Zoeken

Volle zaal!

Bijna, bijna een volle zaal. Het is zover! Omdat ik mijn angst heb uitgekakt, verwacht ik rustig te zijn op het podium. Of toch naar het einde toe. De ervaringsdeskundigen hebben me verzekerd dat het begin moeilijk is. Het opkomen, de eerst zin vooral. Die moet vlammen. Of doven. Nog acht minuten om de laatste mensen naar hun stoel te laten zoeken. Dan zal de techniek het licht kort doven.  7, 6, 5, 4, 3, 2, 1...ik kom uit de coulissen. Ik sta op het podim, kijk naar de stilte, buig. Het moet in de genen hebben gezeten. Dat zeg ik. HET MOET IN DE GENEN HEBBEN GEZETEN. Goede eerste zin, toch? Niemand reageert. Ik ben wel zeker dat het in zijn dna zat. Zijn? Ja, dat van hem. Het zal hier de hele avond gaan over hem, die man, over mijn vader zal ik spreken. Ik zal spreken zoals hij het niet meer kon. Onlangs werd ik abrupt wakker, badend in het zweet. Ik lag oog in oog met zijn gelaat! Ik zag zijn neus, zijn zware wenkbrauwen, ik rook zijn huid van het vette type. Mijn paniek schreeuwde het uit: ik heb niet genoeg stil gestaan bij deze nachtelijke man, ik heb me nooit afgevraagd hoe volmaakt hij mijn komst vond. Ik kwam op de wereld, hij reed op zijn bmw door het drukke verkeer om toch maar op tijd bij mij te zijn. Is het belangrijk me af te vragen hoe hij de geboorte van zijn tweede kind beleefde? Ik, een meisje. Ja hoor, mijn moeder was de spilfiguur, centrale buik maar hij werd vergeten. Zij was mijn oorsprong, omdat zij mij droeg. Maar hij, waar was Antoine? Er komt een mannelijke bot geruisloos langs de gordijnen. Hij kucht. Ik draai me om.  

