Zoeken

Twee zussen ( synchroon zwanger van een meisje)

  De zussen.   In augustus op rondreis door Turkije zoeken twee zussen, Hannah en Dina, een betaalbare grafzerk van witte marmer en vieren ze de geboorte van Dina’s meisje, Selin.      We rijden Izmit binnen op een stoffige weg. Abrupt stopt Dina als ze een lam ziet dat drinkt bij het mamaschaap. ‘Dit is het.’ zegt ze beslist. Er wordt onderhandeld met de herder. ‘Nee!’ schreeuw ik, maar niemand hoort me. We haalden net de zerk van witte marmer met een eenvoudige inscriptie : ‘Hanane 3 mei 2005’ opgehaald bij de marmerbewerker. Dina hielp me de witte steen in dekens te wikkelen en behoedzaam in de koffer te leggen. Ik wou meteen naar huis rijden naar de Westerbegraafplek om dit rechtop bij Hananes hoofd te zetten en witte keitjes over haar lijfje te strooien. Ik ben meer dan drieduizend kilometer van mijn kind verwijderd en we vieren hier de geboorte van Selin. Selin, het kind van mijn zus, het kind dat ademt en kirt.     Ik staar afwisselend naar de vinger van Dina en naar het kleine kind in haar arm en het arme lam. Onthutst dringt de vinger die beslist over leven en dood diep in me binnen. De vinger van mijn zus, de vinger van Dina. De vinger wijst naar het lam maar ook naar Hanane, mijn kind.     Aan het vakantiehuisje tussen de abrikozenbomen zet ik tafeltjes, hang lampionnen, maak slaatjes met citroensap en tijm, kneed honderden köftepakketjes, grill aubergine, paprika, courgette, zet kannen klaar voor de gekoelde ayran met schijfjes komkommer straks. Het is hier stil. Ik hoor alleen de kleine Turkse boomklever bij de abrikozen. De vogel heeft meer houvast dan ik. De geur is zoet alom. De avond valt, oranje als abrikoos.     Dina gaat op een gammel bankje onder de pitvruchten zitten, diept een borst op uit haar jurk en laat Selin drinken. Mijn borsten voelen als steen die rots worden.     Ze halen het lam weg bij de mama. Het lekkerste, zachtste vlees is goed om Selins leven te vieren. Het schaap zal haar kleintje missen. Het gewette mes treft direct doel: het lam bloedt leeg, wordt ontkleed en aan een stok geregen. Bij het eerste vuur joelen de mannen. Ik huil. Hier op drieduizend kilometer van de Westerbegraafplek wordt Hanane nog eens gedood. De maxi cosi van Selin mocht niet binnen in het mortuarium op 3 mei. Het Turks bijgeloof laat geen levende baby toe bij een dode. ‘We zijn toch geen Turken. Je bent mijn zus. Selin en Hanane zijn nichtjes!’ beet ik Dina toe. Toch kwam ze alleen zonder kind en stapte heel stil en beschaamd het mortuarium binnen. Ze bevuilde ons nest, ons bondgenootschap. Ik zag haar tranen. Mijn donkere zus met fonkelende ogen, mijn steun en toeverlaat, was heel ver van mij en toch zo dicht. God, wat had ik haar nodig! Maar Selin had haar meer nodig en ze was moeder nu. Ze werd alsmaar minder zus en meer moeder. Ik werd meer zus. Zij had iets wat ik niet had, hoe hard ik ook mijn best deed.     6 april 2021. Het feestje in Overmere.     Ik ben opnieuw in de weer met sla, aubergine, köfte in de grote tuin van Overmere voor Selins zestiende verjaardag. Mijn dochtertje zou nu ook bijna zestien zijn. Imani is vijftien. Ik werd onmiddellijk na het lam in Izmit weer zwanger van een meisje. De goden nemen soms veel ineens, maar zelden alles. Mijn zoon heeft de rijzige gestalte van een Berberman. Ik ben rijk. Selin aait de Britse korthaar poes en duwt haar neus in de stinkende vacht van de mismaakte Franse bulldog. Ik kan Selin niet zien bij dieren zonder aan het lam te denken. ‘Tante,’ zegt ze ‘ben jij kwaad op mij? ‘ ‘Nee,’ lieg ik. Ik help haar niet mee om de kaarsjes op de taart uit te blazen, maar tuit wel mijn lippen. Niemand ziet dat mijn adem nog altijd Hanane toebehoort. Iedereen zingt.     We drinken ayran en de mannen halen raki boven. Ik wil ook raki. Dina zegt: ‘Hannah, je zou dat beter niet doen.’ Ik denk: je had beter het lam toen niet bij de mama weggehaald.     De eerste raki brengt me bij de Japanse esdoorn naast het grafje. Die dieprode herfstkleur naast het wit. Als alle graven weg zijn, bestaat de boom nog en misschien heeft een wortel van de boom contact gezocht met een bot van Hanane. Hanane was niet alleen toen ze ontbond. Ik heb iedereen altijd verboden om een bloem, een beer of een molentje tussen de witte keien op haar lijfje te plaatsen. Zo bezwoer ik de boom om ondergronds op zoek te gaan naar de resten van mijn kind.     De tweede raki drink ik onaangelengd. De leeuwenmelk brandt in mijn slokdarm. Ik word warm. Ik streel Imani’s krullen. Selin komt ook bij me en ik zeg: ‘ Gij, rotkind!’ Dina graait Selin vast en roept : ‘Hannah, wat is er met je?’     Ik neem vlug een derde glas leeuwenmelk. Dina slaat het uit mijn handen, trapt in de scherven. Haar voet bloedt. ‘Sta daar zo niet schaapachtig als de perfecte mama!’ roep ik haar toe. ‘Je bent een volgzaam schaap, maar je neemt wel het lam weg terwijl het nog zoogt.’ Mijn hoofd is gebogen als ik spreek en ik zie haar bloed. Ik bloed mee. Dina kan geen lijn zien in mijn vlammend betoog. Ze ziet de linken niet. Ze is de rondreis van 2005 vergeten. Dina gaat altijd door met haar leven. Dina studeert met drie kinderen rond haar. Dina bekostigt haar studies door in de Lidl te werken. Dina is sterk. Akelig kalm zegt Dina: ‘Nu wil ik dat je hier weggaat. Niemand noemt mijn kind een rotkind. Wie veel te vertellen heeft, zwijgt.’     Ik word misselijk. Nog nooit voelde ik dat ze zo Turks geworden is. Ze kiest voor haar drie kinderen en schoonfamilie en laat me afdruipen. In de auto vragen mijn twee kinderen waarom ik zo onbeleefd was? Ik kan niets antwoorden. Ik blijf in trance herhalen: ‘Wie veel te vertellen heeft, zwijgt’ en ik denk: Dina heeft erg veel te vertellen maar ze zwijgt, ze lijkt zich aan te passen maar eigenlijk zoekt ze balans door de dingen te laten voor wat ze zijn. Ze heeft geen grote theorieën. Ze doet altijd voort.     Wat moet ik zonder zus? We zijn geboren in hetzelfde jaar: 1981. Ik in het begin, zij op het eind. Ik bijt in mijn onderarm tot er bloed komt, zuig het dan op. Mijn kinderen roepen dat ik moet stoppen. Ik zal stoppen, ik staak ook het bezoeken van graven van sterrenkindjes. Wie bedacht die naam? Ik blijf de stilte horen toen Hanane uit mij werd gehaald.  De eerste keren was ik met zwangere buik op slippers naar het graf gehold. Laat dit kind in mij straks toch ademen! Ik zag niet dat mijn voeten bloedden. Na de geboorte van mijn tweede dochtertje was ik uit plichtsgevoel gegaan. Nu ik Selin een rotkind genoemd heb op haar verjaardag, zal ik het graf van Hanane nooit meer bezoeken. Ik zal boete doen. Ik heb ons zussenverbond ontbonden. Dit vergeeft ze me nooit, zoals ik haar ook nooit het lam vergeven heb.      Dina zou nooit zestien jaar gekropt hebben. Dina is jonger maar zonder verborgen agenda. In Izmit zou zij eenvoudigweg gezegd hebben: ‘Ik ga weg, Hannah. Ik kan je terechte vreugde rond je kind niet aan. Ik ga in Gent de witte marmer bij het hoofd van mijn dochter zetten. Gericht naar Mekka. Amuseer je hier met je kind en het lam.’ Zelfs die laatste zin zou Dina nooit uiten. Ik zou zo’n zin - niet zonder een zweem van spot- zeggen. Dina niet     ( ik heb met opzet Hannah gelinkt aan Hannane en Dina aan Selin opdat de klanken mnemotechnisch zouden helpen. Hoe kan het nog duidelijker? Moet er een inleiding?)          (opmerking: totaal autobiografisch: twee zussen, mijn dochters worden zwanger van een meisje op hetzelfde moment, de één bevalt van een levend meisje, de ander van een dood meisje...de twee zussen leven hierna minder symbiotisch maar toch hecht. Synchroniciteit zoals Jung die zag, zit ongeveer in alles, extreem boeiend. Ik heb nog analoge teksten)

