te begrijpen. “Is je pop gevallen?”, vraag ik. Het meisje kijkt me vanuit de hoge ramen glimlachend aan. Het gebouw zegt me dat de school er al heel wat decennia staat. “Och, het is geen pop”, zeg ik als ik het speelgoed in het hoge gras zie liggen. Het is een soort van bord met nopjes. “Nee, het is geen pop maar een pop it”, lacht ze. “Oei, dat ken ik niet”, antwoord ik. Wat niet helemaal klopt, want jongere collega’s hebben er iets over verteld. Dat het een hebbeding is voor kinderen. Ik overhandig het speelgoed, het meisje zegt ‘dankjewel’ en verdwijnt uit ons zicht. Ik hoor dat ze lachend ‘Oh my god’ tegen haar klasgenoten zegt. In de ogen van kinderen zijn we wellicht stokoud. Het speelgoed zegt me hetzelfde. Oh my god. Hoe bestaat het? Dat iemand een pop it niet herkent als die in het gras ligt? Wie zal het zeggen?  

Rudi Lavreysen
6 0

Wokers gebruiken hun privileges niet eens!

In een oproep van verschillende cineasten en andere gekende en minder gekende figuren in Frankrijk om een sans-papiers te ondersteunen, beloofden duizenden burgers op 17 en 18 mei 1998 in een plechtige ceremonie georganiseerd door de burgemeester van Saint-Denis om honderden mensen zonder papieren te ondersteunen in het behandelen van een regularisatieprocedure. Dit appèl en deze actie van ongeziene burgerdaadkracht kwam er na het verdrijven van mensen zonder papieren die in de Parijse Eglise Saint-Bernard een onderkomen hadden gevonden maar door de politie hardhandig uit de kerk gezet werden. Onder andere actrice Emmanuelle Béart was het boegbeeld van een beweging voor de sans-papiers. De bezetting van de kerk is er niet zomaar gekomen maar was het antwoord op de toen heersende – linkse – politiek om mensen het land uit te zetten. De oproep was een succes. Die dagen – en avonden – stonden mensen zonder papieren ons op te wachten om hen met alle mogelijke middelen – en privileges – te helpen in de legaliteit te brengen. De meesten kregen hun dossier in orde, niet door schietgebedjes of gemediatiseerd medelijden, maar door concreet bezig te zijn met het dossier van een sans papier. Loonfiches, huurstrookjes, belastingaangiftes, getuigenissen werden allemaal uitgepluisd en versterkten de mogelijkheid tot regularisatie. Wat was onze rol om een sans-papier te ondersteunen? Je onderhield een concrete en reële relatie met iemand. Je toegewezen sans-papier kon je altijd bereiken en werkte samen met jou aan een regularisatieprocedure. Daar kwam veel papierwerk en slapeloze momenten bij kijken. Concreet wierp je met een advocaat een juridische kijk op het dossier, je leerde de geschiedenis van het verblijf van de man of vrouw in kwestie te kennen en je schreef alle mogelijke overheden aan om de irregulariteiten aan te vechten. Je maakte ook afspraken met diezelfde overheden en je ging naar loketten en bureautjes om je sans-papier te verdedigen. Geloof me, dat maakte indruk op de administratie. Je was ook de contactpersoon wanneer iemand door de politie werd gearresteerd. Dat was ook naar het politiekantoor gaan om de persoon te gaan halen en zijn/haar rechten te laten gelden. In België zie ik vandaag hetzelfde scenario bij de sans-papiers, alleen komt er van de geprivilegieerde witte mensen en mensen van kleur geen actie. Gejammer op Instagram, klaagwoorden op Facebook en ergernissen in de media. De woke-vlam lijkt vandaag gedoofd. De dokters leggen de pleisters maar de wonden liggen nog dieper. Ik zie echter niemand met een gekende naam of een gekend gezicht dat, net zoals Emmanuelle Béart, collega’s en netwerkboekjes oproept om een sans-papiers te ondersteunen. Opiniestukken schrijven, zeggen dat je er ’s nachts van wakker ligt of blijven zeuren over hoe schandalig het allemaal wel niet is, brengen geen oplossingen. Ondertussen vergaan de levens van deze honderden mannen, vrouwen en kinderen. Met deze een oproep aan alle gekende en minder gekende witte “Lives Matter” en mensen van kleur: gebruik je privilege om deze situatie mee helpen te doorbreken en levens te redden. Zet je irritante woke-visie nu eens om in concrete actie. Sluit je social media af en ondersteun een sans-papier. Doe je dat niet, ben je deel van het probleem. Geef een menselijk gezicht aan je actie.