Ingrid Strobbe
10 0

Gesloten deuren

Zij leven in een huis vol gesloten deuren. Vol sleutels en sleutelgaten kleiner dan het oog van een naald. Draden vol geheimen. Nu vraag ik me af wat ze met hem gedaan heeft. Nu draag ik haat. En daar ben ik maar al te bewust van.   De kasten zijn groot en torenen boven mijn hoofd uit, de glazen ruiten geven het porselein weer van een vervlogen tijd. De tijd toen hier nog kennissen uitgenodigd werden. Nu niet meer. Nu zijn wij de enige. Er hangt stof in de lucht. De kamer is donker al is het middag. Het is er stoffig en ik hoest. We eten lasagne met room. Thuis eten we nooit room in onze lasagne. Mijn oma toont mij de computer en de stamboom van onze familie. Maar ik begrijp niet waarom ze contact schijnt te houden met mensen die ze nooit spreekt. Ik begrijp de geruststelling in het verbinden van namen niet. Ze verbindt ons met verre familie in de Verenigde Staten of Spanje. Een pionnetje. Een knoopje in de gestikte kleding. Een takje in de boom. De kasten zijn groot en torenen boven mijn hoofd uit. Alles is warm en overal valt er een hartslag te horen. Hoewel iedereen hier is voel ik me eenzaam. Het zullen herinneringen worden waarin ik alleen bij hen ben. Mijn zus en broer zitten in de zetel. Hun lichte huid en blauwe ogen schijnen in contrast met de donkere stof. De tv staat aan, te zacht. Ik vraag me af of zij zich er nog iets van zullen herinneren. Ik vraag me af waarom we nooit naar boven mogen gaan. De helft van het huis is voor mij onbekend. Het liefste ga ik naar het toilet om erachter te komen hoe ik bij die andere helft raak. De gang, door een kartonnen deur gescheiden van de keuken en woonkamer. Aan het ene einde zijn de toiletten koud. De tweede helft is koud. Aan het andere eind van de gang is er een plastieken deur met net, om de vliegen en beesten buiten te houden. Het net zit vol met gaten. Er staat ook een houten kastje. Dat vast vijfhonderd jaar oud is. De muren zijn behangen met blauwe bloemenprint. En de vloer bestaat uit donkeroranje tegels die lijken op de tegels in de toiletten op school. Het ruikt er muf. Wanneer ik de moed heb gevonden om de doorgang naar de tweede helft te openen. Een deur die verstopt staat naast de deur van de toiletten. Komt mijn oma uit de keuken de gang in. Haar greep is strak. ‘Kom, dessert’.   De blauwe auto waggelt. Ik kan de motor door mijn stoel heen voelen. De gordel snijdt in mijn nek. We zitten met drie op de achterbank. Ik ben de enige die geen kinderzitje meer moet. Papa zit aan het stuur, mama kijkt naar buiten. Mama probeert niet te laten merken hoe graag ze thuis wil zijn. Maar het sneeuwt. Plotseling. Frustratie vult de voorkant van de auto. Het lijkt erop dat we langer onderweg zullen zijn dan gepland. En voor wat? Papa zegt dat mama de volgende keren niet mee hoeft te komen en knijpt haar vluchtig in de knie. Er wordt altijd te veel verwacht. De terugrit als vaststelling van een teleurstellend bezoek, die dan ook nog verlengd wordt. Een walm overvalt me, en ik ben bang dat ik zal moeten kiezen. Maar ik hou zoveel van hen. Ik hou zoveel van hen en ik kan beginnen wenen. Het landschap veranderd in grijs. De avond valt als een doek over de horizon. De verlichtte huizen en straten als gaatjes in de nacht. Alles wat ons hoop gaf in de lente wordt bedekt met een laag witte sneeuw. Ik slik. Op de achterbank spelen we spelletjes. We zijn spionnen. De auto’s met de rode lampen snellen van ons weg. Het aangedampte raam kan veranderen in een bedieningspaneel. Uit de opties kies ik een bazooka, en ik zal ze neerschieten. Al die rode auto’s. Want ik zou niet willen dat er ooit iets met ons gebeurt. Ik draag liefde. Te veel en bakken ervan. En daar ben ik maar al te bewust van. Wanneer ik genoeg van heb van het spelen word ik boos op mijn zus. Want als ik wil stoppen moet iedereen stoppen. De auto is stil. De rit is lang. Mijn mama zegt dat ik mijn zus pijn doe met mijn woorden. Mijn mama zegt veel. Mijn mama zegt dat ik op mijn oma lijk.   De wind schuurt onze wangen rood. Gedoken in zelfgebreide sjaals en mutsen hobbelen we van de auto naar de voordeur. De sneeuw heeft zich ondertussen opgestapeld en komt tot aan mijn heupen. Papa’s vingers zijn te koud om de sleutels juist vast te houden en de deur open te doen. Mama doet de deur open. Mijn broer slaapt in haar armen. Ik probeer me de tijd te herinneren dat ik uit de auto gedragen werd. Maar herinner me weinig. Volgende keer dat we ergens van terugkomen zal ik doen alsof ik slaap. In de auto slapen wij nooit, mijn zus en ik. Er is een hele wereld om naar te kijken en zeker als er sneeuw valt. Mijn zus houdt van sneeuw, ik hou van mijn zus en voel me schuldig. Papa maakt mijn veters los en trekt mijn schoenen uit. Hij vindt dat het tijd wordt dat ik leer om dat zelf te doen. Hij zegt dat niet maar ik voel zijn mening in de manier waarop mijn schoenen uittrekken met een zucht gebeurt. Een zucht van een overbodige taak. Ik loop de trap op als een hond, op mijn handen en voeten. Mijn zus en ik delen een kamer. Ik ga op mijn bed liggen en wacht mijn nachtzoenen af.   Op school ben ik erg gelukkig. Ook al komen mijn twee beste vriendinnen niet overeen. Ze willen dat ik tussen hen kies. Maar ik zal niet kiezen. Tenslotte is dit mijn laatste jaar. Mijn laatste maanden. Mama en papa willen verhuizen. Het huis is te klein. In de opvang heb ik een andere vriendin, die ook Frans spreekt. We spreken Frans tegen elkaar. Louise heeft geen vrienden. Veel minder dan ik alleszins. Ik begrijp niet waarom. Ze zegt dat het komt omdat ze een plakker op haar oog moet dragen, onder haar bril. Ik kijk naar de plakker, er staat een prinses op. ‘Kan dat wat stiller daar?’. De juf van de opvang is dik. Wij mogen haar niet. Ze is bang dat we over haar spreken. Ze heeft gelijk, maar ze kan geen Frans. Wij mogen haar niet omdat ze je telkens maar één kleurplaat geeft die je niet mag kiezen. Vandaag heb ik geluk en mag ik een gelijkaardige prinses als die op de plakker van mijn vriendin inkleuren. Gisteren had ik Shrek. Omdat ik Shrek nog nooit gezien had en hem lelijk vond, wou Louise wel met mij ruilen. Ik begrijp niet waarom.

