Zoeken

Waarom, wat en hoe

Waarom, wat en hoe: het zijn woorden die als voegsel tussen mijn fundamenten zitten. Het besef dat ik niet lijk te ‘weten’, iets te zijn vergeten, dringt door naar de bovenste lagen. Al zeer jong keek ik rond en vroeg ik waarom. Niet alleen uit praktische redenen, maar vanuit een essentieel verlangen om het geheel te overzien. Mijn levensblindheid te overstijgen. Ik zag anderen verhalen schrijven die gebaseerd waren op een collectief script. Gebaseerd op wat vooropgesteld was, als een blauwdruk waarover een transparant leven werd gelegd. En dan maar calqueren, de lijnen overzetten die het bestaan in een bepaalde richting leiden. Je zou kunnen denken dat de richting van het collectief voortkomt uit de levenslessen van onze voorouders. Zij die het spel reeds gespeeld hebben en een handleiding achterlieten. Dat leek mij logisch, de natuurlijke gang van zaken die maakt dat we ergens op kunnen voortbouwen. En dat deden ze ook, onze voorouders. In harde steen, in majestueuze monolieten, verspreid over de hele wereld, liggen hun levenslessen, waarschuwingen en wijsheden opgetekend. Boodschappen die ten dienste staan van het her-inneren. En het vergeten reeds hebben ingecalculeerd. Ze maakten esoterische kennis hiermee zichtbaar in de externe wereld als een spiegel van onze interne wereld. Het vergeten is in deze duale werkelijkheid niet te bestrijden en ik geloof ook niet dat dat de bedoeling was van onze voorouders. De mogelijkheid om te vergeten schept nieuwe ruimte. Het maakt het leven verrassend. Het zoeken naar iets zet ons in beweging, laat ons avonturen beleven. Het onderscheid tussen ‘vergeten’ en ‘niet-weten’ is wat mij betreft louter een taalkundige afspraak; in wezen zijn ze één en hetzelfde. Al wat we niet weten, zijn we eigenlijk vergeten, maar zit wel onbewust opgeslagen in ons wezen. Er is alleen maar het herinneren. Er is alleen maar een creatieve kracht die alles weet en cyclisch weer vergeet. Het ‘niet-weten’ is een cruciaal deel van het leven. Ook dat wisten onze voorouders. Het is echter niet zo dat de achtergebleven wijsheden van onze voorouders voor het collectief van vandaag een leidraad vormen. Het bewustzijn van de massa is gekaapt door een macht die het vergeten voedt, cultiveert en aanmoedigt. Diezelfde macht heeft zich er eeuwenlang op toegelegd om de oude kennis, vaak letterlijk, te ondergraven, ondermijnen en af te doen als mythen en bijgeloof uit primitieve culturen. Er wordt systematisch en consequent verwezen naar het verstand met zijn eindeloze denkwereld, de ratio. En al dat wijzen naar boven leidt ons natuurlijk af van wat er beneden gebeurt. Ons hoofd, dat als een antenne signalen ontvangt en zendt, wordt belaagd door een veelheid aan informatie. Maar als het contact met de aarde ontbreekt, met onze wortels, dan is al die informatie niet meer dan ruis. En zo vind ik mezelf wel vaker uitgehold én verzadigd door zoveel ruis. Om het overleven te verrijken naar ‘voluit leven’, strijk ik tegen de richting van mijn geconditioneerde haren. Dat voelt natuurlijk ongemakkelijk en ongewoon. Maar om mijn wilde haren een kans te geven om weer te groeien, moet ik ingaan tegen alles wat mij aangeleerd is. Ont-leren en deprogrammeren wat niet gezond en natuurlijk is. Mijn eigenliefde vanonder de overlevingspatronen halen. Her-inneren wat er onder de ruis ligt. Het proces van herinneren vertaalt zich in de oppervlakte naar waarom-vragen. Omdat waarom-vragen rationeel georiënteerd zijn, kunnen ze geen diep verzadigende antwoorden voortbrengen. Het begrijpen van iets valt niet meteen gelijk met ernaar handelen, het beleven of voelen. We kunnen iets weten zonder het te belichamen of toe te eigenen. Antwoorden op waarom-vragen brengen geen verandering of vooruitgang, het is een valkuil om te stagneren na het verwerven van zo’n antwoord. Het antwoord is dan ook vaak de reden of verantwoording voor de stagnatie. Bijvoorbeeld: ‘Waarom heb ik een ziekte? Omdat mijn moeder het ook had en het erfelijk is.’ Of een antwoord op een nog dieper niveau: ‘omdat het een resterende overlevingsrespons is op een trauma.’ Het maakt eigenlijk niet uit hoe ruimdenkend het antwoord is, als het hierbij blijft, is er niets essentieel begrepen of geleerd. Echt begrijpen is ook integreren en handelen. Vanuit de waarom-vraag ontstaat uiteindelijk vanzelf de hoe-vraag. Van ‘waarom overkomt mij dit’ naar ‘hoe kan ik ermee omgaan’. Weten waarom jou iets overkomt is geen garantie om jezelf ervan te kunnen verlossen. Het beantwoorden van de hoe-vraag vereist actie, vaak met trial and error. Het woord ‘hoe’ is de inleiding die aan de intentionele handeling vooraf gaat. Om de persoonlijke antwoorden op een hoe-vraag te integreren en belichamen is er moed, motivatie en doorzetting nodig. Zeker als deze sterk afwijken van wat er collectief voorgeschreven wordt. De weg van ‘waarom’ naar ‘hoe’ is een grote sprong in de persoonlijke ontwikkeling. Terwijl de waarom-vraag een passieve machteloosheid suggereert, is er bij de hoe-vraag de intentie om te handelen en de verantwoordelijkheid te nemen. Het invullen van een persoonlijke waarom- en hoe-vraag kan decennia in beslag nemen.  Misschien zelfs meerdere levens. Het stellen van deze vragen op existentieel niveau maakt onlosmakelijk deel uit van ieders proces van zelfontwikkeling. Een iets bewustere variant op de waarom-vraag is de wat-vraag. Wat vertelt en leert een bepaald voorval of probleem? Wat is de boodschap die erachter zit? Door ons deze vraag te stellen, eigenen we onze ervaringen toe in plaats van ze als externe willekeurigheden te beschouwen. Het interpreteren van de symboliek der verschijningen kan ons waardevolle informatie verschaffen over onszelf. Wat zich buiten en rond mij voortdoet en hoe ik mij daarbij voel, weerspiegelt hoe ik in elkaar zit. De wereld rondom mij toont wie ik ben, maar bepaalt niet wie ik ben. Angst en vergetelheid cultiverende machten hebben niet alleen onze ware geschiedenis aan het oog onttrokken, maar ontmoedigen en marginaliseren het stellen van existentiële vragen. Waarom leven wij, hoe leid ik mijn leven, wat is de zin van het leven; het zijn vragen die in de privésfeer van een filosofisch of spiritueel kwartier mogen plaatsvinden, maar worden door het dominerend rationele denken opzij geschoven als volksvermaak en bijgeloof. Er zouden zogezegd geen antwoorden op die vragen zijn, alleszins niet tastbaar en meetbaar. Het grote niet-weten of de fundamentele bestaansonzekerheid die eigen lijkt aan het menselijk bestaan is als geschenkverpakking. Het omhult iets dat we niet kunnen zien. En we vermoeden, weten en voelen dat er iets in zit, maar de vorm geeft niets weg. Zonder die verpakking zou er geen verrassing zijn, geen magie, noch de vreugde van ontdekking en verwondering. Het is des mens om te pulken aan die verpakking. Om glimpen van de inhoud te willen opvangen. Het is tevens een verpakking van meerdere lagen, dus we kunnen naar hartenlust pulken. Hoezeer men ons ook iets anders wil doen geloven: er is wel degelijk een geschenk voor ons bestemd waarvan wij de inhoud mogen en kunnen ervaren. Het levensspel draait om te ontdekken wie de schenker en wie de ontvanger zijn, de inhoud zal zich op die manier vanzelf openbaren. Het is aan ieder van ons om persoonlijke vragen te stellen en daar ook een persoonlijk antwoord op te geven. Authentieke vragen kunnen niet beantwoord worden door een gestandaardiseerd rationeel systeem. Als iets voor mij waar is, voel ik het eerst - pas daarna noem ik het weten. Authentieke waarheid maakt zich kenbaar via de gevoelswereld, er daarna rationeel over reflecteren is optioneel maar niet noodzakelijk. De antwoorden van onze voorouders mogen dan wel weggemoffeld worden, ze maken nog steeds deel uit van wie we zijn. Deze wereld waar ratio zich doordrukt en opdringt zal het fundamentele voelen nooit kunnen uitroeien. Net zo min het vergeten het weten kan verdrijven, en omgekeerd.