Erwin Abbeloos
28 0

Balsemboomstraat 13

Het huis merk je al van ver op. De gevel is uitgezakt en bol als een buik die strakgespannen in een T-shirt staat, gezapig terend op een rijk leven. Hier en daar lopen barsten door de vaalgrijze verf die van de muren krult. Ze lijken op aderen van oude mensen, dicht tegen half doorzichtige huid liggend. Aderen van mensen die niks meer te verbergen hebben voor het sputterende leven en de nakende dood. Sinds de tien maand dat ik hier woon, werd de bewoner van dit huis één van de vaste waarden: een oude man achter het raam waarop kattenhaar en andere substanties samengekoekt zitten. Samen met hem, stonden er afwisselend fiere, opgeblonken obussen en bijna verdorde cactussen voor het raam. Je zou kunnen denken dat de man het opzettelijk zo besliste. De bijna vergane goudkleur sloot perfect aan op de droge beige vlekken van de plant. De opeenvolging van cactussen en obussen werd op één moment verbroken door een beeld van ‘Het Laatste avondmaal’ in zeepsteen. Een sprankel goddelijkheid en gratie tussen de goddeloze oorlogssouvenirs. Mijn vriend vertelde dat hij er de gewoonte van had gemaakt om zijn hand even op te steken als hij voorbij de man wandelde. Af en toe kreeg hij een opgestoken hand terug, en andere keren bleef de oude man apathisch voor zich uit staren. Hij wacht op de dood, zeiden mijn vriend en ik en dan zwegen we. Zou het kunnen dat hij zat te wachten tot de dood eindelijk dichterbij kwam? Om elke avond zuchtend naar bed te tsjokken omdat de verlossing nog niet kwam en omdat er hem morgen alweer hetzelfde wachten te beurt viel? Hij had twee katten, een lapjeskat en een jong zwart katje. De lapjeskat lag steevast in een rare houding op het beeld dat aan het zijraam stond. Het zwarte katje vond een plek tussen de obussen en cactussen. Op een dag lagen ze er niet meer. Het huis ontbrak aan katten, en dat was verdacht. Na de verdwenen katten, waren er de gesloten gordijnen. Slechts om de twee dagen gingen ze terug open. Telkens voelde ik een lichte opluchting door me heen. Er is leven. Ik negeerde halsstarrig het feit dat er niemand meer in de kamer zat die naar buiten staarde. Ik keek binnen in een huis dat een zwart gat onderdak gaf. En dan bleef het gordijn wat langer dicht. Tot gisteren. Al voor ik aan het huis kwam zag ik dat het raam anders was, er hing een brief aan. Hij heette dus Georges, die oude man. Hij zat opnieuw achter zijn vertrouwde raam, maar nu in papieren versie. Ik ging wat dichter kijken, en in de brief ontdekte ik dat hij het geboortejaar deelde met mijn vader, 1944. Altijd hadden mijn vriend en ik gedacht dat het 'oude ventje' toch wel ergens in de tachtig moest zijn, misschien zelfs negentig. Hoe levens zo anders kunnen zijn. Op de doodsbrief vond ik niet meteen de naam van een vrouw terug. Ik wilde ook niet te lang staren. Zo goed kende ik hem niet, en niemand houdt van voyeurs die pas na de dood tevoorschijn komen om kennis maken. Raar genoeg had ik altijd al de naam Georges op hem geplakt, nog voor ik de doodsbrief zag. Aan de aanpalende huizen wapperen vlaggen. Geen zwarte vlaggen uit respect en rouw. De nationale driekleuren doen de dood snel vergeten en vertellen dat het leven voortgaat, liefst gehuld in feestgedruis. Driekleuren bedrukt met reclame van biermerken, snoepgoed en de nationale luchtvaartmaatschappij. Een land onderworpen aan platte commercie. Er is geen tijd om stil te staan bij wat vergaat. Ik kijk naar de raamkozijnen die afbrokkelen en waar houtmijten zich verder een weg vreten. Het huis zal verdwijnen, net als de vlaggen. Het is gewoon een kwestie van tijd.  