Ariane Vergult
0 0

RESPECT VOOR ERIK

In mijn droom was ik te gast bij De slimste mens ter wereld. Erik Van Looy presenteerde mij als laatste van de drie kandidaten: “De volgende gast is een schrijver en u kent hem wellicht van het filosofisch-culinair traktaat ‘Het verband tussen Spinoza en spinazie’, waarmee hij een van de best verkopende boeken heeft geschreven van het moment. Welkom Lennart Vanstaen.” Er klonk applaus. “Beste Lennart, alles goe me u?” vroeg hij in zijn typische Brabantse tongval. Ik antwoordde dat alles prima ging. “Heb je last van stress?” Ik zei hem dat dat wel meeviel, maar dat ik hoopte dat ik geen vraag kreeg over mijn boek, omdat ik bij god niet wist waarover het ging. Erik schoot in een van zijn lachaanvallen. Na de eerste ronde stond ongeveer iedereen gelijk. Ik voelde me niet dommer of slimmer dan de andere kandidaten, hoewel ik net niet dacht dat ik gemiddeld zou scoren, eerder erg laag of erg hoog. Philippe Geubels, die samen met Vitalski dienst deed als komisch duo voor deze editie, maakte een scherpe opmerking aan het adres van Erik, die zichtbaar gekwetst was maar de opmerking toch wegslikte in zijn lach. Ik besloot in te grijpen. ‘Excuseer, Philip, dat was erover. Ik heb heel veel respect voor Erik, en dat sinds de dag waarop ik hem ontmoette’, flapte ik eruit. Erik keek me aan met herwonnen zelfvertrouwen, maar ik las ook vraagtekens in zijn ogen. ‘Hebben wij elkaar al ontmoet? Daar weet ik niets meer van’, en bij wijze van mea culpa sloeg hij zijn hand voor zijn mond. Ik wuifde zijn schuldgevoel weg.‘Ja, nu wil ik ook wel weten waar dat was’, sneed Philip Geubels de stilte aan. Hij vouwde zijn handen ostentatief in een prisma. Ik vertel dat ik met mijn vrouw voor het rood licht stond aan de Turnhoutsebaan, we fietsten naar huis. Plots stopt Erik, op een eerder gammel exemplaar, aan hetzelfde licht. In een ogenblik van enthousiasme bij het zien van zijn bekende kop, deed ik een poging tot small talk: ‘Onderweg naar den Antwerp?’ stelde ik hem de retorische vraag, wetende zoals elke Vlaming dat Erik Van Looy een fervent Bosuilbezoeker is. Hij had oortjes in, dus hij had mijn vraag niet gehoord. Ik zag mijn vrouw de neiging onderdrukken een facepalm uit te voeren. ‘Sorry?’ zei hij. Alsof hij zich moest excuseren voor het feit dat hij naar muziek luisterde in zijn vrije tijd, in de hoop niet aangesproken te worden door op sensatie beluste burgers. Ik herhaalde mijn vraag toen hij één oortje had verwijderd en hij beantwoordde die volmondig met ‘ja’. En gezien de weg die hij daarna aflegde, onze straat doorfietsend tot aan de Delhaize, was dat niets minder dan de pure, onversneden waarheid. ‘En sinds dat gesprek heb ik dus niets dan respect voor hem’, zeg ik aan Philip, met een strenge ondertoon. ‘Ik ken Erik als iemand die altijd zegt waar het op staat, zonder rond de pot te draaien. Als iemand die geen blad voor de mond neemt, rechtdoorzee, die de daad bij het woord voegt. En ik ken hem ook als iemand die zich bescheiden opstelt en zich excuseert voor zaken waar hij zich helemaal niet voor hoeft te excuseren. En dat siert hem.’