Tess12
7 1

Theevisite

Rita komt met een dienblad de huiskamer in en plaatst het op de salontafel. Ze stalt twee porseleinen mokken, twee schoteltjes en een kleine fles met honing uit. 'Zo, dan kunnen we lekker een kopje drinken, terwijl jij je gedichten voordraagt.' Zeefjes trekken een bitterzoet mengsel in gekookt water. Ze brengt het dienblad weg. 'Thee die je in Parijs gekocht hebt?' vraagt Raymond. Zij komt uit de keuken, knikt en gaat in een leren lichtbruine feauteuil zitten, schuin voor hem. Raymond neemt een doorschijnende plastic map met gele bedrukte vellen van een bijzettafeltje en staat op. Rita sopt enkele keren haar zeefje in het water, taxeert hem en legt het mengsel op een schoteltje. 'Wat vind je van dit vers?     De elegante vindt terecht haar buik                                              en dijen dik. Zij praat zich uit de fuik.                                              Zij eet gezond en sporten kan haar loopbaan                                              bekorten. Smoezen in haar taalgebruik:                                              ik merk dat ik patat en mayo ruik.' 'Wel grappig. Gaat het over Marguerite, die je zo lang aan het lijntje gehouden heeft?' Zij neemt de honing en knijpt in het flesje. Raymond perst zijn lippen samen en geeft zijn hoofd een kort snokje naar beneden. Hij kijkt voor zich uit en negeert haar blik. Hij ziet haar keurig aangelegde tuin, die een hulpje elke maand komt trimmen. Hij heeft niet de behoefte zijn thee erg warm te drinken, maar van een sterk aftreksel houdt hij niet. Daarom haalt hij het zeefje uit zijn mok. 'Je gebruikt woorden die gewone mensen raar in de oren klinken: 'bekorten'. Wat betekent 'zich uit de fuik praten'?' 'Zich eruit lullen.' 'Hoe kan sport je carrière in de weg zitten? Hoe gezonder je leeft, hoe groter de kans dat je langer kan werken, niet? Rare bloem, die Marguerite. Ik snap nog altijd niet wat je in haar zag. Ja, jullie konden samen naar toneel, concert en film. Maar lichamelijk voelde je je niet aangetrokken. En zij hield niet van tederheid, toch?' 'Zij vond samen stappen en thuis eten klaarmaken liefde. Tederheid of intimiteit kon ze niet geven.                                   Het bijdehandje stopt haar schriele borst                                               en uitgedijde buik en benen weg                                               in dure kleren. Ik weerleg:                                               niet daardoor raak ik aardig van de leg,                                               maar meer nog: bier en wijn is wat zij torst.' 'Zij zal vroeg last van de menopauze gehad hebben. En ze heeft zich laten gaan. Elk pondje gaat door 't mondje. Ik leefde vroeger ook bourgondisch. Maar ik raadpleeg een diëtist, ga met OKRA wandelen en ben op yoga. Als je wil, dan kunnen we op de atletiekclub van Bonheiden gaan hardlopen. Wat vind je van mijn lijn? Ik kan weer in mijn jurkjes. En ik eet gezonder: minder brood.' 'Je ziet er goed uit. Beslist. Beter dan zij ... Ik heb er nog een:                                              Of heeft zij toch een reden om te klagen?                                              Haar lichaam maakt te weinig stoffen aan.                                              Vertering stremt en kilo's zwaar om dragen                                              verstoren haar humeur. Enzymen slaan                                              lichtzinnig toe. Gebrek is onbehagen.' Hij neemt weer op de zitbank plaats en nipt van zijn kop. 'Nou, je hoeft met haar geen medelijden te hebben! Ik heb gezien hoe slecht je erbij liep toen je haar kende. Ik leefde met je mee. Gelukkig ben je weer de oude Raymond.' Zij kijkt hem strak aan. 'En ik ben opgelucht. Eerst dacht ik dat je met de elegante mij bedoelde.' Zij schiet in een lach.  