Jolien Van de Velde
74 3

De realiteit is een spiegel

De realiteit is subjectief en persoonlijk, voor iedereen iets anders. We kunnen naar hetzelfde kijken en elk totaal iets anders ervaren. En geen van beide interpretaties is ‘juister’ dan de ander, het zijn gewoon verschillende perspectieven. Iedereen creëert zijn eigen perspectief op het leven. Sommigen zijn zich daar erg bewust van, maar er zijn ook veel mensen die ervan uit gaan dat de realiteit hen overvalt, overmeestert zelfs, en dat ze er totaal geen vat op hebben. Zij ontkennen dan ook iedere verantwoordelijkheid voor wat hen overkomt of tegengaat. De grens tussen intern (ik) en extern (iets/iemand anders) is een illusie. Alles wat ik rondom mij ervaar, is een weerspiegeling van wie ik ben. Van processen in mezelf, dingen waarmee ik bezig ben. Als je zo naar de wereld kijkt, dan krijgt alles een symbolische betekenis. Zo ben ik bijvoorbeeld al een tijdje bewust bezig met het thema grensafbakening. Het is een werkpunt dat zich in verschillende gedaantes in mijn realiteit voordoet. Ik kom in allerlei situaties terecht waarbij ik de kans krijg om te kiezen tussen wat goed voelt voor mij (= mijn grenzen) en wat ik denk dat hoort of verwacht wordt. Stuk voor stuk mooie oefeningen, wat niet wegneemt dat ze soms voor spanning en stress zorgen. Ik heb het eigenlijk gehad met mezelf, of beter gezegd met dat deel van mezelf dat niet authentiek durft handelen uit angst voor afwijzing. Echt iets kotsbeu zijn, is vaak het beste dat je kan overkomen. Want dan ga je iets veranderen. De laatste weken voel ik dat er zoveel beweegt, dat ik flink aan het groeien ben. Blokkades die ik mezelf had opgelegd, zijn aan het oplossen. Mijn voornaamste intentie is om steeds vanuit eigenliefde te handelen en wees er maar zeker van dat zulke intentie aangename resultaten genereert. De vibratie die ik daarbij uitzend werkt magnetisch op voorspoed en inspirerende ontmoetingen. Want zo zit het natuurlijk in elkaar: wat we voelen en denken reflecteert in onze werkelijkheid. Een problematiek die zich blijft herhalen nodigt uit tot dieper zelfonderzoek. Vaak herkennen we ons eigen spiegelbeeld niet meteen. Het leven ervaren en daarbij onszelf leren kennen, dat noem ik de zin van het leven. Dat grenzen mijn aandacht krijgen, uit zich niet alleen in het op afstand houden van bepaalde mensen en tijdig neen zeggen. Maar zo vind ik het ook belangrijk dat het bosje, dat ik momenteel aan het inrichten ben tot een heilige ontmoetingsplaats, volledig omheind en afgeschermd is voor nieuwsgierige passanten. Net zoals bij mijn persoonlijke energetische grenzen, is dit iets van lange duur. Er zijn veel fases en stappen aan vooraf gegaan om te komen waar we nu staan, het is dan ook een flinke lengte. De wilgenmatten die tegen de omheining hangen, lieten twee maand op zich wachten. Het was na een tijdje  zelfs niet meer duidelijk of ze überhaupt zouden geleverd worden. En plots daagde het mij: mijn grenzen komen niet toe! Zowel letterlijk als figuurlijk kwamen ze niet toe. Ik zei het nog tegen mijn liefje: ‘je zal zien, van het moment dat ik mijn persoonlijke grenzen respecteer, dan zullen mijn wilgenmatten geleverd worden.’ Het viel me daarna op hoeveel kansen ik kreeg voorgeschoteld om te ‘bewijzen’ dat ik wel degelijk enkel nog keuzes maak vanuit eigenliefde. Ik was ontzettend vastberaden. Het gaf mij zelfs een beetje een kick om het lieve meisje in mij opzij te schuiven en vriendelijk maar kordaat mijn ruimte en rust op te eisen. Zonder schuldgevoel of twijfel. Voor een doorwinterde empaat vraagt dit om oefening. En dan kwam het verlossende telefoontje: de wilgenmatten werden geleverd! Mijn dankbaarheid en blijheid kon niet op! Het voelde als een beloning. Het zijn maar een hoop bij elkaar gebonden takken, maar ik had hier enorm naar uitgekeken. Ze stonden symbool voor zelfbescherming, voor het afschermen van mezelf. De blokkade die voorkwam dat ze geleverd konden worden, werd opgelost. In de wereld en andere mensen lees ik mezelf. Soms is het confronterend, voelt het vervelend, en wil ik ervan weglopen. Soms vel ik harde oordelen over wat ik zie. Maar steeds herinner ik mij dat ik in wezen naar mezelf aan het kijken ben. En wat zegt mijn reactie op bepaalde dingen over mezelf? Onlangs zat ik op een terrasje in Gent aan het water, genietend van een ijskoude roze mocktail, mensen te kijken. Levend ten midden van de natuur, was dit voor mij een occasionele feestelijke weelde van indrukken en energieën. Enorm fascinerend om te observeren, doch voor mijn welzijn vermijd ik het meest van de tijd zulke drukke plekken. Wat ik zag was een oneindigheid aan mogelijkheden. Een massa mensen, allemaal met hun unieke perspectief op het leven. Stuk voor stuk creators van het collectieve decor waarin we leven. Diversiteit is de voedingsbodem voor bewustzijn. Alles wat we niet denken te zijn, bakent af wat we wel zijn. In de collectieve dualistische realiteit heeft alles zijn tegengestelde nodig om te kunnen bestaan. En dat vind ik geruststellend.