KarolienDeman
33 1

Het ziekenhuis

Ik wandel de overvolle parking uit, waar zoekende auto’s onder tijdsdruk als aasgieren rondcirkelen, en loop langs drie bulderende graafmachines. Ze werken aan de uitbreiding van het ziekenhuis, dat nu reeds een onoverzichtelijk kluwen is van met neonlicht gevulde grijze dozen. De klinische hardheid vindt steeds meer bodem, woekert verder over onze ware natuur. Ik heb de keuze om hier al dan niet te zijn. Waarom zou ik vrijwillig een plek als deze, die indruist tegen alles wat mij levenskracht geeft, opzoeken? Is angst een onderliggende drijfveer om dit zwaarmoedig oord vrijwillig te blijven opzoeken? Vast wel. Wanhoop ook. En vroeger zou ik ook onzekerheid gezegd hebben, maar ondertussen ben ik toch best zeker geworden van wat ‘juist’ voelt voor mij en wat niet. En het voelt niet juist om hier te zijn, zo heeft het nooit gevoeld. En toch heb ik aanzienlijk meer uren in ziekenhuizen doorgebracht dan wat gemiddeld als ‘normaal’ wordt beschouwd. Bij de diagnose, drieëntwintig jaar geleden, legde ik mijn lichaam in volle vertrouwen in de handen van de medische wereld. Ik had toen al begrepen dat de sleutel tot genezing enkel in mezelf te vinden was, maar ik had tijd nodig en ondertussen kon de reguliere geneeskunde mij wat ondersteunen. Nooit had ik durven denken dat dat ‘ondertussen’ twee decennia zou aanhouden. Laag na laag heb ik mezelf blootgelegd. Met tal van therapieën, retraites, ceremonies, rituelen, opstellingen, healings heb ik mij binnenstebuiten gekeerd. Gemediteerd, gevisualiseerd en geaffirmeerd alsof mijn leven er vanaf hing, want dat deed het ook. Ook het stoppen met zoeken werd op een gegeven moment een ‘strategie’. Want altijd dat graven en ploeteren is zo vermoeiend. Ik kan niet zeggen dat mijn zeer uitgebreide zoektocht, laten we het diepgaand empirisch onderzoek noemen, mij niets heeft opgebracht. Integendeel, op het vlak van zelfontwikkeling heb ik bergen verzet. Maar die immense verwezenlijking en al de inzichten die eruit voortkwamen, vervalt in bepaalde contexten in het niets. In het ziekenhuis bijvoorbeeld, daar ben ik de patiënt, niet de ervaringsdeskundige.  Nochtans heb ik mijn bevindingen over de jaren heen steeds kritisch gewikt en gewogen, je zou zelfs kunnen zeggen dat ik het wetenschappelijk heb aangepakt. Alle mogelijk pistes werden met een open geest bewandeld, zowel regulier als ‘alternatief’. De analyse van mijn conclusies berustte op logisch redeneren en trial and error. Later ook op intuïtie. Meermaals heb ik alles dat ik dacht te weten overboord gegooid en helemaal opnieuw begonnen. Hou er ook rekening mee dat de ervaring van langdurige ziekte een gelegenheid is om stil te staan en het geheel te overzien, dat was het althans voor mij. De antwoorden die ik voor mezelf gevonden heb, zijn dus alles behalve over één nacht ijs gegaan. Het cruciaal inzicht bovenop alle inzichten was dat iets weten geen garantie is om het ook te kunnen belichamen. Ik mag nog zo zeker weten waar mijn symptomen precies vandaan komen, mijzelf er definitief van verlossen is een ander paar mouwen. Maar hey, ik ben wat mij betreft al veel verder gekomen dan de reguliere geneeskunde die nog steeds beweert dat de oorzaak van deze chronische aandoening onbekend is. Zo weet ik bijvoorbeeld heel zeker dat gefragmenteerde gevoelens van onveiligheid zich in mijn buik nestelen en darmontstekingen veroorzaken. Of dat ik mij heel gemakkelijk, vaak onbewust, afstem op de energie van anderen en daardoor uitgeput raak. Het ‘waarom’ van de ziekte is een erg gelaagd verhaal gebleken. Het gaat onder andere over diep ingeprente overtuigingen, trauma’s en mijn zelfbeeld. En nu ik alle puzzelstukken vergaard lijkt te hebben, kan het ‘echte’ werk beginnen. Toch? Maar ik ben moe. Ik heb het gehad. Ik had het tien jaar geleden al gehad. Regelmatig overvalt mij het gevoel van ‘het is me allemaal teveel’. Er is altijd wel iets dat mijn intern alarmsysteem weet aan te zetten of mijn onveiligheidsgevoel triggert. Altijd wel iets dat ontstekingen opnieuw doet oplaaien. ‘Stress vermijden’, zeggen ze in het ziekenhuis. Hoe hilarisch dun is dat advies! Je zou er om lachen en huilen tegelijk, wat ik dan ook al vaak gedaan heb.   