Zoeken

'Misfit'

Ik ben een ‘misfit’ op àlle gebied. Ik pas niet in het systeem en ik ben er gelukkig om. Ik heb er genoegen mee genomen. Ik hoef niet als een mak lammetje in de pas of in het gareel te lopen. Het goede nieuws is: iedereen is een misfit, al beseffen de meesten dit nog niet. Ons brein is niet gemaakt om zich aan te passen aan het systeem, het systeem moet zich aanpassen aan onze breinen. ( Idriss Aberkane:’ Het Vrije Brein’). En het systeem, dat zijn wij collectief als individu.  Een kind is niet gemaakt om urenlang op een stoel te blijven zitten, aandachtig te luisteren naar de leerkracht. Kinderen moeten, net als volwassenen trouwens, kunnen bewegen en eens wandelen door de klas. Dat is gezonde lichaamsbeweging. En niet alleen tijdens de sportlessen.  Veel mensen passen gewoon niet meer in het ‘traditionele schoolsysteem ‘, uit de jaren stilletjes. De misfits die we zijn. Peter Henk Steenhuis pleit in zijn boek ‘Veroordeeld tot Succes ‘ of laat tenminste iemand aan het woord die scholen opricht(te), voor hoogbegaafden en kinderen die gewoon niet hun gading vinden in de traditionele scholen in Nederland. In deze scholen leren kinderen auto didactisch, op zelfstudie gericht en de ‘ begeleiders ‘ treden op als coach om deze kinderen zo goed mogelijk in hun studie te begeleiden. Soms weten deze kinderen meer dan hun coaches.  Ik pleit ook voor een hervorming van het Belgische (onderwijs) systeem, het is te zeggen, de Belgische systemen tout court: het politieke en justitiële apparaat, het onderwijs - en arbeidssysteem…. Want er is veel voor verbetering vatbaar in België, vind ik persoonlijk.  Zal deze regering die we nu hebben de geschiedenis ingaan als meest incompetente ooit? Door hun verkeerde beleidskeuzes, hun gekibbel en ik weet niet nog wat allemaal. Maar dan kun je zeggen dat vorige regeringen en beleidsmakers ook keuzes hebben gemaakt die in se veel rechtvaardiger konden zijn. Dat is correct. Door de opeenstapeling van al die beslissingen zitten we nu met de problemen waar we nu voor staan. Discriminatie is dé grote boosdoener en oorzaak van veel ellende en miserie voor veel mensen. Niet alleen vreemdelingen, zieken, gehandicapten, werklozen, de LGBQTA+ gemeenschap,... worden gediscrimineerd. Alles wat afwijkt van de norm of enigszins afwijkt wordt afgewezen, verworpen of gediscrimineerd. En de misfits die we met z’n allen zijn, weet u nog?  We horen allemaal hetzelfde stereotype mainstream denken te vertonen, als je een mening of gedachte hebt die er radicaal tegen indruist ben je niet goed wijs of goed zot. Wat houdt ‘ out of the box denken ‘ dan in? Ik ben echt blij dat ik een misfit ben. Ik besef het en de dwaze domme commentaren van anderen neem ik er dan maar bij zeker? Zij zijn geconformeerd, ik ben en voel me vrij. Je altijd moeten conformeren is toch vermoeiend, niet?   Pascal Claes aka The Canniball  7/12/2025©    