KarolienDeman
174 2

Spiritualiteit is geen hobby

Ik heb me voorgenomen om geen blad meer voor de mond te nemen. Mijn woorden werden steeds gewikt en gewogen zodanig ze bij een groot publiek ingang zouden vinden. Maar ik wil mijn waarheid niet langer nuanceren of verzachten. Tot mijn opluchting merk ik dat ik steeds beter kan loslaten. Wat een ander eventueel denkt over mij heeft geen invloed meer op mijn schrijven. Op mijn creaties in het algemeen. We zijn met verdomd veel mensen op deze aardkloot. Mensen die zich distantiëren van mij maken alleen maar ruimte voor anderen die meer op dezelfde golflengte zitten. Alleen zal ik nooit zijn. Ik heb niets te verliezen en kies resoluut voor mijn authenticiteit. Mijn intentie is liefdevol en ik spreek vanuit het hart. Uiteraard zal ik altijd zelfkritisch blijven, doch zonder mezelf neer te halen of te beperken. Alles is altijd in beweging, maar de laatste tijd voel ik het feller dan anders. Het voelt alsof ik een grote sprong aan het maken ben in mijn ontwikkeling. En ik ben zeker niet de enige, het COVID-verhaal houdt een globale shift in. Dit is een periode van bewustwording. Spiritualiteit is in feite een synoniem voor bewustwording. Er is doorheen de geschiedenis veel geschreven over de verschillende stadia van geestelijke ontwikkeling. Zo vond ik het model van Dr. Clare W. Graves genaamd Spiral Dynamics ontzettend interessant. Mensen zijn natuurlijk niet in hokjes te categoriseren, maar het kan wel handig zijn om te kunnen inschatten in wel stadium van ontwikkeling iemand zich bevindt, zo weet je ook meteen wat die persoon belangrijk vindt in het leven. En kun je daar eventueel op inspelen. Zelfs als je geen weet hebt van de verschillende modellen van ontwikkeling, kun je iemand gemakkelijk inschatten. Het stadium van bewustzijn laat zich onder andere lezen in iemands woordenschat en persoonlijke keuzes. Spiritualiteit is geen hobby, het is een wezenlijk onderdeel in het ontwikkelingsproces. Op een gegeven moment bereik je het stadium waarin spiritualiteit een rol speelt. En dan is er geen weg meer terug. Evolutie beweegt slechts in één richting. Ja, ik doe hier bewust de ogenschijnlijk pretentieuze uitspraak dat mensen die niet met spiritualiteit bezig zijn, zo ‘ver’ nog niet staan in hun ontwikkeling. Waarmee ik niet zeg dat deze mensen dommer zouden zijn, intelligentie verschijnt immers in veel gedaantes. Intelligentie is nog iets anders dan bewustzijn. Iemand kan bijvoorbeeld een hoogbegaafde wiskundige zijn, maar zich anderzijds niet bewust zijn van het feit dat hij de creator van zijn werkelijkheid is. Ieder van ons zal het stadium bereiken waarin we ons herinneren wie we in essentie zijn. Iedereen wordt zich ooit eens bewust van de kracht die uitgaat van gedachten en gevoelens. Beseffend dat die kracht bewust te hanteren is. En om er nog een schepje bovenop te doen, althans in de ogen van mensen die het spirituele stadium nog niet hebben bereikt: als dit bewustzijn in dit leven niet plaatsvindt, dan zal het voor een volgend leven zijn. Er is geen wet die zegt dat je moet lijden om bewust te worden, maar ikzelf en zoveel anderen hebben het wel op die manier ervaren. Extreme duisternis, ellende en wanhoop kunnen dat extra zetje geven om over te gaan naar een volgend stadium. Ik wil nog even verduidelijken dat spiritualiteit en religie twee verschillende dingen zijn. In moeilijke tijden kunnen mensen troost en kracht halen uit het geloof in een ‘hogere kracht’ die ze dan eventueel God noemen. Spiritualiteit haalt troost en kracht uit een weten dat wijzelf die goddelijke kracht zijn. De oppervlakkige connotaties die met spiritualiteit verbonden zijn (zoals kristallen, wierrook, tarotkaarten, helderzienden, …) wekken de illusie dat spiritualiteit een bezigheid is voor een bepaald soort mensen. De stereotypen die bestaan over een spiritueel persoon suggereren dat het gaat om een subcategorie, zoals er bijvoorbeeld ook bikers, hippies of punkers bestaan. Maar het spirituele bewustzijn kan veel vormen aannemen en maakt geen onderscheid in wat voor type persoon iemand is. Het gaat hier niet over een subcategorie, noch is het een tijdelijke fase. Spiritualiteit is iets waar je langzaam ingroeit. De aanvang van het bewustzijn kan gepaard gaan met een enorm enthousiasme. Het is ook gewoon heerlijk om je te herinneren dat je God bent. Maar het is een valkuil om te denken dat dit weten het leven gemakkelijker zal maken. Integendeel, want spiritueel bewuste mensen zijn nog steeds in de minderheid. Het is niet gemakkelijk om je authentiek te bewegen ten midden van zoveel onbewustzijn, wat de huidige crisis enorm accentueert. Het vraagt moed en vooral zelfzekerheid om voluit en authentiek te durven spreken over spiritualiteit in een cultuur die hier ietwat lacherig mee omspringt. We leven in een rationele wereld waarin wetenschap steeds het laatste woord krijgt en de regels dicteert. We vergeten echter dat diezelfde wetenschap slechts enkel decennia oud is terwijl spiritualiteit letterlijk zo oud als de mensheid is.