Lennart Vanstaen
18 0

De weldoener

De weldoener ben ik zelf. Voor mij bestaat een betere manier om het te zeggen nog niet. Als woorden je konden vastnemen, heb ik je nu dan vast?Ben je benieuwd naar een vervolg, en als er een vervolg is, wat zal dat dan met zich meebrengen? In het begin was er enkel het idee, de schets, en het ogenblik dat je die aanwendde,verdween dat begin.Nu moeten enkel de omslachtige zinnen er tussen nog verdwijnen, zoals deze.Maar net dat is mijn poëzie. Voor een publicatie zijn sommige zinnen te lang, schieten woorden te kort. Hoe verklaar je dat?Onlosmakelijk met mezelf in verbinding treden, juist dat is mijn poëtica.'Poëtische warfare'. Met elkaar bevriende emjambementen. Armzalige gedichten.De oorzaakben ik zelf. Voor mij bestaat er geen gedicht zo goed als mijn gedicht.En ik wil maar wat te vaak meer:meer tussen de lijnen door verdwalen,meer doorduwen naar een uitweg,duwen naar een betekenis of ook onzin;meer onnodige info, meer gebral;zolang je maar iets te vertellen hebt;zolang je maar met woorden gooit die me vastnemen,niet meer los willen laten;laat me niet meer los, gooi je op me af maar doe het door middel van poëzie. Het zou onzin zijn dat ik hier de oorzaak niet van ben. Ik veroorzaak bijvoorbeeld een vervolg. De weldoener ben ik zelf.Waar ik mezelf geschaad heb, heb ik mezelf ook weer overeind geholpen.Kijk waar we nu zijn aanbeland:we zijn er nog niet.Wel sponsor ik mezelf onvoorwaardelijk & onbevooroordeeld is iets als het lot.Hier ben ik, mijn redder.Het is ikzelf die me woord voor woord op de juiste plaats duw.Hoorden we hier net het gefluister van het gedicht zelf? Dat hoorden we heel de tijd al.