Dus omdat een protocol van het systeem het zo voorschrijft, en ik momenteel even halvelings naar de pijpen van dat systeem dans, begeef ik mij in het hol van de leeuw. Ik poets mijn persoonlijke bubbel extra op, scherm mijn energieveld af met spreuken en visualisaties dat het geen naam heeft, om na afloop alsnog gebroken en verward naar huis te keren. Dit mastodont van een farmaceutisch bedrijf verteert mij, reduceert mij tot genummerd zwak vlees. Wanneer ik tussen de vele lege blikken en medische afstandelijkheid menselijkheid ontwaar, klamp ik mij eraan vast als was het een reddingsboei. Af en toe slaag ik erin om écht contact te maken met verpleegkundigen of artsen. Zij zijn natuurlijk ook zielen die een persoonlijk pad met uitdagingen bewandelen, een idee dat mij sterkt. Maar het logge systeem drukt ons telkens weer uit elkaar, maakt dat we nooit verder komen dan woorden. Het protocol is lucratief voor de farmaceutische industrie, de motoren achter de schermen draaien op volle toeren, deze machine is niet zomaar te stoppen. Keer op keer worden mij dezelfde vragen gesteld, wat er gebeurt met de antwoorden is mij vaak een raadsel. Drieëntwintig jaar lang worden dezelfde symptoom onderdrukkende therapieën als enige ‘oplossing’ aangeboden. Er is ondertussen wel al een heel arsenaal aan immunosuppressiva ontwikkeld, doch allemaal met slechts 40 tot 50 percent slaagkans en een hoop bijwerkingen, dat ontkennen ze niet. Blijkbaar is zulk gering resultaat voldoende om als een sneltrein op hetzelfde spoor te blijven gaan. Het is een winkel waar de invasieve en mensonterende onderzoeken vicieus en aan de lopende band verkocht worden. Als het ene middel niet werkt, smijten ze er een tweede tegenaan. Als ook dat geen soelaas biedt, dan schrijft het protocol voor om weer van vooraf aan te beginnen met onderzoeken die het probleem herbevestigen. Om daarna weer met ‘oplossingen’ te komen die alleen maar toenemen in destructieve kracht. En ja bravo dat de moderne geneeskunde zoveel kwalen waar we vroeger aan crepeerden de wereld heeft uitgeholpen. De prijs die we daarvoor betalen zijn alle zogezegd ongeneeslijke chronische welvaartziekten waar steeds meer mensen onder gebukt gaan. Als de medische wereld echt zo revolutionair is, waarom zijn er dan zoveel zieken? De wachtlijsten voor een afspraak bij een ‘specialist’ zijn nog nooit zo lang geweest, de parkings en wachtzalen nog nooit zo vol en de kankers en auto-immuunziekten swingen de pan uit. Hoe lang gaan we deze manier van werken, die zich verschuilt achter status en ons overbluft met technische termen, nog serieus blijven nemen? En voor alle duidelijkheid: met deze tekst wil ik geen vinger wijzen naar artsen of verpleegkundigen. Mijn ervaring is dat velen onder hen zelf ook gevangen zitten in een systeem dat weinig ruimte laat voor menselijkheid. Mijn kritiek is systemisch en existentieel. Ik schrijf dit uit een verlangen naar een meer holistische kijk op gezondheid, niet uit wrok. Ik geloof in een kentering die nu al gaande is, weliswaar nog niet zo prominent zichtbaar. Ik heb er het vertrouwen in dat ik niet de enige ben die logische verbanden ziet en de hiaten in het medisch systeem met steeds meer zelfvertrouwen durft uitspreken. Jij die dit leest, ook jij draagt een licht, of vuur, in jou dat jou leidt naar de meest natuurlijke en authentieke richting. En die richting staat soms haaks op het hele construct waarin we ons lijken te bevinden. Het volgen van dat innerlijk licht maakt ons moedig, weerbaar en krachtig. Eigenschappen die vaak sterk contrasteren met de inhoud van ons medisch dossier, maar waaraan ik jou via deze tekst wil herinneren.