Robert de Roek
7 0

'Misfit'

Ik ben een ‘misfit’ op àlle gebied. Ik pas niet in het systeem en ik ben er gelukkig om. Ik heb er genoegen mee genomen. Ik hoef niet als een mak lammetje in de pas of in het gareel te lopen. Het goede nieuws is: iedereen is een misfit, al beseffen de meesten dit nog niet. Ons brein is niet gemaakt om zich aan te passen aan het systeem, het systeem moet zich aanpassen aan onze breinen. ( Idriss Aberkane:’ Het Vrije Brein’). En het systeem, dat zijn wij collectief als individu.  Een kind is niet gemaakt om urenlang op een stoel te blijven zitten, aandachtig te luisteren naar de leerkracht. Kinderen moeten, net als volwassenen trouwens, kunnen bewegen en eens wandelen door de klas. Dat is gezonde lichaamsbeweging. En niet alleen tijdens de sportlessen.  Veel mensen passen gewoon niet meer in het ‘traditionele schoolsysteem ‘, uit de jaren stilletjes. De misfits die we zijn. Peter Henk Steenhuis pleit in zijn boek ‘Veroordeeld tot Succes ‘ of laat tenminste iemand aan het woord die scholen opricht(te), voor hoogbegaafden en kinderen die gewoon niet hun gading vinden in de traditionele scholen in Nederland. In deze scholen leren kinderen auto didactisch, op zelfstudie gericht en de ‘ begeleiders ‘ treden op als coach om deze kinderen zo goed mogelijk in hun studie te begeleiden. Soms weten deze kinderen meer dan hun coaches.  Ik pleit ook voor een hervorming van het Belgische (onderwijs) systeem, het is te zeggen, de Belgische systemen tout court: het politieke en justitiële apparaat, het onderwijs - en arbeidssysteem…. Want er is veel voor verbetering vatbaar in België, vind ik persoonlijk.  Zal deze regering die we nu hebben de geschiedenis ingaan als meest incompetente ooit? Door hun verkeerde beleidskeuzes, hun gekibbel en ik weet niet nog wat allemaal. Maar dan kun je zeggen dat vorige regeringen en beleidsmakers ook keuzes hebben gemaakt die in se veel rechtvaardiger konden zijn. Dat is correct. Door de opeenstapeling van al die beslissingen zitten we nu met de problemen waar we nu voor staan. Discriminatie is dé grote boosdoener en oorzaak van veel ellende en miserie voor veel mensen. Niet alleen vreemdelingen, zieken, gehandicapten, werklozen, de LGBQTA+ gemeenschap,... worden gediscrimineerd. Alles wat afwijkt van de norm of enigszins afwijkt wordt afgewezen, verworpen of gediscrimineerd. En de misfits die we met z’n allen zijn, weet u nog?  We horen allemaal hetzelfde stereotype mainstream denken te vertonen, als je een mening of gedachte hebt die er radicaal tegen indruist ben je niet goed wijs of goed zot. Wat houdt ‘ out of the box denken ‘ dan in? Ik ben echt blij dat ik een misfit ben. Ik besef het en de dwaze domme commentaren van anderen neem ik er dan maar bij zeker? Zij zijn geconformeerd, ik ben en voel me vrij. Je altijd moeten conformeren is toch vermoeiend, niet?   Pascal Claes aka The Canniball  7/12/2025©    