Dries Verhaegen
5 1

Een winterwandeling vol uitdagingen

Het was januari 2021, diep in de winter. Vera en ik, fervente wandelaars, hadden een route van 15 kilometer gepland door de trage wegen van Grobbendonk. Als ex-scouts waren we gewend om avontuur op te zoeken, het onbekende aan te gaan en de natuur te trotseren. Wij waren doorbijters, niet snel bevreesd voor een uitdaging. Vera had altijd al een hoge pijngrens gehad, en ik was een echte doorduwer. Het had ons niet verbaasd als iemand ons had gezegd dat we het pad ondanks de kou en de zware omstandigheden zouden blijven volgen. De lucht was fris en ijzig, en een dunne laag rijp bedekte het gras langs de paden. Ondanks de kou genoten we van het gevoel van vrijheid dat een lange wandeling ons altijd gaf. We hadden een goede start. Het pad kronkelde door bossen en langs uitgestrekte velden, die onder een winters zonlicht lagen te glinsteren. Na enkele kilometers bereikten we een punt waar een waarschuwingsbord ons tegemoet blonk: “Deze weg is verder ondergelopen.” Het bord maakte ons nieuwsgierig. Vanaf waar we stonden, leek de weg nog begaanbaar, en het landschap zag er prachtig uit met de glinsterende waterpartijen en de stille, ondergelopen velden. We besloten het pad te volgen, ondanks de waarschuwing. De eerste honderden meters gingen probleemloos. Het pad was vochtig, maar goed begaanbaar. Na een tijdje vonden we een bank en besloten we te pauzeren. Om ons heen strekte zich een surrealistisch landschap uit van ondergelopen velden en glinsterende vijvers. Het water weerspiegelde de bomen, alsof de wereld dubbel aanwezig was. Hier leek de winter een kunstwerk te hebben geschilderd. Het onverwachte obstakel Na onze pauze vervolgden we onze weg, maar al snel werden we geconfronteerd met het deel van het pad dat werkelijk onder water stond. Het was een lange strook van ongeveer 150 meter, volledig overspoeld. Tot onze opluchting zagen we dat Natuurpunt houten blokken over het water had geplaatst als een soort loopbrug. Het zag er smal en wiebelig uit, maar het leek onze enige optie. Als ex-scouts wisten we wel raad met moeilijke omstandigheden, maar dit was toch een uitdaging die we niet hadden voorzien. “Ik ga eerst,” zei ik tegen Vera. Met de nodige voorzichtigheid begon ik mijn weg over de blokken. Mijn schoenen gleden een paar keer op het natte hout, maar ik bereikte de overkant zonder al te veel moeite. Ik draaide me om en riep bemoedigend: “Kom maar, het gaat wel!” Vera knikte en zette haar eerste stappen. Ze balanceerde voorzichtig, maar ik merkte dat ze het moeilijker had. Door haar armprothese kon ze haar evenwicht minder goed bewaren. Halverwege verloor ze haar balans. Ik zag het gebeuren in slow motion. Haar voeten gleden weg, haar lichaam kantelde en met een plons viel ze in het ijskoude water op haar “slechte” arm. Ik rende terug naar haar toe. Ze probeerde op te staan, maar haar gezicht vertrok van de pijn. “Mijn arm,” zei ze met een gebroken stem. Ik hielp haar uit het water. Haar kleren waren doorweekt, en in de ijzige kou begon ze onmiddellijk te rillen. “We moeten hier weg,” zei ik. De situatie was ernstig, dat wist ik. Maar onze auto stond nog meer dan zeven kilometer verderop, en we bevonden ons in een beschermd gebied waar voertuigen verboden waren. Er zat niets anders op dan verder te lopen. We waren allebei doorzetters, maar dit zou een test worden die ons zou herinneren dat zelfs wij mensen waren, niet onoverwinnelijk. Een loodzware tocht Met elk stapje dat we zetten, werd de tocht zwaarder. Vera’s doorweekte kleren plakten aan haar lichaam en de ijzige wind sneed in onze huid. Bovendien begon ze steeds vaker te klagen over haar arm. Een keer stopte ze plotseling en zei: “Ik hoor gekraak… in mijn arm.” Haar woorden deden me huiveren. Dat kon niets goeds betekenen. “Kun je nog verder?” vroeg ik voorzichtig. Ze knikte, maar haar gezicht was een masker van pijn. Elke stap leek een enorme inspanning te kosten. Ik probeerde haar op te peppen door over koetjes en kalfjes te praten, maar het hielp weinig. De kilometers leken eindeloos, en ik voelde me machteloos. Het enige wat ik kon doen, was haar blijven aanmoedigen en hopen dat we snel bij de auto zouden zijn. Toen we eindelijk het parkeerterrein bereikten, voelde het alsof we een marathon hadden gelopen. Vera trilde van de kou, en haar gezicht was bleek. “We gaan eerst naar huis voor droge kleren,” zei ik. “En daarna rechtstreeks naar de spoed.” Ze knikte zwakjes, te uitgeput om iets te zeggen. Een race tegen de klok Thuis hielp ik Vera om haar natte kleren uit te trekken en haar in iets warms te steken. Haar arm zag er slecht uit: opgezwollen en blauw. Ik wilde geen tijd verliezen en reed zo snel mogelijk naar het UZ Leuven. Daar werd ze meteen onderzocht. De diagnose was schokkend. De arts vertelde ons dat de holte in het onderstuk van haar bovenarm, waar haar prothese in vastzat, gebroken was. Hierdoor was de prothese niet langer gefixeerd. Kort gezegd: haar arm hing alleen nog aan haar lichaam dankzij de spieren en pezen. “We moeten opereren,” zei de arts. “Maar door de drukte van de covid-19-pandemie kunnen we haar nu niet opnemen. We hebben op dit moment geen bedden beschikbaar.” Mijn hart zakte in mijn schoenen. Hoe kon dit? Vera zou nog minstens een week met een gebroken arm moeten rondlopen voordat ze geopereerd kon worden. Het voelde oneerlijk, maar we hadden geen keuze. Een week van pijn en geduld De week die volgde was een beproeving. Vera had constante pijn, en elke beweging leek haar een marteling. Ik deed mijn best om haar te helpen met alledaagse dingen, zoals aankleden en eten, maar ik wist dat ik haar ongemak niet volledig kon wegnemen. De nachten waren het zwaarst. Vaak werd ze wakker van de pijn, en ik voelde me machteloos. Eindelijk, na zeven lange dagen, kwam het telefoontje waar we op hadden gewacht. Er was een bed beschikbaar, en Vera kon worden opgenomen voor de operatie. In het ziekenhuis werd ze voorbereid op een ingewikkelde ingreep. De artsen legden uit dat ze de gebroken holte in haar bovenarm zouden herstellen en de prothese opnieuw zouden fixeren. Het was een risicovolle operatie, maar de enige manier om haar arm te redden. Hoop en herstel De operatie duurde uren, en die tijd voelde als een eeuwigheid. Toen de chirurg uiteindelijk naar me toe kwam, was zijn gezicht gelukkig hoopvol. “De operatie is geslaagd,” zei hij. “Het zal een lang revalidatietraject worden, maar ze zal haar arm weer kunnen gebruiken.” De opluchting overspoelde me. Vera lag nog enkele dagen in het ziekenhuis om te herstellen, en daarna kon ze naar huis. De weken daarna stonden in het teken van fysiotherapie en langzaam weer vertrouwen krijgen in haar arm. Ondanks de pijn en de tegenslagen bleef Vera optimistisch. “Het had veel slechter kunnen aflopen,” zei ze vaak. En daar had ze gelijk in. Reflectie Nu, terugkijkend op die winterse wandeling, blijft het een verhaal vol emoties. Het was een tocht van schoonheid en avontuur, maar ook van pijn en doorzettingsvermogen. Vera’s moed en vastberadenheid hebben me diep geraakt. Hoewel we die dag met een gebroken arm en natte kleren eindigden, herinneren we ons ook de glinsterende vijvers, de houten blokken en het besef dat we samen alles aankunnen – zelfs in de ijskoude winter. Dit voorval had ons eraan herinnerd dat, hoe sterk we ook denken te zijn, we uiteindelijk ook maar mensen zijn, kwetsbaar in de ogen van de natuur.