KarolienDeman
20 1

the real housewives WINNERS of antwerp

Ze hadden twee kasten van huizen twee auto's en zes kinderen Ze waren vijfenveertig jaar en vierenveertig jaar. Vierentwintig op vierentwintig uur bezig met zwoegen. Arbeid maakt vrij daar geloofden ze in. Gelukkig zij die niets hebben nog nooit van gehoord volgens hen was die nonsens zelfs verboden.Dat ze bij ieder deeltje dat ze het hunne noemden hun gevangenis kleiner maakten.Dat begrepen ze niet, arbeid adelt, de adel woont toch niet in gevangenissenZeer goed beveiligde forten dat wel maar gevangenissen?Roofbouw op hun lichaam nog nooit van gehoord het zat niet in de cultuurIedereen zag er twintig uit.In hun cultuur bleek tweehonderd jaar te willen worden en er twintig uitzien.De drang naar zuiverheid geprojecteerd op hun eigen lichaam.Alleen werken kan helpen.De gedachte aan het onvermijdelijk faalmoment.Alleen werken kan helpen.De drama's stapelen zich op, de angsten om te falen worden groter en groter.Alleen hard werken kan helpen.Mister proper, proper, proper. Opeens doet de angst de adem stokken.Ademhalingsproblemen. Over het voelen zullen we het maar niet hebben.Veel word er niet gevoeld. Al moet het zijn dat fiks gevulde bankrekeningenen bijhorend machtsvertoon hun harten wat sneller doen slaan.Toen kreeg de graatmagere duidelijk uitgeputte vrouw een ziekte.Roof bouw uitputting het kwam nooit ter sprake.T'was de vuile lucht _______________________________________________________________________ FOTO GALLERY VERF ED https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/ https://www.2dehands.be/q/verf+ed+serie%3a+club+pcb+med/ ****************************************************************** Rond 1995 heb ik dat werk gemaakt. Ik noem het "altaar der culturen."Links ziet men een tv, onze gemeenschappelijke identiteit valt van het - silicium - glas - zand.De gemeenschappelijke informatiebronnen zijn verdwenen.De wijzen van vroeger opgevolgd door radio en uiteindelijk als laatste de tv die een ongeveer gemeenschappelijke boodschap uitdragen is niet meer.De informatie is versplinterd.Rechts ziet men een gietijzeren kandelaar daar in een mensenhoofd in papier. Stukken teksten. Krantenpapier "De encyclopedische mens".Gietijzer = nationalistenKandelaar = religieIn het midden staat de hedendaagse mens. Opgesloten. "de encyclopedische mens".Dit deel is gemaakt van een reclame voor lippenstift.Regeneratie KosmetikIn de dubbele wand gaan luchtbellen in het water de hoogte in.In die dubbel - transparantie - plexiglas zit diezelfde "encyclopedische mens".Het geheel staat op dunne platen, glas = chips = zand = silicium.Het geheel steunt op een gietijzeren pilaar = industriële cultuur.De gietijzeren plaat staat op de grond = landbouwcultuur.HET ALTAAR DER CULTUREN. Ik woonde toen in de Aalmoezenierstraat in Antwerpen. De jaren 90 tig.   http://www.anamorfose.be/verf/misc-images/verf-t-i-r-e