KarolienDeman
4 0

Sociaal contact en grensafbakening: nog steeds een uitdagend werkpunt

Er zijn van die dagen dat alles en iedereen als ‘teveel’ voelt. Ik heb geleerd om dit gevoel samen te vatten met de zin ‘ik ben overprikkeld’, in de hoop dat anderen dan begrijpen wat ik bedoel en afstand nemen. Of anderen mij al dan niet begrijpen, is anderzijds iets waar ik niet meer mee bezig wil zijn. Het is vermoeiend om mezelf te moeten verklaren. Volgens mij is het comfortabeler leven als ik me alleen nog zou omringen met mensen die mij verstaan met weinig of zonder woorden. Er zijn zoveel mensen die ik ‘lief’ vind, waarvan ik weet dat ze een goede inborst hebben. Dit neemt helaas niet weg dat ik weerstand voel om met hen om te gaan. Met al hun liefheid en goede bedoelingen gaan ze vaak los over mijn grenzen. Dat doen ze geheel onbewust, ik kan hen niets verwijten. Mijn grenzen liggen soms in rare kronkels, ik kan het ook niet laten om ze van tijd tot tijd te overschrijden. Toch wil/moet ik ze respecteren, voor mijn welzijn. Want zoals ik al zei en zal blijven herhalen: eigenliefde is het ultieme medicijn. Wanneer ik afspreek met mensen, dan wil ik ook ongeveer kunnen inschatten wanneer de tijd om mezelf alleen terug te trekken weer zal aanbreken. En als dat moment te lang op zich laat wachten, kan ik daar ontzettend verstoord van raken. Ik vind het ook belangrijk dat elk contact een meerwaarde heeft, dat het mij iets op- of bijbrengt. Dat ik er mij op z’n minst aan kan opladen. Ik heb me natuurlijk al afgevraagd of ik veeleisend, hautain en/of opportunistisch ben. Maar dat strookt dan niet met het genoegen dat ik haal uit het geven van liefde. Er is geen gulden middenweg, ik kan geen toegevingen doen naar anderen zonder mezelf te schaden. Het is alles of niets. Volledig met hart en ziel connecteren of geen connectie. Het zijn de halfslachtige connecties die mij leegzuigen. Als mijn relativeringsvermogen op volle toeren draait, dan is dat het signaal dat het niet goed zit. Dat relativeren kan zo klinken: “ Ik begrijp haar standpunt zeer goed, eigenlijk doe ik gewoon moeilijk met al mijn regeltjes.” “ Zijn grove reactie stamt voort uit een moeilijke jeugd, hij wil zichzelf alleen maar beschermen.” “ Ik zou die afspraak liever afzeggen, maar kom, het is slechts voor een paar uurtjes.” Er zijn tal van situaties waarbij ik de kans heb om te kiezen voor mijn gevoel, voor mezelf, maar toch handel naar verwachtingen. Niet alleen anderen, maar vooral ikzelf construeer die verwachtingen. Ik wil een goede gastvrouw, organisator, schrijfster, vriendin, zuster, dochter en geliefde zijn en ga ervan uit dat daar bepaalde prestaties aan vasthangen. Dat ik dingen moet doen, in plaats van gewoon mezelf te zijn. Ik kan mijn grenzen weg relativeren om dan niet veel later emotioneel in te storten. Alle kleine, op het eerste zicht onbenullige, dingetjes bij elkaar klitten uiteindelijk samen tot een verstikkende bal. Soms kan ik er zelfs niet echt de vinger op leggen wat mij precies van streek maakt. Mijn weelderig vloeiend empathisch vermogen zorgt er ook voor dat het onderscheid tussen mijn eigen gevoelens en de gevoelens van anderen onduidelijk kan zijn. Ik heb al vaak het vermoeden gehad dat mijn gemoed meedeint op de golven van het collectieve bewustzijn. Dat de collectieve onrust ook mijn persoonlijke bubbel binnendringt. Als ik dan huil, zijn mijn tranen niet alleen de mijne. De hele covid crisis, nu in het bijzonder de kwestie om je al dan niet te laten vaccineren, zet mensen en relaties onder druk. Om mezelf te beschermen, voor mijn gezondheid, zou het goed zijn om mij volledig af te sluiten voor het onderwerp. Ik doe mezelf al een groot plezier door geen televisie in huis te hebben. Maar het is een realiteit die ik niet kan ontlopen. Het heeft invloed op mijn relaties en persoonlijke keuzes. Met angst als voornaamste drijfkracht achter dit hele gebeuren is het niet abnormaal dat ik soms even de pedalen verlies. De angstvibratie die collectief opgewekt wordt, houdt geen rekening met tijd en ruimte. Ze dringt mijn ruimte binnen en overmeestert mij. Ik voel dat het moment is aangebroken om mijn spirituele vermogens actief te gebruiken en ontplooien. De oefenperiode is voorbij, nu moet ik al mijn kennis en kunde praktisch toepassen. Er is ook geen ruimte meer voor twijfel: dit is mijn pad. Ik ga mijn woorden niet langer wikken en wegen om zo weinig mogelijk mensen tegen de borst te stuiten, maar spreek vanuit volle overtuiging. En ik besef dat er daardoor mensen zullen afhaken, het contact met mij verbreken. Maar ook daar ben ik klaar voor. Ik heb er vertrouwen in dat ik nooit alleen zal zijn en steeds overvloedig liefde zal kunnen uitwisselen. Ook als ik er consequent voor kies om alleen nog vanuit eigenliefde te handelen. Dat is geen paradox.