Canniball
0 0

Maïke ( de LaChateau

Mijn nieuwe wereld bestaat uit klinkende koffiekopjes en ander ochtendgeruis. En dit om 5u ‘s ochtends.   Ik had nooit gedacht dat ik hier zou stranden. Als je aan mijn jongere zelf had gevraagd, waar ik op mijn 35ste zou wonen. Had ik nooit gezegd: Hotelkamer 34 van Hôtel LaCHATeau. Ik zou nooit zeggen: “mijn huisbaas is een jong Katmens en mijn lief een Weerwolf… net als ik.” Ik zou je eerder in je gezicht spuwen of in je nek bijten, als je dit zou beweren. Maar helaas… het is zo. En mijn koffie is al lang koud.    Het is allemaal zijn schuld.  De man die nu naast me zit. Met zijn hand op mijn bil, de andere om zijn mok: “Beste PETER ooit”. De 40-jarige Thomas met zwart- grijzende haren, strakke kaaklijn en zachte gouden wolvenogen. Door die op-maat-gemaakte chauffeurs kostuum krijg ik het nog steeds warm. En ik ken hem al maanden!   Ach… Als ik Thomas niet had ontmoet in mijn café, had ik waarschijnlijk niet aan deze lange tafel gezeten. Dan zou ik nog in mijn eigen bed hebben geslapen. In mijn eigen appartement- met eigen keuken. Boven mijn café “De Lustige Morgen”. Dan had Celine, mijn nichtje van zestien, tenminste een eigen kamer. Toen ruziënde we wekelijks over de badkamer, maar nu ruziën we dagelijks over het bed. ‘Aan wie is het om op de mat te slapen?’ Blijkbaar, deze tante hier!    Nee Maïke, denk ik bij mezelf, zonder hem lag je waarschijnlijk weer te bibberen in het bos. Of op straat. Het verlies van je café? Allemaal je eigen schuld… en van die stomme Phillip. Mijn ex-huisbaas. Maar ach… nu hoef ik me niet meer zorgen te maken over mijn café. Nee. Of hoe ik het einde van de dag overleef, met die zagende klanten. En al helemaal niet over de administratie- waarin ik zo goed in ben. Oh, nee! Wat ik nu moet doen- volgens mijn nieuwe huisbaas- is bekomen van mijn problemen en proberen mezelf aan te passen. Maar de vraag is; hoe? Hoe is dat zelfs mogelijk op deze plek? In dit vreemd Hotel. Waar geheimen zo door de muren zweven! Oh, Maïke, waar zijt ge in Wolfsnaam beland?     “Bonjour Tout le monde!” “Bonjour Madame Anik.” Alle vijftien koppen steken hun tas in de lucht als mijn nieuwe huisbaas de ruimte binnenkomt. Qua attitude doet ze me denken aan een aristrokaat in tweedehandskleren. Maar dan een met een beige vacht, lange grijze staart en grijze, pluizige puntoren- die onafhankelijk los van elkaar bewegen. Heel schattig- volgens Celine. Toch, geef ik haar ongelijk. Aniks houding is altijd serieus (en katachtig), haar gezicht nog serieuzer- met hier en daar een kleine glimlach. Celine noemt haar Autistisch, ik noem haar arrogant. Maar wel “Plezant arrogant”. Het is immers dankzij haar dat ik hier zit. In deze… Harry Potter-eetzaal, zonder ramen of zwevende kaarsen Met alle tafels op één lijn. Ze gunt me welgeteld 1 blik: Een kleine hoofdknik en een kleine glimlach.   Ik knik snel terug en focus me weer op de koude koffie.    Op mijn bil voel ik Thomas zijn hand bewegen. Ik verstijf meteen. Nee! Pleas nog niet. Ga nog niet weg op je stomme route! Laat me niet wachten als een hond! Zo hard als ik kan knijp ik erin. Hij gromt. Zachtjes. Ik grom terug gevolgd door een zacht, klagerig gejank. Natuurlijk is het meteen stil. Natuurlijk staart iedereen ons aan. En natuurlijk komt Anik naar ons toe.  “ça vas?” vraagt ze met gefronste wenkbrauwen. “Yep, m’k u mar geen zorge”.  Thomas glimlacht van haar naar mij. Ik went snel mijn blik af. Tegelijk voel ik de hare op me rusten. Goed bezig, Maïke!, denk ik, Doe vooral zo verder! Dan vindt iedereen u raar. Straks wordt je toch nog buiten gesmeten. Al op uw eerste dag!   Een warme hand neemt mijn schouder vast. Ik voel de scherpe randen zo door mijn shirt prikken. Langs de ene kant wil ik grommen, happen- mezelf los schudden. Maar als Thomas rechtstaat, wil ik er vooral in knijpen. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat het Anik is. Haar gezicht is vlak, maar haar ogen lijken zacht. Dus ik blijft verstijfd zitten terwijl er binnen me een oorlog woelt. Ik wil janken, huilen- piepen. Ik wil Thomas krabben, bijten, maar vooral vastgrijpen. Als hij naar de deur slentert, spring ik recht.  Voordat hij kan reageren, duw ik hem tegen de muur. Ik duw mijn lippen op de zijne, voordat hij iets zal zeggen als: 'Maïke, ik moet gaan’ of ‘Maïke, ge zijt hier niet alleen.’. Snapt hij dat dan niet? Zonder hem voel ik me alleen. Zoals een hond, dat op zijn baasje voor de deur zit te wachten. Alstublieft Thomas, verlaat me niet. Niet weer. Niet nu.  

