Zoeken

Overduidelijk (niet)

Dit is het lulligste dat je kan meemaken. Akkoord, ik spreek hier meteen een waardeoordeel uit, alvorens u het verhaal hebt gehoord, maar ik vermoed dat het voor u geen onbekend gegeven is. Al van ver stak ik mijn hand op. Het moet van het begin van de zomer zijn geweest dat we Danny nog hadden gezien. Ik zag dat hij twijfelde, want het was een hele afstand tot waar wij wandelden. Zelfs zijn fiets had ik herkend. Maar bij het dichterbij komen groeide mijn twijfel en zakte mijn arm iets naar beneden. Danny keek rond zich en zag niemand in zijn nabijheid. Daarna ging ook zijn arm omhoog. Logisch, want er zwaaide iemand. "Die mens kent mij", moet hij hebben gedacht. “Ik zal mijn hand ook maar opsteken.” Het feit dat hij zijn hand opstak, deed me opnieuw twijfelen, maar dan in de richting van: "Het is overduidelijk Danny." "Naar wie zwaai je?", vroeg mijn vrouw. "Daar!", zei ik al wijzend. "Het is den Dan...". Ik slikte de laatste letters in toen hij passeerde. Het was overduidelijk niet Danny. Hij had zijn arm alweer laten zakken. Akkoord, een snor en een baard, maar duidelijk slanker en groter. Eigenlijk leek hij er niet op. Al was zijn fiets bijna dezelfde. Het is verschrikkelijk. Zwaaien naar iemand die je totaal niet kent. En die vervolgens kijkt met een blik van: “Wie is die man?” Maar wat doe je vervolgens? Doen alsof ik plots een kramp in mijn arm kreeg, was geen optie. Daarmee zou ik het nog belachelijker maken. Het enige positieve was dat de andere ook even  zijn hand opstak. Maar dat maakte het niet minder gênant, want ik was eerst. Zwijgend stapten we verder. Al meende ik wel dat iemand iets over een bril fluisterde. Maar ik kan me ook vergissen.  

Rudi Lavreysen
12 0

De wonderbaarlijkste begroeting

Helaba, hoi, goeiendag, hallo, goedemorgen, goedemiddag. Ik weet niet wat uw begroeting naar de medemens is, maar mogelijkheden zijn er genoeg. De naam uitspreken van de persoon die je tegenkomt kan altijd. Gesteld natuurlijk dat je de naam nog weet. Zo is er de mogelijkheid om de naam van de mensen die je ontmoet niet uit te spreken, maar toch uitermate beleefd te zijn. Het is, vind ik persoonlijk, de wonderbaarlijkste begroeting. De formule is geniaal eenvoudig. Je zegt gewoon 'allebei' als je een koppel tegenkomt. Het moet zelfs geen koppel zijn, het mag ook broer en zus zijn. Of moeder en dochter. In al die gevallen is 'allebei' perfect. Het kan ook voorafgegaan worden door 'dag', zodat je 'dag allebei' krijgt. Heel vriendelijk en de mensen die je begroet zullen je even vriendelijk teruggroeten. Problematisch wordt het als het meer dan twee personen zijn. Je zegt niet 'alle drie', dat bekt voor geen meter. Laat staan 'alle vier'. Het zou zomaar kunnen dat je er in het voorbijgaan eentje hebt gemist, want het gaat soms snel, zodat ze eigenlijk met vijf waren. Je moet al echt met je vinger beginnen tellen, zoals de juf of meester bij een uitstapje de kinderen van de klas telt, of ze er nog allemaal bij zijn. Eén persoon van het gezelschap zou verontwaardigd zijn, maar niemand weet welke persoon je vergeten bent. Dus opgepast, je zou nog ruzie veroorzaken. Nee, ‘allebei’ is prima. Wel oppassen dat je het gebruikt bij mensen die samen horen. Zo sprak ik onze oud-buurman Martin en zijn echtgenote Lucienne ooit aan met ‘allebei’. Maar de vrouw bleek niet Lucienne te zijn, gewoon iemand die toevallig naast Martin liep. “Ik vond al dat ze fel was veranderd”, zei ik achteraf tegen mijn vrouw, die me behoorlijk boos aankeek.