Canniball
10 0

Maïke ( de LaChateau

Mijn nieuwe wereld bestaat uit klinkende koffiekopjes en ander ochtendgeruis. En dit om 5u ‘s ochtends.   Ik had nooit gedacht dat ik hier zou stranden. Als je aan mijn jongere zelf had gevraagd, waar ik op mijn 35ste zou wonen. Had ik nooit gezegd: Hotelkamer 34 van Hôtel LaCHATeau. Ik zou nooit zeggen: “mijn huisbaas is een jong Katmens en mijn lief een Weerwolf… net als ik.” Ik zou je eerder in je gezicht spuwen of in je nek bijten, als je dit zou beweren. Maar helaas… het is zo. En mijn koffie is al lang koud.    Het is allemaal zijn schuld.  De man die nu naast me zit. Met zijn hand op mijn bil, de andere om zijn mok: “Beste PETER ooit”. De 40-jarige Thomas met zwart- grijzende haren, strakke kaaklijn en zachte gouden wolvenogen. Door die op-maat-gemaakte chauffeurs kostuum krijg ik het nog steeds warm. En ik ken hem al maanden!   Ach… Als ik Thomas niet had ontmoet in mijn café, had ik waarschijnlijk niet aan deze lange tafel gezeten. Dan zou ik nog in mijn eigen bed hebben geslapen. In mijn eigen appartement- met eigen keuken. Boven mijn café “De Lustige Morgen”. Dan had Celine, mijn nichtje van zestien, tenminste een eigen kamer. Toen ruziënde we wekelijks over de badkamer, maar nu ruziën we dagelijks over het bed. ‘Aan wie is het om op de mat te slapen?’ Blijkbaar, deze tante hier!    Nee Maïke, denk ik bij mezelf, zonder hem lag je waarschijnlijk weer te bibberen in het bos. Of op straat. Het verlies van je café? Allemaal je eigen schuld… en van die stomme Phillip. Mijn ex-huisbaas. Maar ach… nu hoef ik me niet meer zorgen te maken over mijn café. Nee. Of hoe ik het einde van de dag overleef, met die zagende klanten. En al helemaal niet over de administratie- waarin ik zo goed in ben. Oh, nee! Wat ik nu moet doen- volgens mijn nieuwe huisbaas- is bekomen van mijn problemen en proberen mezelf aan te passen. Maar de vraag is; hoe? Hoe is dat zelfs mogelijk op deze plek? In dit vreemd Hotel. Waar geheimen zo door de muren zweven! Oh, Maïke, waar zijt ge in Wolfsnaam beland?     “Bonjour Tout le monde!” “Bonjour Madame Anik.” Alle vijftien koppen steken hun tas in de lucht als mijn nieuwe huisbaas de ruimte binnenkomt. Qua attitude doet ze me denken aan een aristrokaat in tweedehandskleren. Maar dan een met een beige vacht, lange grijze staart en grijze, pluizige puntoren- die onafhankelijk los van elkaar bewegen. Heel schattig- volgens Celine. Toch, geef ik haar ongelijk. Aniks houding is altijd serieus (en katachtig), haar gezicht nog serieuzer- met hier en daar een kleine glimlach. Celine noemt haar Autistisch, ik noem haar arrogant. Maar wel “Plezant arrogant”. Het is immers dankzij haar dat ik hier zit. In deze… Harry Potter-eetzaal, zonder ramen of zwevende kaarsen Met alle tafels op één lijn. Ze gunt me welgeteld 1 blik: Een kleine hoofdknik en een kleine glimlach.   Ik knik snel terug en focus me weer op de koude koffie.    Op mijn bil voel ik Thomas zijn hand bewegen. Ik verstijf meteen. Nee! Pleas nog niet. Ga nog niet weg op je stomme route! Laat me niet wachten als een hond! Zo hard als ik kan knijp ik erin. Hij gromt. Zachtjes. Ik grom terug gevolgd door een zacht, klagerig gejank. Natuurlijk is het meteen stil. Natuurlijk staart iedereen ons aan. En natuurlijk komt Anik naar ons toe.  “ça vas?” vraagt ze met gefronste wenkbrauwen. “Yep, m’k u mar geen zorge”.  Thomas glimlacht van haar naar mij. Ik went snel mijn blik af. Tegelijk voel ik de hare op me rusten. Goed bezig, Maïke!, denk ik, Doe vooral zo verder! Dan vindt iedereen u raar. Straks wordt je toch nog buiten gesmeten. Al op uw eerste dag!   Een warme hand neemt mijn schouder vast. Ik voel de scherpe randen zo door mijn shirt prikken. Langs de ene kant wil ik grommen, happen- mezelf los schudden. Maar als Thomas rechtstaat, wil ik er vooral in knijpen. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat het Anik is. Haar gezicht is vlak, maar haar ogen lijken zacht. Dus ik blijft verstijfd zitten terwijl er binnen me een oorlog woelt. Ik wil janken, huilen- piepen. Ik wil Thomas krabben, bijten, maar vooral vastgrijpen. Als hij naar de deur slentert, spring ik recht.  Voordat hij kan reageren, duw ik hem tegen de muur. Ik duw mijn lippen op de zijne, voordat hij iets zal zeggen als: 'Maïke, ik moet gaan’ of ‘Maïke, ge zijt hier niet alleen.’. Snapt hij dat dan niet? Zonder hem voel ik me alleen. Zoals een hond, dat op zijn baasje voor de deur zit te wachten. Alstublieft Thomas, verlaat me niet. Niet weer. Niet nu.  

Nore Van Acker
6 0