Guy Van Damme
12 2

Mooie Tijden in Keerbergen: Een Terugblik op de Jeugdjaren in de Jaren '70

De jaren '70 in Keerbergen waren een tijd van vrijheid, vriendschap en avontuur. Alles leek eenvoudig, en we bekeken de wereld met andere ogen. Mijn jeugdjaren in Keerbergen waren gevuld met prachtige herinneringen, die ik nog steeds koester. Dit was een tijd waarin we na schooltijd naar de Chalet Bleu gingen om snoep te kopen, urenlang op het meer van Keerbergen zeilden en het gevoel van vrijheid en levensgenieten diep in ons hart droegen. Met zijn karakteristieke glimlach vroeg Michel altijd, terwijl hij zijn zeiluitrusting voorbereidde: "Wat gaan we vandaag doen?" Ik woonde in Keerbergen, een charmant dorp waar het gemeenschapsleven destijds centraal stond. De school was dichtbij, en na de lessen kwamen mijn vrienden en ik altijd samen om de omgeving te verkennen. Een van mijn beste vrienden was Michel Mampaye, wiens familie aan het meer van Keerbergen woonde. We brachten veel tijd door bij hun huis, en de herinneringen aan die tijd zijn altijd bij mij gebleven. Het Koninklijk Atheneum Keerbergen, toentertijd beter bekend als het K.A.K., was het hart van ons jeugdleven. Het was de school waar we elke dag naartoe gingen, waar we niet alleen leerden, maar ook waar we vriendschappen smeedden die een leven lang zouden meegaan. Na schooltijd gingen we vaak naar de Chalet Bleu, die vlakbij het Atheneum lag. Het was een gezellige plek waar we met een paar centen een zakje snoep of een frisdrank konden kopen. Het was de perfecte plek om met vrienden urenlang bij te praten, te lachen en plannen te maken voor de avonturen die ons te wachten stonden. Na schooltijd eindigden we vaak bij het meer, waar de familie Mampaye trots hun prachtige blauwe 420 zeilboot had liggen.. De 420 was niet zomaar een zeilboot; het was voor ons een symbool van vrijheid, avontuur en de kracht van de natuur. Michel en ik, samen met onze vrienden, gingen vaak het water op wanneer we maar konden. We hijsten de zeilen, lieten de wind ons voortdrijven en genoten van het gevoel van vrijheid dat alleen een zeiltocht kan bieden. Maar het meer was niet altijd zo vredig. "Dit is het moment, jongens!" riep Michel, zijn ogen stralend terwijl hij het roer vasthield. "Als we nu niet oppassen, kunnen we nog wel eens omvallen." De hevige wind dreigde de boot te doen kantelen, en we moesten razendsnel handelen om het tij te keren voordat we volledig omsloegen. De spanning was te voelen, het water spatte om ons heen terwijl we de zeilen harder probeerden te trekken. Soms moesten we heel vlug op het zwaard gaan staan om de zeilboot weer recht te krijgen en te voorkomen dat de mast vast kwam te zitten in de bodem van het meer. “Sneller! We moeten het gewicht verdelen,” riep ik, terwijl ik me tegen de zijkant van de boot drukte. Michel was de stuurman, ik de fokkeman. De spanning in zulke momenten was groot, maar de ervaring was opwindend. We voelden ons één met de natuur, de elementen die ons omringden, en de kracht van het moment. We streden tegen de wind, terwijl de boot gevaarlijk heen en weer wiebelde. “Kom op, hou vol!" zei Michel door de wind heen, terwijl hij de koers weer probeerde te corrigeren. “Dit kunnen we aan! Het meer van Keerbergen was een magische plek, vooral in de zomer. Het had een strand waar we vaak samenkwamen, het zand tussen onze tenen voelde altijd fijn en de zon verwarmde onze huid terwijl we genoten van de simpele geneugten van het leven. De sfeer aan het meer was een weerspiegeling van de tijd waarin we leefden, een tijd van vrijheid, openheid en onbezorgdheid. De mensen die je daar ontmoette, deelden allemaal een verlangen naar vrijheid en avontuur, en dat gevoel was overal om ons heen. Na een dag op het water, waarin de zeilen ons over het meer dreven, kwamen we samen voor de zomeravonden aan het meer, waar de geur van gegrild