KarolienDeman
7 1

Het onthardingsproces

Ik weet heel goed wat ik wil, maar kamp soms met het gevoel dat ik me ervoor moet verantwoorden. Dat gevoel is natuurlijk geheel van eigen makelij en onnodige ballast. Het is de prijs die ik denk te moeten betalen voor het doordrijven van mijn zin. De strengheid in mezelf zegt dat ik normaal moet doen. Dat mijn noden en verlangens niets dan tierlantijntjes zijn. Dat ik beter zou kunnen. Dit is echter een fase in mijn leven waarin ik bewust mijn strengheid aan het verzachten ben. Ik wil er niet meer in meegaan. Want ondertussen is het doorgedrongen dat ik meer dan goed genoeg ben. Dat het lijden pas stopt als ik mezelf liefheb en aanvaard. Ik wil zonder oordeel mijn noden en verlangens accepteren. En zonder schaamte of schuld handelen naar mijn gevoel. De hardheid voor mezelf zit wel goed ingebakken. Ergens in mijn pubertijd ben ik tot de conclusie gekomen dat ik niet deug. In essentie draait alles om overleven of zelfbehoud, dus ik veronderstel dat ik wel goede redenen moet gehad hebben om mezelf met een harde hand te leiden. Zo was ik ervan overtuigd dat ik moest afzien als ik snel wou evolueren. Dat leed een onlosmakelijk onderdeel van schoonheid en succes was. Het vloeit nu allemaal als vanzelfsprekend uit mijn pen, maar weet dat ik een erg kronkelige weg heb moeten afleggen alvorens ik dit strenge deel van mezelf kon linken aan mijn ellende. Of alvorens ik het überhaupt kon benoemen. Jarenlang opereerde het heimelijk op de achtergrond van mijn gedachten en handelingen. En was ik er niet bewust van hoe ik mezelf in een keurslijf dwong. Als ik niet luister naar mijn noden en verlangens, dan beperk ik mezelf. Dat gevoel van beperking woog een hele tijd zwaar door in mijn leven. Het vertaalde zich in fysieke beperking. Er ging ook weer een hele tijd overheen voor ik erachter kwam dat dit gevoel een gevolg was van het inbinden van mijn authenticiteit. Authentieke keuzes maken zonder schuldgevoel is gewoon een elementaire behoefte om gezond te kunnen leven. Het begint allemaal met weten wie je bent en wat jouw specifieke verlangens zijn. En vervolgens constateren of je daarmee in het reine bent. Of je daar naar handelt. Authentiek handelen vraagt om het afbakenen van grenzen. Die grenzen bepalen waar de persoonlijkheid begint en eindigt. Zoals onze huid ook de grens tussen binnen en buiten vormt en ons afbakent, definieert. Van tijd tot tijd neig ik mijn grenzen te overschrijden. Mensen die mij goed kennen, wijzen mij daar dan op. Zowel zij als ik weten in welke situaties ik de gewoonte heb om mezelf voorbij te lopen. En als zo’n moment aanbreekt, dan probeer ik bewust te vertragen en mezelf gade te slaan. Ik pas dan alle zelfhulptechnieken toe die ik ken om te voorkomen dat ik in oude gedragspatronen verval. Maar het blijft een valkuil om mezelf gedreven en kordaat buiten mijn grenzen te duwen. Want ik vind dan bijvoorbeeld dat ik nog niet genoeg gepresteerd heb. Of ik vergelijk mijn grenzen met die van een ander en denk dat ik tekort schiet. Het ontharden gaat met vallen en opstaan. Het is een proces van zelfaanvaarding. Mijn eigenliefde weerspiegelt zich in mijn woonplaats, dieet, vriendenkeuze en activiteiten, alsook in mijn zelfbeeld. Vooral dit laatste vraagt, vermoedelijk omdat het iets ontastbaar en abstract is, om geduld en vertrouwen bij bewuste transformatie. Er gaat tijd overheen. Het is een intern gebeuren dat zich sowieso in de externe realiteit ontvouwt, al is dat niet altijd meteen zichtbaar. Maar er is wel degelijk één en ander in beweging. Ik voel hoe ik naar mezelf toe groei.  