verf ed: Contemporary interdisciplinair ArtTIST, nen tjolder, nen dommekloot
7 1

Raar

Veelal hoor ik -wanneer ik op straat loop- dat ik raar ben. Ze hebben gelijk verdomd! In deze tijden waarin iedereen mag en precies moet 'freaken' zijn mensen die nog gewoon doen en nuchter met beide voetjes op de grond staan een zeldzaamheid en unicum geworden. Ze worden haast als aberrant beschouwd zulke mensen waar mee ik mezelf identificeer.  Lang dacht ik: 'staat er op mijn hoofd zot, gek, ik heb drugs, seut, nerd,.... geschreven'? Mensen plakken anderen graag etiketjes op. Ik voel me totaal vrij van labels, bedankt. En als ik mezelf een label wil opplakken kan ik dat perfect zelf. Dat hoeven jullie niet in mijn plaats te doen.  Uit miserie en ellende bleef ik gewoon jaren lang aan die verdomde sigaretten en tabak hangen. Drugs en alcohol is voedsel voor de armen en schralen. Ik weet dat ik niet zo ben. Ik heb twee universitaire diploma's, mijn innerlijk gedachtengoed koester ik en ik ben perfect in staat om wetenschappelijk te redeneren. Door omstandigheden die ik totaal niet in de hand had heb ik pech gehad en word ik door anderen aanzien als nietsnut, profiteur, parasiet... Weer die vooroordelen en etiketjes opplakken. Waarom?  In deze tijden is gay zijn totaal ok, uitfreaken moet, en vooral niet voor jezelf nadenken. Je mag geen racist meer zijn, dat is totaal fout, en op iemand zijn gezicht kloppen mag ook niet. Telkens ik het radio journaal opzet hoor ik niets anders, hoeveel mensen met een kort lontje weer eens blijk hebben gegeven van het zoveelste geval van agressie. Tja de tijden zijn inderdaad onherroepelijk veranderd. Veel mensen kunnen of willen niet meer mee. Je zou voor minder uit pure ellende en miserie je toevlucht zoeken tot drugs en alcohol....

Canniball
13 1

Een gedacht over A.I.