Rudi Lavreysen
4 1

Mijn Straat

Met een gestrekt hand op mijn wenkbrauwen, maak ik een afdakje. Ik kijk doorheen de weerspiegelingen in het etalageraam. Ik ben er nooit binnen gestapt. Ik zie de stoffen er nog zo hangen. Elke keer dacht ik: als ik trouw, maak ik hem zelf. Ik doe een stap opzij om mijn schouder niet opnieuw tegen het bord ‘te huur’ te botsen. Het volgende huisnummer, tweeëndertig, is een geverfde porseleinen tegel met blauwe bloemetjes rond de cijfers gekruld. Het houdt mijn leeftijd vast en de keramieklessen die ik niet heb genomen in mijn twintigerjaren. Aan de overkant zijn de zwevende bloembakken en ganzen van de rode bakstenengevel gehaald. De acht jaar lang Mooiste Gevel van Vlaanderen heeft nu een rij lege bierflesjes achter het linker raam staan op de tweede verdieping. Ze heeft mijn hemden nog gestreken toen ik twee huizen verder kwam wonen. Ze heeft mij een strijkijzer cadeau gedaan, uiteindelijk. 'Want een man houd je niet in leven door het een vis te geven, maar een hengel'. Dat had ze uit de bijbel. Ze kwam van de generatie waar meneer pastoor zelf nog bij op de biecht moest. Het houten witte rolluik van de fietsenmaker wat verderop is afgebladderd. Er hangt een vergeeld affiche op dat ze tijdelijk gesloten zijn wegens verbouwingen. Het hing er toen ik hier voor het eerst heen verhuisde. Ondertussen ben ik toe aan mijn derde appartement en wegens krenterige streken doe ik dat nooit vóór de contractuele opzegtermijn. Als eufemisme voor faillissement, is verbouwingen wel niet slecht gevonden. Eindigen op een hoogtepunt. De boom op de hoek wordt elk jaar sterker dan de drie houten pikkels die hem met een strakke zwarte rekker het rechte pad wijzen. Zijn bladeren vallen nog elke herfst en als de gemeente ze niet heeft weggeblazen of opgeharkt, kan ik het niet laten ze in het rond te schoppen. Als er op dat moment mensen kijken of het kan me op dat moment schelen dat er mensen zouden kunnen kijken, laat ik ze onopvallend onder mijn schoenen verbrokkelen. Ik passeer deze straat elke dag. Van en naar het station. Van en naar het werk. Van en naar de winkel. Net zoals we gemiddeld tweeëndertig jaar slapen in ons leven, heb ik in deze straat tijd doorgebracht die ik niet meer terugkrijg. Tijd die ik had kunnen spenderen aan keramieklessen en trouwjurken stikken. Of een man vinden om ín een huwelijk te strikken. Ik passeer deze straat elke dag. En nooit verandert er iets. Tot ik achter een stelling, het oorspronkelijke gebouw niet meer voor de geest kan halen.