KarolienDeman
4 2

Eindstreep

Ik zoek je opgeslagen nummer in het telefoontoestel. Als kind kende ik je vorig telefoonnummer uit mijn hoofd. Het begon met het zonenummer '057'. Nu kent niemand nog een telefoonnummer. Vooral niet als dat nummer begint met de letter P. Van 'Pepe'. Ik druk de knop in en de lijn gaat over. Met de hoorn tussen mijn oor en schouder geklemd begin ik de vaatwas leeg te maken. Ik weet dat het vier grote borden, drie dessertbordjes, zes glazen en drie koppen duurt voor ik de hoorn van kant moet veranderen. Het toestel glijdt dan tussen mijn schouder en oor naar beneden. Ik klem de hoorn aan de andere kant vast en begin aan de besteklade. Nog acht messen en tien vorken te gaan en de beltoon zal overgaan in je stem. Gebogen over de vaatwas beeld ik me in hoe jij nu ook gebogen over de bovenste rij bloemen in het plantenrek staat. Aan je onderlip bungelt het peukje van je gerolde sigaret. Voor zover ik het me kan herinneren hangt het er al mijn hele leven. En dreigt het peukje telkens tussen de bloemen te vallen wanneer je met me praat. De bloemen bloeien in volle glorie en zijn ontdaan van elk blad dat is afgestorven. De onderste rij is uitgedroogd. Want daar kan je niet meer aan. Je rug doet pijn en je schouders hangen af onder het gewicht van je lang leven. Een wandelstok houdt je nog recht en geeft je steun daar waar je het nodig hebt. Lang weigerde je de stok te gebruiken. Steun had je niet nodig. Je had brede schouders en wie je nodig had kon op je rekenen. Vandaar dat je schouders zo afhangen. Er werd veel op gesteund. Na twee messen begin ik me wat zorgen te maken. Zal je het kastje waarop je telefoon staat bereiken voor ik alle bestek heb overgeladen van de vaatwasmachine naar de besteklade? Of staar je de telefoon aan vanuit je zetel terwijl je je druk maakt over het feit dat je er niet uit kan. Wat als ik alle bestek heb overgeladen en je neemt niet op. Is dat dan een slecht teken? Of eerder je slecht gehoor dat niet eens merkt dat de telefoon rinkelt. Na de laatste vork houdt de toon in de hoorn op. Ik schrik. Doordat Michel Wuyts me met een uitbundig enthousiasme aanspreekt en me op de hoogte brengt van wie op kop rijdt. Wanneer hij even zwijgt om adem te halen hoor ik jouw zware ademhaling in de hoorn. 'Hallo'. 'Ach, dag zus'. Het verbaast me dat je me hoort terwijl op de achtergrond het peloton voorbijraast. Ik zet me op de keukenstoel naast de lege vaatwasmachine en probeer Michel zijn stem te overtreffen. 'Hoe gaat het?', vraag ik je. 'Ja, het is slecht weer', antwoord je. 'Maar het zal veranderen. De wind zal draaien en de barometer voorspelt beter.' Ik vraag of je nog alles in huis hebt en of je naar de koers kijkt. Een vraag die al werd beantwoord nog voor ik je stem hoorde. Toch vraag ik het je telkens opnieuw. Het is mijn barometer om te weten hoe het met je gaat. Of je nog weet wanneer er koers is. Want toen je de radio niet meer aanzette voor het nieuws verloor je weer wat meer greep op de wereld. De koers houdt je er nog even bij. En is de moeite waard om nog eens uit je zetel te klauteren. Met je stok in de rechter hand en de linker steunend op de stoelen richting de televisie te stappen. Zodat je van dichtbij de koplopers in het oog kan houden. Met je oor tegen de luidspreker aan maak je een pronostiek op. Net voor de eindstreep zet je de tv uit. Wat komt is voor jou niet meer van belang. Van wat was heb je genoten. Vanop de keukenstoel haal ik diep adem om me de longen uit het lijf te roepen en je zo nog wat te vertellen. Maar je haakt in. Midden in mijn zin. Zoals altijd te vroeg. Waarschijnlijk werd je aandacht getrokken door Michel die de laatste meters aankondigt. Of voelde je het in je benen dat je te lang had rechtgestaan. Misschien was het genoeg geweest. En vond je het al veel te lang duren. Wou je de tijd niet rekken en was de enige manier om afscheid te nemen inhaken. Sinds vorige week belde ik iedere dag het nummer dat begint met de letter 'P'. Ik wou weten of je naar de Giro keek. Maar je nam niet op. Je haakte in.

ZINinZICHT.
0 1

Mens, erger me niet...