Nore Van Acker
6 0

Rebel op rust

'Problemen' en 'plomberen' zijn anagrammen. Dat dat beslist geen toeval is, heb ik gisteren mogen ervaren. Vrouwlief had bij een bakker een paar dorpen verderop een notenbrood gekocht. Het zag er best appetijtelijk uit. Niet te flubberig maar lekker vast en ook niet te veel nootjes bevattend. Omdat het me zo enthousiasmeerde besmeerde ik er bijgevolg enkele tellen later een boterham van. Lekker dik, met boter. Daarbovenop legde ik een sneetje belegen kaas. Zuivel op zuivel is werk van de duivel, zei men in de middeleeuwen. Onbescheiden, zondig en zelfs reden genoeg om iemand van hekserij te beschuldigen en gretig op de brandstapel te gooien in die tijd. Kortom, met de spilzieke zal het slecht aflopen. Daar moest ik bij mijn eerste hap aan denken. Lachend, het lot tartend. En ja, wat later kauwde ik op een hazelnootje en voelde ik ineens die akelig herkenbare 'knak'. Een beetje alsof je kaak breekt. Meteen daarna liet ik mijn niet eens half gemalen mondinhoud in m'n rechterhand belanden en begon ik te inspecteren. Geen fijn karwei. Ergens tussen de nootjessmurrie blonk een zilverkleurig plombeerseltje. Mijn lenige en altijd weer uiterst nieuwsgierige tong ging instinctief op archeologisch onderzoek in de vermoedelijke omgeving van de ruïnes. Onderkaak, links. Ze zocht en vond twee messcherpe uitsteeksels met daaronder een lugubere spelonk die enorm gevoelig was voor temperatuurschommelingen. Bijzonder pijnlijk. Zeker toen ik probeerde uit te leggen wat mij zonet was overkomen, al had iedereen al lang gezien wat er min of meer gebeurd was, want ze bekeken me weer op die typische manier, met opgetrokken neus. Blikken die ik herkende uit de tijd dat er tijdens een wandeling eens een kraai op m'n kop had gekakt. Of een kauw. Dat weet ik eigenlijk niet meer zo goed. Hoe dan ook, bij elke poging tot spreken leek het alsof iemand met twee pas geslepen Rambo-messen in mijn tong sneed. Verschrikkelijk. Na een paar zinnen dacht ik dat mijn tong gehalveerd was. Ik moest alles wat ik zei trouwens herhalen, want ik lalde blijkbaar zomaar wat. Mijn tong voelde als een gigantische vleeslap zonder gevoel, een dikke saignante biefstuk.  Om de pijn te beperken, zou ik mijn woorden moeten wikken en wegen, mijn spreken beperken tot een strikt minimum. Een hele nieuwe insteek. Dat wauwelde ik nog achterna. 'Als ik jou was, zou ik vanaf nu heel goed nadenken voor ik iets zeg.'  Dat zei ze dus, mijn vrouw. Ongeveer zoals een paar maanden geleden, toen ze terugkwam van de kapper met een experimentele haarsnit en vroeg wat ik ervan vond. Eerlijk. Slechts een paar keer had ik ingetogen gegiecheld als een schoolmeisje, dus eigenlijk helemaal niet ingetogen genoeg. Mijn mening kreeg ze. Iets té eerlijk misschien. Twee dagen had ze achteraf niet meer gesproken. Twee dagen. Deze keer was de manier waarop ze het zei alleszins veel minder dreigend en onheilspellend. Enige vorm van medelijden was er nochtans amper bij. Het leek zelfs op leedvermaak. 'Je zal zien dat het over twee dagen al heel wat beter zal gaan. Bel maar naar de tandarts voor een afspraak. En nee, dat doe je zelf. Ze zullen je wel verstaan als je langzaam genoeg spreekt.' Dus verbeet en verbijt ik de pijn en maak ik er het beste van. Meer nog: maak ik van de nood een deugd. Maak ik me nuttig. Leer ik eruit. Dat spreken zilver is en zwijgen goud bijvoorbeeld. Dat luisteren soms veelzeggend kan zijn, echt luisteren. Niet in de zin van gehoorzamen, maar van aanhoren. Als een relativerende rebel op rust, me volledig bewust zijnde van de tijdelijkheid van dit euvel en de vergankelijkheid van het bestaan op zich. 