Amarant Plas
51 4

Dag madam

Het is te warm voor een grote wandeltocht. Dan maar niet te ver, besluiten we. Ik ben met onze oudste amper de deur uit wanneer een man van ongeveer mijn leeftijd ons op de fiets passeert. Hij knikt vriendelijk, waarna wij hetzelfde doen. Als de man iets verder is, zeg ik 'Dag madam'. Onze zoon kijkt me aan zoals een tennisser die in de derde set na twee verliezende sets met 5-1 en 40-15 achterstaat. 'Alle hoop is verloren'.  "Wat zegt gij nu?" "Ik weet het", zeg ik. "Dat klinkt raar, maar ik zal vertellen waarom ik 'Dag madam' zei. Die man belde vroeger regelmatig naar ons thuis. Bij oma en bompa dus. Op de vaste telefoon, want gsm's bestonden nog niet. Nu zijn er amper vaste telefoontoestellen. Op het werk wel, maar bij mensen thuis veel minder. Wij hebben die van ons ook niet gemist. Nieuwe technologie zet het voorgaande op losse schroeven. Daar keken ze trouwens thuis altijd naar, een Nederlands muziekprogramma, gepresenteerd door die man met zijn grote snor. Het is later veranderd in ‘Op volle toeren’. Eigenlijk heette het programma 'Op losse groeven', maar ik sprak het verkeerd uit. Ik zei 'Op losse schroeve...' "Stop pa. Vertel gewoon verder over die man van daarnet", onderbreekt hij me. "Juist. Hij belde voor mijn broer. Ik was telkens het snelst bij de telefoon en nam op met 'Hallo, Lavreysen’, waarna hij altijd 'Dag madam' zei. Ik had nochtans geen fijn stemmetje. Integendeel zelfs. Ik heb het nooit begrepen." "Maar je verbeterde hem niet? Je zei niet 'Het is Rudi' ofzo." "Nee, ik denk het niet, maar het is lang geleden. Ik weet alleen dat hij altijd 'Dag madam' zei. Op een gegeven moment ben ik gestopt met zo snel naar de telefoon te lopen. Het was toch nooit voor mij."

Rudi Lavreysen
15 0

De geldverdiener

Je ligt naast me en slaapt. Zo gaat het vaak de laatste tijd. We praten dagenlang, terwijl je eigenlijk van de Grote Baas slapen moet. Je stort je hart leeg en dan ben ik aan de beurt. Maar terwijl ik fluister, luidop droom en ons Zijn benoem, dommel je stilletjes weg in het donker, zonder dat ik het weet. Hoe lang is mijn monoloog al een monoloog? Een paar minuten? Een leven lang? Maar ik neem het je niet kwalijk, liefje. Vechten tegen de slaap is een verloren strijd.  Ik heb je zo graag want bij het ochtendgloren vang je die strijd weer aan. Je ogen breken open, het zand brokkelt af. “Slapen moet je”, bromt Hij met zijn donderstem. Maar je blijft wakker voor me, gewapend in een harnas van dons en veren. En dat allemaal voor mij. Ik maak kruimels in het bed en luister je arm. In een vorig leven speelden we ‘Lach Je Rijk’, alsof het allemaal zo simpel was. Verdienen moet je. Ogen toe!    Ik ben doodmoe, maar mijn taak is wakker blijven. Een Wachtposter, dat ben ik. Maar in feite ben ik een muurbloem, een stilteling, die enkel praten tijdens het ronken kan.  We troffen elkaar bij een wissel van wacht. Ik moest in je bed te kruipen, jij op de Klapstoel Naast Het Bed. Dat is niet gelukt, want bewonderen, dat deden we en voor we het wisten, was de Wissel voorbij. Kans verkeken, maar niet echt, want ik heb jouw stem en open ogen toen ontmoet. Die dag heb ik leren luisteren.  Dus zo is het gebleven: jij in het Bed der Verdienste, ik op de Klapstoel van wacht. Beter zo, want -ook al doe je je uiterste best- je ogen zijn geen kei in zich te sperren. En ik voor mijn part ben slapeloos en prevel graag pas als jij slaapt. Je beloofde elke morgen even te ontwaken. Dan gaf ik je de vloer en kreeg mijn gedachtegang een vakantiedag. Zo werden we een tweekoppige praatgroep, in het geheim achter de rolluiken bij bed zeven van slaapzaal acht.  Na jarenlang gesnurk en eenzaamheid hebben we dus iets om naar uit te kijken: jij die uit alle macht jezelf wakker strijdt en ik die luister, luister tot het tijd om te spreken is. Dan dommel jij weer in, maar dat boeit me niet. Jij praat je arm baby boy. Ik luister me rijk. 

Ynys Convents
5 0