Ik grommel graag. Van ergernis naar ergernis begeef ik me door het wonderlijke doch kleinmenselijke aardse bestaan. Ik deed het als kind en zette het later dapper verder. Zou het ooit stoppen? dacht ik wel eens. Maar ik doe het nog steeds. Ik wijt het aan de omstandigheden die bondig om reactie vragen waarna mijn humeur even snel weer opheldert. De jogger die met zwaaiende armbewegingen langs mij heen rent en me stil doet staan, wanneer er uit de tegenovergestelde richting een jonge vrouw met haar peuter in de buggy aankomt. Mijn grom is sneller dan mijn gezond verstand. Ze zijn gelukkig wel van voorbijrazende aard, de jogger en de grom welteverstaan. Die jonge vrouw heeft niets door. Ze is druk bezig haar smartphone te bespelen. De peuter zeurt en waagt zich aan gymnastiek vanachter die buggygordel. Nog even en het lukt hem; eruit klimmen of vallen? Wat is hier de bedoeling van? ’s Avonds de builen op z’n hoofdje tellen? Toch wandel ik, haar in stilte de les lezend, voorbij. Op allerlei manieren wordt mijn ergernis gewekt. Het zal me maar overkomen: lezen in een artikel, dat het heeft over de mensen dat de regels aan hun laars lappen, nog wel in het zogenaamde betere dagblad. Geheid grijp ik naar mijn smartphone om de redactie eens te vertellen wat ik ervan denk, hardop beter wetend ‘hoe ben jíj door die selectieprocedure geraakt?’ Maar voor ik het verzend, is de lucht weer geklaard. De collectieve verwendheid van het bestaan, kan me ook – spreekwoordelijk – tegen het plafond krijgen. Ik ben toch niet verplicht om regenweer slecht te vinden? Is een flinke windstoot een spelbreker in mijn plannen? Moet ik echt weer luisteren naar het geklaag van deze of andere wandelaar die de mooie natuur moet missen omwille van… natuurelementen? Ga toch wat anders doen, denk ik en nestel me in de zetel met mijn dikke Outlander, blij met de honderden nog ongelezen bladzijden. Bij de vraag “Alles goed met jou?” verstom ik, bijna het puntje van mijn tong afbijtend om niet al te grof te worden. Toch antwoord ik zelfs dan, vind ik zelf, nog beleefd: “Niet alles, maar bij wie wel?” Me verantwoorden over mijn toestand is vermoeiender. Ergernis, als een stouteheersbeestje dat over mijn huid loopt en kriebelt. Zijn stipjes lichten vervaarlijk op. Voor ik als een gek begin te krabben adem ik diep in en uit. Enkel wanneer de stipjes blijven oplichten, waag ik me al eens aan een duidelijke taaltuiting. Zeker als het over ‘mijn zoveel vrije tijd’ gaat. “Ruilen met mij?” heb ik al meer dan eens gevraagd. De verstomming van die andere is dan een cadeau. Doch weegt zelfs die irritatie nu lichter. De dag zit vol potentiële ergernissen en hoe sneller ik er lucht aan geef, hoe beter ik me voel, wetende dat het enkel dat moment is. ’s Avonds leg ik me moe maar tevreden neer, me verheugend op de dag van morgen, vol mogelijkheden om mijn eigen kleinmenselijkheid te verdoezelen met grommelen over die van anderen. Mens, erger me wel. Ik houd van u. AMK.

Anemos
14 2

Waterkameel

Een lange strandwandeling, eindeloos veel schelpen, meeuwen, en dan dit. We zijn onmiddellijk in de ban van het object. Is het een zwarte sjaal? We buigen het hoofd om dichterbij te komen. Kwam het uit zee? We gaan door de knieën en kunnen het voorwerp aanraken als we dat willen. Is het werkelijk een grote sjaal die iemand achterliet? We denken allebei aan hetzelfde, dat blijkt uit onze blik van verstandhouding. Hij is erg begaan met dieren in het algemeen, daar horen zeedieren ook bij. Ik vind het gedrag van de consumerende mens niet altijd even respectvol. Het is niet omdat we de onderwaterwereld niet kennen dat ze niet waardevol is. We moeten zorgdragen voor al wat water is. Terwijl we daar staan bij het voorwerp dat we niet kunnen identificeren, vliegen meeuwen af en aan, ze landen in een plas zeewater op het strand. De kilometers van de Haan naar Bredene vreten we minstens zes keer per jaar. Het is een afspraak: het vreten doen we puur voor de gezondheid. Stilstaan bij de feiten en stilstaan bij mysteries doen we sowieso, onder welke omstandigheden ook. Dit zwarte doek heeft alles in zich om ons lang bezig te houden. Het doek heeft franjes van hetzelfde zwart, er hangen twee plastic dingen aan vast die ik met handschoenen van rubber zou kunnen losmaken indien ik ze bij me had. Het openvouwen van het object zou klaarheid kunnen brengen. We kunnen stellen dat het doek door een golfslag op het strand werd gegooid of dat het doek werd achtergelaten door een strandslaper en achteraf overspoeld door de zee. Ik volg het voorbeeld van mijn echtgenoot en sta weer recht. Ik strek mijn benen, wandel rond het voorwerp terwijl ik mijn blik er niet van afwend. Ik zie een platgetreden kameel, een aangespoeld waterkameel. Ik zie de kop, de buik, de poten. Hoe dan ook; we kunnen het ding niet achteloos laten liggen. Zodra we onze kilometerlange wandeling verderzetten, zal het door de Noordzee worden opgeslokt. Wij weten dan niet waar het plastic zal terechtkomen. Wij weten evenmin welk waterdier verblind zal worden door een zwart doek dat onverwacht tegen z’n kop en ogen kleeft. Ik neem een foto van het mysterie alsof het iets zal loslaten over z’n aard, z’n afkomst, z’n bestemming. Ik ga ervoor liggen op het vochtige strand; plat op de buik in mijn nieuwe jurk. Achteraf zie ik de foto die hij nam toen ik op mijn buik lag om een beeld te schieten. Het beeld zal bewaard blijven; een doek van katoen dat iets kwam doen op het strand, dat ons iets kwam zeggen. Het kwam tot daar om mensen zoals wij in een nieuwsgierige greep te houden tussen twee kuststeden in. De zee bleef even zwijgzaam als altijd. Het zand bleef stil in elke korrel terwijl het mysterie een column schreef.

Ingrid Strobbe
10 1