Danny Vandenberk
4 1

De wolf en de drie pony's

Dit verhaal start met drie pony’s. Alle drie leven ze in hetzelfde dorp, in de straat die eindigt waar de bossen beginnen. Elke pony staat apart in zijn eigen wei maar vanuit bepaalde standpunten zien en horen ze mekaar. Hun mensen, Ariël, Ursula en Sebastiaan wonen in dezelfde straat.    Sebastiaan heeft nooit tijd, zijn agenda is zijn hoogste goed. Hij is niet lui, zijn prioriteiten zijn wat vervaagd. Dit gegeven uit zich in een slecht onderhouden omheining. De onderste draad heeft zijn stevigheid verloren en hier en daar zijn er gaten terug te vinden. Ursula doet het beter. Haar omheining staat strak gespannen. Die pony van haar, die kan geen kant op. Ariël volgt de raadgevingen voor wolfwerende omheining. Naast een stevige basisafrastering spant ze nog twee extra draden. Eén op 15 cm van de grond en één op 120 cm hoogte. Ze komen onder spanning te staan, 4500 V is genoeg voor de pony om in de wei te blijven en alles buiten te houden wat niet binnen hoort. De verschillen zijn ook de drie pony’s opgevallen en zijn voer voor een gesprek. Elke ochtend komen ze samen, ze zoeken de plek van hun weide op waar ze mekaar zien en horen. Het doorbreekt hun eenzaamheid en wekt hun kuddegevoel op. Ursula’s pony voelt zich beter dan de andere. Dat krakkemikkig geval van Sebastiaan, daar lacht ze mee. Die bunker van Ariël, is dat niet wat overdreven? Wanneer de pony’s voldoende sociale prikkels geabsorbeerd hebben is het tijd voor zelfzorg en gaan ze ieder hun eigen weg. Ze zoeken een plek in hun weide om ongestoord de biodiversiteit weg te grazen. Niet ver daarvandaan woont de wolf. Hij heeft een verlaten militair domein geclaimd als zijn territorium. Wanneer hij geen zin heeft in everzwijn of ree, gaat hij op zoek naar gemakkelijk te vangen vee. De wolf beslist om op jacht te gaan. Hij sluipt de dichtstbijzijnde straat in en ziet de drie pony’s. Hij komt dichterbij. Hij onderzoekt de drie weides en ziet de zwakke omheining met gaten. Hij moet niet eens moeite doen, hij kan er zo onderdoor. Sebastiaans pony is zijn prooi van de nacht. Wanneer enkele dagen later de wolf honger heeft wandelt hij rustig terug naar de Vrijheidsstraat. Hij maakt het zichzelf makkelijk en zoekt zijn slachtoffer op dezelfde plek. Deze nacht vraagt om meer moeite, de draden zitten strakker ineen. Eronder door is geen optie. Er tussendoor is moeilijk. De wolf, die niet schuw is van een uitdaging, neemt een aanloop en in één vlotte beweging springt hij over de omheining. Ursula’s pony ziet het gebeuren, galoppeert naar het huis van Ariël voor hulp, wordt al snel ingehaald en eindigt als hap voor de wolf. Zijn honger is niet gestild, Ursula’s pony is aan de taaie kant. Opportunistisch als hij is, besluit hij om ook deze nacht terug te gaan naar daar waar zijn eten zo voor het rapen ligt. De twee lege weides negeert hij, zonder omwegen loopt hij naar de grote graasvlakte aan de overkant. Hij kan niet wachten om te ontdekken wat daar te proeven valt. Hij nadert de omheining en wil er onderdoor kruipen. De elektrische schok gaat door zijn hele lijf.             “Verdomme, wat is dit. Dan maar erover.” Hij loopt aan en net wanneer hij wil springen ziet hij de extra draad die de omheining hoger maakt. Hij beseft het te laat en in zijn vlucht raakt een trilling van 4500 V hem aan.               “Scheisse, was ist das” Hij loopt nog een paar keer heen en weer en beseft dat hij zich beter snel uit de voeten maakt. Het is te laat. Aan de ene kant van de straat komen boze buren op hem af. Vanaf de andere kant, gewapend met riek en hooivork, ziet hij de leden van de ‘Weg Wolf’ facebookgroep op zich afkomen. Allen opgefokt door hun eigen commentaren vormen ze een grotere bedreiging dan de auto’s op de baan naast zijn territorium. Ontsnappen is onmogelijk. De wolf wordt gelyncht door de boze menigte. Hulp is er niet, zijn Europese bescherming heeft hij vorige nacht zelf opgepeuzeld.

Vera Eef
0 0