vlees de lucht vulde. De Fransen die verantwoordelijk waren voor de hangar waar de zeilboten werden opgeslagen, hadden een cafeteria aan het meer. In de zomer organiseerden ze regelmatig BBQ's op het strand. Het was een geweldige kans om samen te komen met vrienden, te genieten van heerlijk eten en te praten over alles wat ons bezighield. De geur van gegrild vlees, het geluid van muziek en het gelach maakten de avonden onvergetelijk. Het was een tijd van samenzijn, van feesten en van genieten van het leven. De sfeer was altijd gezellig, en alles leek zich te richten op het moment van plezier en ontspanning. "Wie is er klaar voor de BBQ?" vroeg Michel met een brede glimlach, terwijl hij het vlees op de grill legde. In de weekenden waren er andere momenten die ons leven extra bijzonder maakten, zoals de surboums. We noemden de feesten die we organiseerden in de weekenden zo, een term die we uit Frankrijk hadden overgenomen. De familie Mampaye had een tweede huis, niet ver van hun woning aan het meer, en dit huis werd de uitvalsbasis voor onze feesten. Michel, ik, onze vrienden en zijn familie hadden het huis helemaal ingericht om perfecte feestjes te geven. De muren van de ruimte waar we dansten, waren behangen met eierdozen om de akoestiek te verbeteren, en deze waren vervolgens in goud gespoten. De toog was gezellig ingericht en bood een plek om een drankje te halen terwijl we met vrienden bijpraatten en genoten van de muziek. De surboums trokken altijd veel bezoekers. Vrienden van het Atheneum kwamen massaal opdagen, en de sfeer was altijd los, vrolijk en zorgeloos. Er was geen gebrek aan energie, en de muziek varieerde van de populaire hits van die tijd tot alternatieve geluiden die we zelf ontdekten. Het was een tijd waarin muziek en feestjes allesbepalend waren, en de fuiven waren de ideale gelegenheid om onze liefde voor het moment te delen. De avonden waren gevuld met gesprekken, gelach, dans en natuurlijk de geur van sigaretten die we stiekem rookten en alcohol die door de lucht hing. Maar het belangrijkste was de vriendschap, het samenzijn en de onvergetelijke herinneringen die we samen maakten. Het tweede huis van de familie Mampaye was onze veilige haven, een plek waar we terechtkonden voor de gezelligste avonden en de wildste feesten. Na een lange schoolweek was het een uitlaatklep, een moment om alles van ons af te schudden en te genieten van de vrijheid die we toen voelden. De jaren '70 in Keerbergen waren meer dan slechts een tijd van zomerse barbecues en zeiltochten. Het was een tijd waarin we als jongeren op zoek waren naar vrijheid en avontuur. We wilden de wereld ontdekken, nieuwe ervaringen opdoen, en vooral genieten van het leven. De mensen om ons heen waren simpel, maar de levenslust die ze uitstraalden was aanstekelijk. De eenvoud van het leven, de vrijheid van het zeilen op het meer en de vrolijkheid van de gemeenschappelijke momenten gaven ons een gevoel van geluk en vervulling. In die tijd voelde het alsof de wereld onze speeltuin was. We waren jong, vol energie, en niets leek ons te kunnen tegenhouden. De vriendschappen die ik toen sloot, zijn altijd bij me gebleven. Michel en ik, samen met onze vrienden, hebben zoveel gedeeld – van de avonturen op het meer tot de gesprekken bij de Chalet Bleu en de legendarische surboums. We waren een groep die samen het leven ontdekte en die in elke ervaring een reden vond om te lachen en te genieten van het moment. Vandaag, wanneer ik terugdenk aan die tijd in Keerbergen, voel ik een diepe dankbaarheid voor de mooie herinneringen die ik heb. De jaren '70 hebben me niet alleen de waarden van vriendschap en vrijheid bijgebracht, maar ook het belang van genieten van het moment en van de eenvoudige dingen in het leven. Het waren de mooiste jaren van mijn jeugd, en ik ben dankbaar dat ik deze avonturen heb mogen meemaken.  

Guy Van Damme
43 0