Iemand zei ergens dat in 2027 artificiële intelligentie beter zou zijn dan de mens op elk terrein. Dat zal dan gaan van literatuur, poëzie, scriptwriting, programmeren, planning, auto’s besturen, websites maken, wiskunde en wetenschap, grafisch ontwerp, tot lesgeven, om maar een beperkte opsomming te geven. Ik vermoed dat het niet eens overschatting is. Het gaat ontzettend hard nu. Ik herinner me dat huisgenoot Alex me aan de toog van Hotel Columbo de eerste probeersels toonde van door een LLM aangevulde tekst. Dat was ongeveer drie jaar geleden, had zijn beperkingen, maar was toch al spectaculair. Het deed me toen al denken aan een uitspraak die ik ooit las in de psychoanalyse, misschien een vage kritiek op Descartes’ Je pense donc je suis. ’t Kwam erop neer dat je niet kan zeggen: “Ik denk”, maar dat een juistere formulering is: “Ik word gedacht”. De idee is dat je als mens vanaf je geboorte wordt ondergedompeld in de taal, alle eerste woordjes en zinsneden van je ouders, leerkrachten, de voltallige kennis die je vergaart, komen in de vorm van taal naar je toe. Die taal kan je gebruiken om je mening te vertolken, waarbij je onvermijdelijk de dingen gaat napraten die je elders hoorde, of er een persoonlijke synthese van maakt. Maar in hoeverre is die synthese een mening van jou? Misschien is het net de combinatie van in je leven gehoorde feiten en opinies die jouw persoonlijkheid bepalen. Uiteindelijk zijn wij allemaal automaatjes die een hoop input over ons heen krijgen die ons vormt, waarna we zelf een van de megafoontjes worden die de boodschap verder verspreiden. Ik had het geluk het nogal gemakkelijk te merken bij een familielid, die altijd tamelijk letterlijk napraatte wat ze van anderen had gehoord, daarmede een soort evidentie en waarheid aan haar opinie gevend. Het is de meest eenvoudige vorm van het systeem in werking, maar of je nu letterlijk dingen papegaait (zoals betogers graag doen), of er een complex proces aan te pas komt waarbij tegenstrijdige meningen aan de hand van alweer andere principes of opinies tegenover elkaar worden afgewogen en ofwel de beste gekozen wordt, ofwel een nieuw compromis tot stand komt, het is een proces dat buiten onze wil gebeurt. Wij zijn de papegaaitjes, de hardware waarop de software van de taal zijn gang gaat. In de relativeringen die ik vaak hoor over de mogelijkheden van A.I. zit altijd de als vanzelfsprekend genomen evidentie dat er bepaalde dingen zijn aan het menselijke intellect (creativiteit, gevoelens, bewustzijn, ...) die een kunstmatige intelligentie nooit zal kunnen imiteren, laat staan zelf bereiken. Ik gebruik hierboven met opzet ‘vanzelfsprekend’, want ook de aangenomen superioriteit van de menselijke geest is precies zo een opvatting die we meegekregen hebben vanuit onze talig geconstrueerde cultuur, iets dat ‘in ons spreekt’ zonder dat wij het zelf bedacht hebben. En het zit diep, ook bij harde wetenschappers zit onbewust nog die substroom van eeuwen geleden. Tegen beter weten in zit ook in hun wereldbeeld een spoor van het Cartesiaanse dualisme, de idee van een bewustzijn dat losstaat van het materialisme, het geloof in een Götterfunk, een ziel. Mij lijkt het menselijk bewustzijn niet meer dan een emergent fenomeen, een optelsom van onze behoeftes en instincten als biologisch wezen, bespeeld door de constante interactie met alle talige informatie om ons heen. En laat nu net een LLM dat doen, de miljoenen en miljarden beschikbare producten van taal, zowel gesproken als geschreven, door zich heen laten vloeien en er nieuwe combinaties mee maken, in interactie met menselijke gebruikers. Ik durf vermoeden dat het grootste onderscheid tussen mens en machine is dat de computermodellen geen levensnoodzakelijke behoeftes hebben, zoals een baby die bijvoorbeeld wel heeft, de afhankelijkheidsrelatie waardoor die gedwongen is door dat middel van de taal steeds in contact te treden met de buitenwereld. Spectaculair zou het echter kunnen worden wanneer je een A.I.-systeem voor zijn elektriciteitsvoorziening en rekenkracht afhankelijk maakt van hetgeen hij produceert. Maar goed, dat is speculatie. In essentie komt het hierop neer. De reden waarom we échte creativiteit en - nog een stap verder - zelfbewustzijn, nooit verwachten van artificiële intelligentie, is niét omdat we de mogelijkheden van A.I. onderschatten. Het is omdat we het bijzondere van die kwaliteiten bij de mens overschatten. De twee zitten echter veel dichter bij elkaar dan we denken en de kans is groot dat we een stuk sneller dan verwacht ook op de terreinen waar we ons zo uniek, spiritueel en superieur voelen, onze gelijke zullen moeten erkennen.

Pvw
20 0